Guus Schrijvers

Welcome to Guus Schrijvers

Digitalisering van zorg, kleine stapjes vooruit

Door Dianne Jaspers, huisarts.

Recensie van: EHealth monitor 2021 stand van zaken.  Kwantitatieve resultaten van aanbod en gebruik van digitale middelen in de zorg, de nulmeting over 2021. Het RIVM voert de E-healthmonitor  uit in opdracht van VWS. Dit instituut doet dat in samenwerking met het Nivel en National eHealth Living Lab (NeLL). Zorgaanbieders, ontwikkelaars van digitale toepassingen, beleidsmakers en zorggebruikers kunnen de resultaten gebruiken om e-health in de toekomst zinvol in te zetten.

Inleiding

Digitalisering zou een bijdrage kunnen hebben tot het betaalbaar houden en toegankelijk houden van de zorg. De COVID-19 pandemie is een externe prikkel geweest die zorgverlener en zorggebruiker meer kennis heeft laten maken met de mogelijkheden van de digitale zorg. In dit onderzoek is een opsomming gegeven van het gebruik en implementatie van digitale zorg. Het RIVM benutte hiervoor grote steekproeven van mensen met chronische aandoeningen en van professionals. De monitor bevat een uitgebreide verantwoording van de ontwikkelde vragenlijsten en de statistische analyses  van de antwoorden.  De onderzoekers relateren de gegeven antwoorden met enkele maatschappelijke uitdagingen: organiseerbaarheid van zorg, kwaliteit van zorg, arbeidsmarktuitdagingen, regie van de patiënt, attitude, preventie van (meer) zorg en toegankelijkheid.  Bij elke uitdaging houden zij boeiende beschouwingen en geven zij betekenis aan de gevonden uitkomsten. Hieronder volgt een bespreking van de passages over preventie van (meer) zorg. De andere uitdagingen en de onderzoeksmethoden vallen buiten de focus van dit artikel.

Waarde van preventie blijft in het midden

Hieronder volgen eerst enkele uitkomsten van het hier besproken vragenlijstonderzoek. Zorggebruikers zoeken frequent online naar informatie over gezondheid. Ook zoeken mensen steeds meer naar informatie over leefstijl, zoals voeding, beweging en/of hun mentale gezondheid. Ze houden ook eigen gegevens bij over beweging (48%) en over voeding of dieet (27%) in apps en met wearables. De trend daarin stijgt. Meer dan zeventig procent van hen is het eens met de stelling:  Websites, apps en wearables ondersteunen mij om mijn gedrag aan te passen zodat ik gezondere keuzes maak.  Een minderheid (41%) is het eens met de stelling dat digitale toepassingen inzicht geven in de eigen gezondheid.  In hoeverre digitale toepassingen leiden tot het beter onder controle houden van de eigen gezondheid, of voor het maken van bewuste keuzes voor de eigen gezondheid blijft in het midden: ongeveer een kwart vindt van wel, een kwart vindt van niet en de helft staat hier neutraal tegenover. Mensen met een chronische aandoening verschillen hierover niet veel van mening met zorggebruikers.

Weinig invloed van zelf meten op gezondheid

Een minderheid van de mensen met een chronische aandoening (23%) ervaart of verwacht te ervaren dat het zelf meten van gezondheidswaarden leidt tot meer inzicht in de invloed van hun gedrag op hun gezondheid. Vergelijkbaar ziet 19% het vroegtijdig kunnen aanpassen van gedrag of medicatie als een positief gevolg van het zelf meten van gezondheidswaarden. Ruim een kwart (24%) vindt het een voordeel dat je zo eerder weet of je contact op moet nemen met de eigen zorgverlener.

Weinig invloed van apps op zorggebruik

De helft (48%) van de zorggebruikers geeft aan via websites of apps informatie te hebben gezocht om te bepalen of hij/zij wel of niet met een bepaald probleem naar de huisarts zou moeten gaan. Voor mensen met een chronische aandoening ligt dit percentage op 58%. Binnen deze groep geeft 21% aan dat dit hun beslissing om wel of juist niet naar de huisarts te gaan heeft beïnvloed, terwijl 69% hier niet door werd beïnvloed. Dit wijst erop dat ondanks het gebruik van digitale toepassingen om informatie op te zoeken, de invloed hiervan op het daadwerkelijk hulp zoeken, en daarmee preventie van (meer) zorg, van mensen beperkt is.

