Geluk van de jeugd onder druk door school en minder door thuis

Jongeren ervaren het vaakst stress door school en minder door thuis of social media, dat zegt UNICEF op basis van een  onlangs gepubliceerd rapport Geluk onder Druk dat 160 pagina’s telt. Eerste auteur is Marloes Kleinjan. Guus Schrijvers interviewt haar erover, nadat hij eerst het stuk heeft samenvat.   

Conclusies en aanbevelingen van de Unicef studie

Kleinjan en haar zes collega’s van het Trimbos instituut, Stichting Alexander en de Universiteit Utrecht  voerden geavanceerde statistische analyses op grote bestanden over de jeugd tussen tien en achttien jaar.  Het is een prestatie, zeg ik, dat zij deze bestanden  wisten te koppelen en verbanden en trends konden toetsen. Daarnaast hield de onderzoeksgroep 25 diepte-interviews, organiseerde focusgroepen en deed ze actie-onderzoek door scholieren drie weken te volgen. Op basis van al deze deelonderzoeken trekken zij vele boeiende conclusies. Ik beperk mij tot de punten die interessant zijn voor jeugdprofessionals en  beleidsmakers bij zorgaanbieders, gemeenten, zorgverzekeraars en nationale instanties.

  • Het mentaal welbevinden van jongeren door de jaren heen blijft relatief stabiel. Ook het percentage jongeren dat verhoogd scoort op emotionele problemen blijft gelijk. De ervaren druk door schoolwerk is de afgelopen tien jaar behoorlijk gestegen en blijft tussen 2017 en 2019 hoog. Stress wordt door jongeren voornamelijk ervaren vanuit school en huiswerk en in interactie met leeftijdsgenoten, minder vanuit de thuissituatie of door sociale media.
  • De kwantitatieve onderzoeksresultaten over stress en druk onder jongeren laten zien dat bijna de helft van de 16-jarigen druk ervaart door schoolwerk. Daarnaast ervaren bijna één op de drie jongeren tussen de 12 en 16 jaar druk om aan hun eigen of andermans verwachtingen te voldoen (prestatiedruk). Leerlingen uit groep 7 en 8 van het basisonderwijs ondervinden de meeste stress van de mening van anderen, gevolgd door stress van huiswerk of school.
  • Jongeren zien veel positieve aspecten aan sociale media. Deze vormen voor  hen een vorm van sociale steun, wat juist een belangrijke beschermende factor is voor het mentaal welbevinden.
  • Driekwart van de jongeren ervaart een hoge mate van floreren. Twee derde van de jongeren noemt veerkracht en een sterke eigenwaarde. Een minderheid van de jongeren maakt zich zorgen over de toekomst (minder dan 10 procent). Die zorgen zijn het grootst bij jongeren in het voortgezet onderwijs (20 procent). Kinderen uit onvolledige gezinnen floreren over de hele linie minder.
  • Ook jongeren met een migratieachtergrond floreren minder. Zij ervaren meer stress, minder sociale steun en een goede gezondheid en meer druk door schoolwerk dan jongeren met een Nederlandse achtergrond.
  • Meisjes ervaren vaker emotionele problemen dan jongens.  Op het voortgezet onderwijs zijn zij minder tevreden met hun leven. Daarnaast rapporteren meisjes vaker dat hun eigenwaarde afhankelijk is van anderen (sociale vergelijking). Wel vinden  zij  vaker dan jongens dat er naast school voldoende vrije tijd overblijft.

Tot zover enkele conclusies. Marloes Kleinjan leidde de studie. Haar hele carrière houdt zij zich al bezig met de mentale gezondheid en middelengebruik van de jeugd, waarbij epidemiologie en preventie haar grootste interesse hebben.  Zij leidt het Programma Jeugd  van het Trimbos Instituut met tal van boeiende  projecten en onderzoeken.  Daarnaast is zij één dag in de week hoogleraar bij de Universiteit Utrecht met als leeropdracht Youth Mental Health Promotion. Ik stelde haar enkele vragen over bovenstaande bevindingen.

Wat kunnen jeugdprofessionals met de Unicef studie?

‘Wie in het onderwijs, het sociale domein, eerste lijn of de ggz werkt met jeugd moet weten hoe het staat met de mentale gezondheid van jongeren. Binnen dit Unicef rapport gaan we er van uit dat mentale gezondheid niet alleen gekenmerkt wordt door de afwezigheid van mentale problemen, maar ook door het ervaren van floreren (blijheid, een goede kwaliteit van leven, zingeving en betekenis), eigenwaarde (zelfacceptatie, zelfvertrouwen, autonomie, jezelf kunnen zijn) en veerkracht (herstel na stressvolle gebeurtenis en omgaan met moeilijke situaties). Het zou mooi zijn wanneer elke professional bijvoorbeeld een huisarts, onderwijzer, sociaal werker, voetbaltrainer en eigenlijk ook ouders zelf een beeld hebben van zowel de kenmerken als de beschermende en risicofactoren van mentale gezondheid en dat zij kunnen signaleren als bij een kind de mentale gezondheid achter uitgaat. Zij hoeven niet allemaal hulp aan te bieden. Het gaat bij tekort schietende mentale gezondheid om vroegtijdig signaleren, bescherming en steun bieden, druk en stress verlagen en gerichte hulp en doorverwijzen bij ernstige klachten.

Wat hebben beleidsmakers aan de Unicef studie?

 ‘Modern beleid maken gebeurt vaak op basis van cijfers en casuïstiek.  Ons onderzoek biedt belangrijke landelijke en regionale aanknopingspunten om de mentale gezondheid van jongeren te verbeteren  Nu zijn onze nationale bevindingen waarschijnlijk niet altijd één op één te vertalen naar inwoners, leerlingen  of verzekerden uit een bepaalde regio. Maar gemeenten of zorgverzekeraars kunnen ook een eigen beeld  opstellen van de mentale gezondheid van de jeugd in hun verzorgingsgebied.  Ik begrijp wel dat niet iedere gemeente of zorgverzekeraar complexe statistische analyses kan uitvoeren per regio. Maar er kan meer dan tot nu toe, bijvoorbeeld met behulp van de epidemiologen en data van de GGD of databestanden van diverse instanties.’

De lezers van deze Nieuwsbrief zijn vooral geïnteresseerd in zorgvernieuwing. Heb je een boodschap voor hen op basis van het rapport?

‘O ja, zeker. Investeer in een getrapte, sluitende, ontwikkelings- sensitieve en evidence-based preventielijn. De nuldelijn betreft het intact houden van de mentale gezondheid van de jeugd door beschermende factoren te versterken en risicofactoren te verkleinen. Professionals en ook ouders zouden, waar nodig, competentie moeten verwerven om die bescherming nog beter te bieden en eigen ondermijnende verwachtingen te reduceren. Verder kan de nuldelijn signaleren, wanneer kinderen dreigen om te vallen en niet meer lekker in hun vel zitten.  De eerste lijn bestaat uit professionals zoals schoolmaatschappelijk werkers, ( praktijkondersteuners-Jeugd van) huisartsen, jeugdverpleegkundigen en jeugdartsen en sociaal werkers van het buurtteam. Die werken nu nog vaak versnipperd. Pas als tweedelijn komt de ggz en de jeugdzorg  aan zet.  Zo’n  opbouw van preventie in lijnen zou ook de kosten kunnen afremmen bij deze laatste twee. Al is het belangrijk te realiseren dat er altijd kosten zullen zijn voor jongeren met meer complexe problematiek en dit is ook nodig, want zij moeten de zorg kunnen krijgen die ze nodig hebben’

In internationale statistieken scoort de Nederlandse jeugd uitstekend. Kan het nog beter dan?

‘Inderdaad horen Nederlandse kinderen tot de gelukkigste ter wereld. Dat komt mede omdat zij veel steun ontvangen van ouders en leeftijdsgenoten. Verder zijn wij een niet-hiërarchisch land en jongeren ervaren hier doorgaans relatief veel vrijheid. Die vrijheid kan een gunstig effect hebben op de mentale gezondheid van de jeugd. Verder valt op dat de score techniek bij het invullen van internationale vragenlijsten per land verschilt. Onze kinderen geven veel zessen, zevens en achten. Weinig uitschieters naar negens en tienen of naar onvoldoendes. Dus mijn antwoord op je vraag: ja, het kan nog beter. Ik denk zeker dat er ruimte is om van onvoldoendes een voldoende te maken en bijvoorbeeld van zevens een acht.’  

Congresagenda

Kijk op de congresagenda van de Guus Schrijvers Academie

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *