Hoe kun je zorginnovaties sneller verspreiden?

Op het congres over de juiste zorg op de juiste plek kwamen tal van goede regionale voorbeelden van zorginnovaties aan bod. Hoe kun je deze innovaties verspreiden over het hele land?

Vandaag passeerden vele innovaties de revue. Die verhogen de kwaliteit van zorg en besparen geld. Maar hoe kan je deze sneller verspreiden over het hele land? Daarover verschilden de meningen. Met woorden van deze strekking sloot dagvoorzitter Wim Schellekens het congres over de hoofdlijnenakkoorden en de nota Juiste Zorg op de Juiste Plek af. Dat vond plaats op vrijdag 16 november 2018, trok zo’n 150 deelnemers en toonde vele goede voorbeelden van zorginnovaties.

Zorginnovaties

Ik som er enkele op: geïntegreerde longzorg in Nijkerk; optometristen die oogartsen vervangen; Cardiometabool Zorgnetwerk in Utrecht; Gezondheidsprogramma Gezonde Nieren; extramurale complexe wondzorg; nieuwe taken van transferverpleegkundigen; integraal zorgpad voor mensen met diabetes type 2; zorgpad acuut coronair syndroom; CTG bij zwangeren in de wijk; digitaal consulteren van specialisten door huisartsen en e-meedenkconsulten.

Suggesties

Op de vraag hoe deze innovaties sneller dan gebruikelijk verspreid kunnen worden hadden sprekers en congresdeelnemers uiteenlopende antwoorden. Ik vat hieronder enkele opvattingen samen:

  • Meer vertrouwen in en minder controle op professionals door beleidsinstanties en zorgverzekeraars (Bart Berden, Bestuursvoorzitter Elisabeth-TweeSteden Ziekenhuis te Tilburg).
  • Meer tijd voor huisartsen door praktijkverkleining, meer ondersteuning, betere e-health en minder regelgeving (Patrick Bindels, hoogleraar huisartsgeneeskunde te Rotterdam).
  • Herontwerp de klantreis met zelfzorg, technologie, dichterbij en ontwerp daarbij ondersteunende bekostiging (Ward Bijlsma, leidinggevend inkoper van curatieve zorg bij Menzis).
  • 80% van de congresdeelnemers vond dat zorgverzekeraars de eerste verantwoordelijkheid dragen voor snellere verspreiding van zorginnovaties.
Eén zorgverzekeraar hoofdverantwoordelijk

Mijn mening over snellere verspreiding onderbouwde ik op het congres met behulp van onderstaand kaartje. Daaruit blijkt bijvoorbeeld dat Menzis de dominante verzekeraar is in drie regio’s: Groningen, Twente en de Achterhoek. Mijn voorstel: maak in dit voorbeeld Menzis de eerstverantwoordelijke zorgverzekeraar in deze regio’s voor implementatie van bewezen zorginnovaties. Huisartsen, specialisten en ziekenhuisbesturen in deze regio’s mogen ervan uitgaan dat een contract met Menzis ook geldt voor de andere verzekeraars. Bij hoge uitzondering wordt dat geweigerd. Per regio maken Menzis en het veld een bestedingsplan voor de beschikbare transformatiegelden.

Transferpunten

Binnen het palet van opvattingen over snellere verspreiding van goede voorbeelden was die van mij slechts een van de vele. Wellicht is het beter om te kijken naar innovaties die zich binnen vier jaar snel verspreid hebben over het land. De eerste betreft de introductie van transferpunten in Nederland (1990-1994). Ziekenhuizen richtten deze punten in om de overgang van ziekenhuis naar huis beter te faciliteren, sneller patiënten te kunnen overdragen en verkeerde bed problematiek tegen te gaan.

