Guus Schrijvers

Welcome to Guus Schrijvers

Wijkgerichte Zorg Zuid Kennemerland voorbeeld voor andere regio’s

In Zuid Kennemerland is in 2016 een programma gestart om de zorg voor thuiswonende kwetsbare ouderen te optimaliseren. Naast de huisartsen vervullen de verpleegkundigen ouderenzorg een belangrijke rol in dit programma.

Kwetsbare ouderen

Het doel van het Wijkgerichte Zorg-programma Zuid Kennemerland is om, vanuit het perspectief van de cliënt, een samenhangend systeem voor kwetsbare ouderen in de thuissituatie te ontwikkelen. Om dat te bereiken dient de zorg en ondersteuning in de eigen omgeving van de kwetsbare mensen substantieel versterkt te worden. Het programma is opgezet vanuit het Regionaal Overleg Basiszorg-Specialistische Zorg. Dit is een overlegtafel waaraan 1e en 2e lijns zorgaanbieders uit de regio deelnemen. De uitvoering van het programma is in handen van Kcoetz Wijkgerichte Zorg. Alle zorg en verpleging voor de cliënt wordt op reguliere wijze gefinancierd. De organisatiekosten zijn gedekt door gemeentelijke subsidies en afspraken met zorgverzekeraars.

Verpleegkundige Ouderenzorg

In Zuid Kennemerland zijn ruim 100 huisartsenpraktijken, die allemaal meedoen aan dit samenwerkingsprogramma. De meest kwetsbare ouderen (ongeveer 10-15 patiënten per huisartsenpraktijk) worden begeleid door een Verpleegkundige Ouderenzorg (VO). De VO is een wijkverpleegkundige met extra competenties op het gebied van kwetsbare ouderen. De VO geeft net dat extra stukje begeleiding dat nodig is om goede kwaliteit van zorg bij deze doelgroep te waarborgen. Vanaf 1 februari 2018 kunnen patiënten met dementie ook terecht voor begeleiding door de VO.

Interventie- en Expertteam

Huisartsen kunnen het Interventie- en Expertteam (IET) inschakelen. Het IET bestaat uit Specialisten Ouderengeneeskunde en GZ psychologen (i.o.) die extramuraal actief zijn. Zij werken volgens richtlijnen die het kernteam van het IET opstelt.

Informatiepunt

Cliënten en mantelzorgers van kwetsbare ouderen kunnen voor vragen over zorg en ziekte terecht op een centraal informatiepunt. Dit informatiepunt werkt nauw samen met de gemeenten in de regio. Het informatiepunt is ook bereikbaar voor hulpverleners voor informatie en advies.

Crisisbemiddeling

Het Informatiepunt Wijkgerichte Zorg ondersteunt ook professionals bij crisissituaties. De verpleegkundigen van het informatiepunt zijn geschoold in het uitvoeren van triage, ondersteunen de huisarts in het gebruik van het afwegingsinstrument ELV en fungeren als centraal bemiddelingspunt voor Eerstelijnsverblijf, GRZ en noodbedden PG en somatiek.

In 2017 is er een pilot gestart om een digitaal platform te ontwikkelen voor huisarts, VO en IET. Het doel van dit platvorm is om de digitale communicatie tussen de zorgverleners te verbeteren.

Congres 4 oktober

Tijdens het congres 4 oktober over de samenwerking tussen eerstelijnszorg en sociale wijk- en jeugdteams geeft Marieke Verlaan, Medisch Directeur van Kcoetz Wijkgerichte Zorg, een workshop over dit onderwerp. Naast dit onderwerp zullen er tal van andere interessante voorbeelden van samenwerking tussen sociaal- en medisch domein aan bod komen op dit congres. Interesse? Kijk dan voor het programma, de sprekers en het inschrijfformulier op de congrespagina van de Guus Schrijvers Academie en meld je aan.

Preventie eindelijk in de Zorgverzekeringswet

Vanaf 1 januari 2019 is de gecombineerde leefstijlinterventie (GLI) opgenomen in de Zorgverzekeringswet. Een aan te stellen leefstijlcoach biedt deze interventie aan. De interventie is in te zetten bij mensen met overgewicht en obesitas. De interventies gaan over voeding, bewegen en gedrag. Het doel van de GLI is om chronische ziekten te voorkomen of te stabiliseren.

Leefstijlcoaches

Leefstijlcoaches zijn geen adviseur die alleen maar gezonde recepten aanreiken en lijstjes van sportclubs of van beweegoefeningen verstrekken. Zij zwaaien evenmin met het belerende vingertje. Zij trachten via gesprekken en begeleiding de aanwezige motivatie om af te vallen en meer te bewegen te versterken. Uiteraard gebeurt dit met instemming van de cliënt en is er geen sprake van top down denken.

Wetenschappelijke interventies

Als de motivatie ontbreekt bij de cliënt, stopt de coach. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn bij cliënten met een depressie of bij mensen die zich niet in staat achten om wat dan ook bij te dragen aan de eigen gezondheid. De coaches kunnen alleen wetenschappelijk bewezen, effectieve, interventies inzetten.

