Guus Schrijvers

Welcome to Guus Schrijvers

20ste Spoedzorgcongres in teken van juiste acute zorg op de juiste plek

De druk op de acute zorg blijft stijgen en door de toenemende vergrijzing wordt de zorgvraag complexer. De beperkte capaciteit maakt het steeds lastige burgers de juiste acute zorg, door de juiste zorgverlener, op het juiste tijdstip en de juiste plek te bieden. Intensieve samenwerking en goede zorgcoördinatie zijn hierbij onmisbaar. Hoe kun je die samenwerking tussen de ketenpartners in de spoedzorg het beste vormgeven? Welke goede voorbeelden zijn er? En hoe blijft de acute zorg toegankelijk, van hoge kwaliteit en betaalbaar? Deze (en andere vragen) komen aan de orde op het 20ste Spoedzorgcongres op 6 november 2019 in Utrecht.

Actuele ontwikkelingen

Er gebeurt veel op het gebied van de acute zorg in Nederland. Een aantal belangrijke ontwikkelingen en inzichten op een rij:

  • Jonge kinderen en 65 plussers maken het meest gebruik van acute zorg. Uit een toekomstverkenning van de NZa en het RIVM blijkt dat het zorggebruik van mensen boven de 65 met een factor twee tot vier toeneemt. Gezien de complexiteit van deze zorg, betekent dit dat de druk op de keten de komende jaren verder zal toenemen. Niet eens zozeer vanwege de aantallen, maar wel vanwege de verandering in zorgzwaarte.
  • Tegelijkertijd met het toegenomen zorggebruik van ouderen blijkt dat met name het vinden van gespecialiseerd verpleegkundig personeel lastig is. Dit maakt het heel lastig tijdelijke pieken in de vraag naar spoedzorg op te vangen.
  • De toegankelijkheid van de acute zorg verschilt van dag tot dag en zelfs van uur tot uur. Er valt nog veel te winnen door op piekmomenten te zorgen dat er voldoende personeel en apparatuur beschikbaar is om de drukte op te vangen. Dit vereist goede samenwerking, afstemming en coördinatie.
  • Patiëntgerichte, effectieve en doeltreffende spoedzorg vereist het gezamenlijk organiseren van de acute zorg en de inzet van de juiste zorgverlener op het juiste moment, ofwel goede zorgcoördinatie. Zowel bij de instroom als bij de uitstroom van patiënten. Steekwoorden hierbij zijn: één loket, actuele informatie over patiënten en de capaciteit van de spoedzorg en een goed geoliede spoedzorgketen.
  • Drukte in de acute zorg wordt vaak veroorzaakt als de doorstroom (bijvoorbeeld van spoedeisende hulp naar opnameafdelingen) of de uitstroom naar vervolgzorg (zoals verpleging en verzorging thuis of in een eerstelijnsinstelling) niet soepel verloopt. Betere coördinatie is vereist.
  • Er worden veel initiatieven genomen om oplossingen te vinden om de toegankelijkheid van de acute zorg op peil te houden. Een centraal overzicht en goede verspreiding hiervan ontbreekt.
Nieuwe inzichten

Een andere ordening van de acute zorg vraagt om nieuwe spelregels, om het implementeren en verspreiden van nieuwe inzichten. Het 20e Spoedzorgcongres beoogt hieraan bij te dragen door actuele kennis en goede voorbeelden te delen. Door mensen een platform te geven om met elkaar in discussie te gaan en na te denken over structurele kwaliteitsverbetering van onze spoedzorg.

Plenaire sprekers

Het congres wordt geopend door Eric Jylling. Hij is medisch directeur van de gezondheidsregio’s in Denemarken. Jylling vertelt over de aanpak van geïntegreerde spoedzorg in Denemarken. Hoe pakken ze dat daar aan? Is dit een wenkend perspectief voor Nederland? Daarna is het de beurt aan Jack Versluis, bestuurder bij de Regionale Ambulance Voorziening Utrecht (RAVU). Hij gaat in op de toenemende en veranderende acute zorgvraag. Deze kan volgens hem, gezien de beperkte capaciteit, alleen worden opgevangen door intensieve samenwerking van (regionale) zorgpartners. Wat komt hierbij kijken, hoe pak je dit aan en wat levert het op? Roland Eising, Directeur Inkoop bij Zilveren Kruis, is de derde plenaire spreker. Hij beantwoordt de vraag hoe we de acute zorg toegankelijk, van hoge kwaliteit en betaalbaar kunnen houden met z’n allen.

Parallelsessies en workshops

Naast bovengenoemde plenaire sprekers zijn er drie rondes met parallelsessies en workshops over uiteenlopende onderwerpen. Van pilots over informatie-uitwisseling in de acute zorgketen en de herinrichting van de acute zorg in dunbevolkte gebieden tot de geleerde lessen rond de spoedzorg bij de tramaanslag in Utrecht. De verschillende sessies kunt u hier bekijken.

Flitspresentaties

Een van de parallelsessies bestaat uit een aantal flitspresentaties. De Guus Schrijvers Academie zoekt nog enkele sprekers die als ‘flitspresentator’ in tien minuten tijd een goed voorbeeld, onderzoek, of actueel project rond de juiste acute zorg op de juiste plek willen bespreken. Interesse? Stuur dan vóór 1 september 2019 een mail met daarin kort beschreven wat het onderwerp en doel van de presentatie is naar: marcelstam@guusschrijvers.nl.

Praktische tips

Het congres eindigt met een aantal tips en een plenair debat over de vraag: waar liggen de grootste prioriteiten voor de juiste acute zorg op de juiste plek de komende jaren?

Voor wie?

Het congres is interessant voor: zorgprofessionals (artsen, verpleegkundigen en paramedici), regionale ambulance diensten, zorgmanagers, beleidsmedewerkers van ziekenhuizen, inkopers bij zorgverzekeraars, projectleiders, organisatieadviseurs, beleidsambtenaren, vertegenwoordigers van nationale instanties, brancheorganisaties en patiënten-groeperingen en alle anderen die mee willen denken over de toekomst en kwaliteit van de acute zorg / spoedzorg.

Meer informatie

De Guus Schrijvers Academie organiseert het 20ste Spoedzorgcongres op 6 november 2019. Het congres wordt inhoudelijk vormgegeven door Arold Reusken (Hoofd bureau Landelijk Netwerk Acute Zorg), Jack Versluis (Bestuurder Regionale Ambulance Voorziening Utrecht) en Guus Schrijvers (gezondheidseconoom en oud-hoogleraar Public Health). Wilt u meer informatie? Kijk dan voor het programma, de sprekers en het inschrijfformulier op de congrespagina. Accreditatie is aangevraagd.

Vijf redenen om 26 juni mee te praten over (her)inrichting van ziekenhuiszorg

‘Samenwerking wordt het nieuwe fuseren’, wordt vaak gezegd in de ziekenhuiswereld. Maar waarom is die samenwerking eigenlijk nodig? Hoe pak je de verdeling van taken tussen ziekenhuizen aan? Wat werkt wel en wat niet? En wat mag wel en wat niet?