Succes

De transferpunten werden in een korte tijd een groot succes. Na drie jaar hadden (bijna) alle ziekenhuizen dergelijke punten ingericht. Ze bestaan nog steeds en gaan hun taken uitbreiden naar de spoedeisende hulpafdelingen die verwarde ouderen snel willen overdragen aan thuiszorgorganisaties. Dit laatste vertelde transferverpleegkundige Natasja van der Winden op het congres 16 november.

Huisartsenposten

Tien jaar later (2001-2005) verspreidden huisartsenposten zich over het hele land. Ze voorzagen in een dringende behoefte: Het huisartsenberoep werd lichter, dankzij minder nachtdiensten. Er kwam veel extra geld beschikbaar. Thans zijn ze niet meer weg te denken in de (spoed)zorgketen.

Zorggroepen

In 2011 ontstonden, ook in korte tijd, overal zorggroepen gericht op regelmatig monitoren van mensen met chronische aandoeningen zoals diabetes type 2, COPD en cardiovasculaire risico’s. De regering ontwierp de keten-DBC’s voor deze zorggroepen.

Professionals

Mij valt op in deze drie voorbeelden dat de verspreiding van deze innovaties vooral berustte bij professionals. Zelf deed ik mee aan roadshows langs tal van ziekenhuizen waar nieuwe transferverpleegkundigen hun ervaringen deelden in ziekenhuizen zonder transferpunten. Zij waren als het ware de ambassadeurs van deze innovatie.

Successen delen

Bij de huisartsenposten trok ik op met tal van huisartsen die avond na avond de regio introkken om waarneemgroepen te overtuigen van het nut van zo’n post. Ook het oprichten van zorggroepen overal in Nederland kwam tot stand dankzij inspanningen van de eigen beroepsgroep van huisartsen en soms ook van specialisten. Via nascholing en heidagen werden successen gedeeld en gewezen op implementatie valkuilen.

Rol zorgverzekeraars

Wat ook opvalt bij deze drie voorbeelden van snelle verspreiding van innovaties was dat het ministerie van VWS deze actief met geld en gezag ondersteunde. Zorgverzekeraars volgden het veld en de overheid, maar waren niet de trekkers. Dit staat haaks op opvattingen van een aantal congresdeelnemers op 16 november om zorgverzekeraars als eerste verantwoordelijk te stellen voor verspreiding van innovaties.

Wat vind jij?

Successen uit het verleden bieden geen garantie voor de toekomst. Dit gaat ook op voor het verspreiden van zorginnovaties. Daarom doe ik een oproep aan de lezers van dit bericht om hieronder aan te geven hoe zorginnovaties de komende vier jaar het beste zijn te verspreiden over ons land. Je kunt daarbij gebruik maken van een van twee onderstaande voorbeelden die op het congres uitgebreid besproken zijn:

  1. Als huisartsen voortaan naar een oogarts verwijzen via een optometrist in de eerste lijn, daalt het verwijspercentage naar oogartsen met 80%. Slechts 20% gaat alsnog door naar de oogarts. Die zijn blij dat ze dan vaker patiënten ontmoeten waarvoor ze echt wat kunnen betekenen. Optometristen krijgen meer werk. En patiënten kunnen in hun eigen buurt terecht.
  2. Als verloskundigen zelf een CTG uitvoeren bij een zwangere en niet daarvoor doorverwijzen naar een gynaecoloog, verlaagt dit het verwijspercentage met 92%. Want bij slechts acht op de honderd zwangeren leidt de eigen CTG alsnog tot verwijzing. Voor de duidelijkheid: een CTG ofwel een Cardiotocografie registreert de hartslag van de vrucht en de contractie van de baarmoeder. Ook hier geldt weer: gynaecologen ontmoeten dan vaker patiënten voor wie zij veel kunnen betekenen. Verloskundigen kunnen hun takenpakket uitbreiden en zwangeren blijven binnen de eigen wijk.

Graag ontvang ik hieronder jullie suggesties voor een implementatiestrategie voor een van bovenstaande goede voorbeelden, die leidt tot een landelijke verspreiding binnen vier jaar.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *