Guus Schrijvers

Welcome to Guus Schrijvers

Tijd voor een preventieakkoord Mentale gezondheid

Door Paul van der Velpen

Covid heeft diverse sluimerende knelpunten zichtbaar gemaakt; van IC-capaciteit tot noodzaak om obesitas-epidemie te bestrijden. Ook de aandacht voor mentale gezondheid is gestegen op de politieke agenda. Regelmatig verschijnen er onderzoeken die aangeven hoe schadelijk de pandemie is voor mentale gezondheid. Maar mentale (on)gezondheid is een onderwerp dat al voor de coronapandemie op diverse agenda’s kwam, maar weinig politieke aandacht kreeg. Een van de drie belangrijkste opgave voor de volksgezondheid is volgens het RIVM  (de Volksgezondheids ToekomstVerkenning 2018). “De mentale druk op jongeren en jongvolwassenen lijkt toe te nemen, met mogelijke consequenties voor hun psychische gezondheid. Technologieën zoals social media en virtual reality spelen hierbij een rol. Deze brengen nieuwe risico’s met zich mee, maar bieden ook kansen voor de behandeling van psychische aandoeningen.” Belangrijk dat dit expliciet is benoemd. Want wanneer over preventie wordt gesproken, wordt vaak gedacht aan het voorkomen van fysieke chronische ziekten. Minder vaak wordt gedacht aan mentale gezondheid. Maar de roep om een preventieakkoord mentale gezondheid neemt toe. Staatssecretaris Blokhuis heeft 15 oktober jl in een brief aan de Kamer laten weten dat hij gestart is met een verkenning. Op basis van onderzoek en gevoerde gesprekken met de veldpartijen blijkt veel noodzaak en draagvlak te bestaan om gezamenlijk te werken aan een preventieve aanpak in de mentale gezondheid. Hij schetst een aantal vervolgstappen, en zal de Kamer begin 2022 informeren over de verkenning.  De gesprekken heeft hij gevoerd aan de hand van een rapport van het Trimbosinstituut.  Hieronder wordt eerst dit rapport besproken. Daarna volgt bespreking van een ander rapport en wordt een voorstel geformuleerd.

Publieke mentale gezondheid als perspectief

De auteurs van het rapport “samenwerken aan een mentaal gezonde samenleving” kiezen voor een perspectief dat in Nederland nog niet gangbaar is, maar in buitenlandse onderzoeken al wat langer wordt gebruikt (o.a. onderzoek van de groep van William Eaton, John Hopkins university): public mental health. Publieke mentale gezondheid. Daarmee wordt aangesloten bij een perspectief dat ook wordt gebruikt bij de aanpak van fysieke (on)gezondheid in relatie tot publieke gezondheid. Essentie is dat niet alleen wordt gekeken naar individuele factoren (genen, gedrag), maar ook naar omgevingsfactoren: onderwijs, werk, leefomgeving etc. Vanuit dat perspectief is de obesitas-epidemie niet alleen te bestrijden met voorlichting aan individuen over hun leefstijl (al dan niet gecombineerd met medicatie of een maagverkleining), maar is het zaak de obesogene omgeving aan te pakken. Van fastfood tot suikertaks. Bij mentale gezondheid gaat het dus niet alleen om individuele weerbaarheid of veerkracht. In dit rapport wordt bepleit om ook naar de leefomgevingen te kijken: gezonde gemeenschappen, thuisomgeving, woonomgeving, schoolomgeving, werkomgeving en zorgomgeving. En zorg voor een mentaal gezonde levensloop: rondom de geboorte, kindertijd, adolescentie, studententijd, volwassenheid en ouderen. De auteurs presenteren de volgende definitie: “Publieke mentale gezondheid richt zich daarbij op het bevorderen , bewaken en beschermen van de mentale gezondheid van de bevolking of specifieke groepen daaruit door aan te grijpen op determinanten van gezondheid. Denk aan het versterken van beschermende factoren voor mentale gezondheid, het terugdringen van risicofactoren, en de vroegsignalering van beginnende problemen en stoornissen bij diverse leeftijdsgroepen en in diverse leefomgevingen. Een krachtig beleid of effectieve aanpak bestaat uit een mix van verschillende maatregelen, volgens de pijlers van de integrale aanpak: voorlichting en educatie, signalering en ondersteuning, fysieke en sociale omgeving, en regelgeving en handhaving. Bij publieke mentale gezondheid gaat het tevens om het bewaken van de mentale gezondheid door het monitoren van (indicatoren voor) mentale gezondheid en ongezondheid en de determinanten die daarop van invloed zijn. Daaronder vallen mede het gebruik, de kwaliteit en organisatie van (het stelsel van) preventie , zorg en ondersteuning.  Publieke mentale gezondheid richt zich niet op curatieve of langdurige zorg.”

Vanuit dit perspectief en op basis van onderzoek komen de auteurs tot zestien adviezen, verdeeld over vijf groepen:

1.Investeer in mentale gezondheid, ten behoeve van meer individuele baten maar ook ten behoeve van meer maatschappelijke baten. Zorg dat mentale gezondheid in alle beleidsdomeinen wordt meegewogen (wonen, onderwijs, inkomen, leefomgeving).

2.Gezien het belang van sociaal economische determinanten voor mentale gezondheid dient de focus uitgebreid te worden van individu naar maatschappij. 