Vijf redenen om 26 juni het congres ‘Regionale samenwerking tussen ziekenhuizen’ te bezoeken:

1. Samenwerken moet!

Anno 2019 zitten tal van ziekenhuizen met het urgente beleidsvraagstuk dat zij moeten samenwerken, omdat ze niet kunnen fuseren. Ze weten meestal echter niet hoe ze die samenwerking goed vorm en inhoud kunnen geven. Dus wachten ze dan maar af wat anderen gaan doen. De gevolgen hiervan zijn duidelijk zichtbaar: een aantal ziekenhuislocaties heeft inmiddels al de deuren moeten sluiten en verdere verschraling van het (regionale) zorgaanbod voor patiënten dreigt. Dat kan ook anders. Daarom staat op het congres 26 juni over de (regionale) samenwerking van ziekenhuizen de (her)inrichting van het zorglandschap centraal. Vragen die beantwoord worden zijn: hoe geef je duurzame samenwerking tussen ziekenhuizen organisatorisch en juridisch vorm? Welke goede (en minder goede) voorbeelden zijn er? En hoe verbeter je de samenwerking, als deze niet goed loopt?

2. Leren van hoe het wel/niet moet: voorbeelden

Er zijn veel goede samenwerkingsinitiatieven tussen ziekenhuizen en tussen maatschappen ontstaan de afgelopen jaren. Maar deze zijn vaak niet bekend bij andere ziekenhuizen en krijgen daarom weinig tot geen navolging. Hoe effectief ze ook zijn en hoeveel kosten ze ook besparen. Daarom worden op 26 juni meerdere van deze goede voorbeelden besproken. Niet alleen de voorbeelden zelf, maar ook de succes- en faalfactoren komen aan bod.

3. Wat mag?

Er is veel onduidelijkheid wat juridisch gezien wel en niet mag op het gebied van samenwerking tussen ziekenhuizen. Volgens mededingingsadvocaat Bert Reuder is er wettelijk veel mogelijk voor samenwerking tussen ziekenhuizen die toegang, kwaliteit of doelmatigheid van de zorg nastreven. Net als Directeur Zorg van de ACM, Bart Broers, bespreekt hij op 26 juni wat juridisch mogelijk is op het gebied van samenwerking.

4. Dilemma tussen kwaliteit en bereikbaarheid

Steeds vaker ontstaat een spanningsveld tussen de gewenste kwaliteit van zorg in een regio en de beschikbaarheid/bereikbaarheid van die zorg. In bepaalde regio’s is soms onvoldoende kwalitatief personeel of zijn de zorgkosten te hoog. Sluiting ligt dan op de loer. Dat roept veel weerstand op bij burgers en gemeentes, omdat zij verder moeten reizen en vrezen dat de kwaliteit van zorg in gevaar is. Dit probleem speelt met name bij de spoedeisende hulp, de IC en verloskunde. Claudia Brandenburg (Bestuursvoorzitter Admiraal De Ruyter Ziekenhuis te Goes) gaat op het congres in op dit onderwerp en vertelt onder meer over de intensieve samenwerking tussen haar ziekenhuis en het Erasmus MC.

5. Beleid NFU, STZ en SAZ

Topsprekers uit de Nederlandse ziekenhuiszorg geven op dit kleinschalige congres hun visie en tips over samenwerking en herverdeling van taken. Het congres wordt geopend door Hans van der Schoot. Hij is voorzitter van de Samenwerkende Topklinische opleidingsZiekenhuizen en gaat in op de specialisatie en concentratie van ziekenhuizen. De tweede spreker is de Voorzitter van de Samenwerkende Algemene Ziekenhuizen (SAZ), Bert Kleinlugtenbeld. Hij vertelt over de transitie van de SAZ naar regionaal samenwerkende gezondheidsorganisaties. Bart Broers, Directie Zorg van de Autoriteit Consument & Markt (ACM) sluit het congres af. Naast plenaire sprekers zijn er twee rondes met vier parallelsessies over uiteenlopende onderwerpen. Van samenwerking tussen ziekenhuizen in grote- of middelgrote steden of in dunbevolkte gebieden, tot de juridische consequenties rond deze samenwerking. De verschillende sessies kunt u hier bekijken.

Meedenken en meepraten

De Guus Schrijvers Academie (GSA) organiseert het congres over (regionale) samenwerking tussen ziekenhuizen op 26 juni 2019 in Utrecht. Wilt u actief meedenken en meepraten over de toekomst van onze ziekenhuiszorg? Kijk dan voor het programma, de sprekers en het inschrijfformulier op de congrespagina van de GSA.

Data ouderenzorg goed uitgangspunt voor lokale samenwerking

Regionale samenwerking tussen financiers en zorgaanbieders komt vaak in een stroomversnelling als zij over statistische gegevens beschikken over de zorgverlening. Dat geeft inzicht in de ontwikkeling van de kosten en laat lacunes, verbetermogelijkheden en win-win-mogelijkheden zien.

Katalysator

De laatste tijd vragen steeds meer zorgaanbieders, gemeenten en zorgverzekeraars zich af hoe zij de kwaliteit van de zorg kunnen verbeteren door hun eigen data te combineren met big data die openbaar beschikbaar zijn. Bij de organisatie en infrastructuur voor integrale ouderenzorg fungeert het beschikbaar hebben van goede, relevante data vaak zelfs als katalysator. De samenwerking in de regio tussen verschillende financiers (zorgverzekeraars en gemeenten) en zorgaanbieders komt in een stroomversnelling, als zij over statistische gegevens beschikken over de zorgverlening in de regio.

Data vergelijken

Maar zijn deze data ook beschikbaar? Zijn ze gemakkelijk te ontsluiten en met elkaar te vergelijken? Hier zit vaak een probleem. De data van de zorgverzekeraars worden opgebouwd via de declaratie-gegevens van zorgkosten door de aanbieders. Vektis, het gemeenschappelijk data-beheerbedrijf van de zorgverzekeraars, beschikt over een schat aan informatie, inmiddels opgebouwd op basis van 12 jaar zorgverzekeringswet.

Data combineren

Voor integrale ouderenzorg zijn behalve data van de zorgverzekeraars en de zorgkantoren ook de data van gemeenten van belang. Uitgaven in het sociaal domein, zoals in de WMO spelen een essentiële rol om ouderen langer thuis te kunnen laten wonen. De zorgverzekeraars beschikken over data op individueel cliënt niveau, die zij naar verschillende groepsniveaus kunnen vertalen, de gemeenten hebben dat niet. Zij werken met budgetten, de data zijn vaak op groepsniveau. Dat hangt samen met de wijze van bekostigen. Dit maakt het lastig deze bestanden met elkaar te combineren.