Een uitkomst die verbazing wekt

Deze laatste uitkomst verbaasde mij omdat  bekend is dat juist bij het ontstaan van chronische ziekten eerder actie ondernemen aandoeningen of verergering kan voorkomen. Hoe eerder  een professional de mens hierop attendeert en bijdraagt aan een gezondere leefstijl, hoe groter het effect op langere termijn. De mensen die nu het meeste baat hebben bij preventie is ook de groep die het meest digitaal vaardig is dus dat lijkt mij klip en klaar. Door nu in deze grote groep te investeren met digitale middelen voorkom je chronische ziekten en zorggebruik over tien tot twintig jaar. Onbegrijpelijk is dat de relatie van digitalisering en preventie nog niet is ingedaald bij zorgverlener en gebruiker.

Tijdig ehealth modules aanbieden

Al lang voordat er klachten worden ervaren kan er al voorspeld worden of een persoon gezondheidsrisico’s loopt. Het tijdig aanbieden van EHealth modules draagt bij aan mentale of fysieke weerbaarheid die het leven vraagt. Het aanleren van gezondheidsvaardigheden is goed digitaal aan te bieden.  Als dat blended moet, kan ik daar ook wel mee leven. Ook bij chronische patiënten speelt preventie een belangrijke rol. Bijvoorbeeld COPD-patiënten, als zij hun klachten digitaal monitoren kan hierbij veel sneller een advies of actie worden ingezet door de patiënt zelf waarmee je exacerbaties voorkomt. Ook de gewichtstoename bij diabeten is een goede voorspeller voor een hogere glucosewaarde. Als de patiënt sneller op een gewichtstoename wordt geattendeerd doormiddel van een digitaal advies of waarschuwing kan dit de patiënt veel sneller naar die gedragsverandering kan leiden dan dat iemand op een controle komt na drie maanden waarbij de gewichtstoename al tot vijf  kilogram is gestegen. Zijn dit soort initiatieven dan niet duidelijk genoeg waardoor we het antwoord op de vraag of het bijdraagt aan preventie van zorg niet weten?  

Zorggebruikers gaan wel op zoek

Uit dit onderzoek bleek wel dat het aantal zorggebruikers dat informatie over gezondheid en zorg bijhoudt via website of met telefoon, tablet of ander apparaat toeneemt! Dus de gebruiker gaat op zoek! Dat is een mooie ontwikkeling waar we juist op in moeten springen. Rondom het bewegen wordt meer gemonitord dan vorig jaar, dus ik denk dat die stappenteller zit er wel goed in zit! We hebben de tsunami van chronische patiënten en die nog gaat komen, onderschat en hier te laat op ingespeeld. Als we nu niet geloven dat digitale middelen kunnen helpen in de preventie van zorg dan is de kans groot dat we de komende jaren achter de feiten aanlopen, zeker is wel dat we hier onvoldoende medewerkers voor hebben om deze groepen te begeleiden. Het zal echt wat meer bij de burger moeten worden neergelegd met goede digitale producten.

Zorggroepen gemeenten: maak preventie-plannen

Hierbij roep ik zorggroepen en gemeentes dan ook op om gezamenlijk om tafel te gaan en plannen te maken rondom preventie:

  • Zet fors in op de gezondheidsvaardigheden bij de nu nog jonge, relatief gezonde mensen.
  • Ondersteun de chronische patiënt op afstand met zijn aandoening.
  • Vergroot door dit gezamenlijk op te pakken het vertrouwen bij de gebruiker en help hen om keuzes te maken.

Pas dan ben ik overtuigd dat we in 2030 wel de vraag of digitale zorg meerwaarde heeft op preventie positief kunnen beantwoorden. Zou jammer zijn als we deze kans voorbij laten gaan.

Is de Circle of Life ook van toepassing op de digitale vaardigheden?

