Technologische en sociale innovatie in de ouderenzorg – De impact van COVID-19

Auteur: Harry Woldendorp, 2021 Uitgeverij SWP. Recensie door: Jan Christiaan Huijsman, strategisch adviseur digitale zorg, Zilveren Kruis

Inleiding

Technologische en sociale innovatie in de ouderenzorg’ is een interessante en relevante uitgave in een crisistijd die zowel de kansen laten zien voor versnelde inzet van digitalisering als de complexe opgave van waardegedreven ouderenzorg. Ook de dreiging van een tweede factor waarin scheiding in bevolkingsgroepen plaatsvindt – naast verschillen in gezondheidsvaardigheid nu ook digitale vaardigheid – maakt deze uitgave actueel.

Kenmerken van het boek

De uitgave omvat drie delen;

  1. Contextbeschrijvingen van de impact van COVID-19, digitalisering en informatievoorziening
  2. Positiebepaling van professionals en van cliënten in een digitale omgeving
  3. Inrichting van het zorgsysteem en beschrijving van nieuwe zorgmodellen

Middenin het boek beschrijft Woldendorp een interessante casus uit de praktijk over VVT-instelling De Hoven in Noord-Groningen. In het conclusie-hoofdstuk vat de auteur de ontwerpprincipes en randvoorwaarden voor zinvolle interactie tussen professional en cliënt samen. Een uitgebreide lijst met aangehaalde literatuur en beleidsdocumenten is als bijlage opgenomen. Meer dan de helft van het relatief dunne boek van 140 pagina’s bestaat uit uitgebreide citaten uit andere publicaties. Dat maakt het niet altijd even leesbaar, mede omdat de synthese niet altijd duidelijk wordt. Wel geeft het een uitgebreid beeld van theorie, modellen en beleidsinzichten over de ouderenzorg.

Over de inhoud

 In het eerste deel beschrijft Woldendorp de effecten van de COVID-19 crisis op de inzet van digitale zorg en technologische innovaties. Digitalisering moet onderdeel worden van de normale zorgpraktijk die zelf ook vernieuwing behoeft. Technologische innovatie, professioneel handelen en verbinding met cliënten dienen één geheel te vormen.

In het tweede deel betoogt Woldendorp het grote belang van persoonsgerichte zorg waarbij de professional zich vooral richt op het vergroten van de autonomie en zelfregie van de client. ‘Bijna de helft van de 65-plussers die weinig regie ervaren woont veertien jaar later niet meer zelfstandig. Dat is bijna anderhalf keer zoveel als bij mensen die meer regie ervaren’ citeert hij. De beschikbaarheid van eigen zorgdata speelt daarbij een grote rol, zowel voor de cliënt als mantelzorger.

De relatie tussen professional en cliënt moet veel meer symmetrisch worden in dit verband. Een belangrijk begrip waar Woldendorp frequent aan refereert is variëteit; voor de cliënt moet die lager worden, namelijk door de persoonsgerichte benadering, en voor de professional qua handelingsrepetoire groter, namelijk gericht op de diversiteit aan cliënten. De uitdaging is dan om de digitalisering zo te ontwerpen dat de autonomie en regierol van de cliënt wordt versterkt. Woldendorp maakt niet echt duidelijk hoe dat ook haalbaar is voor de bevolkingsgroep met zowel lage gezondheids- als digitale vaardigheid.

Een interessante reflectie op sociale innovatie is Woldendorp’s behandeling van de presentietheorie. Volgens die benadering komt de professional binnen in de wereld van de cliënt zonder een vaststaande agenda,  gaat uit van de ander en niet alleen van eigen goede bedoelingen. Op narratieve wijze probeert de professional relationeel zorg te verlenen, van ‘doen’ naar ‘er zijn’. Belangrijk is een reflectieve houding. In de interactie staat kwetsbaarheid centraal. In de praktijkcasus ‘De Hoven’ wordt dit op mooie wijze verduidelijkt. Het gaat om een betekenisvol leven;’ ondanks toenemende kwetsbaarheid het eigen leven kunnen leiden, in verbinding met generaties. De Hoven maakt gebruik van de ‘Groninger Welbevinden Indicatoren’ (GWI) welke de volgende acht gebieden omvat; genieten van eten en drinken, lekker slapen en rusten, plezierige relaties en contacten, actief zijn, jezelf redden, je gezond voelen van lichaam en geest en plezierig wonen. Centrale vraag is: waar beleeft u plezier aan? Die GWI-benadering spreekt mij nu al aan en zou goed voor iedereen kunnen gelden lijkt me.

In het derde deel beschrijft de auteur een drietal mogelijke zorgmodellen: zorgnetwerken, waardegedreven zorg en platformtechnologie. Hij ziet een belangrijke rol voor cliënten en zorgprofessionals bij de ontwikkeling van technologische en sociale innovaties, met als doel persoonsgerichte zorg met borging van zoveel mogelijk autonomie en individualiteit van de cliënt.

Conclusie

Woldendorp heeft een interessant boek geschreven over ouderenzorg dat niet zo makkelijk leest maar een belangrijk onderwerp adresseert waarin twee werelden – technologische en sociale innovatie – bij elkaar komen. Er zitten zoveel literatuurcitaten, theorie en modelbeschrijvingen in dat het in eerste instantie moeite kost om er de essentie uit te halen. Ook de samenvattingen achter ieder hoofdstuk dragen daar niet direct aan bij. Maar als je de moeite en tijd neemt om het opnieuw door te nemen en te doorleven groeien de inzichten en ideeën qua toepasbaarheid. Ik kijk uit naar een uitgebreidere publicatie van het onderwerp, mogelijk onder redactie van Woldendorp. Tot die tijd is dit een waardevolle introductie tot een complex en belangrijk onderwerp voor zorgverleners, bestuurders, beleidsmakers en politici.

Kijk op de congresagenda van de Guus Schrijvers Academie: In oktober 2021 vindt het congres over Ouderenzorg thuis, de eerste lijn en corona plaats. Vooraanstaande sprekers delen dan actuele inzichten over deze onderwerpen. Alle congressen van de Guus Schrijvers Academie zijn ook online te volgen!

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *