Jeugdverpleegkundigen tussen sociaal en medisch domein: Wie betaalt ze?

Door Paul van der Velpen

Stel een kind heeft buikpijn, slaapt slecht of heeft ernstig overgewicht. Is er dan sprake van sociale oorzaken of een medische?  Wie een gecombineerde (integrale) aanpak wil, loopt in het Nederlandse stelsel tegen een stevige muur: medische zorg wordt gefinancierd door zorgverzekeraars, en het sociaal domein komt voor rekening van de gemeenten. Beide financiers bewaken secuur de grens om te voorkomen dat ze zorg of hulp financieren die “tot het domein van DE ander behoort”. Op dit punt is dus dringend innovatie vereist. De burger wil effectieve hulp, wil één casemanager, en wil geen last hebben van deze Berlijnse muur in ons stelsel. n dit artikel geeft Paul van der Velpen drie verschillende voorbeelden die een gemeenschappelijke kern hebben: de jeugdverpleegkundige als verbindingsofficier tussen sociaal en medisch domein. 

Centrale Zorgverlener

Op basis van de ervaringen in diverse steden is de afgelopen jaren een effectieve aanpak ontwikkeld om overgewicht bij kinderen te voorkomen. Daarbinnen is niet alleen aandacht voor universele preventie, gericht op álle kinderen, maar worden ook kinderen met (ernstig)overgewicht geholpen. Zij worden geholpen door een centrale zorgverlener, die er niet alleen is voor het kind, maar ook voor het gehele gezin, die niet alleen let op fysieke zaken, maar ook op sociale. De centrale zorgverlener (CZV) speelt een cruciale rol bij de aanpak Kind naar Gezonder Gewicht. Dit is de spin in het web vanwege het contact met het kind en het gezin en de coördinatie van de samenwerking tussen de betrokken professionals. Dankzij de vertrouwensband met het gezin krijgt de CZV inzicht in de persoonlijke situatie. Zij is daarmee dé centrale persoon om de noodzakelijke stappen en ondersteuning in goede banen leiden. De centrale zorgverlener is geen aparte hulpverlener, maar een jeugdverpleegkundige die dit werk als taak erbij doet. 

Nazorg prematuren

Als een kind te vroeg wordt geboren is er extra zorg nodig. Het is belangrijk dat ouders in de eerste weken thuis goed worden begeleid. Om te zorgen voor een goede afstemming tussen de zorg in/van het ziekenhuis en de zorg thuis is in de provincie Friesland de functie nazorgverpleegkundige Jeugdgezondheidszorg ontwikkeld. De verpleegkundige van de couveuseafdeling van het ziekenhuis begeleidt de ouders bij de overgang van het ziekenhuis naar huis en komt in de eerste week nadat het kindje is thuisgekomen op huisbezoek. Dezelfde verpleegkundige komt in de tweede week nog l keer op huisbezoek, samen met een gespecialiseerde verpleegkundige van de JGZ, de nazorgverpleegkundige JGZ. De zorg wordt dan aan deze verpleegkundige overgedragen. De nazorg voor te vroeg geboren kinderen is zo georganiseerd dat de ouders in het eerste jaar niet naar het gewone consultatiebureau gaan. De zorg wordt thuis aangeboden. Ouders kunnen met allerlei vragen bij de nazorgverpleegkundige terecht.

Schakel tussen kinderarts en sociaal domein

Kinderartsen zien op de polikliniek regelmatig kinderen met psychosociale problemen. Om deze kinderen goed te kunnen helpen, is afstemming nodig met (psycho)sociale hulpverlening en het sociaal domein. Om uit te zoeken of de jeugdverpleegkundige een schakel kan helpen vormen tussen kindergeneeskunde, (psycho)sociale hulpverlening en sociaal domein is in regio Breda onderzoek gedaan. De mogelijke effecten die de interventie heeft op de door de ouders ervaren opvoedbelasting lijkt in de interventiegroep niet anders te zijn dan in de controlegroep. Of hier een tijdsaspect (effect is niet meteen zichtbaar) of een powereffect (te weinig deelnemers in de studie) een rol bij speelt is niet duidelijk. De resultaten uit de interviews wijzen wel in de richting van een kortere doorloopsnelheid in de interventie dan in de controle groep. De professionals vinden de nieuwe werkwijze effectief en efficiënt. Een van de voordelen die wordt genoemd is de ontzorging en tijdwinst voor de kinderartsen doordat er slechts één aanspreekpunt is.  De jeugdverpleegkundige heeft zowel kennis van het medische als van het sociale domein, brengt partijen bij elkaar  en vervult een coördinerende taak. Kinderartsen hoeven niet meer zelf naar passende hulpverlening in het voorliggende veld te zoeken.  Zij weten dat de jeugdigen gevolgd worden en dat ze een terugkoppeling krijgen.  Daardoor zijn  er minder controles nodig en eveneens minder overlegtijd. Het onderzoek geeft verbeterpunten aan en wijst op diverse groepen kinderen waarbij deze werkwijze zou kunnen worden toegepast.