Digitale vaardigheden in de huisartsenzorg. 

Door Dianne Jaspers, huisarts.

Recensie van: Lotte Kortland, Digitale vaardigheden in de huisartsenzorg. Onderzoek naar digitale vaardigheden in de huisartsenzorg (SSFH e.a.).

Inleiding

Het Nivel had in een eerder onderzoek al beschreven dat opschaling van digitalisering ook sterk afhangt van de digitale vaardigheden van de patiënt en zorgverleners. Dit onderzoek beschrijft hoe groot dit probleem is en wat hier mogelijke oplossingen voor zijn.  

Methode

De SSFH heeft 964 huisartsenzorgmedewerkers zelfscans laten invullen (3% respons) en daarnaast zijn er 27 semigestructureerd interviews afgenomen bij verschillende zorgmedewerkers. De zelfscan bevat vier onderdelen: Algemene digitale vaardigheden, Huisartseninformatiesysteem (HIS), Programma’s en applicaties, (veilig) Werken met internet. Daarnaast worden ook demografische gegevens opgevraagd als leeftijd, regio, functiegroep en ervaringsjaren. Drie uitkomsten van de zelfscan zijn mogelijk: digistarter, digivaardig en digiweet. 

Resultaten

16,8 % wordt gekenmerkt als digistarter waarbij de patiëntgerelateerde beroepen beduidend hoger scoren dan de administratieve – managementfuncties. Hoe ouder de medewerker hoe groter het percentage digistarter is (27% in de groep > 50 jaar) en in 27% worden de digitale vaardigheden van zijn of haar collega’s als digitale starter beoordeeld. De slechtst scorende items zijn Programma’s en Applicaties (27%) en Huisartseninformatiesysteem (23%). Algemene vaardigheden scoort 39% een 9 of hoger. Meer dan de helft vindt dat ze met te veel applicaties moet werken en dat deze ook niet goed samenwerken. Beeldbellen komt hierbij als slechtst scorende applicatie uit de enquête.

Leerstijlen om digitale vaardigheden te verbeteren zijn erg wisselend. Maar er is wel overeenstemming dat er graag ontwikkelingsmogelijkheden zijn op het terrein van de huisartsenzorg. Opleidingsmogelijkheden zijn vaak niet bekend of worden niet besproken.

Schaamte en/of taboe, weerstand en motivatie spelen mogelijk een rol in de mindere digitale vaardigheden en 90% geeft aan het belangrijk te vinden om de digitale vaardigheden te verbeteren omdat ze overtuigd zijn dat het meer werkplezier, tijdwinst en ontspanning oplevert. 

 Aanbevelingen 

  1. Focus op de oudere werknemers in patiëntgerelateerde functies
  2. Benadruk het belang van digitale vaardigheden voor het effectief en efficiënt werken als noodzaak en niet als keuze en creëer een veilige cultuur. 
  3. Doorbreek het afschuifsysteem waarbij collega’s structureel digitale taken van elkaar overnemen
  4. Onderwerpen waar winst te behalen valt zijn HIS, beeldbellen en specifieke applicaties. 
  5. Besteed aandacht aan het makkelijker toegankelijker maken van praktijkspecifieke programma’s en applicaties. Evt. minder programma’s en meer functionaliteiten bundelen
  6. Zorg voor de juiste middelen voor beeldbellen te integreren met voldoende instructies.
  7. Besteed aandacht aan digitale vaardigheden in functioneringsgesprekken
  8. Sluit ontwikkelingsmogelijkheden aan op leerstijlen
  9. Besteed aandacht aan het onbewust onbekwame, soms zijn er makkelijkere en snellere manieren om iets te doen wat mensen niet kennen. 
  10. Neem digitale vaardigheden op in het curriculum van het opleidingsaanbod als bijscholing. 

