Guus Schrijvers

Welcome to Guus Schrijvers

Basiszorg moet in de regio blijven

UMC’s,  stop met dochterondernemingen die basiszorg leveren!

Door Joba van den Berg, Tweede Kamerlid voor het CDA.

Het rapport Kiezen voor Houdbare Zorg van de Wetenschappelijke Raad voor Regeringsbeleid (WRR) maakt duidelijk dat regering en parlement maatregelen moeten nemen om de zorg betaalbaar te houden. Veel mensen denken dat zorgkosten zich beperken tot de ziektekostenverzekering, eigen risico en soms eigen betalingen. Echter, ook via belasting en premies betalen zij mee aan de zorg. Gemiddeld bijna 6200 euro per inwoner in 2020, zo staat in de VWS begroting van 2022  vermeld. De zorg groeit al jaren harder dan onze economie en verdringt hierdoor andere publieke sectoren zoals veiligheid, onderwijs en klimaat. In de woorden van Bas van den Dungen, secretaris-generaal van Financiën in het Financieel Dagblad van 18 oktober 2020: Zorgprofessionals moeten voelen dat het geld kost wat ze doen.

Zorgaanbieders zijn private instellingen maar worden betaald met publiek geld: geld dat Nederlanders met z’n allen opbrengen. Je dient prudent om te gaan met andermans portemonnee, zo heb ik altijd geleerd.  Overheid en tal van maatschappelijke organisaties en adviesorganen moeten daarom bepalen welke behandelingen, wanneer, waar en door wie plaatsvinden. Want derdelijnszorg in een academisch ziekenhuis is duurder dan tweedelijnszorg in een topklinisch of regionaal ziekenhuis. En tweedelijnszorg is weer duurder dan eerstelijnszorg in de wijk. De Monitor basiszorg umc’s  geeft voorbeelden waar verbetering mogelijk is. Hieronder ga ik op dit document nader in.

Samenwerken moet verplicht worden
In de Monitor staat te lezen: Tegelijk merken wij op dat werken in oncologische netwerken, de juiste plaatsing van patiënten en de uitwisseling van onderzoeksgegevens zou kunnen verbeteren. Door in de regio afspraken te maken (…) over waar en door wie nacontroles plaatsvinden, kunnen ziekenhuizen gezamenlijk invulling geven aan de juiste zorg op de juiste plek. Soortgelijke opmerkingen worden in het rapport gemaakt over bijvoorbeeld diabeteszorg.

Ronduit kwalijk is nu dat UMC’s zelfstandige behandelklinieken als dochter oprichten om bovengenoemde tweedelijnszorg te verrichten. Ze creëren daarmee extra capaciteit in plaats van bestaande capaciteit in de regio te gebruiken. Dat is directe broodroof van regionale en topklinische ziekenhuizen. Samenwerken gebeurt nu op basis van vrijwilligheid en is daarmee vrijblijvend. Men redeneert niet vanuit de beste zorg voor patiënt en de meest effectieve zorg voor de samenleving maar vanuit het eigenbelang. Men zag een soortgelijk gedrag na de eerste coronapiek: men stopt met samenwerken en men houdt de kaarten weer tegen de borst. Dat moet stoppen. Samenwerken en netwerkzorg moet verplicht worden. Hetzij via inkoopbeleid van zorgverzekeraars hetzij door richtlijnen van Zinl zoals er ook een Kwaliteitskader Spoedzorgketen bestaat.  

Gegevensuitwisseling moet worden geborgd

Ten tweede: het patiëntperspectief. De Monitor Basiszorg UMC’s   noemt een voorbeeld van een patiënt die niet wil overstappen naar een ander ziekenhuis omdat zijn dossier dan versnipperd raakt. Een terechte zorg. Door slechte overdracht en toegankelijkheid van dossiers worden onderzoeken onnodig herhaald en medische fouten gemaakt. Wetgeving moet worden aangepast om zorgprofessionals meer duidelijkheid te geven en aan ICT-leveranciers in de zorg moeten meer eisen worden gesteld. De WEGIZ (Wet elektronische gegevensuitwisseling in de zorg) die binnenkort behandeld wordt, is daarop gericht. Want veel zorgaanbieders zitten nu in een zogenoemd vendor lock-in: de omschakelingskosten naar een andere leverancier zijn te hoog. Maar niet minder belangrijk is ook een cultuuromslag bij zorgprofessionals. Goede zorg kan in deze tijd alleen maar worden gerealiseerd met eenduidig werken in netwerken.

