Acht specialismen hebben een wachttijd voor eerste polikliniekbezoeken (EPB’s) van meer dan vier weken, aldus een recente publicatie van de Nederlandse Zorgautoriteit. Om deze wachttijden te verkorten doet de NZA vier aanbevelingen: 1. burgers beter informeren 2. beter registreren 3. afspraken maken tussen specialisten en zorgverzekeraar en 4. substitutie. Het rapport en haar bijlagen zijn grondig, de aanbevelingen vaag. Ik mis zes punten:
- In Nederland daalde het aantal EPB’s van tien miljoen in 2011 naar acht miljoen in 2015. Stijgt het totale aantal EPB’s in 2017? De NZA zegt niets hierover. Hierop aansluitend: de gemiddelde wachttijd voor alle 23 specialismen bedraagt 3,5 week, aldus het rapport. Acht daarvan zitten boven de Treeknorm van vier weken. Zijn er ook specialismen met leegloop op de poliklinieken? Heeft de NZA hierover meer informatie?
- Na het vaststellen van een diagnose op de poli bedraagt de Treek-wachttijd tot een operatie in de kliniek maximaal zeven weken. Aandacht van NZA en massamedia voor die poli-wachttijden kan leiden tot verkorting daarvan, maar tot verlenging van de wachttijd voor een operatie. Ik beveel de NZA aan beide wachttijden gelijktijdig onder de loep neemt.
- Wie meer dan vier weken wacht op een afspraak met een specialist, heeft vaak een langere periode van ongemak en een grotere kans op tussentijdse verslechtering van de gezondheid. Daarom is een wachttijd allereerst een kwaliteitsaspect van de zorg. De borging daarvan berust bij onder meer de Wetenschappelijke verenigingen, Zorginstituut Nederland en de Inspectie Gezondheidszorg. Deze drie komen nauwelijks voor in de aanbevelingen van de NZA. Het Zorginstituut kan samen met beroepsgroepen richtlijnen over wachttijden ontwikkelen. Bijvoorbeeld: een specialist die zich niet aan de Treeknormen kan houden, biedt een patiënt uit zichzelf aan om door te verwijzen naar een collega met een kortere wachttijd. Als die nieuwe richtlijnen eenmaal zijn vastgesteld in overleg met de beroepsgroepen, kan de inspectie deze gaan handhaven.
- In het NZA rapport noemen patiënten andere maximale wachttijden dan de genoemde Treeknormen. Zij willen binnen twee (en niet vier) weken uiterlijk een afspraak op de polikliniek. En een behandeling moet na een diagnose binnen twee weken (treeknorm: zeven weken) starten. Hier ligt een discrepantie die vraagt om heroverweging van de Treeknormen door professionals, patiëntvertegenwoordigers en overheidsinstanties.
- Het is een oud probleem dat specialisten liever niet willen werken op het platteland. De vorming van regio-maatschappen op het platteland maakt het werken aldaar aantrekkelijker en verkort wachttijden. Ik stel voor dat de NZA hiernaar gaat kijken.
- Tenslotte: Ik ga hier niet in op de kansen op grotere efficiëntie voor poliklinische consulten via digitale ondersteuning. Daarover schreef ik al eerder een bericht op deze website.
Save the date
Op donderdag 15 februari 2018 vindt het nationale substitutiecongres plaats. Dat gaat onder meer over het terugdringen van wachttijden van specialisten door samenwerking met huisartsen en andere eerstelijners. Reserveer je alvast de datum? Meer informatie hierover volgt in de herfst.
Dit bericht verscheen eerder (in aangepaste vorm) als blog in het vakblad Zorgvisie.