Reactie 

De uitkomsten van de zelfscans waren op zich niet verrassend en ook de slechte uitkomst van het beeldbellen was al duidelijk in de praktijk. Een groot deel van de aanbevelingen om de digitale vaardigheden te verbeteren zijn uitermate bruikbaar in de praktijk. Een extra aanbeveling vind ik het stimuleren om meer feedback te geven aan softwareleveranciers. Ik denk dat leveranciers hier enorm mee geholpen zijn zodat ze hun product kunnen optimaliseren en gebruiksvriendelijker maken. En ja, juist feedback van de digistarter is essentieel. Uit het onderzoek blijkt dat leeftijd een factor is bij digitale vaardigheden: is de huidige ‘digiweet’ dan niet de ‘digistarter’ over 20 jaar? Ondergaan we  met zijn allen niet deze cyclus? En is het omgaan met deze verschillen in digitale vaardigheden dan niet de grootste uitdaging voor de zorg? 

De aanbeveling om een set van minimale digitale vaardigheden vast te stellen kan zeker bijdragen aan acceptatie en de polarisatie tegengaan die heel makkelijk kan ontstaan binnen de teams. De vraag is wel: waar leg je de grens? En in hoeverre kan dit een knelpunt opleveren in de verdere dynamiek: organisatiepsychologen pleiten juist om meer nadruk te leggen op de goede kwaliteiten van je personeel in plaats van verbeteren van je negatieve eigenschappen. Dat kan een interessante discussie opleveren in de praktijk.

Het artikel zou wegens de huidige maatschappelijke relevantie hoog op de agenda moeten staan van iedere zorgpraktijk. Niet vanwege de cijfers die hierin beschreven staan maar wel om het gesprek aan te gaan rondom digitale vaardigheden in de huisartspraktijk. Ik geef het de volle 5 sterren.  

Zelfmanagement bij chronisch patiënten in de eerste lijn: Patiënt en verzekeraar zijn de grote winnaars.

Door Dianne Jaspers, huisarts en bestuurder.

Recensie van: E. Talboom-Kamp, P. Ketelaar, A. Versluis, A national program to support selfmanagement for patients with a chronic condition in primary care: A social return on investment analysis, Clinical eHealth (2021)

Zelfmanagement bij chronische patiënten wordt steeds belangrijker in de zorg maar voor de gemiddelde zorgverlener zegt het begrip Social Return of Investment (SROI) niets. Wikipedia:  de maatschappelijke meerwaarde die met genomen of te nemen maatregelen wordt bereikt. En dat dan omzetten naar een financieel plaatje. Het wordt iets duidelijker maar het blijft nog wat mistig. Mijn bestuurlijk brein wint het van mijn zorgverlenershart en ik begin met lezen.

Methode:

Dit artikel beschrijft de kosten-baten analyse van toegepaste gevalideerde zelfmanagement programma’s in de eerstelijn. In totaal wordt dit door diverse huisartsenpraktijken verdeeld over heel Nederland aan 345.000 chronische patiënten in de eerste lijn aangeboden. De implementatie wordt ondersteund door zorggroepen en deskundigen van ZelfzorgOndersteund! (ZO!) en financieel mogelijk gemaakt door de zorgverzekeraar. De gebruikte applicaties moeten voldoen aan de eisen die ZO! heeft vastgesteld. Ik was zeer nieuwsgierig welke programma’s zijn ingezet, in het artikel wordt maar één platform benoemd en dat is geen goedkope applicatie. Vergelijkingen worden gemaakt tussen zorggroepen die gebruik maken van zelfmanagement en de zorggroepen die hier geen gebruik van maken. Met als belangrijkste uitkomstmaten: kwaliteit van leven van patiënten en vermindering van zorgkosten. Er is een mooi systematisch overzicht opgesteld van de stakeholders en wie welke uitkomst of benefit heeft en dat kan als voorbeeld dienen voor zorgorganisaties die met uitkomsten willen gaan werken.

Resultaten:

De resultaten van de SROI geven goed inzicht in de financiële verschuivingen die er plaats kunnen vinden tussen de verschillende stakeholders. Maar het blijft lastig om te beoordelen hoe deze resultaten tot stand zijn gekomen. Echt alle resultaten uit de data halen blijkt nog niet mogelijk en een deel van de resultaten worden berekend uit eerdere analyses vanuit de literatuur.