Openbare data

Er zijn over de ontwikkelingen in de ouderenzorg desalniettemin al veel data openbaar beschikbaar. Vektis heeft daarvoor de website www.zorgprismapubliek.nl ontwikkeld. Op deze website vind je veel data, bijvoorbeeld over ontwikkelingen in de ouderenzorg, die vaak op gemeenteniveau uit te splitsen zijn. Maar deze gegevens zijn niet in één oogopslag te vinden, laat staan gemakkelijk te ontsluiten. De gemeenten beschikken voor hun data ook over een website: www.waarstaatjegemeente.nl

Inzicht data ouderenzorg

Ronald Luijk en Harry post zijn respectievelijk consultant en onderzoeker bij Vektis. Zij geven een workshop over inzicht in de beschikbare data rond ouderenzorg op de studiedag over ouderenzorg in de eerste lijn op 3 oktober a.s. Zij zullen onder andere demonstreren waar de (openbare) data staan en hoe die te ontsluiten zijn. Maar ook hoe die gegevens te combineren zijn met data uit andere bestanden. Daarbij zoomen zij in op subpopulaties (bijvoorbeeld kwetsbare ouderen) of op doelgroepniveau. Naast het breed ter beschikking stellen van data helpt Vektis ook gemeenten, zorgaanbieders en andere opdrachtgevers om (zeer) specifieke onderzoeksvragen te onderzoeken. Uitgangspunt hierbij is dat er geen bedrijfsgevoelige gegevens van de zorgverzekeraars in het geding zijn, of data naar individuele cliënten te herleiden zijn.

Ouderenzorg eerste lijn

Naast de workshop over data in de ouderenzorg, kunnen deelnemers aan de studiedag op 3 oktober kiezen uit tal van andere workshops en parallelsessies. Van de Specialist Ouderengeneeskunde tot de rol van de casemanager en de implementatie van het plan van aanpak ‘Zorg en ondersteuning voor kwetsbare ouderen thuis’.
Wilt u weten hoe de zorg en dienstverlening rond thuiswonende ouderen eruit gaan zien de komende jaren? Welke goede voorbeelden en actuele ontwikkelingen er zijn op dit gebied? En hoe de eerste lijn kan omgaan met de groeiende groep kwetsbare ouderen die de meeste zorg nodig heeft? Kijk dan voor het programma en de sprekers op de informatiepagina van de Guus Schrijvers Academie en schrijf u in.

Jeugdhulp: gemeenten voorkom dweilen met de kraan open

De vraag naar jeugdzorg stijgt. Daarom is het goed dat er extra geld voor de jeugdhulp komt. Maar gemeenten moeten zichzelf eerste een aantal fundamentele vragen stellen als de budgetten verhoogd worden. En meer gaan doen aan preventie.

Stijging jeugdzorg

Het aantal jongeren dat gebruik maakt van jeugdzorg is in de periode 2015-2017 gestegen met ongeveer 12%. Een statistische analyse daarvan verklaart slechts 30% tot 40% door factoren als de ontwikkeling van het aantal jongeren in de gemeenten. De rest van de verschillen (60-70%) hangt samen met verschillen tussen gemeenten in beleid en uitvoering.

Buffers

Er bestaan diverse buffers in onze samenleving die ervoor zorgen dat maatschappelijke problematiek niet meteen leidt tot jeugdhulp. Het onderwijs, de jeugdgezondheidszorg en huisartsen zijn daar drie van. Deze buffers zijn gericht op alle kinderen én hebben allereerst het doel om te normaliseren. Want kinderen laten in hun ontwikkeling veel “normale problemen” zien. Anderzijds hebben deze buffers de taak tijdig te signaleren als er bij kinderen/jongeren en ouders sprake is van problematiek waarbij specialistische jeugdhulp nodig is.

Rol onderwijs

Vijfenzeventig procent van de psychische aandoeningen ontstaat voor het 24e levensjaar. Een periode waarin het onderwijs (naast de ouders) een belangrijk tweede opvoedmilieu is. Naar schatting heeft 20-25% van de leerlingen tussen de 11 en 18 jaar last van gedrags-of psychosociale problemen.

Bewezen interventies

Er bestaan tal van bewezen interventies om deze problemen binnen en buiten het onderwijs te voorkomen of vroeger op te pakken. Dat gebeurt te weinig. Van de 1.454 scholen voor voortgezet onderwijs doen er slechts 329 mee aan het programma “de gezonde school”. Van de 6.200 basisscholen doen er 1.129 mee. Voor het voortgezet onderwijs geldt dat preventie van ziekteverzuim van scholieren werkt. Er is een effectieve methodiek ontwikkeld: m@zl (mazzel). In slechts 142 van de 380 gemeenten wordt deze methodiek gebruikt.

Extra activiteiten

Gemeenten kunnen de jeugdgezondheidszorg ook opdragen om voor kwetsbare gezinnen extra activiteiten uit te voeren. Bijvoorbeeld om de projecten “Nu niet zwanger” (gericht op kwetsbare vrouwen met een kinderwens), Voorzorg (kwetsbare tienermoeders), en Samen Starten uit te voeren. Deze programma’s worden nu slechts in een beperkt aantal gemeenten aangeboden: respectievelijk in 60, 78 en circa 110 van de 380 gemeenten.

Rol gemeenten

Gemeenten hebben te weinig geïnvesteerd in de genoemde buffers. Die kunnen hun normaliserende rol onvoldoende vervullen. Deze conclusie leidt tot zes vragen die elk gemeentebestuur zou moeten stellen, voordat zij extra geld besteden aan jeugdhulp.

  • Vraag 1: Wat hebben huisartsen, jeugdgezondheidszorg en onderwijs nodig om de druk op jeugdhulp te verminderen? Hierboven gaven wij al enkele interventies aan om hun buffer-functie te versterken.
  • Vraag 2.Wat hebben de sociale wijkteams nodig om verwijzing naar gespecialiseerde jeugdhulp te verminderen? Zijn de teams goed samengesteld en de medewerkers voldoende geschoold?
  • Vraag 3: Hoe verlopen de klantstromen tussen jeugdzorg enerzijds, en onderwijs, huisartsen, jeugdgezondheidszorg en wijkteams anderzijds? Wordt bij elke verwijzing naar jeugdhulp beoordeeld of deze terecht of onterecht is?
  • Vraag 4: Heeft de gemeente de afhandeling van de schuldenproblematiek van individuele gezinnen op orde? Deze leidt vaak tot stress en depressie bij ouders en kinderen.
  • Vraag 5: Wordt de zorgbehoefte van de cliënt administratief zwaarder voorgesteld dan in werkelijkheid het geval is? (upcoding). Het kan zijn dat een huisarts, jeugdarts of leerkracht best zelf een probleem zou kunnen oppakken, maar er de tijd of deskundigheid niet voor heeft.
  • Vraag 6: Is de preventie die we in vroeg stadium inzetten niet te licht? Het gaat erom op het juiste moment duurdere hulp (goed geschoolde hulpverleners) in te zetten om (nog) duurdere hulp later te voorkomen.
Kortom

Gemeenten willen meer geld van het Rijk vanwege de stijging van de vraag naar jeugdhulp. Maar zij zouden ook bovenstaande vragen dienen te beantwoorden. Twee dingen weten wij zeker: er moet meer geld komen voor jeugdhulp, maar dat alleen volstaat niet. Dan dweilen gemeenten met de kraan open.

Paul van der Velpen, oud-directeur van de GGD Amsterdam en Guus Schrijvers, oud-hoogleraar Public Health bij het UMC Utrecht

Nalatenschapszorg en bewindvoering voor ouderen door vrijwilligers

Bij Stichting Raad en Daad werken vrijwilligers die ouderen zonder partner, kinderen, of mantelzorgers bijstaan in hun laatste levensfase. Het gaat hier niet alleen om zorg bij de regeling van de nalatenschap, maar ook om allerlei administratieve hulp aan ouderen.

Casus

Mevrouw De Vries is dement, maar woont volgens eigen zeggen nog relatief zelfstandig in een zorginstelling. Eten, drinken, de was en alles wordt voor haar verzorgd. Zij heeft echter een zoon die niet van haar geld kan afblijven. Met zachte overreding heeft hij zijn moeder een bankmachtiging laten tekenen, met forse schulden tot gevolg. Met behulp van een vrijwilliger van de Nieuwegeinse stichting Raad en Daad wordt dit via schuldsanering opgelost.

Bewindvoering en mentorschap

Mevrouw De Vries kan zonder hulp niet meer goed begrijpend lezen. Raad en Daad wordt weer gevraagd en bepleit bewindvoering. Dat lukt via de rechtbank. Als eerste komt de vrijwilliger onbetaalde rekeningen voor medicijnen en de huur van een hoog-laag bed tegen. Ook deze kwestie wordt opgelost. Maar wat nu als er vergaande besluiten genomen moeten worden? Bijvoorbeeld als mevrouw De Vries ernstig ziek wordt en er uit diverse opties gekozen moet worden? En wie regelt haar uitvaart? Als niemand in de omgeving dit op zich kan nemen, zal naast bewindvoering ook mentorschap gewenst zijn. De vrijwilliger tracht dit te regelen. Maar mevrouw De Vries moet hiervoor tekenen en zij begrijpt het allemaal niet meer zo goed.

Uitgebreide dienstverlening

Deze casus schetst de werkzaamheden van Raad en Daad waar vrijwilligers ouderen zonder partner, kinderen, of mantelzorgers bijstaan in hun laatste levensfase. Zij bieden de volgende diensten aan: administratieve dienstverlening, bewindvoering, en mentoraat. Maar ook nalatenschapszorg, zoals het opstellen en uitvoeren van een testament en het regelen van een uitvaart. De vrijwilligers zijn allen opgeleid en beëdigd. Zij werken in Nieuwegein en omgeving.

Controle en toezicht

Bij Raad en Daad vindt controle en toezicht op meerdere niveaus plaats: binnen de stichting zelf door het bestuur en door collegiale toetsing. Maar ook door controle via een externe accountant. Jaarlijks wordt over elke cliënt verantwoording afgelegd aan de Rechtbank. Al die controles beschermen de bezittingen van een cliënt tegen oneigenlijk gebruik. De vrijwilligers van Raad en Daad behartigen de belangen van de cliënten, zoals tijdig aanvragen van uitkeringen en toeslagen. Zij zorgen ook voor goede hulpmiddelen en passende recreatieve activiteiten.

Andere casus

Mijnheer Janssen is een slimme man. Hij is cum laude afgestudeerd en reist voor zijn goede baan de hele wereld over. Hierdoor zit hij veel in hotelbars en raakt aan de drank. Door de drank verliest hij tevens zijn baan. Op enig moment stelt de verslavingszorg vast dat mijnheer Janssen niet alleen aan Korsakov lijdt, maar hij ook vergaand dement is. Hij gaat naar een zorgcentrum, maar is daarnaast nog eigenaar van een appartement. Het zorgcentrum benadert Raad en Daad. Bewindvoering en mentorschap wordt aangevraagd. De rechtbank kent beide toe. De vrijwilliger ontvangt apart toestemming van de rechtbank om het appartement te verkopen, maar laat het eerst grondig opknappen. Bij de verkoop melden zich tot dan toe onbekende schuldeisers. Ook dat wordt via onderhandelingen opgelost. Mijnheer Janssen is aangesterkt en krijgt goed te eten. Vrijwilligers dammen regelmatig met hem en genieten van zijn geestige en spitsvondige opmerkingen.

Kosten

De heer Jansen betaalt Raad en Daad ongeveer 20 euro per uur. Dit is voor de overheadkosten van de Stichting en wordt dus niet uitbetaald aan de vrijwilliger. Het tarief is laag: betaalde bewindvoerders hanteren een uurtarief van soms wel 80 euro. De Gemeente Nieuwegein betaalt de inzet van de stichting voor mensen met die alleen bijstand of AOW hebben.

Goed voorbeeld doet goed volgen

Volgens de voorzitter van Raad en Daad, Evert van Linge, zijn zij de enige stichting in Nederland die met vrijwilligers dergelijke diensten verleent. De stichting groeit en bloeit en voorziet in een grote behoefte. Begin mei vierde Raad en Daad haar derde lustrum. Ondergetekende hield een feestrede over geïntegreerde ouderenzorg voor zowel sociale als medische kwesties. Van Linge presenteerde de hier genoemde casussen en pleitte voor stichtingen zoals Raad en Daad in alle gemeenten in Nederland. Graag geef ik deze boodschap door.

Studiedag ouderenzorg in de eerste lijn

Hoe gaan de zorg en dienstverlening rond thuiswonende ouderen eruitzien de komende jaren? Welke goede voorbeelden en actuele ontwikkelingen zijn er? Wat willen ouderen zelf? En hoe kan de eerste lijn omgaan met de groeiende groep kwetsbare ouderen die de meeste zorg nodig heeft? Deze (en andere) vragen staan centraal op de studiedag ‘Ouderenzorg in de eerste lijn’, die op 3 oktober 2019 plaatsvindt in Utrecht.

Meer ouderen, grotere zorgvraag

De ouderenzorg is volop in ontwikkeling. Het aantal ouderen neemt toe: in 2030 zijn er circa 1 miljoen 65-plussers meer dan nu. En ouderen van tegenwoordig zijn veel vitaler en assertiever dan de ouderen van ‘vroeger’. Ook verblijven steeds minder ouderen in grote woonzorgvoorzieningen of instellingen, maar wonen het liefst zo lang mogelijk thuis. Ze willen in hun eigen omgeving zorg en ondersteuning op maat krijgen; ook bij complexe problemen. Hoe kunnen we inspelen op de veranderende en stijgende vraag naar ouderenzorg? Hoe komen we tot persoonsgerichte zorg waarbij de gezondheid en het geluk van ouderen centraal staat?