Sociale wijkteams

Leefstijlcoaches gaan nauw samenwerken met de sociale wijkteams. Want soms leiden sociale problemen tot verkeerde voeding of tot beweegloze eenzaamheid. Dat kunnen sociaal werkers verwijzen naar de leefstijlcoach. De Gecombineerde Leefstijl Interventie valt onder huisartsengeneeskundig werk. Daarom hoeven cliënten niet in eerste instantie hun eigen risico van 385 euro aan te spreken. Zorgverzekeraars hebben vele eerstelijnsorganisaties gevraagd om zich voor 31 augustus aan te melden met voorstellen voor het inzetten van leefstijlcoaches per 1 januari 2019.

Pilots

De leefstijlcoach is er gekomen dankzij de inzet van twee medewerkers van Zorgverzekeraar CZ, te weten programmamanager Zorginnovatie en gezondheidswetenschapper Madelon Johannesma en medisch adviseur Geert van Hoof. Vanaf 2011 begeleidden zij drie pilots in Zuid Nederland om de GLI uit te proberen. Die drie brachten zij onder in het programma Cool, waarbij de letters staan voor Coaching Op Leefstijl. Deze interventie bleek te werken.

Felicitatie

Daarna stapten zij naar de Nederlandse Zorgautoriteit om de bekostiging mogelijk te maken. Dat lukte. Nu is de financiële regeling gereed en kunnen de coaches van start. Graag feliciteer ik Madelon, Geert, de Raden van Bestuur van CZ en van de NZA met het onderbrengen van deze preventieve interventie in de Zorgverzekeringswet. Het hele proces duurde zeven jaar, maar nu ligt er ook iets goeds op tafel.

Kanttekeningen

De interventie en haar bekostiging vormen een begin. Want eerstelijn en wijkteams moeten nu aan de slag om professionele afspraken te maken. Vragen komen aan de orde over de verwijzing van huisartsen naar coaches. En krijgen deze laatsten dezelfde positie als praktijkondersteuners van huisartsen of andere paramedici in het zorgveld? Hebben huisartsen wel voldoende aandacht om preventie te integreren in hun praktijk? Ze hebben het al zo druk met meer patiënten uit ziekenhuizen vanwege het hoofdlijnenakkoord. Intussen staat ook de bekostiging van hun eigen werk en samenwerking op de tocht. Dit zijn allemaal implementatievraagstukken. Ik verwacht daarom niet dat de eerste lijn al in 2019 veel leefstijlcoaches zal inzetten. Net zoals de huisartsenposten in 2000 zal het wel een paar jaren duren tot een landelijke dekking is bereikt.

Congres wijkteams en eerstelijn

Op 4 oktober lichten Johannesma en Van Hoof de GLI toe aan belangstellenden. Zij doen dat in een parallelsessie op het congres Samenwerking eerstelijnszorg en sociale wijkteams in Utrecht. Hun sessie van een uur bestaat uit vijf onderdelen. 1. Kennismaken 2. Het ontstaan van de GLI 3. De resultaten van de COOL-voorbeeldprojecten 4. De nieuwe financiële regeling 5. Tips voor deelnemers die een leefstijlcoach willen gaan inzetten. Klik hier voor het programma en de sprekers en doe inspiratie op. Zorgverzekeraar CZ en de NZA gaven een goede voorzet, professionals in de wijk en de eerstelijn zijn nu aan zet om deze in te koppen.

Gestructureerde triage verbetert acute GGz

Bij een acute psychiatrische crisis schakelen hulpverleners zoals huisarts, Spoedeisende Hulp, politie of wijkteams een GGZ-crisisdienst in. De norm hierbij is dat 80% van alle patiënten binnen twee uur wordt beoordeeld. Deze norm haalt men vaak niet. Daarom is een nieuw triageprotocol hiervoor ontwikkeld, dat landelijk geïmplementeerd kan gaan worden.

Telefonisch triageprotocol

Uit een landelijke analyse in 2015 door onderzoeksbureau SiRM bleek dat er geen geprotocolleerde triage plaatsvindt bij een acute psychische crisis. Ook bleken er te weinig samenhangende triage-afspraken/-systemen te zijn tussen de verschillende ketenpartners. Crisisdiensten gaven aan dat de GGZ meer met triagecriteria en urgentiegraden zou kunnen werken, waarbij een hogere urgentiegraad voorrang geeft bij de beoordeling. Netwerk Acute Zorg Noordwest en SpoedzorgNet AMC hebben daarom in de loop van 2015 een telefonisch triageprotocol uitgewerkt. Vervolgens is dit protocol geëvalueerd in een pilotonderzoek van het ROAZ bij drie GGz-crisisdiensten.

Positieve resultaten

Het nieuwe protocol bleek patiënten op een juiste manier te spreiden over de gestelde urgentiecategorieën: de meest acute patiënten worden als éérste beoordeeld. Bovendien werden de aanrijtijden aanzienlijk verkort. Dit levert een enorme winst op, zeker omdat de personele en financiële middelen schaars zijn binnen de acute psychiatrie. De resultaten laten echter ook zien, dat het met de huidige capaciteit niet mogelijk zal zijn om bijvoorbeeld 90-95% van de patiënten binnen de norm te kunnen beoordelen.

