Een ziekenhuis besturen is het leukste wat er is, maar ik durf te stellen dat het ook hoort tot de moeilijkste functies die er zijn. Welke bestuurder kan 20 pingpongballen tegelijk onder water houden? Er is altijd wel een pingpongbal die naar boven schiet en waar een bestuurder over kan struikelen.
Versimpeld zie ik vier verantwoordelijkheden voor de kwaliteit van zorg, die ieder op zich al 20 pingpongballen vertegenwoordigen:
1. De ziekenhuisbestuurder moet er allereerst voor zorgen dat de dagelijkse basiskwaliteit van zorg op orde is. Voldoet het ziekenhuis aan de accreditatie-eisen, de 10 thema’s van het voormalige VMS-programma (patiëntveiligheid), de toezichtkaders van de inspectie (zoals voor de OK, IC, SEH, medicatie, hoofdbehandelaarschap, medische technologie, calamiteitenafhandeling, governance), de normen van de vele patiëntorganisaties, de eisen van zorgverzekeraars, enz?
Het ziekenhuis is direct in de problemen als blijkt dat onverwacht (?) hier of daar de basiskwaliteit niet op orde is.
2. Het ziekenhuis is geen geïsoleerd bolwerk meer van medisch-specialistische zorg. De tweede opdracht voor de bestuurder is dan ook om samen met de medische staf, zijn team en de externe stakeholders keuzes te maken over het functiepakket van het ziekenhuis: wat doen we wel en vooral: waar stoppen we mee? Hoe zorgen we voor continuïteit van zorg van en naar de eerstelijn en de care? Wat is de positie van het ziekenhuis in relatie tot de basisziekenhuizen, centrumziekenhuizen, topklinische ziekenhuizen en de academische ziekenhuizen? Wat betekent dit voor de basiszorg, de acute zorg, de verloskunde, de chronische zorg, de laag-volume zorg, de high-tech zorg? Deze keuzen zijn niet meer vrijblijvend en hebben grote consequenties voor artsen, verpleegkundigen, vastgoed en financiën. Hier is waardengedreven en visionair leiderschap een voorwaarde voor succesvolle keuzen.
3. Wat is het ambitieniveau van het ziekenhuis? Zijn we tevreden met het voldoen aan de basisvoorwaarden? Willen we gemiddeld scoren, of streven we met elkaar naar het niveau van de ‘best practices’? Willen we ‘het beste ziekenhuis’ worden, of ‘het beste verbeterziekenhuis’? Waar heeft onze patiënt recht op? Wat geeft nieuwe energie aan de artsen, verpleegkundigen en leidinggevenden? Wat maakt het ziekenhuis aantrekkelijk voor nieuwe medewerkers? Wat betekent dit voor leiderschap, ondersteuning, implementatie en dergelijke.
4. Is er nog plaats voor een paar echte speerpunten, waar het ziekenhuis (bovenregionaal) mee aan de weg kan timmeren?
Congres Toekomst Nederlandse ziekenhuiszorg
Ik schets hierboven vooral de ‘wat’-vragen. Daaronder liggen natuurlijk de veel belangrijkere ‘waarom’-vragen, die essentieel zijn voor inspiratie, motivatie en het omgaan met weerstand tegen verandering. Pas dan komen de ‘hoe’-vragen om de gezamenlijk gemaakte keuzen ook werkelijk te kunnen realiseren.
Binnen deze context gaan we op 31 mei op het congres ‘Toekomst van de Nederlandse ziekenhuiszorg: concentratie en spreiding van ziekenhuisfuncties’ vooral in op de tweede vraag. We discussiëren graag met u over uw ervaringen en over de voorbeelden die we in ons land en in het buitenland zien. Wilt u meer informatie over het congres? Klik dan hier voor meer informatie, het programma en de sprekers.
Wim Schellekens, voormalig hoofdinspecteur en ziekenhuisbestuurder
Wat belangrijk is, is in eerste instantie, dat men gaat begrijpen dat er in 2040 in principe nog 50 ziekenhuizen zijn in Nederland. Het is dus m.i. in eerste instantie belangrijk dat er onderling afstemming en afspraken komen over wie gaat wat doen , in plaats van hoe kan ik concurreren met de buurman. In dat laatste geval van we dan, net zoals nu allemaal hetzelfde doen, hetgeen de kosten verder opdrijft. Probeer regionaal te denken en ga vooral samenwerken! Hoe moeilijk dat ook is (vooral voor nu no9dleidende ziekenhuizen).
20 pingpolballen onder water houden is een lastige zo niet onmogelijke klus. De metafoor van 20 ballen in de lucht houden lijkt me beter. Zo moeilijk is dat niet. Een beetje goochelaar houdt na wat oefening zo 10 ballen in de lucht. Vroeger had een ziekenhuis een medisch en een financieel directeur, samen goed voor 20 ballen. Een veel belangrijkere vraag is waarom we ziekenhuizen met zoveel ballen hebben opgescheept, waardoor de complexiteit eigenlijk niet meer te behappen is. Ballen weggooien dus. Veel ballen. En weigeren van nieuwe ballen die telkens weer in het spel worden gebracht. Vereenvoudiging dus, kleinschaligheid helpt daarbij.