Artikel hier.
Injecteert mevrouw Janssen uit Emmen desinfactans bij zichzelf op advies van Donald Trump? Als het aan de auteurs van deze essays ligt, zeker niet. Want, mevrouw Janssen is in een nabije toekomst een Prosument die zelf de lead en de regie in de zorg neemt en zo haar eigen zorgverlener wordt. Ondersteund door nieuwe technologieën, zoals smartphones, smartwatches met health monitoring apps en toepassingen via internet gaat zij, net als in de bankensector en de energieproductie, zelf taken oppakken. Een prikkelende en aantrekkelijke stelling, maar gezien het feit dat steeds mensen zijn die op basis van belachelijke adviezen zichzelf schoonmaakmiddelen toedienen moeten we de bestaande gezondheidszorg niet zo maar in zijn geheel overboord gooien.
Twee trends die sneller gaan dan het beleid van de overheid en zorgverzekeraars.
De auteurs stellen dat de cliënt van de toekomst beter is opgeleid, beter is geïnformeerd, welvarender en mondiger is, dan de client uit van het verleden. Dit samen met nieuwe technologieën, wetenschappelijke vernieuwingen en veranderende medische inzichten zorgen ervoor dat de daadwerkelijke zorgverlening zal veranderen en per saldo individueler zal worden. Met als gevolg dat wet en regelgeving op deze ontwikkeling dreigen achter te gaan lopen.
Zonder iedereen nu meteen tot een Prosument te willen bestempelen zal dit zeker voor bepaalde product-markt combinaties en delen van de bevolking het geval zijn. Echter, zal het ook nog een lange tijd duren dat een grote groep slecht opgeleide en misschien minder draagkrachtige mensen bestaat die zichtzelf alsnog zouden kunnen vergiftigen op basis van dubieuze adviezen. Daarmee kan worden vastgesteld dat het beleid van overheid en zorgverzekeraars niet radicaal anders moet, maar wel meer divers moet worden.
De huidige zorg is in 3 markten georganiseerd.
De zorgverzekeringsmarkt is de relatie tussen zorgverzekeraar en verzekerde en gaat eigenlijk over de wettelijke streng gereguleerde toegangsgarantie tot de zorg. De consequentie hiervan is dat concurrentie vrijwel onmogelijk is.
De zorgverleningsmarkt is de relatie tussen de zorgverlener en de patiënt en kent meer keuzevrijheid voor de client. De kwaliteitseisen zijn streng gereguleerd, maar variatie in behandelinformatie laat toch een zekere mate van concurrentie toe.
Tot slot de zorginkoop/verkoopmarkt en bestaat uit de relatie tussen zorgverzekeraar en zorgverlener. De stelsel wijziging van 2006 had oorspronkelijk tot doel dat het hier tot prestatiebekostiging en dus concurrentie zou komen. Budgetplafonds en Hoofdlijnenakkoorden zorgen ervoor dat concurrentie hier feitelijk vrijwel onmogelijk is.
De auteurs stellen een nieuw bekostigingsstelsel voor gebaseerd op één markt.
De auteurs presenteren daarom een voorstel dat berust op één budgetsysteem dat eenvoudiger moet zijn dan hoe het prestatiebekostigingssysteem nu in de praktijk wordt ingevuld.
Zij pleiten voor landelijke en uniforme, door de Nza vastgestelde (verreken)tarieven. Landelijke moeten de huidige verzekeraars zich gaan opheffen en verenigen in VECOSO om als een centrale landelijke administratief- organisatorische uitvoeringsorganisatie het declaratieverkeer te regelen.
De bekostiging is vooral geënt op de bekostiging van de zorginstellingen. Binnen deze instellingen moet een budgetsysteem komen dat veel ruimte biedt om zorg op maat aan de individuele cliënt te verlenen. De clientvolgende bekostiging is dan onafhankelijk van het feit of deze zich in de instelling zelf of in de thuissituatie bevindt.
Voor de (nog) niet prosumenten wordt in een macrobudget voorzien
Dit macrobudget (geen onderdeel van het budgetsysteem van de instelling) op nationaal niveau wordt besteed aan het solidaire en algemeen toegankelijke deel van de zorg. Cliënten die niet in staat zijn om zelf zorg in te kopen en in potentie dus ook foute therapeutische adviezen kunnen opvolgen, vallen waarschijnlijk deels binnen dit budget. Naast het eerder genoemde mesobudget, bij de instellingen, zijn er ook nog microbudgetten (vergelijkbaar met de huidige PGB) waarmee de patiënt/client zelf zorg kan inkopen.