Verbeteringen

De deelnemende triagisten in de pilot wilden het triageprotocol nog wel wat aanpassen. Zij gaven verschillende verbetermogelijkheden. Uitgangspunt is in ieder geval een geautomatiseerd protocol waarbij in maximaal zes vragen de urgentie en actie vastgesteld kunnen worden. Een belangrijke aanbeveling is om de betrouwbaarheid en validiteit van het hernieuwde protocol in vervolgonderzoek centraal te stellen en de response/registratie te verbeteren.

Spoedzorgcongres

Het triageprotocol voor acute psychiatrische hulp en de implementatie daarvan komt uitgebreid aan bod op het 19e Nationale Spoedzorgcongres op 8 november in Utrecht. Martijn Rhebergen (Onderzoeker acute ketenzorg Amsterdam UMC) en Jeroen Zoeteman (Clustermanager Spoedeisende Psychiatrie Amsterdam) geven een parallelsessie over dit onderwerp. Zij eindigen met een aantal concrete tips om de triage voor de acute GGZ in te voeren. Wil je meer weten over deze parallelsessie of de andere thema’s op dit congres? Klik dan hier.

 

 

Geld volgt zorg in Vlaanderen

Vlaamse burgers met een handicap beschikken sinds 2017 over vouchers waarmee zij bij reguliere zorgaanbieders langdurige zorg inkopen. Die vouchers worden uitgedrukt in zorgpunten. De zorgaanbieder hanteert een tarief per zorgpunt. Dit tarief kan verschillen per instelling. Gemiddeld is een zorgpunt zo’n 900 euro waard. Voor tien zorgpunten bijvoorbeeld, koopt een cliënt een jaar lang wekelijks fysiotherapie in.

Begroting

De zorginstelling heeft van te voren bij de VAPH een begroting ingediend van te maken kosten en van te produceren zorgpunten. De VAPH is vergelijkbaar met de Nederlandse Zorgkantoren. De afkorting staat voor Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap. Een uitgebreide omrekeningstabel vertaalt de diensten van de zorgaanbieders (zoals opnamen, deeltijdopnamen, dagopnamen, fysiotherapie) in zorgpunten.

Flexibel

Als een aanbieder in 2018 minder verpleegdagen maakt en meer dagopnamen, is dat financieel geen probleem. Als de aanbieder maar binnen het begroot aantal zorgpunten blijft. Het aantal begrote zorgpunten is gemaximeerd aan het begin van het jaar. Na afloop vindt accountantscontrole plaats over de juistheid van het gehanteerde puntentarief en van het aantal gemaakte zorgpunten.

Geen eigen bijdragen

Voor de goede orde: In Vlaanderen betalen personen met een handicap zelf voor hun huisvesting en maaltijden. Er bestaan geen eigen bijdragen voor de zorg. In Nederland is dat binnen de Wet Langdurige Zorg anders geregeld. De WLZ betaalt wel voor huisvesting en maaltijden, maar hanteert ook hoge eigen bijdragen.

Werkbezoek

Al deze informatie kwam naar voren tijdens een werkbezoek van een zware Nederlandse delegatie aan de VAPH te Brussel. Twintig vertegenwoordigers van het Ministerie van VWS, de Sociale Verzekeringsbank, Actiz, grote zorgaanbieders, grote zorgverzekeraars en een aantal adviseurs namen eraan deel. Ondergetekende had dat bezoek samen met zijn medewerkers georganiseerd als activiteit van de Stichting Guus Schrijvers Academie (GSA).

Vlaamse burgers met een handicap krijgen sinds 2017 vouchers waarmee zij bij reguliere zorgaanbieders langdurige zorg inkopen. Is dit iets voor Nederland?Persoons Volgende Financiering

De hartelijke gastheren en-dames van de VAPH boden een overvloed aan informatie aan. Zij benadrukten de lange voorbereiding vanaf 2011 vòòr de start van wat zij noemen de Persoons Volgende Financiering (PVF). Hierover publiceerde ik al eerder op deze website. De puntenwaarde van een voucher is gebaseerd op een ondersteuningsplan, dat de cliënt samen met een VAPH-indicatiesteller heeft opgesteld. Cliënten kunnen ook de hulp inroepen van onafhankelijk ondersteuners die werken vanuit patiëntenorganisaties.

Persoons Gebonden Budget

In de toekenning van de voucher is ook opgenomen dat de cliënt kan kiezen voor een cash bedrag, ofwel een Persoons Gebonden Budget. Dan organiseert de cliënt zelf alle zorg. Het bedrag daarvan is lager dan het bedrag in de voucher.

Kans voor Nederland

Aline Molenaar is directeur van Per Saldo, de Nederlandse Vereniging van budgethouders met een PGB. Zij nam deel aan het werkbezoek. Molenaar ziet in het model van de Vlaamse PVF een kans om de Nederlandse PGB-financiering en de levering in natura dichter bij elkaar te brengen. Want als de levering in natura flexibeler wordt met meer invloed van de cliënt, bestaat er minder behoefte aan PGB’s. Alleen mensen die hun zorg zelf goed kunnen organiseren kiezen dan voor een PGB.

Minder regels

De Nederlandse regering en de Nederlandse Zorgautoriteit hebben deze zomer persoonsvolgende bekostiging in de langdurige zorg een stimulans gegeven door de regelgeving hiervoor te vereenvoudigen. De experimenten ermee in Rotterdam en Zuid-Limburg zijn dan gemakkelijker elders na te volgen.

