Er dient een nationaal programma te komen voor samenwerking tussen
ziekenhuizen en eerste lijn. Dit programma zou geïnitieerd moeten
worden door Minister Bruins. Het programma dient niet alleen de zorg
te verbeteren en zorg op de juiste plaats te faciliteren en te
stimuleren, maar zou de zorg ook veiliger en meer patiëntgericht
moeten maken. Hierdoor kunnen onnodige, vermijdbare kosten en dus ook
harde ingrepen voorkomen worden. Het bereiken van die verbeteringen
moet door professionals zelf gerealiseerd worden en dient
gestimuleerd, gefaciliteerd en beloond te worden door bestuurders,
zorgverzekeraars, IGJ en NZa. Dit is de kern van een (tweede) open
brief aan Minister Bruins van Wim Schellekens en ondergetekende.
Hieronder vind je de integrale tekst van deze brief:
Perspectiefvolle ontwikkelingen te over
Minstens elke week lezen wij in de
nieuwsbrieven van Zorgvisie, SKIPR, Zorginstituut of in Medisch
Contact over een nieuwe innovatie of spectaculaire verbetering in de
zorg voor patiënten, met meer werkbevrediging voor de artsen en
verpleegkundigen en vaak gepaard gaande met besparingen.
Vorige week berichtte zorgverzekeraar
VGZ dat verlenging van de consulttijd van de huisarts van 10 naar 15
minuten bij een groep huisartsen had geleid tot 20% minder
verwijzingen naar de tweedelijn en dus tot aanzienlijke besparingen.
De huisartsen en de patiënten waren er erg blij mee.
De week daarvoor berichtte het
Rijnstate ziekenhuis in Arnhem dat een pilot voor opvang van verwarde
personen op de SEH zeer succesvol was verlopen: 80% kon weer naar
huis i.p.v. verblijf in een politiecel. In bijna alle andere steden
worstelen ze nog steeds met het probleem van de opvang van verwarde
personen.
Het Radboud ziekenhuis in Nijmegen
deed verslag van hun ZIRE-project (Zinvolle Registratie) op de
intensive care: daar registreren ze nog maar een kernset van zestien
indicatoren om de kwaliteit te bewaken: een aanzienlijke vermindering
van de registratielast met veel meer tijd voor de patiënt. Immers,
elke indicator die niet voortkomt uit of bruikbaar is in het eigen
kwaliteitssysteem is bureaucratie en verspilling!
Ook op ICT-gebied zijn er
inspirerende en veelbelovende innovaties: communicatie tussen tweede
en eerste lijn, bewaking van patiënten met hartfalen en COPD op
afstand, videocontact met kwetsbare ouderen, enz.
Zorg wordt onbetaalbaar en onze solidariteit bedreigd
Tegelijk horen we de Minister en
economen steeds indringender verklaren dat de zorg onbetaalbaar wordt
en dat (hard) ingrijpen onvermijdelijk wordt. Maatregelen waarop
wordt gedoeld zijn dan hogere eigen bijdragen, pakketverkleining en
premieverhoging: allemaal maatregelen die ten koste gaan van de
burger. Blijkbaar is het voor politici en beleidsmakers te moeilijk
om de zorg zelf beter en doelmatiger te maken.
Wij hebben hier grote moeite mee, omdat dit ten koste gaat van echt zieke patiënten, die dan immers niet meer verzekerd zijn van noodzakelijke zorg (pakketten) en ook de toegankelijkheid van de zorg bedreigd wordt (eigen betalingen). Ook de noodzakelijke en zo kostbare solidariteit in ons land tussen gezond en ziek, rijk en arm, jong en oud komt daardoor onder druk te staan. Als die solidariteit wordt uitgehold glijden we langzaam af naar Amerikaanse toestanden. Daar komt nu de steeds dreigender arbeidsproblematiek bij die als belangrijkste oorzaken heeft het dat de uitstroom één op de vijf medewerkers is. Dit komt vooral omdat de zorg zo slecht is afgestemd op de patiënt en de administratieve lastendruk zo hoog is (Commissie Terpstra (1)).