Geen stelselrevolutie maar een verbetering van het huidige systeem
De bekostiging van de zorg zoals de auteurs die voorstellen, met een landelijke uitvoerings- organisatie beheerd door zorgverzekeraars, past goed bij de manier waarop de huidige zorgverzekeringsmarkt – feitelijk – functioneert. Het huidige zorgsysteem voldoet volgens de auteurs in zeer grote mate aan de doelstellingen van algemene toegankelijkheid en solidariteit. Ook de mate van samenwerking tussen ziekenhuizen onderling en tussen ziekenhuizen en de eerste lijn en nulde lijn loopt nu best goed en leidt vaker tot JZoJP (juiste zorg op de juiste plek) dan de media ons vaak willen laten geloven. Tot slot vormt de gewraakte schaalvergroting in de praktijk zelden tot een probleem. Binnen de grootschalige organisaties ontstaan steeds meer kleinschalige voorzieningen. Tot slot wordt kostenbeheersing nu niet bereikt door concurrentie tussen zorgverzekeraars, maar door landelijk vastgelegd hoofdlijnakkoorden. Daarnaast wordt de kostenontwikkeling in grote mate bepaald door min of meer autonome factoren zoals demografie, epidemiologie, welvaart (inkomenselasticiteit) en technologie.
Op welke punten kunnen de voorgestelde maatregelen dan wel voor verbetering zorgen?
In de derde essay over wet- en regelgeving worden deze verbeterpunten in beeld gebracht. De huidige veelheid en complexiteit van de regelgeving leidt tot ‘ontmenselijking’ van de zorg. De auteurs zien graag regelgeving die borg staat voor toegankelijke zorg gebaseerd op maximale solidariteit, zowel ten aanzien van de aanspraken op zorg als ten aanzien van de kosten daarvan. Daarbij zouden begrippen als rechtvaardigheid en rechtmatigheid leidend moeten zijn.
De keuzevrijheid van de cliënt zou geïnitieerd moeten worden door (autonome) ontwikkelingen rondom die cliënt. Deze moeten ondersteund worden door regelgeving. De huidige regelgeving biedt daar te weinig ruimte voor. De auteurs pretenderen met hun bekostigingsstelsel wel ruimte voor deze ontwikkelingen te hebben. Net als bij keuzevrijheid verschilt de uitwerking van inspraak per (zorg)wet, wat opnieuw niet bijdraagt aan de toegankelijkheid. Inspraak wordt met het voorstel van de auteurs beter geregeld in één overkoepelende zorgwet en door betere communicatie en ict.
Tot slot pleiten de auteurs voor één eenduidig begrippenapparaat dat toepassing vindt voor alle vormen van kwaliteitsregelingen. Iets wat nu niet het geval is en mede de reden is waarom handhaving op kwaliteitsvoorschriften ook niet eenduidig is.
Conclusie
Zorgverzekeraars stoppen met verzekeren en cliënten worden doe-het-zelf prosumenten. Voor de ‘cannots’ komt een nationaal macrobudget en de ‘cans’ mogen hun eigen zorg met een persoonlijk microbudget samen stellen. Een indrukwekkende trilogie over het Nederlandse zorgstelsel, waarbij ‘ist’ en ‘soll’ enigszins door elkaar lopen. Waarbij wordt voorgesteld om sommige informele werkwijzen die in de praktijk goed werken, te formaliseren in (vereenvoudigde) wet- en regelgeving.
Voor beleidmakers en opstellers van contourennota’s vormen deze documenten een mooie checklist om hier en daar aan ‘knoppen te draaien’. Maar door de ogen van de eenvoudige- niet zeer mondige client zal waarschijnlijk weinig veranderen wanneer alle door de auteurs voorgestelde stelsel aanpassingen zouden worden doorgevoerd. Wanneer mevrouw Janssen uit Emmen geen prosument is, zal zij gewoon, zoals nu het ook geval is, binnen haar menselijk maat door haar zorgverlener bij de hand genomen moeten worden. Dit om haar de best mogelijke zorg te bieden en haar te behoeden voor het opvolgen van idiote adviezen tot het drinken van haar schoonmaakmiddelen als medicijn. Ook al kent mevrouw Janssen deze persoon van radio en tv en suggereert hijzelf dit ook te doen. Dat is wat het is en daar voegen deze Essays weinig aan toe, noch dragen zij daar weinig aan bij.
Auteur: Lars Naber, directeur stichting Guus Schrijvers Academie
Congresagenda Guus Schrijvers Academie; 9 oktober 2020 Congres Ziekenhuizen, corona en 2030