3.Kies voor een levensloopbenadering in relatie tot leefomgevingen. Iedere levensfase kent risicofactoren en beschermende factoren. De aanpak (promotie en preventie) zal dus per levensfase en per omgeving anders zijn.

4.Het is belangrijk om een op kennis gebaseerde aanpak te gebruiken, met bewezen effectieve interventies die geïmplementeerd worden op geleide van heldere doelen en een duidelijke strategie. 

5.zet in op samenhangende maatregelen. investeren in mentale gezondheid gaat uit van landelijke kaders met lokale en regionale invulling. Landelijke beleidsregie is van belang voor integraal beleid, gericht op het versterken van de samenhang en samenwerking door beleidsdomeinen en zorgdomeinen heen, met een sterke verbinding landelijk-regionaal-lokaal. Het is van belang promotie en preventie van mentale gezondheid te integreren in wetgeving.  

Jongeren en school als voornaamste focus

Vanuit de levensloopbenadering, advies 3, komen we terecht bij jongeren tussen 12 en 24 jaar: 75% van de psychische problematiek wordt zichtbaar in die leeftijdsperiode. (Kessler,S. et.al.)

Hierover gaat het tweede rapport dat in dit verband relevant is, Mentaal Kapitaal.  Door middel van een uitgebreid literatuuronderzoek en kwalitatieve interviews met verschillende perspectieven (beleid, zorgprofessionals, onderwijsvertegenwoordigers, ouders en jongeren) zijn domeinen geïdentificeerd die het welbevinden en de doorgaande leerontwikkeling van jongeren bevorderen of juist belemmeren  en daarmee relevant zijn voor ongezonde schoolstress, prestatiedruk, schoolverzuim/thuiszitten en schooluitval.

In dit rapport worden drie niveaus  van factoren onderscheiden:  

(1)individuele factoren waarin de achtergrond, houding, gedrag, competenties en (school)resultaten van de jongere zelf die beschermend of juist risico verhogend werken in relatie tot schoolgerelateerde problematiek.

(2)omgevingsfactoren:  opvoeding, relaties met leeftijdsgenoten, vrienden of docenten en beschikbare hulpbronnen of aanwezige belemmeringen in het gezin of de school.. Dit is nader uitgewerkt in risicofactoren, zoals bijvoorbeeld financiële problemen, pesten, etc. 

(3) systeemfactoren :  kenmerkend voor instituten zoals scholen, wijken en/of gemeenten, en waarvan het klimaat, de inrichting of het beleid van invloed zijn op het individu. Een vol curriculum, en een online volgsysteem van de prestaties van leerlingen blijken bijvoorbeeld twee van de  vier risicofactoren op systeemniveau. Samenwerking tussen partners rondom zorg op school blijkt bijvoorbeeld één van de drie beschermende systeemfactoren.

Zonder dat de onderzoekers de term publieke mentale gezondheid noemen komen ze op basis van hun studie tot hetzelfde perspectief als het eerstgenoemde rapport. Sterk is dat ze niet stoppen bij een opsomming van losstaande (risico-en beschermende) factoren, maar zich baseren op twee wetenschappelijke theorieën die de factoren in samenhang tot elkaar beschouwen (zelfdeterminatietheorie en het participatie-identificatiemodel).

De auteurs sluiten af met zes aanbevelingen:

1.verlaging van de focus op cijfers en normeringen en de druk op schoolwerk.

2.herwaardering van onderwijsniveau en vaardigheden. Cognitief excelleren krijgt veel nadruk, en vakmanschap lijkt ondergewaardeerd

3.professionalisering van mentorschap en pedagogische kennis leerkrachten

4.Gezondheid en welbevinden meer integreren in het onderwijs

5.bieden van (toekomst) perspectief

6. Wanneer er problemen spelen bij jongeren moet zo snel mogelijk passende zorg worden ingezet om een doorgaande leerontwikkeling mogelijk te maken. Daarbij is vroegtijdige signalering en samenwerking door ouders, school, leerplicht en hulpverlening cruciaal.

Voorstel

Mentale gezondheid verdient structurele aandacht, niet alleen op dit moment vanwege de coronapandemie. Kies bij de herkenning en de aanpak hiervan  publieke mentale gezondheid als perspectief, vergeet de jongeren niet om speciaal aandacht aan te geven, en geef het onderwijs, als 2e opvoedmilieu, een belangrijke rol. Vanuit dit perspectief kunnen ook lessen getrokken worden kijkend naar de vele initiatieven die zijn opgebloeid door het eenmalig steunpakket (200 miljoen voor initiatieven op het gebied van sociaal en mentaal welzijn en leefstijl). En in de brief van 11 november jl kondigt de Staatssecretaris meer activiteiten aan:  in het hoger onderwijs komt een aanpak die gericht is op preventie, vroegsignalering en begeleiding van studenten die te maken hebben met hoge mate van stress, prestatiedruk en eenzaamheid. Bundel deze initiatieven, en de al lopende initiatieven, in een samenhangend nationaal preventie akkoord mentale gezondheid in de volgende regeerperiode. Mogelijke bijvangst zou wel eens kunnen zijn dat de druk op jeugdzorg wordt verminderd.

Kijk op de congresagenda van de Guus Schrijvers Academie: Op 8 april vindt het Congres Geestelijke Gezondheidszorg plaats. Vooraanstaande sprekers delen dan actuele inzichten. Het congres is op locatie in Utrecht of online te volgen!