Financiering

Voor bepaalde (zeker complexe) problemen is een integrale aanpak nodig. De scheiding in ons stelsel tussen het sociale domein (gefinancierd door gemeenten) en het medisch domein (gefinancierd door de zorgverzekeraars) blijkt dan een groot obstakel. De drie innovaties lijken te wijzen in dezelfde richting: de jeugdverpleegkundige kan, voor opvoeders en kinderen, een belangrijke verbindingsofficier zijn tussen beide domeinen. Maar alle drie de innovaties constateren dat de financiering van het werk van de verbindingsofficier zwak en niet structureel is geregeld.

1.In enkele regio’s wordt door de zorgverzekeraar het werk van de centrale zorgverlener gefinancierd op basis van de Beleidsregel Innovatie voor kleinschalige experimenten  en de Regeling innovatie voor kleinschalige experimenten. Deze beleidsregel maakt het mogelijk om maximaal 3 jaar kleinschalig te experimenteren met zorg die onder de Zorgverzekeringswet (Zvw) of Wet langdurige zorg (Wlz) valt. In andere regio’s financieren de gemeenten.

2.In Friesland wordt het werk van de nazorgverpleegkundige gefinancierd door gemeenten.

3.In het Bredase onderzoek regio wordt de suggestie gedaan om de interventie te financieren vanuit de regeling preventiecoalitie. Met de subsidieregeling Preventiecoalities stimuleert het ministerie van VWS Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport  de structurele samenwerking tussen zorgverzekeraars en gemeenten op het gebied van preventieactiviteiten voor risicogroepen

Drie opties

Er lijken drie opties op weg naar een structurele financiering:

  • Een universitaire groep (Tranzo?) biedt zich aan als externe evaluator van de drie projecten, en komt op basis van de ervaringen, met een voorstel hoe een dergelijke werkwijze kan leiden tot zowel kostenbeheersing als meer integraal werken.
  • Erkenning van de drie voorbeelden door enkele beroepsgroepen (jeugdverpleegkundigen, kinderartsen) die het vervolgens opnemen in hun richtlijnen. Alsmede erkenning door gezaghebbende gremia zoals Nationaal Centrum Jeugdgezondheid of NJI.
  • Steun van Zorginstituut Nederland of NZA om een betaaltitel te maken of om bestaande te verbreden.  

3 reacties

  1. Wat een goede ideeën. Het lijkt me voor de hand liggen deze functie inderdaad te koppelen aan de JGZ 0-4 verpleegkundigen, die de afgelopen jaren flink gewend zijn geraakt om jonge kinderen waar nodig in het gezin te begeleiden. Daar is vast een betaaltitel voor te vinden binnen de vnl. GGD jgz begrotingen die voor rekening van de gemeenten zijn.

  2. Een gebrek aan structurele financiering is inderdaad een struikelblok om de jeugdverpleegkundige deze rol goed te laten pakken. Vanuit Tranzo, GGD Hart voor Brabant en het Jeroen Bosch Ziekenhuis vond onderzoek plaats naar de centrale zorgverlener in de aanpak Kind naar Gezonder Gewicht in ‘s-Hertogenbosch. De centrale zorgverlener is in ‘s-Hertogenbosch een jeugdverpleegkundige, meestal werkzaam voor gezinnen met kinderen van 4-12 jaar.
    In ons effectonderzoek verbeterde de kwaliteit van leven van kinderen met overgewicht met begeleiding door een centrale zorgverlener na drie maanden meer dan van kinderen met ‘care as usual’. Na een jaar werd ook verbetering in kwaliteit van leven en een kleine daling in BMI gezien. Hierbij werd geen significant verschil gezien met ‘care as usual’. Een mogelijke verklaring hiervoor komt uit het implementatieonderzoek; de centrale zorgverlenersrol wordt nog niet altijd uitgevoerd zoals gehoopt en de follow-up van gezinnen kan beter. Jeugdverpleegkundigen vinden zichzelf in staat om de nieuwe rol uit te voeren, maar ervaren een gebrek aan tijd, prioriteit en capaciteit. Ouders voelden zich gesteund.
    De rol van de centrale zorgverlener is in ontwikkeling, een goede implementatie heeft aandacht en tijd nodig. Resultaten van het onderzoek zijn samengevat in een animatie: https://www.youtube.com/watch?v=Z1sUuplZ30o
    De komende maanden worden de onderzoeksresultaten wetenschappelijk gepubliceerd.

  3. De POH-GGZ jeugd kan ook als zo’n verbindingsofficier worden gezien tussen het sociale domein, de eerstelijn en de gespecialiseerde GGZ

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *