Patiënten, cliënten, mantelzorgers en hun hulpverleners weten vaak niet bij welke instantie ze precies moeten aankloppen als ze langdurige zorg nodig hebben. Ze worden geregeld van het kastje naar de muur gestuurd. De vier verschillende zorgwetten, regels en geldpotjes staan te vaak centraal, in plaats van de burger. Dit blijkt uit het rapport Zorgen voor burgers uit mei 2018 van de Nationale Ombudsman: ‘Hoewel de overheid de zorg dichter bij de burger wilde brengen, is versnippering ontstaan. Dat komt door systeemdenken in wet- en de regelgeving en door de zorg- en dienstverlening over meerdere wetten te verdelen met alle bureaucratische rompslomp van dien.’
Geen nieuwe wetgeving
De organisatoren van dit congres hebben het pad verlaten om te pleiten voor nieuwe kaderwetgeving waarbinnen de Jeugdwet, de Wet Maatschappelijke Ondersteuning, de Wet Langdurige Zorg en de Zorgverzekeringswet op elkaar worden afgestemd. Hier is het betere de vijand van het goede. Want nieuwe wetgeving (1) duurt zes tot acht jaar, (2) veroorzaakt weer nieuwe implementatie-problemen en (3) biedt geen garantie dat er dan minder bureaucratische rompslomp optreedt.
Minder rompslomp en bureaucratie
Beter is het om te kijken naar
1. goede voorbeelden die hier en daar beschikbaar zijn en nu al leiden tot minder versnippering en rompslomp en
2. Partijen die betrokken zijn of uitvoerder de ruimte te geven zélf met praktisch voorstellen tot afstemming en/of samenwerking te komen of reeds bestaande jurisprudentie te benutten.
Goede voorbeelden van goede toegangWel nu, op het congres goede toegang tot ouderenzorg bieden alle sprekers óf goede voorbeelden óf ze gaan in op de ruimte die de wetten in hun teksten of in de jurisprudentie toch bieden voor onderlinge afstemming. Dat congres vindt plaats op 16 april in het stadion Galgenwaard te Utrecht. Voordat wij hieronder hier nader op ingaan, volgt een opsomming van de wetten die, gedeeltelijk of geheel, gaan over langdurige zorg. Onder dit laatste verstaan wij op dit congres de langdurige ouderenzorg en de gehandicaptenzorg, waaronder ook die aan kinderen. De langdurige geestelijke gezondheidzorg blijft buiten beschouwing.
Centrale vragen op het congres
Het congres geeft antwoorden op twee centrale vragen:
- Welke goede voorbeelden geven experts en collega’s?
- Hoe ga ik goed om met de jurisprudentie van de vier wetten die gaan over toegang en afstemming van langdurige zorg?
Vier wetten
De vier genoemde wetten en hun afstemmingsproblemen zijn de volgende:
Eigen regie en inzet mantelzorg NIET van belang
De Wet Langdurige Zorg (Wlz) is erop gericht lichamelijke- en andere beperkingen op te heffen die levenslang blijven en op alle levensgebieden invloed hebben. Eigen regie en inzet van mantelzorgers komen minder aan de orde. Dat sluit niet aan op de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo) en de Jeugdwet, waarin eigen regie juist wel centraal staat. En als mensen langdurige beperkingen hebben en toch willen participeren, op welke wet doen zij dan in eerste instantie een beroep? En hoe verhoudt zich het Volledig Pakket Thuis binnen de WLZ zich tot Eerstelijnsverblijf en wijkverpleegkundige zorg van de Zorgverzekeringswet? Dit gebrek aan afstemming veroorzaakt veel ergernis bij cliënten, mantelzorgers, professionals, onafhankelijke cliëntondersteuners en CIZ-indicatiestellers.
Eigen regie en inzet mantelzorg WEL van belang
De Wmo beoogt eigen regie en participatie van cliënten te bevorderen. Wijkverpleegkundigen in de Zorgverzekeringswet doen hetzelfde. Maar zij zitten meestal niet in het sociale wijkteam van de Wmo. Ook hebben zij een eigen team van verzorgenden om zich heen die bij cliënten over de vloer komen. Dat zijn weer anderen dan de huishoudelijke hulpen van de Wmo. De Wlz, de Zorgverzekeringswet en de Wmo: in de praktijk ontbreekt vaak afstemming.