Hoofdthema’s

Tijdens deze studiedag krijgt u praktische kennis en kunt u ervaringen uitwisselen over:

  • De stand van zaken rond de zorg van thuiswonende (kwetsbare) ouderen in de eerste lijn. Wat zijn de actuele ontwikkelingen? Welke goede voorbeelden zijn er op dit gebied?
  • Het plan van aanpak ‘Zorg en ondersteuning voor kwetsbare ouderen thuis’ Een groot aantal organisaties werken samen aan dit plan, dat deze zomer gepresenteerd wordt: VWS, ZN , KNGF, KNMP, Laego, LHV, NHG, Patiëntenfederatie, V&VN, InEen en Verenso. Wat kan dit plan bijdragen aan de ouderenzorg in de eerste lijn? Hoe kan het geïmplementeerd worden?
  • Integrale samenwerking: hoe kunnen de verschillende zorgverleners in de ouderenzorg (huisarts, SO, POH, wijkverpleegkundige en sociaal domein) goed samenwerken? En hoe verloopt de samenwerking met gemeentes en zorgverzekeraars?
Plenaire sprekers

De studiedag wordt geopend door Henk Nies. Hij is lid van de Raad van Bestuur en de Kwaliteitsraad van Vilans en gaat in op de belangrijkste trends en ontwikkelingen in de ouderenzorg.
De tweede spreker is Liane den Haan, Directeur-bestuurder van de Algemene Nederlandse Bond voor Ouderen (ANBO). Zij beantwoordt de vraag: wat willen de ouderen zélf? Niet alleen qua zorg, maar ook op het gebied van (veilig) wonen, maatschappelijke ontplooiing en dergelijke.
Peter van Linschoten, Directeur van onderzoeksbureau ARGO, is de derde plenaire spreker. Hij vertelt over het plan van aanpak ‘Zorg en ondersteuning voor kwetsbare ouderen thuis’, dat deze zomer verschijnt.

Parallelsessies en workshops

Naast plenaire sprekers zijn er twee rondes met parallelsessies en workshops over uiteenlopende onderwerpen. Van de Specialist Ouderengeneeskunde en de rol van de casemanager tot inzicht in data rond ouderenzorg. De verschillende sessies kunt u hier bekijken.

Flitspresentaties

Een van de parallelsessies bestaat uit een aantal flitspresentaties. Wij zoeken nog enkele sprekers die als ‘flitspresentator’ in tien minuten tijd een goed voorbeeld, onderzoek, of actueel project rond (geïntegreerde) ouderenzorg in de eerste lijn willen bespreken. Interesse? Stuur dan vóór 12 augustus 2019 een mail met daarin kort beschreven wat het onderwerp en doel van de presentatie is naar: marcelstam@guusschrijvers.nl.

Praktische tips

De studiedag eindigt met een aantal tips en een plenair debat over de vraag: waar liggen de grootste prioriteiten voor een goede ouderenzorg in de eerste lijn in de komende jaren?

Voor wie?

De studiedag over ouderenzorg in de eerste lijn op 3 oktober 2019 is interessant voor huisartsen, praktijkverpleegkundigen, managers gezondheidscentra, casemanagers, specialisten ouderengeneeskunde, zorgmanagers, zorgkantoren, verpleeg- en verzorgingshuizen, revalidatiecentra, thuiszorgorganisaties en andere langdurige zorgorganisaties. Maar ook voor inkopers bij zorgverzekeraars, CIZ-indicatieadviseurs, vertegenwoordigers van brancheorganisaties, wijkteams, wijkverpleegkundigen, ouderenbonden, patiënten- en gehandicaptenorganisaties en alle anderen die mee willen denken over de toekomst van goede, persoonsgerichte ouderenzorg dicht bij huis.

Prijs

Tot en met 3 augustus 2019 kunnen deelnemers gebruik maken van een vroegboekkorting en betalen dan 280 euro (btw-vrij). Vanaf 4 augustus 2019 zijn de deelnemerskosten 330 euro (btw-vrij). Bij vier deelnemers of meer geldt een speciaal tarief. Neem hiervoor contact op met organisator Petra Schimmel: secretariaat@guusschrijvers.nl.

Organisatie

De Guus Schrijvers Academie organiseert de studiedag. De inhoud van de dag wordt verzorgd door Martien Bouwmans (beleidsadviseur), Stephan Hermsen (senior adviseur persoonsgerichte zorg en Triple Aim Vilans) en prof. Guus Schrijvers (gezondheidseconoom en oud-hoogleraar Public Health).

Accreditatie

Accreditatie wordt aangevraagd.

Meer informatie

Wilt u meer informatie over het congres over ouderenzorg in de eerste lijn op 3 oktober 2019 in Utrecht? Kijk dan voor het programma, de sprekers en het inschrijfformulier op de congrespagina van de GSA.

Europese verkiezingen: vier suggesties voor betere gezondheidszorg

Gezondheidszorg is geen onderwerp in de campagnes voor de Europese verkiezingen. Toch zijn er vier beleidsonderwerpen waarbij het Europese Parlement kan bijdragen aan de volksgezondheid in Europa. Van vrij verkeer van patiënten, tot grensoverschrijdende grootschalige medische hulpverlening en een Europees beleid voor de aanpak van dure geneesmiddelen.

Aanpak dure geneesmiddelen

Als eerste stel ik voor de volgende zin toe te voegen aan alle Europese partijprogramma’s: De Europese Commissie (EC) onderhandelt met grote internationale farmaciebedrijven over de prijs van dure geneesmiddelen. De afzonderlijke Europese staten zijn te klein als tegenmacht tegen de farmaceutische industrie. Deze laatste weigert bijvoorbeeld inzage te geven in de ontwikkelkosten van nieuwe, dure geneesmiddelen.

Grensoverschrijdende grootschalige medische hulpverlening

Mijn tweede punt voor de Europese verkiezingsprogramma’s: Er vinden internationale oefeningen plaats van acute, grootschalige medische hulpverlening. Stel: Twee schepen botsen in de Westerschelde nabij de haven van Antwerpen en er breekt een grote brand uit. Zou er voor een dergelijke ramp een medisch rampenplan klaarliggen om slachtoffers op te vangen in Belgische en Nederlandse ziekenhuizen? Wordt er al mee geoefend? Ik vermoed dat het antwoord nee is.

Europees zorgonderzoekinstituut

Als derde: Er komt een Europees instituut voor zorgonderzoek. Een kenmerk van innovatie is dat deze klein begint en daarna, bij gebleken succes, via opschaling zich als een olievlek verspreidt. In andere landen bestaat wel een traditie van beleidsvoorbereidende innovaties. Ik denk aan het Duitse experiment in Kinzigtal. Of de doelgroepsgewijze zorginkoop in Schotland en het werken met casemanagers in Frankrijk. De kennis hierover blijft hangen in de academische centra van het eigen land. Een Europees onderzoeksinstituut kan hierin verandering aanbrengen.

Vrij verkeer van patiënten

Tot slot: Het Europees Parlement maakt vrij verkeer van patiënten over de lidstaten gemakkelijker. Tot op heden is de European Health Space (EHS) een fictie. Deze term houdt in dat vrij verkeer niet alleen geldt voor arbeid, kapitaal, toeristen en studenten, maar ook voor patiënten. Binnen de EHS werkt een verzekeringspas net zoals een creditcard. De vorming van een EHS is een stap die past in de Europese traditie van integratie tot één gemeenschap. Het verruimt ook de vrije artsenkeuze.