Informatie over behandelingen moet toegankelijk worden

Ten derde moet er meer transparantie komen over behandelingen. Opvallend is de kanttekening bij het onderwerp Korte consulten in de Monitor over de verwijzing door huisartsen over eenvoudige zorgvragen naar een umc: Het kan zijn dat deze verwijzing plaats vindt op verzoek van de patiënt, als automatisme of omdat de huisarts de inschatting maakt dat de zorg in het UMC het best geleverd kan worden.

Dat werpt een licht op een ander probleem. Bijna 40% van de arbeidstijd wordt besteed aan administratie, vaak procesmatige afvinklijstjes. Dat verhoogt de kosten van de zorg enorm alsmede de werkdruk voor zorgprofessionals en het verlaagt hun werkplezier.
Echter, relevante informatie voor huisarts, patiënten en zorgverzekeraar is er amper. Iedereen wil liever geopereerd worden door een arts die dat twee keer per week doet in plaats van twee keer per maand. Maar welke behandeling waar het beste kan gebeuren, is dus vaak niet bekend. Informatie over resultaten moet makkelijk toegankelijk worden.
In het eerdergenoemde WRR rapport staat bij uitgangspunt 1.: Breng overal in de zorg de minimumnormen voor kwaliteit en toegankelijkheid op orde, ook in minder prominente sectoren en voor minder zichtbare patiënten. Op die wijze wordt kwaliteit inzichtelijk en kan ook gezorgd worden voor een goede spreiding over heel Nederland. Zodat zorg beschikbaar, betaalbaar & bereikbaar blijf ongeacht of je nu in Groningen of Goes woont. Het Regeerakkoord zet daarop in.

Uiteraard moet er enige verantwoording zijn van financiële uitgaven. Maar met name moet er een lerende cultuur ontstaan door kwaliteitsregistraties. En die kwaliteitsregistraties zouden makkelijk toegankelijk en te begrijpen moeten zijn. De 80-20 regel moet leidend zijn: met 20% van kengetallen heb je vaak al 80% van de benodigde informatie. Veel administratie kan dan worden geschrapt. Bij die lerende cultuur hoort ook dat professionals elkaar durven aanspreken zoals bij de kwaliteitsvisitaties bij orthopedie. Daarnaast moeten professionals stoppen met het non invented here syndroom; maak daarvan: steal with pride.

Kortom

De monitor Basiszorg UMC leidt bij de CDA fractie tot de volgende feedback aan de UMC’s:

  1. Stop met dochterondernemingen die basiszorg leveren
  2. Borg gegevensuitwisseling met andere zorgaanbieders
  3. Maak informatie over behandelingen toegankelijker
  4. Gebruik kwaliteitsregistraties voor een lerende cultuur
  5. Stop met het not invented here syndroom, maar steal with pride.

In het parlement, binnen de coalitie en daarbuiten komen wij graag hierop terug.

Deel zorg in regio’s in: dan leren professionals elkaar persoonlijk kennen

“De zorgkantoren kennen 32 regio’s, met gemiddeld 530.000 inwoners. De elf regionale overlegorganen voor acute zorg (Roaz’en) werken voor 1,6 miljoen inwoners gemiddeld. De 25 GGD’en bedienen gemiddeld 700.000 inwoners en de 118 huisartsenposten 148.000. Laten we bekijken hoe we voor deze professionals één regio-indeling kunnen ontwerpen. Het zou prima zijn als ook de eerste lijn zich hierbij aansluit. Binnen één regio leren professionals en hun leidinggevenden elkaar persoonlijk kennen. Dan komen onderling vertrouwen en samenwerking makkelijker van de grond.”  Aan het woord is CDA kamerlid Joba van den Berg. Zij is sinds haar 18e jaar actief lid van het CDA en thans woordvoerder zorg voor haar fractie. Haar devies is: de zorg moet beschikbaar, betaalbaar en bereikbaar zijn, ook in de regio’s buiten de Randstad. Daartoe heeft Van de Berg in januari 2019  een initiatiefnota  Zorg in de regio uitgebracht.  In een interviewop de CDA-website  zette zij al eerder haar visie op de zorg helder uiteen.  

Ik spreek Van den Berg in een serie van voorbeschouwingen op het congres De eerste lijn 2020 -2030: regionalisatie, zorgvernieuwing en governance. Dat vindt plaats op 6 maart in het Stadion Galgenwaard te Utrecht.     

Ik mis in je opsomming de regionalisatie van de ziekenhuizen

Het is belangrijk dat regionale ziekenhuizen in een netwerk samenwerken met topklinische ziekenhuizen en de zeven UMC’s en dat ze elkaar aanvullen. Natuurlijk kunnen UMC’s en topklinische ziekenhuizen ook een regionale functie vervullen.  

