“Ik zie als focus voor de geestelijke gezondheidszorg in de periode tot 2030 dat cliënten maatschappelijk meedoen en een menswaardig bestaan leiden. Hierbij krijgt het sociale domein de lead. Tenzij er bijvoorbeeld sprake is van een acute psychose bij een cliënt. Zorg wordt dan een onderdeel van een bredere aanpak met wonen, inkomen, werk en scholing“. Aan het woord is Bert van der Hoek, bestuursvoorzitter van het Trimbos Instituut. Van der Hoek werkte van 2005-2015 als bestuursvoorzitter van de Groningse ggz-instelling Lentis. Daarna was hij bestuurder van De Friesland Zorgverzekeraar. Ik interview hem in een serie voorbeschouwingen op het congres.
Wat gaat goed met de ambulantisering van de ggz?
“Sinds 2012 toen de ambulantisering begon kreeg de ggz veel meer aandacht van het belang om zolang mogelijk gewoon thuis te verblijven. Het kernwoord werd normaliseren. En als cliënten niet zelfstandig kunnen wonen, dan is de eerste optie begeleid wonen. De normalisering kreeg een boost dankzij samenwerking met bijvoorbeeld woningcoöperaties.”
Wat kan beter?
“Als Lentis-directeur en zorgverzekeraar zag ik ten eerste te veel aandacht voor het afbouwen van de bedden. Die afbouw is anno 2020 wel gerealiseerd, zoals onze Trimbos evaluatie laat zien. Maar de opbouw van de ambulante zorg hield geen gelijke tred met die afbouw. Dat had beter gekund. Verder kreeg de ambulante behandeling vooral aandacht. Herstelzorg kwam niet goed van de grond. Tenslotte kwam na de ambulantisering sedert 2012 een nieuwe reorganisatie: de decentralisatie van de Wet Langdurige Zorg. Vooral voor de jeugdpsychiatrie leidde dit tot chaos: van de ene reorganisatie naar de volgende. “
Wat moet er in de komende tien jaar gebeuren in de ggz?
“Overheid, veld en wetenschappers rigoureus iets gaan doen: Geen evolutie maar een radicale paradigma switch. De nadruk moet gaan liggen op maatschappelijk meedoen en op een het creëren van een menswaardig bestaan.” Van der Hoek licht dit toe met de zinnen waarmee dit interview begint.
Welke bijdrage kan het Trimbos Instituut daaraan leveren?
De essentie van ons werk zal ook in de komende tien jaar de monitoring van de geestelijke volksgezondheid en van de ggz zijn: Wat realiseren overheid, veld en zorgverzekeraars nu echt? Dat zou moeten gebeuren met behulp van slechts enkele indicatoren, die aansluiten op die van de afgelopen jaren. Daarmee meten we al zeven jaar de ontwikkeling van de ambulantisering. Ik denk aan indicatoren realiteit van leven, participatie, inkomen, wonen, zorggebruik en medicatie. Naast monitoring lopen mijn medewerkers en ik graag mee met pilot-regio’s om projecten te leiden en te evalueren. Vervolgens proberen wij op te schalen naar andere regio’s en een lerende attitude bij professionals en beleidsmakers te creëren. Ik weet nu al uit ervaring en uit de literatuur, dat iedere regio een eigen context en historie heeft. Je kunt niet één op één een best-practice uit regio A kopiëren naar regio B tot en met Z. Financiering moet volgen. Hier sluit op aan dat een best-practice niet te hanteren is als uniforme betaaltitel voor alle regio’s. Het geld moet de zorg volgen. Mar die zorg wordt in de komende tien jaar in elke regio binnen een andere context geboden. Dat betekent dat de financiering per regio aanpasbaar moet worden.
Wat wil je bereiken?
Aan het einde van de congresdag ben ik blij, als meer mensen hetzelfde gaan willen als bij binnenkomst: ik noem dat een convergerende dynamiek. Het zou geweldig zijn als een aantal partijen zoals cliëntenorganisaties, beroepsverenigingen, brancheorganisaties en zorgverzekeraars tijdens het congres een collectieve ambitie ontwikkelen om mensen met psychische problematiek een brede kwaliteit van leven te bieden. De genoemde instellingen en organisaties kunnen veel meer en hoeven niet op de politiek te wachten.
“Wat moet er in de komende tien jaar gebeuren in de ggz? Overheid, veld en wetenschappers rigoureus iets gaan doen: Geen evolutie maar een radicale paradigma switch. De nadruk moet gaan liggen op maatschappelijk meedoen en op een het creëren van een menswaardig bestaan.”
Dat kan door de regie meer bij het lokale veld te leggen en daar de specialisten op bezoek te laten komen in lopende behandelingen. Niet meer ‘verwijzen’, maar een doorlopende behandeling. Hechting en veiligheid blijft in tact. Second opinion of third opinion komen op bezoek.
Niet meer regie vanuit verschillende organisaties of een overlegtafel met compromissen, maar regie vanuit de zorgvrager en lokale zorgverleners. Met een indrukwekkende sociale kaart, waarop allerlei expertises en telefoonnummer staan.
Drempelloos anderen hulpverleners inschakelen die vanuit eenzelfde dossier, die door de patient beheerd wordt. Die bepaalt wat de hulpverlener krijgt te zien. We denken dat een EPD vaak compleet is, maar veel mensen delen talloze zaken niet. uit schaamte of vergeten of conflicterende belangen.
Je kan wel uitleggen wat het effect kan zijn op het niet delen van bepaalde zaken op de gezondheid. Medicatie is een ander verhaal, want daar zit de eindverantwoordelijkheid en interactie. Het idee dat een EPD van de ‘zorgverlener is’ en compleet moet zijn is langzaamaan achterhaald in de GGZ.
Groet,
Laurens Vreugdenhil
Psychiater