Bezwaren

Gezondheidszorg is sinds jaar en dag een onderwerp van nationaal en niet van Europees beleid. Dat heeft twee redenen. De eerste is dat kostenbeheersing voor nationale regeringen moeilijker wordt als patiënten over de grens terecht kunnen. Regulering via aanbodbeheersing wordt dan lastiger.

Marktwerking

De tweede reden is dat de Europese Unie in vele andere bedrijfstakken marktwerking heeft gestimuleerd en niet de overheidsregulering. Een regering die de zorg aan de EU overlaat, vergroot het risico dat haar zorg wordt geprivatiseerd. Beide punten snijden hout. Ik hoop met mijn vier onderwerpen een gulden middenweg te bewandelen. De zorg blijft berusten bij de nationale overheden, op vier uitzonderingen na. Wat vind jij? Moet het Europees Parlement zich actiever gaan bemoeien met de gezondheidszorg? Zo ja, op welke punten?

Dit bericht verscheen in gewijzigde vorm ook als blog in Zorgvisie.

Zorgcontractering: lege huls, of essentieel instrument?

Het afsluiten van zorgcontracten heeft (tot nu toe) niet bijgedragen aan kostenbeheersing, valt af te leiden uit een recent proefschrift. De kosten in de zorg blijven alsmaar stijgen. Hoe komen we tot een beheerste groei van kosten en volumen, zodat ingrijpende maatregelen voorkomen worden?

Proefschrift

Op 15 april 2019 is Niek Stadhouders in Nijmegen gepromoveerd op een proefschrift met de zeer prikkelende titel: ‘Effective healthcare cost containment policies, using The Netherlands as a case study.’ Ik ging dit proefschrift vol verwachting lezen: wat werkt er nu wel en niet om kosten te beheersen? Het is een doorwrocht proefschrift. waarin veel werk is gestoken.

Teleurstellende conclusies

Ik ben erg teleurgesteld over de conclusies. De vraag Welk kostenbeheersingsbeleid is effectief? kan niet beantwoord worden. 2.250 beleidsopties in 750 artikelen (sic!), vooral uit de VS (niet NL?), geven geen uitsluitsel. De vraag Speelt actieve zorginkoop door zorgverzekeraars een rol bij doelmatigheid en betaalbaarheid? wordt met ‘nee’ beantwoord. Slechts 2-3% van de zorg is tussen 2007 en 2014 herverdeeld over zorgaanbieders. De promovendus stelt dan ook: ‘gereguleerde concurrentie lijkt dus minder marktdynamiek in de ziekenhuissector teweeg te brengen dan verwacht’.

Mogelijke oorzaken

Deze teleurstellende uitkomst komt niet onverwacht en was eigenlijk ook al wel bekend, maar nog niet wetenschappelijk vastgesteld. Als oorzaken van dit falen noemt hij ‘marktconcentratie en marktmacht van ziekenhuizen, gebrek aan vertrouwen van patiënten in zorgverzekeraars, onvoldoende transparantie en beperkingen om selectief te contracteren.’ Wat die beperkingen zijn noemt hij niet. Opvallend is dat hij het gebrek aan wederzijds vertrouwen tussen zorgverzekeraars en zorgaanbieders eveneens niet noemt.

Aanbevelingen

De promovendus adviseert ‘een combinatie van maatregelen om kosten te beheersen: eigen betalingen, actieve zorginkoop (?), generieke substitutie en referentieprijzen.’ Het is mij niet duidelijk waar hij dit advies op baseert en wat hij er precies mee bedoelt. Zijdelings verwijst hij naar de Hoofdlijnenakkoorden die de overheid sinds 2012 sluit met veldpartijen. Blijkbaar heeft de overheid ook niet echt vertrouwen (meer) in de werking van zorgcontractering als middel om kosten te beheersen. De overheid maakt nu namelijk zelf landelijke afspraken over volume en kosten. Deze beleidsmaatregel wordt verder niet geëvalueerd.

Vervolgonderzoek

Het proefschrift heeft een economisch-financiële invalshoek. Wat ik gegeven de zeer relevante vraagstelling dringend zou adviseren, is vervolgonderzoek naar de uitkomsten van actief kwaliteits- en veiligheidsbeleid in relatie tot kostenbesparing. Klopt het dat betere kwaliteit ook leidt tot lagere kosten? De promovendus noemt wel dat het buitengewoon moeilijk is om lokale doelmatigheidswinst te vertalen naar lagere prijzen, lagere premies en lagere collectieve lasten. Hij onderbouwt deze uitspraak verder niet.

Zorgkosten blijven stijgen

De conclusies van het proefschrift stemmen somber. Er liggen nog veel vragen open en zorgcontractering heeft (tot nu toe) niet bijgedragen aan de destijds beoogde doelstellingen van de ZVW. Dit wordt nog eens bevestigd in de recente ‘ZorgCijfers Monitor’ van het Zorginstituut (april 2019). De kosten van de ZVW over 2018 stijgen met 3,5% ten opzichte van 2017. Medisch-specialistische zorg (52% van de ZVW-uitgaven) stijgt met 1 miljard euro. De ziekenhuizen zijn de grootste stijgers: 4%. De stijging van kosten gaat dus gewoon door en is niet beheerst. Dit alles ondanks zorgcontractering en ondanks Hoofdlijnakkoorden.

Maatregelen

In de twee Open Brieven die wij (Wim Schellekens en Guus schrijvers) aan de Minister hebben gestuurd (1 mei 2018 en 4 januari 2019) spreken wij de vrees uit dat de Minister wel zal moèten ingrijpen als de Hoofdlijnakkoorden niet leiden tot beheerste groei van kosten en volumen. Dat leidt dan onherroepelijk tot zeer ongewenste botte maatregelen als pakketverkleining, meer eigen betalingen door de burger en toestaan van premieverhoging. Wij bieden in onze brieven hiervoor wel een alternatief aan. In een artikel in Medisch Contact van 2 mei werkten wij dit nader uit.

Zorgcontractering: kan het anders?

Recent zijn er aanwijzingen dat zorgverzekeraars toch – nog wel erg voorzichtig en beperkt, maar wel uitdagend – een nieuwe koers inzetten, maar nu wel op basis van inhoud en kwaliteit: verbetering van effectiviteit, logistiek, patiëntbelang en leidend tot de Juiste Zorg op de Juiste Plaats.