Hoe wil je de regionalisatie bestuurlijk inrichten? 

Het liefst zie ik dat in een regio professionals, patiëntvertegenwoordigers, zorgaanbieders, zorgverzekeraars en gemeenten er gezamenlijk uitkomen. En dan wel op een zo laag mogelijk niveau, Dus regionaal eerstelijnsbeleid over bijvoorbeeld onderlinge digitale communicatie wordt geregeld door partijen in de eerste lijn. Lukt dat niet dan is er een instantie nodig met doorzettingsmacht. Met dat fenomeen is Nederland inmiddels bekend. Komen professionals er onderling niet uit, zoals bij het Kwaliteitskader Spoedzorgketen, dan heeft het Zorginstituut doorzettingsmacht. En blijven zorgverzekeraar en zorgaanbieder het oneens met elkaar, dan grijpt de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) of de onafhankelijke rechter in.  

Waarmee zou regionalisatie in de eerste lijn moeten beginnen?  

Dat bepaalt de regio zelf. Laat men eerst inventariseren hoe de zorgvraag zich ontwikkelt en of die ontwikkeling spoort met die in het aanbod. Op verzoek van het CDA maken zorgverzekeraars in samenwerking met het RIVM regionale beelden over de zorgbehoefte. Voor de eerste lijn zou een dreigend tekort aan huisartsen wel eens topprioriteit kunnen zijn. In een andere regio speelt misschien nog meer een dreigend gebrek aan woningen voor kwetsbare ouderen. Ik ga niet als kamerlid voorschrijven waarmee een regio moet beginnen.

Heb je wel eigen prioriteiten voor de eerste lijn in het algemeen?

Ik zie drie onderwerpen. Laten we ten eerste proberen per regio samenhangende acute zorg te bieden. Met één telefoonnummer voor alle aanbieders voor spoedzorg.  Het liefste zie ik dit op termijn landelijk tot stand komen.  Ten tweede we moeten minder medicaliseren. Ik hoop dat er binnen het sociale domein een vast aanpreekpunt komt voor huisartsen waarnaar ze sneller kunnen verwijzen.  En omgekeerd dat in 2030 alle huisartsen in teamverband werken. Dat is voor het sociale domein weer eenvoudiger. Die ontwikkeling naar vaste contactpersonen zou je per regio moeten ondersteunen. Voor dit alles, en dat is mijn derde punt, is goede digitale communicatie nodig. Ik vrees dat de eerste lijn met deze drie punten een groot deel van de periode 2020 – 2030 bezig is. Maar nogmaals, laat men zelf de prioriteiten bepalen. 

Waaraan moet het congres vooral aandacht besteden?

Het zorgbeleid lijkt nu als slogan te hebben: Laat duizend bloemen bloeien! Dat moet anders.  Want zo’n innovatiebeleid leidt niet tot goede en betaalbare zorg. Ik onderbouw deze stellingname met een voorbeeld uit de orthopedie. De professionals hier, de orthopeden, houden bij welke kunstheupen wel of niet tot complicaties leiden, bijvoorbeeld eerder los gaan zitten dan andere. Sinds een paar jaar is dat bekend. De orthopeden kopen nu vooral de goede kunstheupen in en zijn gestopt met de slechte. Welnu, als de eerste lijn in regio A ontdekt dat een bepaald zorgpad of zorg-app leidt tot betere en/of meer betaalbare zorg, dan zouden andere regio’s deze snel moeten overnemen. Een lerende cultuur zou zo’n opschaling vanzelfsprekend moeten maken. Voor een top down benadering door wet- en regelgeving vanuit de Tweede Kamer voel ik niets.  Ik hoop dat alle congresdeelnemers op 6 maart willen meedenken over de versterking van zo’n lerende cultuur.   

Dit is een interview in een serie van voorbeschouwingen op het congres De eerste lijn 2020 -2030: regionalisatie, zorgvernieuwing en governance. Dat vindt plaats op 6 maart in het Stadion Galgenwaard te Utrecht. Eerdere interviews vonden plaats met InEen directeur Anoeska  Mosterdijk,  met organisatie adviseur Leo Kliphuis en met NIvel onderzoeker Tjard Schermer.  Wil jij goede voorbeelden leren kennen, je eigen ervaringen delen met collega’s, jouw eigen inzicht toetsen aan dat van experts? Klik dan hier, lees de brochure en meld je aan.