Congres

Op 14 maart 2019 organiseert de GSA een congres over persoonsvolgende bekostiging in Nederland en België. Noteer je alvast deze datum?

Bart Berden opent congres over hoofdlijnenakkoorden

Bart Berden is openingsspreker op het congres ’Realisatie van de hoofdlijnenakkoorden: de Juiste zorg op de juiste plek’ op 16 november. Hij geeft onder andere zijn visie op het zinvol besteden van de 450 miljoen euro transformatiegeld dat beschikbaar is gesteld via het hoofdlijnenakkoord medisch specialistische zorg.

Innovaties ziekenhuisbeleid

Bart Berden is bestuursvoorzitter van het Elisabeth-TweeSteden Ziekenhuis te Tilburg en hoogleraar Organisatie-ontwikkeling en ziekenhuiszorg aan de Universiteit van deze stad. Hij studeerde geneeskunde en bedrijfskunde. In 2010 verwierf hij de titel ‘Influencer of the Year’. Hij kreeg de prijs van vanwege zijn innovaties op het gebied van ziekenhuisbeleid.

Juiste zorg op de juiste plek

In zijn voordracht vat Berden eerst de kritiek samen die hij al eerder in Zorgvisie uitte op het ziekenhuisbeleid van VWS. Dit beleid bevriest de ziekenhuisbudgetten. Dat moet mogelijk gemaakt worden door substitutie van zorg naar de eerste lijn. Het mondde uit in de nota De juiste zorg op de Juiste plek: wie durft? Het kreeg ook een plek in het Hoofdlijnenakkoord medisch specialistische zorg (MSZ).

Invulling hoofdlijnenakkoord

Een aantal aspecten worden niet uitgewerkt in het hoofdlijnenakkoord: de besteding van 425 miljoen euro transformatiegeld, het congruent inkopen en samenwerken van zorgverzekeraars, het toestaan van regionale samenwerking tussen ziekenhuizen door ACM en NZA en het verdwijnen van de prijsconcurrentie door vooral te gaan sturen met plafonds voor het gehele ziekenhuisbudget.

Zinvol besteden

Hoe gaan zorgpartijen in het genoemde hoofdlijnenakkoord deze aspecten invullen? Berden geeft op het congres een voorzet om de 425 miljoen euro transformatiegeld zinvol te besteden. Ook reikt hij oplossingen en tips aan bij de andere nog niet uitgewerkte aspecten.

Meerdere invalshoeken

Het Hoofdlijnenakkoord MSZ en ook dat van de eerste lijn komen niet alleen aan de orde vanuit het ziekenhuisperspectief van Berden. Patrick Bindels is hoogleraar huisartsgeneeskunde te Rotterdam. Hij nam deel aan de task force die het rapport over de juiste zorg schreef. Bindels werkt de losse einden in de akkoorden uit vanuit het perspectief van de eerste lijn. De derde en laatste inleider geeft leiding aan het substitutiebeleid van Zorgverzekeraar Menzis.

Goede voorbeelden

Met deze drie plenaire inleiders komt het veld uitgebreid aan het woord met oplossingen en suggesties om de details van de hoofdlijnenakkoorden nader in te vullen. Dat gebeurt ook in tal van parallelsessies met goede voorbeelden van gezamenlijke zorg van eerste lijn en ziekenhuis.

Verpleegkundigen

Plenair komen niet aan bod de perspectieven van verpleegkundigen (waaraan een groot tekort bestaat), van patiënten en van de ouderenzorg. In de afsluitende slotsessie van het congres en in diverse deelsessies komen deze perspectieven wel nadrukkelijk terug.

Kennis delen

Wil jij naar het congres over de realisatie van de hoofdlijnenakkoorden en de juiste zorg op de juiste plek om je ervaring en kennis te delen met anderen? Wil je tips ontvangen voor je werk op korte en lange termijn? Klik dan hier, bekijk het programma en de sprekers en meld je aan.

 

 

Hoe kunnen wijkteams beter samenwerken met de jeugdgezondheidszorg?

‘Goede samenwerking tussen professionals in het sociaal domein is een voorwaarde om de transformatiedoelen te realiseren in de jeugdgezondheidszorg’. Aldus Marga Beckers, adviseur van het Nederlands Centrum Jeugdgezondheid (NCJ). Op 4 oktober geeft zij een parallelsessie over een aantal goede voorbeelden van samenwerking tussen jeugdgezondheidszorg en sociale wijkteams. Zij doet dit in Utrecht op het nationale congres over samenwerking in het sociaal domein.

Transformatiedoelen

Gemeenten zijn bestuurlijk en financieel verantwoordelijk voor alle jeugdhulp. Dat is inclusief specialistische hulp, zoals jeugd-ggz. Het uitgangspunt bij de transformatiedoelen in de jeugdgezondheidszorg is om het jeugdbeleid en de voorzieningen efficiënter en effectiever te maken. Het uiteindelijke doel is het versterken van de eigen kracht en het probleemoplossend vermogen van de jongere, zijn gezin en sociale omgeving.