Ik wil een aantal heel recente voorbeelden geven:

  • VGZ meldt op 16 april in haar jaarverslag over 2018 een positief resultaat van 81 miljoen. Als verklaring geven zij het verlagen van de bedrijfskosten, (de resultaten van beleggingen) en de groei van het verzekerdenbestand. Daarnaast noemen ze ook met enige trots de eerste resultaten van hun aanpak om te komen tot ‘Zinnige Zorg’. De premiestijging voor 2019 is daarmee ook ‘beperkt’ tot 4,75 euro per maand. Ik heb daar eerder kritisch op gereageerd: VGZ ondersteunt via zorgcontractering gelukkig wel ‘Zinnige Zorg’ (bijvoorbeeld Bernhoven, RIVAS). Maar ik betwijfel sterk of de resultaten hiervan nu al geleid hebben tot lagere kosten bij zorgaanbieders en tot lagere volumina en prijzen in de contracten. Laat staan tot een beter bedrijfsresultaat van VGZ en een lagere premie(stijging).
  • CZ publiceert op 18 april dat zij een 10-jarencontract heeft afgesloten met ziekenhuis Zuyderland. De aanpak is: ‘Welke grote groepen patiënten zijn er, en hoe kunnen we het complete behandelproces daaromheen verbeteren?’ Mooie aanpak, maar inhoudelijke doelstellingen lees ik (nog) niet, evenmin hoe dat moet gebeuren.
  • Zilveren Kruis meldt op 12 april dat zij de transformatiegelden uit het hoofdlijnenakkoord daadwerkelijk gaat inzetten. Als voorbeelden worden genoemd de afspraken met Isala ziekenhuis, Zwolle/Meppel, om 10% van de zorg te verplaatsen naar buiten het ziekenhuis. Met Tergooi Ziekenhuizen, Hilversum/Blaricum, is zelfs 20% afgesproken. Niet duidelijk is wat hiervan de consequenties zijn voor het ziekenhuis: Budgetdaling van 10 of 20%? Afbouw van de productie met 10 of 20%? Afstoten van vastgoed met 10 of 20%? En wat betekent dit voor de eerste lijn? Ik ben erg benieuwd wat dit gaat opleveren. BovenIJ Ziekenhuis meldt op 29 april dat het samenwerking zoekt met het sociale domein voor ZOJP en overlegt met Zilveren Kruis over de inzet van de transformatiegelden.
Kosten- en volumebeheersing via contractering

Hoe dan ook: drie grote zorgverzekeraars zetten nu (eindelijk?) bij een enkele zorgaanbieder contractering in als instrument om volume- en kostenbeheersing te bereiken via de weg van de inhoud, en dat dan ook niet meer vrijblijvend. Ik zie nog wel veel obstakels en ik heb nog wel veel vragen. Maar….. de toon lijkt veranderd, het gaat niet alleen meer om PxV. Ik hoop oprecht dat dit nu bij alle zorgverzekeraars en bij alle ziekenhuizen standaardbeleid wordt en dat dit ook de beloofde spectaculaire resultaten gaat opleveren. Dit is immers de opdracht die zorgverzekeraars hebben in ons verzekeringsstelsel: voor hun verzekerden toegankelijkheid, betaalbaarheid en kwaliteit van zorg garanderen.

Gebrek aan vertrouwen

De Minister doet op 16 april via de beantwoording van Kamervragen van Liliane Ploumen (PvdA) ook nog een duit in het zakje. Hij gaat er vanuit dat ziekenhuizen die niet mee willen of kunnen doen met de afspraken in het hoofdlijnenakkoord Medisch-Specialistische Zorg geen meerjarencontracten zullen krijgen. En dat zorgverzekeraars hen dan alleen nog kortlopende, sobere contracten zullen aanbieden. Ik ben benieuwd of zorgverzekeraars deze druk bij ziekenhuizen kunnen en willen opvoeren. Er is zo veel weerstand en er is zo weinig wederzijds vertrouwen. Als het niet lukt, wordt volume- en kostenbeheersing een illusie.

Voortrekkersrol zorgverzekeraars

Het is moeilijk om met vereende krachten de verborgen ondoelmatigheid in ons zorgsysteem op te sporen en op die manier met behoud en zelfs verbetering van de kwaliteit de kosten van de zorg te leren beheersen. De bal ligt in de eerste plaats bij de zorgaanbieders, zij alleen kunnen de zorg zelf aanpakken, maar als de zorgverzekeraars hun inspirerende, stimulerende, faciliterende en belonende rol niet op een betrouwbare en vertrouwenwekkende wijze oppakken, zullen zorgaanbieders – met uitzondering van een enkele voorloper – het niet gaan doen.

Ambitieniveau

Becijferd is dat we minstens 4 miljard euro structureel per jaar kunnen bezuinigen, als we wat we inmiddels weten over optimale zorg implementeren en breed gaan verspreiden. Als we daarvan in de komende jaren nu eens 25% van zouden kunnen binnenhalen….. We weten inmiddels op vrijwel alle onderdelen van de zorg wat optimale zorg is. Dit geldt voor zinnige zorg, zorgpaden en zorglogistiek, ZOJP, patiëntbetrokkenheid, value-based healthcare, ICT, E-health, virtual care, enz..

Landelijke aanpak

Hiervoor is een landelijk gestructureerd en ondersteund proces noodzakelijk voor lokale/regionale implementatie en brede verspreiding van deze succesvol gebleken innovaties, verbeteringen en best practices. Dat lukt alleen bij een gedeeld urgentiebesef, een gezamenlijke visie en ambitie, herstel van wederzijds vertrouwen en landelijke ondersteuning voor de noodzakelijke competenties.
Gebeurt dat niet, dan zal de Minister in 2022 wel moeten ingrijpen met harde maatregelen en wordt de curatieve zorg een belangrijk politiek onderwerp bij de Kamerverkiezingen.

Wim Schellekens, voormalig hoofdinspecteur, CBO-bestuurder, ziekenhuisbestuurder en huisarts in samenwerking met Guus Schrijvers, Oud-Hoogleraar Public Health & Gezondheidseconoom

NCJ en Nederlands Jeugdinstituut op congres ‘Vroeg begonnen, veel gewonnen!’

Op het congres ‘Vroeg begonnen, veel gewonnen!’ op 17 mei vertellen vier flitspresentatoren over nieuwe innovaties, projecten en initiatieven om (alle) kinderen in de eerste 1.000 dagen een goede start te bieden.

Jeugdhulp op het goede pad

Prof. Jo Hermanns is Emeritus hoogleraar opvoedkunde bij de Universiteit van Amsterdam en onafhankelijk adviseur jeugdbeleid en jeugdhulp. Hij ontwierp in 2007 de Centra voor Jeugd en Gezin en blikt op het jeugdpreventiecongres kort terug hierop en kijkt vooruit: Wat gaat goed en wat kan beter in de hulpverlening aan de allerkleinsten en hun ouders? Zijn er ondanks herstructureringen en bezuinigingen toch boeiende inhoudelijke innovaties tot stand gekomen? Hermanns is positief gestemd: een aantal recente innovaties pakken goed uit in de praktijk.

Gemeenten aan de slag met opvoeden en ouderschap

De tweede flitspresentatie op het congres over een kansrijke start voor de allerkleinste wordt verzorg door het Nederlands Jeugdinstituut. Su’en Verweij-Kwok en Esther van Beekhoven zijn respectievelijk adviseur en projectleider aldaar. Zij gaan in op het feit dat (aanstaande) ouders tijdens de eerste 1.000 dagen van hun kind zeer ontvankelijker zijn voor informatie en kennis over opvoeden en ouderschap. Ze zijn vaak onzeker en hebben veel (praktische) vragen. Laagdrempelige steun in deze periode is belangrijk om het zelfvertrouwen en de eigen kracht van gezinnen te versterken. Daarom presenteren zij aan de congresdeelnemers vijf tips van gemeenten om laagdrempelige en daadkrachtige steun bij opvoeden en ouderschap te realiseren.

