Guus Schrijvers

Welcome to Guus Schrijvers

Case management, als netwerkzorg niet meer lukt

Interview met Leo Kliphuis op 31 oktober

Bij mensen met dementie werkt case management goed. Maar Nederland gaat dat niet meemaken. Want dat kan financieel niet. Alleen voor de aller kwetsbaarste is case management betaalbaar. Ik kom dan uit op toepassing van het Kaiser Permanente model (zie afbeelding).

Van de mensen met chronische aandoeningen, en ook dementie, ontvangt 70 tot 80% gewone zorg van de eerste lijn. Leidt de aandoening tot beperkingen en hoger risico op complicaties dan zijn zij aangewezen op een zorgprogramma. Is er sprake van multimorbiditeit, eerst dan is aan de orde het inzetten van een case manager voor de coördinatie van alle hulpverlening. Kijk, dit jaar nemen 4,5 miljoen Nederlanders deel aan een Cardiovasculair Risico Management (CVRM) Programma. Daaronder vallen vele personen voor wie alleen reguliere eerstelijn zorg voldoende is. Enkelen hebben meer zorg nodig. Ja, velen mensen met chronische aandoeningen kunnen met ietsjes minder zorg toe en enkelen hebben veel meer nodig.

Aan het woord is Leo Kliphuis. Sinds 1995 houdt hij zich bezig met vernieuwingen in de eerste lijn. Hij komt in het hele land en is toezichthouder van organisaties in Maastricht, Leiden en Eindhoven. Vooral de diagnostiek en regionalisatie in de eerste lijn heeft thans zijn aandacht. Ik interview Leo vanwege het congres Continuïteit en regionalisatie in de eerste lijn van de jaren twintig-twintig, dat op 6 maart 2020 plaatsvindt. InEen directeur Anoeska Mosterdijk en Almeerse huisarts Vera Kampschoer ontwierpen het programma met tal van plenaire sprekers. Leo is de tweede in een interviewreeks die dient als voorbeschouwing. Het eerste interview met Anoeska Mosterdijk tref je hier aan.

Tien ziekenhuizen ondersteunen samen de eerste lijn

Huisartsen hebben voor hun diagnostiek een of twee keer per dag behoefte aan een snelle raadpleging van een specialist. Allerlei digitale hulpsystemen worden slecht gebruikt. Denkbaar is een call center waar naar een huisarts belt, dat snel de telefoon opneemt en een verbinding legt met bijvoorbeeld een reumatoloog die voor tien ziekenhuizen de eerste lijn adviseert. Dat is op dat moment de reumatoloog-van-dienst voor digitale en telefonische advisering aan de eerste lijn. Die beantwoordt de vraag van de huisarts: wel of niet insturen? In Maastricht bestaat ambitie om dit van de grond te krijgen. Ook Zorgdomein probeert op dit moment in die richting iets te ontwikkelen. Maar het is nog niet optimaal. Overigens, ziekenhuistransferpunten zouden samen moeten gaan met het regelen van het Eerstelijnsverblijf in acute situaties. Ook daarvoor is digitale ondersteuning  en samenwerking tussen ziekenhuizen en VVT-sector noodzaak.

Wel één medisch dossier maar

Op de curatieve as zie ik specialisten en huisartsen toegroeien naar één dossier. Misschien gebruik ik nu het verkeerde woord en moet ik spreken van Persoonlijke Gezondheids Omgeving of van een Persoonlijke gezondheidsdossier. Het gaat er mij om dat artsen een gezamenlijk dossier gaan voeren. Als zij informatie daaraan toevoegen gaat er automatisch een allertering naar andere behandelaars en naar de patiënt. Ik schat in dat de gemiddelde Nederlander daartegen geen bezwaar heeft. In de samenleving bestaat minder draagvlak voor uitwisseling  van gegevens tussen het medische domein en het sociale domein. Dat is een brug te ver. Zoiets is wel mogelijk op lokaal niveau. Stel een POH jeugd en haar huisarts hebben goede verwijsafspraken met het sociale jeugdteam. Nou dan ligt het voor de hand dat er informatie wordt uitgewisseld. Ouders en kind hoeven dan niet iedere keer opnieuw hun verhaal te vertellen. Dit hoeft je niet landelijk te regelen. Gezamenlijke dossiervoering van huisartsen en specialisten wel.

Wijkverpleegkundigen wil graag met één huisarts samenwerken

Al zo lang ik in de eerste lijn werk en overal waar ik kom, merk ik dat wijkverpleegkundigen graag met een of meer eigen huisartsen werken. Zij zijn dan samen met de huisartsen present in de wijk. Er kunnen hechte vertrouwensrelaties ontstaan. Het stelsel van marktwerking hindert dit enorm. Zorgverzekeraars kopen huisartsenzorg anders in dan wijkverpleging, hoewel ze beide uit dezelfde Zorgverzekeringswet betalen. Ik hoop dat regionalisatie van de eerste lijn leidt tot meerjaren-afpraken tussen partijen over gezamenlijke inkoop van huisartsenzorg en wijkverpleging. Hiervoor is geen stelselwijziging nodig. Het wordt wel makkelijker als ook zorgverzekeraars regionaliseren. Aan de andere kant: je moet een boeman houden die op de kosten en de kwaliteit van zorg let vanaf de inkoop van zorg, tijdens de patiëntenzorg en na afloop: blijven patiënten inderdaad langer thuis, in waardigheid en met snelle hulp bij plotselinge verergering van de kwaal?

Kwaliteit en governance gelijktijdig oppakken

Continuïteit en toegang tot de eerste lijn zijn belangrijke kwaliteitskenmerken. De eigen beroepsgroep, in de toekomst een multidisciplinair regionaal bestuur, de inspectie IGJ en de zorgverzekeraar zijn partijen die daaraan minimumvereisten stellen. Het beste is als zij dezelfde eisen tellen. Maar als ze dat doen, dan komt onmiddellijk de kwaliteitsborging zeg maar de governance om de hoek kijken.  Ik kan dat niet los van elkaar zien. Dan komen vragen aan de orde als: hoe weten we of aan de minimumkwaliteit wordt voldaan? Is er voldoende scholing geweest over het hanteren van die kwaliteitsvereisten? En hoe wordt bij de zorginkoop rekening gehouden met deze vereisten? Hoe dat op regionaal niveau moeten verlopen, dat weet ik nog niet.

Wat moet op het congres op 6 maart zeker aan de orde komen?

Eigenlijk alle punten die ik hierboven noemde, maar dan wel in de verpakking van goede voorbeelden. Over onderwerpen als de Kaiser Permanente driehoek, één medisch dossier; logistieke organisatie; samenwerking wijkverpleging en huisartsen, kwaliteitsborging daarover is het laatste woord nog lang niet gezegd. Door steeds maar weer ervaringen uit te wisselen tussen onderzoekers, veld en beleid komen we met de eerste lijn de jaren twintig-twintig goed door. Ik wens Anoeska, Vera en jou veel succes toe met het congres.

Dit interview is het tweede uit een serie die voorafgaat aan het congres Regionalisatie en continuïteit in de eerste lijn. Het eerste interview met InEen directeur Anoeska Mosterdijk verscheen 2 november in deze Nieuwsbrief. Het congres vindt plaats op 6 maart 2020. Klik hier voor meer informatie.