Onderzoek

het Nederlands Centrum Jeugdgezondheid (NCJ) heeft in 2014 in een literatuurstudie onderzocht in hoeverre bewezen is dat samenwerking tussen organisaties effect heeft op het gezond en het veilig opgroeien van kinderen en welke factoren de samenwerking tussen organisaties beïnvloeden. Er zijn in dit onderzoek geen RCT’s gevonden die kijken naar het effect van samenwerking op het gezond opgroeien van kinderen. Wel zijn er aanwijzingen gevonden dat samenwerking een positief effect heeft. Daarbij is een twaalftal factoren gevonden die belangrijk zijn in de samenwerking. Je kunt hierbij denken aan de gevoelde noodzaak tot samenwerken, een gedeelde visie, randvoorwaarden en duidelijkheid over doelen en verantwoordelijkheden.

Uitvoeringspraktijk

Marga Beckers: ‘In een ZonMw project onderzoeken NCJ en Nji wat nodig is om de samenwerking te versterken tussen de uitvoeringspraktijk van wijkteams en Jeugdgezondheidszorg (JGZ). De verbinding tussen wijkteams en JGZ is heel verschillend georganiseerd. Zes regio’s en elf wijkteams zijn betrokken bij dit onderzoek. Met hen kijken we naar werkzame factoren in de samenwerking en gaan na of de factoren uit de literatuurstudie hierin terugkomen en of er nieuwe factoren zijn ontdekt. De resultaten komen in de loop van 2019 beschikbaar’.

Workshop

Tijdens het congres ‘Samenwerking tussen eerstelijnszorg en wijk- en jeugdteams’ op 4 oktober organiseert Beckers een sessie over het thema ‘Samenwerken tussen wijkteams en Jeugdgezondheidszorg’. Beckers: ‘Daarin staan we kort stil bij wat we weten over samenwerken. Ook laten we ons inspireren door goede praktijkvoorbeelden en gaan we in gesprek over knelpunten die we ervaren’.

Meer informatie

Wil je in één dag op de hoogte raken van alles rond de samenwerking tussen sociaal- en medisch domein? Wil je nieuwe kennis(sen) opdoen en jouw eigen ervaringen toetsen aan die van collega’s? Kijk dan voor het programma, de sprekers en het inschrijfformulier op de congrespagina van de Guus Schrijvers Academie en meld je aan.

Met dank aan Marga Beckers van het Nederlands Centrum Jeugdgezondheid voor haar bijdrage aan dit bericht.

Slimme software voor triagisten kan druk op huisartsenpost verminderen

Primair Huisartsenposten uit Utrecht en Pacmed zijn eind 2017 begonnen met het ontwikkelen van algoritmes die de urgentie van een oproep aan de huisartsenpost kunnen voorspellen. Hierdoor kan de druk op de huisartsenpost gereduceerd worden en de kans op het onjuist inschatten van urgente situaties worden teruggedrongen.

Veel pijn. De jonge vrouw aan de telefoon zegt krom te liggen van de pijn en wil een arts zien. De triagiste begint haar proces om te bepalen of deze vrouw met spoed naar een arts moet. Ik heb een dergelijke oproep nog nooit meegemaakt en zit op het puntje van mijn stoel, het klinkt ernstig.

Urgentiecategorie

Dit is de dagelijkse praktijk op de huisartsenpost, waar ik een avond mee mag kijken als onderzoeker. Aandachtig luister ik mee hoe de vrouw haar klachten beschrijft. Ik heb mij ingelezen en verwacht vanwege de ondraaglijke pijn en buikklachten van de vrouw (blindedarmontsteking?) dat ze urgentiecategorie 2 (U2) toegewezen zal krijgen. De op-één-na hoogste categorie. In dat geval moet de patiënt zo snel mogelijk door een arts onderzocht worden, uiterlijk binnen een uur.

Geen spoed

Het oordeel van de triagist blijkt tot mijn verbazing U4, de één-na-laagste urgentiecategorie: binnen 24 uur een arts zien. De kans op schade op korte termijn is namelijk verwaarloosbaar klein. Terecht, want het bleek om een blaasontsteking te gaan. Vervelend, maar zeker geen spoed.

Urgentieclassificatie inschatten

Dit voorbeeld laat de enorme complexiteit van het triagistenvak zien. De triagist waar ik naast zit, kan door een combinatie van opleiding en ervaring onder grote druk de juiste vragen stellen en de situatie correct inschatten. In veel gevallen is het voor triagisten echter nog moeilijk om de juiste urgentieclassificatie in te schatten.

Drukte huisartsenposten

Dit is onderdeel van een escalerend probleem; het is té druk op de Nederlandse huisartsenposten. Veel patiënten krijgen een te hoge urgentieclassificatie en komen met problemen die wel medisch, maar niet dringend zijn, toch op de huisartsenpost terecht. Een te lage urgentieclassificatie bij dringende problematiek, komt gelukkig veel minder voor, maar kan wel een grote impact op de patiënt hebben.

Slimme software

Dit is waar slimme, ondersteunende software oftewel algoritmes volgens Pacmed een grote rol kunnen spelen. Dit is een jong start up bedrijf uit Amsterdam en specialist in het ontwikkelen van beslissingsondersteunende algoritmes voor de gezondheidszorg, waaronder de huisartsenzorg, intensive care, oncologie, psychiatrie en chronische ziekten.

Algoritmes

Samen met Primair Huisartsenposten uit Utrecht is Pacmed eind 2017 begonnen met het ontwikkelen van algoritmes die de urgentie van een oproep aan de huisartsenpost kunnen voorspellen. Op deze manier kan de druk op de huisartsenpost gereduceerd worden, terwijl de kans op het onjuist inschatten van urgente situaties geminimaliseerd wordt.

Spoedzorgcongres

Ben je benieuwd hoe deze algoritmes werken, hoe een dergelijke innovatie in de zorg tot stand wordt gebracht, of wat de toekomst in petto heeft voor deze ontwikkelingen? Klik dan hier om je in te schrijven voor de 19de editie van het spoedzorgcongres op 8 november in Utrecht. Manager Spoedzorg Joost Zeeuw trekt binnen Pacmed het project bij Primair Huisartsenpost. Zijn sessie is ook interessant voor intakers in de acute geestelijke gezondheidszorg, centralisten bij de ambulancezorg en SEH-verpleegkundigen.

Met dank aan Manager Spoedzorg Joost Zeeuw van Pacmed voor zijn inhoudelijke bijdrage aan dit bericht.

Prijsconcurrentie tussen ziekenhuizen bestaat niet

Ziekenhuizen onderhandelen momenteel over de zorginkoop binnen het hoofdlijnenakkoord, waarin is afgesproken dat de totale omzet niet mag groeien. Dbc-tarieven als instrument voor kostenbeheersing komen daarbij niet meer aan de orde, blijkt uit onderzoek.

Zorgverzekeraar CZ onderhandelde voor 2016 met 59 ziekenhuizen en 178 zelfstandige behandelcentra. CZ publiceerde de tarieven van 1400 dbc’s die zij voor dat jaar had afgesproken met deze zorgaanbieders. De variatie in tarieven voor dezelfde dbc bij de verschillende aanbieders is groot en willekeurig. Dat blijkt uit een artikel van Rudy Douven, Erik Schut en Monique Burger over de bevindingen van een onderzoeksteam van de Erasmus Universiteit en het Centraal Planbureau (Grote prijsverschillen ziekenhuiszorg, ondanks concurrentie, Economisch Statistische Berichten, 2016, 103, (4762), p 276-279).

Grote prijsvariatie

De gemiddelde prijs in 2016 voor een specifieke dbc (betaald door CZ) stelden de onderzoekers op 100 procent. Ziekenhuizen hanteerden in dat jaar voor dezelfde dbc een behandelprijs die tot twee keer zo hoog (200 procent) of tot drie maal zo laag (30 procent) was. Voor ongeveer de helft van de dbc’s is de minimumprijs drie tot zes maal zo laag als de maximumprijs die zorgverzekeraar CZ in 2016 betaalde.

Geen goedkope of dure ziekenhuizen

Nadere analyse leert dat er geen goedkope of dure ziekenhuizen bestaan, aldus de onderzoekers. Een ziekenhuis kan een hoge behandelprijs hebben voor de ene dbc en een lage voor een andere. Tussen behandelcentra en ziekenhuizen bestaan geen verschillen: de eerste zijn over de hele linie niet goedkoper dan de tweede. Wel zijn umc’s/academische ziekenhuizen gemiddeld tien procent duurder dan deze twee andere zorgaanbieders.

Oorzaken prijsverschillen

Het is onwaarschijnlijk dat de geobserveerde prijsvariatie samenhangt met verschillen in kwaliteit. Daarvoor is deze te groot en te willekeurig. De onderzoekers noemen drie oorzaken voor de verschillen. Ten eerste hanteren ziekenhuizen onderling verschillende methoden om kostprijzen te berekenen.

Inzicht ontbreekt

Ten tweede hebben ziekenhuizen en zorgverzekeraars geen inzicht in de kostprijzen. Er is immers de laatste jaren veel veranderd in de bekostigingssystematiek. In 2012 ging het aantal dbc’s terug van 30.000 naar 4.400, In 2015 ging de maximale duur van een dbc terug van twaalf naar zes maanden. In datzelfde jaar integreerde de regering de specialistentarieven in de dbc’s van de ziekenhuizen. Al die veranderingen beperkten het inzicht in de onderbouwing van de tarieven.

‘Rondrekenen’

Een derde verklaring voor de grote prijsverschillen noemen de auteurs het ‘rondrekenen van de dbc’s’. Hierbij maken zorgverzekeraars eerst een afspraak over de totale omzet van een ziekenhuis. Zij spreken bijvoorbeeld een nulgroei af. Daarna worden de bestaande dbc’s zo herberekend met behulp van specifieke software dat ze passen bij de afgesproken omzet. Dit is thans de gangbare methode van onderhandelen tussen zorgverzekeraar, medisch specialistisch bedrijf en ziekenhuis.

Kostenbeheersingsinstrument verdwenen

Deze derde verklaring is hoogst actueel aangezien ziekenhuizen nu onderhandelen binnen het hoofdlijnenakkoord 2019-2022. Daarin is een nulgroei afgesproken voor de totale omzet van de ziekenhuizen. Dbc-tarieven als instrument van kostenbeheersing via concurrentie raken dan helemaal buiten beeld. Hoe moet het dan verder met die kostenbeheersing? Ik pleit voor een moderne manier van kostprijsberekening, de Activity Based Costing en voor kostenbeheersing zonder dbc-concurrentie. Hierover meer in een volgend bericht.