Maar wijkverpleging valt onder de Zorgverzekeringswet
De Zorgverzekeringswet betaalt huisartsenzorg, praktijkondersteuners bij huisartsen, wijkverpleegkundigen, eerstelijnsverblijf en geriatrische revalidatie. Dat is meestal zorgverlening met een tijdelijk karakter. Maar wat te doen, als die tijdelijke zorg toch permanent nodig is? En als cliënten langdurig wijkverpleging nodig hebben, doen zij dan een beroep op het Wlz-thuispakket of op een samengesteld pakket van de andere wetten? Wordt wel in alle gevallen op de juiste, zorggronden gekozen of spelen financiële overwegingen mede een rol? Hoe is de onderlinge samenwerking tussen al deze spelers vormgegeven
18-minners en 18-plussers en de kloof blijft maar voortbestaan
De Jeugdwet bekommert zich onder meer om kinderen met verstandelijke en/of lichamelijke beperkingen. Deze wet tracht welzijn, zorg en onderwijs te integreren. Op papier is dat natuurlijk uitstekend. Maar hoe vindt de aansluiting met de Zorgverzekeringswet, de samenwerking met de huisarts, en het vervoer van huis naar zorginstelling plaats? En kan de bekende kloof tussen 18-minners (die onder de Jeugdwet vallen) en de 18-plussers (die met de Wmo te maken hebben) in de praktijk toch gedicht worden?
Een aantal sprekers uit de kring van het Ministerie van VWS, de zorgverzekeraars en de rechtspraak gaat in algemene zin op bovengenoemde problematiek.
De goede voorbeelden
Op dit congres komen de volgende goede voorbeelden aan bod:
- Het verbeteren van de afstemming van de wetten voor langdurige zorg via een wijkcoöperatie (Bart Bongers)
- Zorgcoördinatie: één fysieke zorgmeldkamer. Ervaringen uit Zwolle en Twente (Douwe Hatenboer)
- Geintegreerde PGB’s: de laatste stand (Aline Molenaar)
- Betaling en ondersteuning aan mantelzorgers, de laatste stand (Natalia Vermeulen)
- Afstemming in de praktijk van de drie wetten voor de indicatiestelling rond personen met dementie (Monique Spierenburg)
- Één sessie met goede voorbeelden die thans lopen. Deelnemers kunnen zich hiervoor aanmelden.
Let op: de drie plenaire sprekers plaatsen enkele kanttekeningen bij deze goede voorbeelden en geven aan welke ze nog missen.
Tijdens de plenaire afsluiting vormen deze goede voorbeelden het eerste agendapunt. Aan de orde komen de volgende vragen:
1. Zijn de goede voorbeelden voldoende om bureaucratie en rompslomp te verminderen?
2. Op welke manieren is de nationale opschaling van de goede voorbeelden te versnellen?
De jurisprudentie
De volgende sprekers bersteden aandacht aan jurisprudentie die afstemming tussen de wetten meer dan aanvankelijk mogelijk maken:
- De jurisprudentie in brede zin rond afstemming van de vier wetten, Plenaire spreker Elly Koning, advocaat bij Lex Sigma health care advocaten te Amsterdam.
- Één sessie met flitspresentaties over jurisprudentie over meer samenhang in de wetten: Gewonnen en verloren rechtszaken. Deelnemers kunnen zich hiervoor aanmelden.
- Openbaar spreekuur waarin congresdeelnemers casuïstiek kunnen voorleggen (Zorgverzekeraar, CIZ en Gemeente)
- Met Bestuurlijke ongehoorzaamheid kom je een heel eind (Hans Adriani Wethouder Nieuwegein)
Let op: de drie plenaire sprekers plaatsen enkele kanttekeningen bij de jurisprudentie en geven aan welke uitspraken door de rechter ook elders van belang zijn.
Tijdens de plenaire afsluiting vormt de jurisprudentie het tweede agendapunt. Aan de orde komen de volgende vragen:
(1) Biedt een andere interpretatie van bestaande wetgeving voldoende ruimte voor variatie per patiënt en per regio?
(2) Of zijn toch wetswijzigingen nodig?
(3) Bestaat er casuïstiek die nog onvoldoende door rechters zijn getoetst?
(4) Leiden eigen bijdragen (die tussen de wetten sterk verschillen), tot professioneel ongewenste instroom of ongewenste weigeringen door cliënten om van een tot wet gebruik te maken?
Voor het volledige programma klik je hier .