Regionalisatie versterkt positie eerstelijn
Interview met InEen directeur Anoeska Mosterdijk
Op praktijkniveau realiseert zich de samenwerking tussen huisartsen, fysiotherapeuten, apothekers en andere disciplines binnen de eerstelijn. Dat moet zo blijven en waar nodig vindt intensivering plaats. Op wijkniveau werken meestal meerdere huisartsen. Daar komt onder andere de samenwerking tot stand met het sociale wijkteam. Het gonst in het land van de initiatieven. Dat geldt ook voor het regionale niveau. Dat omvat meerdere wijken en meestal zo’n 100.000 tot 200.000 inwoners. Hier vinden onderhandelingen plaats met zorgverzekeraars en afstemming met regionaal werkende zorgaanbieders zoals ziekenhuizen, grote ggz instellingen en vvt-aanbieders. Op dit niveau zijn de huisartsenzorggroepen veelal georganiseerd en ook de huisartsenposten. Daarnaast kennen we nog de LHV-kringen en de ondersteuning door de ros’en. Nieuw in dit alles is de trend om regionaal de krachten meer te bundelen en ook de verbinding tussen de wijk en de regio te versterken. Dat kost tijd en veel energie, maar ik verwacht dat de positie van de eerste lijn er sterker wordt.
Aan het woord is Anoeska Mosterdijk. Zij is sinds 2015 directeur van InEen, de branche organisatie die de eerste lijn versterkt, vernieuwt en verbindt. InEen behartigt de belangen van de georganiseerde eerste lijn zoals zorggroepen, gezondheidscentra, ros’sen en huisartsenposten. Daarvoor was Mosterdijk werkzaam bij het ministerie van VWS, o.a. als hoofd eerstelijnszorg . En nog eerder in haar carrière was zij apotheker. Zij, Vera Kampschoer van de Zorggroep Almere en ik organiseren een congres op 6 maart 2020 over al die nieuwe ontwikkelingen en niveaus in de eerste lijn. Mijn interview is bedoeld als voorbeschouwing op het congres. Eindelijk kunnen zij en ik eens inhoudelijk van gedachten wisselen na vele sessies over uit te nodigen topsprekers en te tonen goede voorbeelden.
Gaat dat lukken met die drie niveaus?
Samenwerking is geen doel op zich maar een middel. Het gaat om de continuïteit in de zorgverlening. Dat zorgverleners goed van elkaar weten wat zij kunnen en elkaar aanvullen. Met korte lijnen, bij voorkeur werkende onder één dak. Dan wordt de juiste zorg op de juiste plek door de juiste professional verleend. Dat gebeurt allemaal op praktijkniveau. Vanuit de wijk en de regio kunnen zorgverleners hierbij ondersteund worden. Door afspraken te maken met ziekenhuizen, ggz aanbieders, thuiszorgorganisaties en het sociale domein. Maar ook door de zorgverlener te ondersteunen bij de praktijkvoering, administratie, het kwaliteitsbeleid en het HR-beleid. Uiteraard afgestemd met en aansluitend bij de behoefte van de professional. Waar het om gaat is dat je telkens kijkt wat het beste op welk niveau kan gebeuren.
Meer werkplezier?
De wijkteams en de eerste lijn kunnen de kwaliteit van zorg, maar ook het werkplezier in beide domeinen verhogen. Want lichamelijke, psychische en sociale vragen zijn vaak niet te scheiden. De krachtige basiszorg uit Amsterdam en de Vlaamse initiatieven zijn prachtige voorbeelden van hoe beide domeinen kunnen integreren en elkaar kunnen versterken. Zij komen op het congres op 6 maart aan de orde. Boeiend is ook de ontwikkeling dat als het aan minister De Jonge ligt, de marktwerking weer uit de wijkverpleging verdwijnt. En die discipline dan weer op volle sterkte terug in de eerste lijn komt. Met één op éen relaties met huisartsen op praktijkniveau en gespecialiseerde verpleegkundigen op wijkniveau.
En het regionale niveau?
Op het regionale niveau wordt momenteel hard gewerkt aan regio-plannen, de vorming van regio-organisaties en het vinden van de goede balans tussen regio- en wijkmanagement. Hierover hebben we ook afspraken gemaakt in het Hoofdlijnenakkoord huisartsenzorg. Uitgangspunt voor de samenwerking en samenhang in de regio vormt de regio-analyse: wat zijn de ontwikkelingen en problemen in de regio en welke oplossingen sluiten daarbij aan? Sluit het aanbod van zorg aan op de toekomstige zorgvraag van de beter opgeleide, maar wel vaak vergrijzende populatie? In de regio zien we mooie initiatieven, waarbij 1e en 2e lijn elkaar gelukkig ook steeds meer vinden. Een voorbeeld daarvan is het PlusPunt Medisch Centrum in Kerkrade, waarin huisartsen en medisch specialisten nauw met elkaar samenwerken. Een initiatief van Huisartsen Oostelijk Zuid-Limburg en het Zuyderland ziekenhuis, gesteund door zorgverzekeraar CZ. Het Zuyderland heeft recent een contract van tien jaar gesloten met CZ, met de ambitie te krimpen in die periode. Dan is de samenwerking met de eerste lijn onontbeerlijk. Dit is een goed voorbeeld. Beter dan voorbeelden van sommige andere zorgverzekeraars, die regionalisatie beperken tot de ziekenhuizen, het afstoten van taken en te laat de eerste lijn hierbij betrekken.
Wat moet op het congres aan de orde komen?
Continuïteit van zorg vereist samenwerking. Die laatste wordt in sterke mate bepaald door goede ondersteunende software die onderlinge gegevensuitwisseling faciliteert. In andere landen lukt dat binnen de Europese regelgeving van databescherming prima. Dan moet dat toch ook in Nederland kunnen. De samenwerking wordt ook beïnvloed door de bekostiging. Als elke speler op zijn eigen manier en binnen zijn eigen kader betaald wordt, en er geen financiële middelen beschikbaar worden gesteld voor samenwerking, dan wordt het roeien tegen de stroom in. Te vaak wordt er wel op projectbasis van alles gefinancierd, maar hoe geef je dat nu integraal vorm? Over dit onderwerp moeten congresdeelnemers echt ervaringen uitwisselen.
En de zorgverzekeraars?
Op dit moment kopen zorgverzekeraars te veel per discipline in, met aparte inkoopkaders, inkopers en contracten voor de diverse disciplines. Beter voor de samenwerking is het als zij integraler beleid gaan voeren, partijen in een regio om de tafel zetten om gezamenlijk te bekijken wat er moet gebeuren, en daar hun inkoopkaders op af te stemmen. Zodat er – via de contractering – gelijkgerichtheid ontstaat en partijen van elkaar weten wat er van hun wordt verwacht. Ook hiervan zijn al wat voorbeeld zichtbaar in het land, maar het gaat te langzaam. En blijkbaar vinden ze dat op het ministerie van VWS ook, daar wordt gewerkt aan een contourennota waarin beschreven gaat worden aan welke knopjes van het stelsel gedraaid kan worden om de regionale samenwerking te versterken.