Hoofdlijnenakkoorden

De bekostiging van de ziekenhuiszorg komt uitgebreid aan bod op het congres ‘Realisatie van de hoofdlijnenakkoorden; de juiste zorg op de juiste plek’ op 16 november in Utrecht. Meer informatie? Kijk dan voor het programma, de sprekers en het inschrijfformulier op de congrespagina van de Guus Schrijvers Academie.

Dit bericht is in aangepaste vorm ook verschenen als blog in het blad Zorgvisie.

Huisartsen en jeugdteams Valkenswaard verbeteren jeugdhulp door digitale samenwerking

Een pilot in Valkenswaard wijst uit dat door betere digitale samenwerking tussen gemeente en zorgverleners de hulpverlening aan jongeren sneller én beter kan verlopen. Zo’n aanpak werkt preventief, want als je in een vroeg stadium de juiste hulp kunt bieden, voorkom je grotere problemen op latere leeftijd.

Rol gemeente

Gemeentes zijn een belangrijke speler in het sociale domein. Sinds 2015 is de gemeente verantwoordelijk voor de uitvoering van de jeugdzorg en zorg aan langdurig zieken en ouderen. Om die taak te kunnen vervullen, is samenwerking met de huisarts en andere zorgverleners en zorginstellingen cruciaal. Om bijvoorbeeld jeugdzorg betaalbaar aan te bieden, beschikken veel gemeenten over sociale wijkteams of een Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG).

Meer verwijzingen

Gemeente Valkenswaard toont als eerste gemeente sinds maart 2017 haar aanbod jeugdzorg op ZorgDomein. ‘Het aantal verwijzingen van huisartsen naar het Centrum voor Jeugd en Gezin is sindsdien flink toegenomen. Een goede samenwerking met de huisartsen is voor iedereen voordelig, maar zeker voor de cliënten.’, aldus Ilona Vink, beleidsmedewerker jeugd.

Beveiligd digitaal platform

Op verzoek van huisartsen, medisch specialisten en jeugdartsen heeft ZorgDomein het mogelijk gemaakt om cliënten digitaal te verwijzen naar de gemeente van het Centrum Jeugd en Gezin (CJG) en de wijkteams in de regio. Hierbij kan de gemeente de verwijzer via het beveiligde digitale platform inzicht geven in het zorgtraject, de actuele toegangstijd, cliëntinformatie en eventuele toegangscriteria.

Samenwerking

De leiding voor het initiatief in Valkenswaard berust bij drs. Ayse Caliskan, Senior accountmanager Sociaal Domein en Jeugdzorg ZorgDomein Nederland. Hoe zij en haar collega’s door digitale samenwerking de jeugdzorg hebben versterkt, bespreekt zij graag tijdens het Nationale Congres Samenwerking Eerstelijnszorg en Wijkteams op 4 oktober te Utrecht.

Best passende zorg

Zij vertelt: ‘Via ZorgDomein krijgt de huisarts inzicht in de best passende vervolgzorg voor de patiënt. Is de keuze hiervoor gemaakt, dan stuurt de huisarts digitaal een verwijsbrief met alle relevante gegevens naar CJG Valkenswaard. Zo beschikt de zorginstelling bij het maken van de afspraak over alle benodigde informatie om de patiënt voor de juiste afspraak in te plannen.

Preventieve werking

‘Bovendien zijn zowel de behandelaar als de patiënt goed voorbereid op de eerste afspraak, aldus Caliskan. ‘Op die manier kan de hulpverlening sneller én beter verlopen. Een dergelijke aanpak werkt preventief, want als je in een vroeg stadium de juiste hulp kunt bieden, voorkom je grotere problemen op latere leeftijd.’

Meer informatie

Wil je in één dag op de hoogte raken van innovaties zoals in Valkenswaard rond de samenwerking tussen sociaal- en medisch domein? Wil je nieuwe kennis(sen) opdoen en jouw eigen ervaringen toetsen aan die van collega’s? Wil je er even uit om te reflecteren en opgeladen terugkeren vol met goede tips? Kijk dan voor het programma, de sprekers en het inschrijfformulier op de  congrespagina van de Guus Schrijvers Academie en meld je aan.

Met dank aan Ayse Caliskan, Senior accountmanager Sociaal Domein en Jeugdzorg ZorgDomein Nederland.

Congres ‘Realisatie hoofdlijnenakkoorden; de juiste zorg op de juiste plek’

Hoe wordt de 450 miljoen transformatiegeld uit het Hoofdlijnenakkoord besteed? Gaan zorgverzekeraars samenwerken bij zorginnovaties en ook congruent inkopen? Welke goede projecten en initiatieven zijn er om de zorg en de zorglocatie beter af te stemmen op de patiënt? En hoe kun je deze nieuwe zorginnovaties opschalen en implementeren? Deze (en andere) vragen staan centraal op het tweede congres over over geïntegreerde zorg tussen eerste- en tweedelijn op 16 november 2018 in Utrecht. Er zijn plenaire voordrachten, doelgroepgerichte parallelsessies, workshops en flitspresentaties.

Waarom dit congres?

