Recensie van :”De verloskundige in 2030”, visiedocument van de KNOV, beroepsorganisatie van verloskundigen, 13 augustus 2019. Door Evelien Beentjes, organisatie-ontwikkelaar en coach in de zorg.
Inleiding
De KNOV heeft een visie op de eigen beroepsgroep in 2030 neergezet. Zij schrijft het stuk van binnenuit. Ze pakt hiermee regie over de eigen beroepsontwikkeling, maar past dat wel bij een beroepsgroep die de regievoering van haar klant zo hoog in het vaandel heeft staan en zo nauw met andere beroepsgroepen moet samenwerken?
Visie 2030
De KNOV heeft haar beroepsprofiel dat dateerde uit 2014 aangepast. Uit een onderzoek onder de eigen verloskundigen bleek dat zij zelf als kern van hun vak zien (1) het versterken van het (zelf)vertrouwen van de vrouw, (2) ruimte bieden aan autonomie en zelfbeschikking en (3) het bevorderen/bewaken van de fysiologie. Van hieruit is aan de slag gegaan om in eigen kring richting te geven aan de visie op de verloskundige in 2030. De centrale ambitie is dat in 2030 elke zwangere vrouw wordt begeleid door een verloskundige en dat deze verloskundige bijdraagt aan een positieve zwangerschaps- en bevallingservaring en de beste start voor ieder kind.
De KNOV onderkent bij het verloskundige beroepsprofiel een viertal elementen
1 persoonlijke, continue zorg door een verloskundige voor elke vrouw;
2 medische zorg gecombineerd met sociale verloskunde
3 actief inzetten van technologie
4 het toekomstbestendig invullen van het beroep van verloskundige.
Pluspunten
- Het beroepsprofiel is helder: de KNOV ziet de verloskundige als generalist, voorzien van medische en psychosociale competenties, de spil vormend in de zorg. De KNOV ziet de verloskundige al regisseur binnen het multidisciplinaire netwerk.
- Er wordt uitgegaan van het gedachtengoed van positieve gezondheid (Huber) wat zich vertaalt in het aansluiten van de zorgverlening op de gezondheidsvaardigheden van de vrouw, met de insteek de zelfredzaamheid te vergroten.
- Kennis van het sociale domein wordt actief ingezet om waar nodig andere professionals in te schakelen als dat in het belang is van het kind of de vrouw.
Kritiekpunten
- Hoewel in het de beroepsprofiel de verloskundige als regisseur wordt neergezet wordt deze rol tegelijkertijd ook aan de vrouw toebedeeld: “De vrouw voert de regie over het proces van haar zwangerschap, bevalling en kraambed”. Het conflict tussen deze twee actoren in dezelfde rol wordt niet uitgewerkt waardoor het niet duidelijk is waar shared decision making begint (tussen de vrouw en de verloskundige) en wanneer er dus professionele regie vanuit de verloskundige wordt ingebracht. Daarentegen, wanneer de verloskundige meent dat er sprake is van “sociale kwetsbaarheid”, blijkt regie en initiatief plotseling bij de verloskundige te liggen.
- Daar waar de vrouw regie voert wordt de verloskundige neergezet als “poortwachter” alsof dat een complementaire rol is. Is een poortwachter niet iemand die juist de passage bewaakt en tegenhoudt? …. Regie voert dus eigenlijk. Mag de vrouw niet zelf bepalen dat ze bijvoorbeeld een gynaecoloog wil zien?
Het woord gids, iemand die de weg kent en wijst, zou mogelijk een beter woord zijn.
- Er wordt aangegeven dat de caseload in 2030 lager moet om de kwalitatieve eisen van de relationele zorg te kunnen waarborgen. De urgentie ervan wordt nauwelijks onderstreept en het lijkt in de tekst eerder verbonden te worden aan arbeidssatisfactie dan aan de kwaliteit van zorg. Er wordt achterwege gelaten te benoemen dat het gat dat is ontstaan door het ontbreken van kwalitatief voldoende relationele zorg, nu ingevuld wordt de zgn. doula’s. Hierdoor rukt er nog een beroepsgroep op, die eveneens een regisseursrol claimt.
- Het is de visie van de KNOV dat de medische zorg en ondersteuning moet starten bij vrouwen met een kinderwens. Dit lijkt me nogal medicaliserend.
- De verloskundige wordt niet alleen gezien als regisseur binnen het multidisciplinaire netwerk, maar behoudt, in de visie van de KNOV, in alle situaties haar coördinerend zorgverlenerschap. Ook in situaties met ernstige complicaties die zich afspelen in het ziekenhuis en waarin zij de zorg heeft overgedragen. Zoals het verwoord is door de KNOV lijkt het erop dat dan de gynaecoloog eerder in consult geroepen wordt in plaats van dat er sprake is van overdracht.
Beschouwing
De KNOV heeft duidelijk positie gekozen en van binnenuit neergezet hoe zij het beroep van verloskundige in de toekomst ziet. Dat is verhelderend en ook nuttig omdat je in een netwerksamenwerking alleen kan slagen als alle participanten helder hebben wat zij willen leveren. De visie op het verloskundige beroep in 2030 zou, met haar claim een spilfunctie te willen invullen, een startpunt voor discussie en dialoog moeten zijn. Aansluiting van de verloskundige beroepsgroep op de regie van de vrouw en de professionele bijdragen van andere zorgprofessionals moet nog uitkristalliseren. Het veld van de geboortezorg kent naast de vrouw, de verloskundige ook nog andere beroepsgroepen die op zijn minst ook een deel van de regiefunctie opeisen. Denk aan gynaecologen, maar nu ook aan de doula’s.
Er wordt 17 keer het woord samen gebruikt maar hoe gezamenlijke besluitvorming plaats kan gaan vinden blijft onbesproken. Na het markeren van dit startpunt is het tijd meters te maken om met zowel de vrouw als de andere beroepsgroepen gezamenlijk de regieclaims te bezien, het is duidelijk dat gezamenlijke regie moet worden genomen. Noodzakelijk vervolgstappen zijn dan ook het ontwikkelen van partnerschap en ook meters maken als het gaat om shared decision making. De verloskundige beroepsgroep is met de lancering van dit beroepsprofiel aan zet : wie een spil wil zijn moet een web weven. Werk aan de winkel!