Uiteindelijk komt er een SROI uit van 4,90. Dat wil zeggen iedere geïnvesteerde euro levert 4,90 euro op aan sociale waarde. Waarbij zorgverzekeraars en patiënten de meeste groei in waarde toevoegen. Voor de zorgverzekeraars levert het 10-18% minder zorgkosten op (farmacie en medisch specialistische zorg) en voor de patiënt een toename in kwaliteit van leven en daar doen we het als zorg toch eigenlijk voor? Ik kan het toch niet laten om even in te zoomen op de kosten per patiënt die de huisartsenorganisaties en huisartspraktijken investeren (19 euro) en vervolgens levert dat een SROI op van 4 euro per patiënt. De zorgverzekeraar investeert 9 euro per patiënt en dat levert 149 euro SROI op.

Conclusie:

Positieve resultaten die bij kunnen dragen aan een boost in zelfmanagement van patiënten. Waarbij zorgverzekeraars en de patiënten de meeste baten hebben van het toepassen van zelfmanagement en bijdragen aan een meer toekomstbestendige zorg. Een conclusie die de auteurs trekken is dat er wel sprake is van een onevenredige verdeling van kosten en baten tussen de stakeholders. De auteurs adviseren ook dat dit meegenomen moet worden bij nieuwe implementaties en dat de gelden anders toebedeeld zouden moeten worden. Mijn indruk is dat de zorgverleners in de eerste lijn er nog wel wat bekaaid af komen.

Eindoordeel:

Op een schaal van 1-5 geef ik dit een 4. Ondanks dat ik het een lastig artikel vond om te lezen (niet mijn core-business) heb ik toch weer wat geleerd over onderzoek en de plek van SROI’s in de zorg: geïnvesteerde kosten leveren vaak elders in de keten de baten op. Door dit inzichtelijk te maken kun je dit ook meenemen bij implementaties van zelfmanagement. Ik denk dat de gemiddelde zorgverlener dit moeilijk vindt om te duiden terwijl het juist laat zien dat er werk aan de winkel is om met name de positie van de huisarts te verstevigen. Dus zorgverzekeraar wees gewaarschuwd: zorgverleners vragen bij alles om een SROI in de toekomst!

Kijk op de congresagenda van de Guus Schrijvers Academie:

Op 15 oktober vindt het congres Preventie en de Eerstelijns plaats.

Op 15 oktober vindt het congres over Ouderenzorg thuis, eerstelijns en corona plaats.

Op 23 juni vindt het congres over Voldoende plek voor de juiste reguliere ziekenhuizorg plaats. Vooraanstaande sprekers delen dan actuele inzichten over uitstelzorg en het weer opstarten van de reguliere ziekenhuiszorg. Wij kijken hierbij ook naar andere landen en 4 internationale sprekers delen hun ervaring en mening.

Alle congressen van de Guus Schrijvers Academie zijn ook online te volgen!

Blauwe Zorg, domein overstijgende samenwerking met een gouden randje!

Door Dianne Jaspers, huisarts. 

Recensie van: Ingeborg Wijnands-Hoekstra (ZIO Zorg in Ontwikkeling), Eindrapport Blauwe zorg in de wijk , jan.2021

Het Magazine is een leuke, frisse, kleurrijke versie van het eindrapport. 

Onderzoeksdoel en gebruikte methoden

De basis voor de pilot Blauwe Zorg is gelegd in 2013 als een van de 9 proeftuinen van VWS die gericht zijn op betere zorg tegen lagere kosten (triple aim). Alle partijen zoals gemeente, zorgverzekeraar, zorgverleners en burgers hebben deze doelstelling omarmd en bekrachtigd. In 2016 zijn diverse projecten gestart vanuit deze doelstelling. De vier deelnemende wijken voor deze pilot in Maastricht kenmerken zich door een slechtere gezondheid van de inwoners ten opzichte van het gemiddelde in Maastricht. Dit is ook terug te zien in de zorg en ondersteuningsconsumptie.  De registraties van de interventies zijn vastgelegd in de Arrangementenmonitor, een dashboard en in schriftelijke vragenlijsten voor zowel zorgverleners, cliënten als patiënten. Er wordt gewerkt volgens de methode van Positieve Gezondheid bij iedere deelnemende partij met de volgende maatregelen: 