Kan het niet anders?
Wij hebben er ook grote moeite mee,
omdat wij er niet van overtuigd zijn dat we in de zorg alles gedaan
hebben om de zorg te verbeteren, zorg op de juiste plaats te geven
(de huidige hoofdlijnakkoorden gaan niet werken), zorg veiliger te
maken en meer patiëntgericht (en patiënt-betrokken) te organiseren
en mede daardoor onnodige en vermijdbare kosten te voorkómen.
Onderbouwing
Ten eerste: wij constateren (met het
RIVM en IQ-Healthcare, Nijmegen) dat onze gemiddelde kwaliteit
internationaal heel goed scoort, maar dat rond dat gemiddelde er op
bijna alle terreinen een niet-verklaarbare en niet acceptabele grote
inter-dokter/ziekenhuisvariatie bestaat m.b.t aanpak, resultaten èn
kosten: Van zorg die top-of the bill is, tot zorg die soms nog
verontrustend slecht is. Grote variatiebreedte is tegelijk slecht en
goed nieuws: slecht nieuws omdat de patiënt niet overal verzekerd is
van de beste zorg; goed nieuws, omdat de zorg dus nog veel beter kan!
Ten tweede: Zoals hierboven al
beschreven: er zijn op vrijwel alle gebieden aantoonbaar succesvolle
best practices en voortdurend ontwikkelen pioniers en voorlopers
nieuwe innovaties en innovatieve aanpakken die laten zien dat de zorg
ook anders en veel beter èn goedkoper kan worden verleend. Vooral
als we bereid zijn om heilige huisjes los te laten: de schotten
tussen de professionele vakgroepen, tussen eerste en tweede lijn, de
starheid van onze financiering en de zorgcontractering, gebruik maken
van nieuwe technologie, en vooral als we beter leren luisteren naar
de patiënt zelf.
Perspectief?
Er is dus onweerlegbaar grote winst
te behalen voor de patiënt, voor de professionals en voor de
premiebetalers (u en wij): dat is haalbaar als alle zorg wordt
geleverd op basis van het resultaatniveau van de huidige 10-20%
best-presterende zorgaanbieders.
In de ‘Open Brief (2)’, die wij op 1 mei 2018 aan Minister Bruins hebben gestuurd, hebben wij dit inhoudelijk en financieel onderbouwd en voorgesteld dat hij als Minister deze uitdaging oppakt door het mogelijk maken van een nationaal programma voor nationale ondersteuning van regionale implementatie en brede verspreiding van succesvol gebleken innovaties. We hebben toen gewezen op de evaluatie (3) van de nationale programma’s die eerder door het ministerie zijn opgezet: voor ziekenhuizen ‘Sneller Beter’ en het ‘Veiligheidsprogramma’, en in de care Zorg voor Beter, en ‘Waardigheid en Trots’.
Reactie van de Minister ter discussie
In het gesprek dat wij op 3 juli hadden met Minister Bruins zei hij dat voor hem de bal bij de veldpartijen ligt. Hij vindt het opzetten van een nationaal programma geen taak voor de minister (4). Deze uitspraak heeft ons onaangenaam verrast. Hij weet immers dat ons zorgstelsel is gebaseerd op onderlinge concurrentie en dat dit de noodzakelijke (regionale) samenwerking tussen zorgaanbieders sterk belemmert en dat ook zorgverzekeraars helemaal niet bereid zijn tot samenwerking om gemeenschappelijke doelen te bereiken. Het is in ons zorgstelsel ieder voor zich overleven en zich profileren. Dit gebrek aan samenwerking belemmert het bereiken van ambitieuze doelstellingen op het gebied van kwaliteit en kosten. De grootste winst zit nu juist in onderlinge samenwerking over de grenzen van disciplines, afdelingen, zorginstellingen en echelons heen en in onderlinge herverdeling van functies op basis van competentie, ervaring, toegankelijkheid van zorg, regionale behoefte en doelmatigheid. Deze concurrentiegedachte belemmert ook het opzetten van gezamenlijke nationale programma’s.