De preventiematrix

Gemeenten, zijn tegenwoordig verantwoordelijk voor de uitvoering van veel wetten. Zij zijn daarbij op zoek naar manieren om invulling te geven aan een duurzaam preventiebeleid. Een landelijke werkgroep ontwikkelde een concrete aanpak daarvoor: de preventiematrix. Marga Beckers is adviseur bij het Nederlands Centrum Jeugdgezondheid (NCJ). In haar presentatie op het congres vertelt zij hoe de preventiematrix helpt bij het in- en overzichtelijk maken van activiteiten en interventies die een gemeente heeft voor verschillende doelgroepen. Daarbij wordt meteen duidelijk welke onderwerpen of doelgroepen nog aandacht nodig hebben. De matrix kan op verschillende manieren worden gebruikt door gemeenten en/of professionals, eventueel samen met burgers.

Nieuwe verloskundige zorg

Katja van Groesen, is voorzitter van CenteringPregnancy. Zij houdt de vierde flitspresentatie op het congres en vertelt: ‘In Nederland bestaat verloskundige zorg tijdens de zwangerschap doorgaans uit een eerste individueel consult waar de anamnese wordt afgenomen, gevolgd door ongeveer twaalf korte, individuele consulten. Dat kan ook anders: Bij CenteringPregnancy vinden de vervolgcontroles na het eerste individuele amanese-consult niet individueel, maar aan een groep zwangere vrouwen aangeboden. Tijdens zo’n sessie wordt de medische zorg, zoals controle van de bloeddruk en de groei van de baby, gecombineerd met voorlichting, uitwisselen van kennis en ervaringen, het leren van gezondheidsvaardigheden en het stimuleren van onderlinge ondersteuning.

Langere consulten

Elke groep zwangeren komt tien keer bij elkaar en word begeleid door twee vaste personen: een verloskundige en een andere professional uit de gezondheidszorg. De groepsbijeenkomsten duren veel langer (120 minuten) dan het gangbare individueel consult (gemiddeld 15 minuten). Daardoor heeft de zorgverlener meert tijd om de factoren te bespreken die van invloed zijn op de zwangerschap en de gezondheid van moeder en kind.

kansrijke start

Naast deze vier flitspresentaties komen nog tal van andere recente interventies, projecten en ontwikkelingen aan bod om alle kinderen een kansrijke start te bieden. Wil jij de meest recente kennis daarover opdoen en kunnen toepassen? Werk je in de geboortezorg, de jeugdgezondheidszorg of de jeugdzorg? Werk je op de afdeling Jeugdzaken van een gemeente? Klik dan hier, lees het programma en meld je aan.

Regionaal samenwerken? Begin met ICT!

‘Als je de samenwerking tussen ziekenhuizen begint met een niet beladen onderwerp als de ICT, verloopt de latere samenwerking een stuk soepeler.’ Deze uitspraak pikte ik op tijdens een gesprek met Hans Ensing. Hij is bestuursvoorzitter van Bravis, dat nu nog twee ziekenhuislocaties heeft. Over enkele jaren gaat er nieuwbouw open op één locatie, halverwege Bergen op Zoom en Roosendaal.

Nieuw elektronisch medisch dossier

In 2014 gingen de ziekenhuizen in Bergen op Zoom en Roosendaal samenwerken. De Raden van Bestuur stelden als eerste prioriteit vast dat de elektronische communicatie tussen beide instellingen verbeterd moest worden. Ook was de interne software van een van beide ziekenhuizen hopeloos verouderd. De specialisten, allen met eigen maatschappen, steunden dit eerste samenwerkingsproject. Zij kwamen per vakgebied bijeen om te overleggen hoe hun nieuwe elektronische medisch dossier eruit moest gaan zien. Zij spraken dus niet over (beladen) onderwerpen als fusie van maatschappen en inhoudelijke richtlijnen en hadden het evenmin over geld. Ze leerden elkaar kennen via de ontwerpdiscussies over het
Elektronische Medische Dossier (EMD).

Toestemming ACM

De Autoriteit Consument en markt (ACM) gaf tijdelijke toestemming om via de gezamenlijke ICT informatie te delen tussen de Raden Van Bestuur in Bergen op Zoom en Roosendaal. Want het gezamenlijk aantal consulten, verrichtingen en verpleegdagen was eenvoudig via de software te achterhalen. En dit is concurrentiegevoelige bedrijfsinformatie. De ACM wist niet goed hoe hiermee om te gaan. Vandaar de tijdelijke toestemming, onder één voorwaarde: de ICT systemen moesten gescheiden kunnen functioneren. Dat betekende voor beide instellingen het gebruik van aparte surfers, inlogcodes en onderlinge firewalls. De extra kosten hiervan bedroegen enkele tonnen. De ziekenhuizen hielden zich aan deze voorwaarde.

Gezamenlijke scholing

Toen de gezamenlijke software technisch gereed was, gingen de specialisten gezamenlijk op scholing om de bediening goed in de vingers te krijgen. Zo leerden zij elkaar nog beter kennen. Uiteindelijk introduceerden de ziekenhuizen, als tweede in het land, de nieuwe software HIT van Chipsoft.

Nieuwbouw

Al deze ervaringen pikte ik op in gesprek met Hans Ensing, bestuursvoorzitter van Bravis met nu nog locaties in beide genoemde steden. Over enkele jaren gaat er nieuwbouw open op één locatie halverwege Bergen op Zoom en Roosendaal. Dat heeft een veel kleinere omvang in vierkante meters dan de oorspronkelijke instellingen.

Soepele samenwerking

Ensing benadrukt dat de keuze om de samenwerking te starten met een ICT-project achteraf gezien een uitstekende is geweest. Maar toen de RvB’s ermee begonnen, stond het kortetermijnbelang van slecht functionerende software centraal. Ensing: ‘We hadden niet voorzien dat de dokters elkaar op deze manier leerden kennen: via een niet-bedreigend, maar wel urgent onderwerp. Dankzij deze start verliepen de later fases in de samenwerking soepel. Toen kwamen meer beladen onderwerpen aan de orde, als de bestuurlijke fusie, de oprichting van een gezamenlijke medische staf, het kiezen van een locatie en het bepalen van het gezamenlijke functiepakket.’

Regionale samenwerking ziekenhuizen

Over het voortzetten van deze regionale samenwerking na de afronding van het ICT project valt nog veel meer te vertellen. Dat doet Hans Ensing op het congres Regionale samenwerking tussen ziekenhuizen op 26 juni 2019 in Utrecht. Hij vult dan een parallelsessie over het onderwerp ‘Samenwerking van ziekenhuizen in middelgrote steden’. Een tip geeft hij nu al vast via deze voorbeschouwing: overweeg eens om de samenwerking te starten met een gezamenlijk ICT-project.