  • Scholing Positieve gezondheid bij iedere partner en cliënt. 
  • De inzet van een gezinsregisseur bij gezinnen die een hoge mate gebruik maken van zorg en maatschappelijke /sociale voorzieningen
  • Inzet van POH-Jeugd in de eerste lijn
  • Professionals en wijken ondersteunen in een betere samenwerking 
  • Implementatie Multidisciplinaire digitale overlegtafel 
  • Realiseren van een gezonde levensstijl bij kinderen met overgewicht door coaching en ontwikkeling van lokaal netwerk
  • Passend gebruik van GGZ 

Resultaten

Door gebruik van het dashboard konden de doelen worden gemonitord. Ook was sprake van  platforms naast een goede governance structuur.  Het werken met meerdere domeinen en belangen aan doelstellingen en dit ook daadwerkelijk tot uitvoer brengen is razend knap. De keuze voor de insteek van Positieve Gezondheid bij zowel inwoners als alle andere deelnemende partijen droeg er toe bij dat dezelfde taal werd gesproken. De inzet van de POH-J heeft geleid tot minder verwijzingen naar Jeugd GGZ en Jeugdhulp en heeft ook tot substantiële besparing in kosten geleid. De samenwerking tussen zorg en sociaal domein is verbeterd door het aanstellen van een gesprekspartner en een goede terugkoppeling aan de zorgverlener. Bij veel kinderen met overgewicht is een goed resultaat bereikt: bij 79% van de kinderen is er een gezonder gewicht bereikt. Bij het project digitale overlegtafel werd de doelstelling niet bereikt omdat leveranciers besloten de platforms niet meer te ondersteunen. De kosten van de GGZ zijn gedaald naar het landelijke gemiddelde, wachttijden zijn verkort en er was sprake van minder escalatie naar de Spoedzorg.

Geslaagde samenwerking

Ik denk dat de Alliantie Sante enorm trots mag zijn op het eindresultaat van de pilot Blauwe Zorg. Het is duidelijk dat op vele projecten mooie resultaten zichtbaar zijn die aan de het triple aim-opzet, maar volgens mij al aan het quadriple aim (toegenomen werkplezier van zorgverleners) voldoen. Deze resultaten zijn een grote bron van inspiratie voor alle andere regionale organisaties in het land die al bezig zijn of willen starten met een goede geïntegreerde samenwerking maar waar nog geen resultaten bekend zijn. Dit kan juist weer een extra motivatie geven om de ingeslagen weg te vervolgen. Veel doelstellingen en methodes zullen ook elders goed bruikbaar zijn. Wat met name opvalt is de kracht die de Blauwe Zorg uitstraalt doordat iedere partij zich committeert aan de gestelde doelen. Het kost veel tijd en inspanning om iedereen gemotiveerd te houden, maar het is duidelijk dat dit uitbetaald wordt in de behaalde resultaten. Doordat ze gebruik hebben gemaakt van goede analyses, doelstellingen, methodes en dataverzameling zijn resultaten goed inzichtelijk gemaakt. Ze geven ook eerlijk aan dat niet alles gelukt is maar overall kun je concluderen dat domein overstijgende samenwerking goed kan werken.  Er is een nieuwe beweging gestart, nu verder ontwikkelen en niet meer terug willen naar de oude situatie, dat is duidelijk. 

Eindoordeel

Op de schaal van 1 tot 5 verdient de het rapport Blauwe Zorg de volledige 5 sterren vanwege de goede resultaten. Daarnaast ook een gouden randje vanwege het feit dat na het lezen van deze rapporten het mij ook weer een enorme boost geeft om morgen gelijk weer aan de slag te gaan met samenwerking.  

Kijk op de congresagenda van de Guus Schrijvers Academie: Op 28 mei vindt het congres over Preventie en de eerste lijn plaats. Vooraanstaande sprekers delen dan actuele inzichten over deze onderwerpen. Alle congressen van de Guus Schrijvers Academie zijn ook online te volgen!