De op het Ministerie zeer bekende
Leon van Halder (voormalig directeur-generaal en nu voorzitter Raad
van Bestuur Radboud ziekenhuis) en Martin van Rijn (voormalig
directeur generaal en staatssecretaris en nu voorzitter Raad van
Bestuur Reinier de Graaf Haga ziekenhuizen), die aan de basis stonden
van ons zorgstelsel, pleiten nu voor samenwerking in plaats van
concurrentie in ons zorgstelsel.
De Minister weet ook dat zijn
standpunt van non-interventie niet staande is te houden: waarom
financiert hij anders vanuit VWS (gelukkig!!) het nationale Citrien
programma van de NFU, het VIPP-programma van de NVZ en het programma
voor ontwikkelen van resultaatindicatoren door het Zorginstituut? En
neemt hij nu recent de nationale regie voor het bereiken van eenheid
van taal en techniek voor de noodzakelijke informatie-uitwisseling in
de zorg, inclusief het beschikbaar stellen van een paar honderd
miljoen euro daarvoor.
Wij zijn trouwens erg blij met deze
niet-vrijblijvende betrokkenheid van VWS!
Maar dan begrijpen we niet goed
waarom hij zoveel potentiële kwaliteitswinst èn kostenvermindering
in de curatieve zorg laat liggen (zie onze eerste ‘Open Brief’
aan de minister).
Wat hebben wij in de tussentijd gedaan?
Na het gesprek met de Minister op 3
juli hebben wij gesproken met vertegenwoordigers van vrijwel alle
brancheorganisaties in de curatieve zorg en met een aantal
bestuurders. Er is brede (h)erkenning van de potentiële winst die
behaald kan worden en er is ook breed draagvlak voor een nationale
aanpak, mits toegespitst op lokale/regionale prioriteiten. Ook de
vertegenwoordigers van het Zorginstituut, de NZa en ZN(!) deelden
deze opvatting. Bij zorgverzekeraars bestaat nog wel weerstand tegen
onderlinge samenwerking.
Wat zou zo’n nationale aanpak inhouden?
VWS zou samen met nationale partijen
een nieuwe aanpak kunnen ontwerpen voor de curatieve sector (1e en 2e
lijn), gebruik makend van de ervaringen van ‘Sneller Beter’,
‘Zorg voor Beter’ en ‘Waardigheid en Trots’. Hierbij kunnen
NIVEL, Vilans en ook IQ-Healthcare ondersteuning bieden. IHI
(Institute for Healthcare Improvement) in Boston zou daarbij in een
train-de-trainer-positie gevraagd kunnen worden. Zij hebben veel
ervaring met grootschalige en zeer succesvolle nationale aanpak in de
VS, Engeland, Schotland, Denemarken. Ook wij kunnen vanuit onze
ervaring met nationale en regionale programma’s misschien een
nuttige inbreng hebben bij het ontwerpen van zo’n hernieuwd
nationaal programma, zo mogelijk ook aansluitend bij voorzichtige
initiatieven die er al lopen.
Doel
Doel is om best practices,
succesvolle innovaties en aansprekende verbeterresultaten breed te
verspreiden. Experts (professioneel, praktijkervaring, implementatie)
destilleren uit de best practicus/innovaties/verbeteringen de
essentiële veranderprincipes. De deelnemende regio’s formeren een
multidisciplinair verbeterteam en het expertteam leert hen de
veranderprincipes in eigen regio toe te passen en vorm en inhoud te
geven. Daarmee kopiëren ze niet maar herontwerpen ze wat het beste
werkt in de eigen context, mits de resultaatdoelstellingen maar
behaald worden. Het werk gebeurt in de regio’s, de ondersteuning
gebeurt in nationale werkconferenties. Deelnemende teams leren van
elkaar, maar gaan ook op resultaten met elkaar in concurrentie,
hetgeen zeer stimulerend werkt. Dit zijn de principes van de
succesvol gebleken ‘Doorbraakaanpak’, die door IHI is ontworpen
en in Nederland door CBO (‘Sneller Beter”) en Vilans met veel
succes zijn toegepast (“Zorg voor Beter’, ‘Waardigheid en
Trots). Onderwerpen kunnen zijn: verbeteren van arbeidsomstandigheden
door meer patiëntgeoriënteerde organisatie van de zorg, digitale
gegevensuitwisseling, medicatieveiligheid, zorg op de juiste plaats
(chronische zorg), acute zorg in de regio, opvang verwarde personen,
verloskunde, samenwerking en overdracht van zorg, wachtlijstbeheer,
vermindering administratieve lastendruk, enz.