De vraag naar zorg neemt toe en verandert. Dit heeft tal van oorzaken, zoals de toename van het aantal chronisch zieken, vergrijzing en comorbiditeit. Maar ook de voortschrijdende technologie, de toenemende kwaliteitseisen en de steeds mondiger wordende zorgconsument brengen fundamentele veranderingen met zich mee.

Hoe kunnen zorgaanbieders in de eerste- en tweede lijn zo goede mogelijk inspelen op deze veranderende zorgvraag? Hoe kunnen huisartsen en ziekenhuizen hun aanbod zo inrichten en op elkaar afstemmen dat de zorg en de locatie beter afgestemd wordt op de patiënt? Dat de zorgkwaliteit toeneemt en onnodig dure zorg vermeden wordt? En hoe zorgen ze ervoor dat de werkdruk en motivatie van huisartsen en specialisten op peil blijven, ondanks de toenemende en complexere zorgvraag?

Onderwerpen

Tijdens het congres op 16 november worden de volgende vragen beantwoord:

  • Hoe denken patiënten, eerstelijn en tweedelijn over de juiste zorg op de juiste plek? Waar zitten de knelpunten? Hoe kan het beter? Waar liggen de kansen en mogelijkheden?
  • Hoe gaat het transformatiegeld uit het Hoofdlijnenakkoord besteed worden?
  • Welke goede regionale voorbeelden van geïntegreerde zorg zijn er, bijvoorbeeld op het gebied van chronische ziekten zoals COPD en diabetes, ouderenzorg, verloskunde en cardiologie?
  • Welke nieuwe initiatieven zijn er anno 2018 in diverse regio’s tussen huisartsen en medisch specialisten? Denk hierbij aan afspraken over onderling verwijzen, telemedicine, meekijkconsulten, zorgpaden, beslisbomen, (digitaal) multidisciplinair overleg en dergelijke.
  • Gaan zorgverzekeraars samenwerken bij zorginnovaties en ook congruent inkopen? Welke experimenten met populatiegebonden financiering zijn er? Hoe werken deze in de praktijk?
  • Welke nieuwe beleidsregels op het gebied van zorgsubstitutie staan ons te wachten op basis van het nieuwe regeerakkoord en de bestuurlijke akkoorden? Welke invloed hebben die op bestaande- en nieuwe initiatieven?
  • Wat zijn de gevolgen van geïntegreerde zorg voor de ICT, bestuurlijke inrichting, onderlinge samenwerking en de manier van leidinggeven van een organisatie?
Goede voorbeelden

Uit de evaluatie van het vorige congres bleek dat deelnemers meer behoefte hadden aan praktische tips voor het implementeren van projecten rond de juiste zorg op de juiste plek. De afgelopen tijd hebben wij meerdere goede voorbeeldprojecten gevonden in de vakpers. Vaak wordt daar beschreven wat het project inhoudt en wat de resultaten zijn. Bijna nooit wordt besproken hoe deze ‘good practices’ zijn voorbereid, geborgd, en in stand gehouden worden. Deze informatie krijgen congresbezoekers wel, via meerdere rondes met themagerichte workshops, parallelsessies en diverse innovatieve flitspresentaties.

Themagerichte parallelsessies en workshops

Er zijn drie series met parallelsessies en workshops rond de volgende thema’s:

  1. Gezamenlijke behandeling en begeleiding in de eerste- en tweedelijn.
  2. Meekijkconsulten, telemedicine en telediagnostiek.
  3. Randvoorwaarden om substitutie te bevorderen.
  4. Het trainen van vaardigheden om samenwerking tussen eerste- en tweedelijn en tussen ziekenhuizen te bevorderen en verbeteren.
Voor Wie?

Het congres op 16 november 2018 is bedoeld voor zorgprofessionals (artsen, specialisten en paramedici), zorgmanagers, leidinggevende professionals, bestuurders, beleidsmedewerkers van ziekenhuizen en huisartsenpraktijken, medewerkers van zorgverzekeraars, onderzoekers, projectleiders,organisatieadviseurs, beleidsambtenaren, vertegenwoordigers van brancheorganisaties en patiënten-groeperingen en alle anderen die op zoek zijn naar mogelijkheden om van de juiste zorg op de juiste plek een succes te maken.

Flitspresentaties gezocht

De Guus Schrijvers Academie zoekt diverse flitspresentatoren die kort en bondig iets willen vertellen over een actuele ontwikkeling, project, nieuw zorgpad, goed voorbeeld, app of onderzoek over de juiste zorg op de juiste plek. Interesse? Stuur dan vóór 15 september 2018 een mail met daarin kort beschreven wat het onderwerp en doel van de presentatie is naar: marcelstam@guusschrijvers.nl.

Meer informatie

Wilt u meer weten over congres ‘Realisatie van de hoofdlijnenakkoorden; de juiste zorg op de juiste plek’ op 16 november 2018 in Utrecht? Kijk dan voor het programma, de sprekers en het inschrijfformulier op de speciale congrespagina van de Guus Schrijvers Academie. De deelnemerskosten bedragen € 320 (btw-vrij). Accreditatie wordt aangevraagd. Voor vragen kun je mailen of bellen met Petra Schimmel, secretariaat@guusschrijvers.nl, 06-53370437.