Voorwaarden voor zo’n ambitieuze aanpak
Zo’n nationale aanpak gaat niet vanzelf. Wat zijn noodzakelijke voorwaarden voor succes?
Allereerst leiderschap: er moet
urgentiebesef zijn waarbij duidelijk wordt dat als er niets gebeurt,
dit leidt tot onacceptabele maatregelen op termijn. Er moet een visie
worden neergelegd dat de zorg veel beter en goedkoper moet èn kan
zonder dat dit belastend is voor de patiënt. Tegelijk wordt dan een
strategie geformuleerd hoe we deze visie realiteit kunnen maken.
Het zou geweldig zijn als de Minister
deze leiderschapsfunctie op zich zou nemen en zo’n nationaal
programma mogelijk maakt.
Essentieel is de rol van de
professionals: zij moeten de verbeteringen tot stand brengen vanuit
hun intrinsieke motivatie voor de patiënt. Dat alleen is echter niet
voldoende. Bestuurders (verbetermanagement), zorgverzekeraars
(verbetercontractering) en toezichthouders (IGJ, NZa:
verbetertoezicht) moeten professionals stimuleren, faciliteren en
behaalde resultaten belonen en negatieve prikkels (administratieve
lastendruk, financiële disincentives) wegnemen. Ook het
Zorginstituut is vanuit normerend opzicht belangrijk. Over deze
belangrijke rollen voor succes valt nog veel te zeggen.
Samenvattend
Kortom: Wij pleiten voor een
nationaal programma, geïnitieerd door de Minister waarbij deze het
ambitieniveau neerzet, waarbij het bereiken van verbetering van zorg
door professionals zelf wordt gerealiseerd, gestimuleerd,
gefaciliteerd en beloond door bestuurders, zorgverzekeraars, IGJ en
NZa. Alleen zo kunnen ambitieuze doelstellingen worden bereikt: een
combinatie van bottom-up realiseren van verbeteringen met tegelijk
top-down stimuleren, faciliteren en belonen, èn: niet langer
vrijblijvend!
What if not….?
Alternatief is dat de nu bestaande
niet-acceptabele variatiebreedte niet wordt aangepakt, er geen
verantwoorde kostenbesparing optreedt zonder kwaliteitsaantasting,
waardoor de regering op termijn genoodzaakt zal zijn tot het nemen
van draconische maatregelen om de zorg betaalbaar te houden. Hierdoor
zal de burger ernstig worden benadeeld met veel weerstand in de
politiek en in het veld. Voorwaar een testimonium paupertatis van
regering en parlement.
Er ligt een grote kans! Wie neemt
initiatief? Dat is voor ons de regering. De grondwet machtigt haar om
maatregelen te treffen ter bevordering van de volksgezondheid.
Minister Bruins: doe dat dan ook.
Wim Schellekens, voormalig
huisarts, ziekenhuisbestuurder, directeur CBO en hoofdinspecteur en
Guus Schrijvers, econoom, emeritus hoogleraar public health
- Zie artikel Zorgvisie (2 januari 2019): https://www.zorgvisie.nl/een-op-de-vijf-zorgmedewerkers-verlaat-werkgever/
- Open brief: https://guusschrijvers.nl/open-brief-aan-minister-bruins-samen-sneller-beter-en-betaalbaar/
- NSOB: ‘Participeren in partnerships’: https://www.nsob.nl/wp-content/uploads/2018/08/NSOBVWS-Participeren-in-partnerships.pdf
- Verslag gesprek Minister Bruins: https://guusschrijvers.nl/verslag-overleg-minister-bruins-toekomst-ziekenhuiszorg/