Guus Schrijvers

Welcome to Guus Schrijvers

Zorg redt levens, preventie generaties

Door Igor Ivakic, directeur Nederlands Centrum Jeugdgezondheid.

Nederland telt honderden organisaties die zich dag in dag uit inzetten voor het redden van levens; en dat is een groot goed in een beschaafd land. Er zijn er op dit moment circa 38 organisaties die alles doen om generaties te redden. Er staat dus wat op het spel. Binnen het Nederlandse jeugddomein is de positie van de jeugdgezondheidszorg (JGZ) uniek. Als enige professionals hebben de JGZ-ers een jarenlange relatie met bijna alle kinderen en gezinnen in Nederland. Dat schept een vertrouwensband en een verantwoordelijkheid die verder reikt dan een kortdurend cliëntcontact. Bovendien hebben zij daardoor een uitstekend inzicht in normalisering van problemen van opgroeien en opvoeden van het kind. Meer nog dan huisartsen zien zij vele gezonde kinderen en hebben zij een scherp pluis/niet-pluis gevoel bij het ontmoeten van hen.. Dit artikel belicht  vier ontwikkelingen: 1. Digitalisering 2. De toenemende professionaliteit  en 3. De fundering op een wetenschappelijke basis en 4. Toenemende samenwerking. Deze ontwikkelingen duiden  de urgentie van duurzaam investeren in preventie door de jeugdgezondheidszorg. Zij belichten  de kans om deze sector nog slimmer te verbinden met andere velden binnen het jeugddomein.

1.  De digitalisering

De Coronacrisis heeft de JGZ doen hollen en stilstaan.  Zij is in staat geweest deze crisis ook als een kans te zien om een begin te maken zich opnieuw uit te vinden en nog beter aan te sluiten bij de (be)leefwereld van jeugdigen en ouders. Door digitalisering breed te omarmen is het gelukt om de 24/7 bereikbaarheid steeds beter te verbinden aan het primaire proces. Met de online platforms, zoals GroeiGids en JouwGGD is de JGZ goed in beeld bij jeugdigen en ouders. De tijdelijke ouderchat van de GroeiGids is een succes gebleken. Echter gebrek aan de structurele middelen maken dat vele innovaties geen continuïteit vinden. Duurzaamheid van verandering is hiermee in geding, Vandaar dat de sector onlangs een gemeenschappelijke toekomstagenda opgesteld heeft met de concrete vraag aan de overheid om voor preventie te kiezen en structureel te investeren in de JGZ, inclusief I-JGZ.

Innovatie kreeg ruimte tijdens de coronacrisis

Ondertussen ging de Jeugdgezondheidszorg  tijdens de coronacrisis digitaal aan de slag. De eerste weken en maanden werd outreachend richting kwetsbare gezinnen en/of kinderen gewerkt. Diegenen die professionals  in beeld hadden, verloren zij niet uit het oog. Contact met ouders en kinderen ging echter niet vanzelf. Door tekort of zelfs géén beschermingsmateriaal was het voor professionals een groot risico om ouders en kinderen fysiek te spreken. Doordat onderwijs online gegeven werd, was men in de klas ook niet present. Innovatie kreeg ruimte en de E-consulten werden ingericht. Om deze vernieuwing te verduurzamen en een vast onderdeel van de JGZ expertise  te maken is het nodig tijd vrij te maken.

Kunstmatige intelligentie werkt!

Vroegsignaleren en inzetten op interventies leveren op jonge leeftijd de grootste winst op, voor individu en maatschappij. De inzet van de kunstmatige intelligentie zal de kostenontwikkeling in de zorgsector positief beïnvloeden; De JGZ is daar op kleine schaal al mee bezig. Maatschappelijke vraagstukken, zoals kansenongelijkheid, voorkomen van de kindermishandeling of vroegtijdig opsporen van risico’s op overgewicht hebben de JGZ ook aangespoord te werken met algoritmes en bigdata analyses. Zo is het een aantal jaar geleden de Detectietool Kindermishandeling ontwikkeld. Uit onderzoek in onder meer Amsterdam en Groningen blijkt dat het toepassen van textmining-algoritmes de signalering van vermoedens van kindermishandeling verbetert. De signalen worden eerder opgepikt en minder signalen worden gemist. Met de toepassing van deze techniek kunnen naar verwachting jaarlijks 2500 signalen voor (vermoedens van) kindermishandeling extra worden gevonden.

Niet alleen kindermishandeling eerder ontdekken, ook obesitas en pesten

JGZ Zuid-Holland West heeft recent een algoritme ontwikkeld waarmee op zeer jonge leeftijd voorspeld kan worden welke kinderen op latere leeftijd obesitas zullen ontwikkelen. Dit is ook mogelijk op andere probleemgebieden zoals middelen- en alcoholgebruik, roken, pesten en sexting. Door de samenwerking met Erasmus Universiteit is het gelukt een breed AI-project van de grond te krijgen. Centraal staat de vraag hoe (aanstaande) ouders het beste en meest effectief ondersteund kunnen worden tijdens de eerste duizend kritieke dagen. Het project gaat in drie regio’s met ouders én professionals in de geboortezorg en de jeugdgezondheidszorg aan de slag met de resultaten van het onderzoek.

Uniforme informatie standaard

Met de JGZ kan je dus meer mogelijk maken. De JGZ heeft een uniforme informatiestandaard. Dat stelt de sector in staat op dezelfde manier te registreren. Dat biedt ook veel meer duidelijkheid voor alle gebruikers van het dossier. Door uniforme en longitudinale registratie genereert de JGZ miljoenen gegevens over alle kinderen in Nederland. Deze data, mits zorgvuldig en betrouwbaar ontsloten op goed beveiligde en juist beschermde dataplatforms, kunnen nieuwe waardevolle kennis opleveren over de missing links omtrent de oorzaken van de maatschappelijke vraagstukken, zoals kansenongelijkheid of gezondheidsverschillen. Het kan juist het onder de bevolking aanwezige gezondheidspotentieel blootleggen. Het kan ten slotte de bouwstenen leveren voor ‘het nieuwe rioolsysteem’ waar men naar op zoek is.

2.  Professionaliteit is goud waard, maar ook een kwetsbaar en schaars goed

Jeugdgezondheidszorg is erop gericht breed te kijken naar de ontwikkeling van de jeugdigen in de context van de omgeving waarin het kind opgroeit. Het maakt  haar professionals geschikt om integraal samen te werken met aan de ene kant de professionals uit de geboortezorg en aan de andere kant de professionals in het brede sociaal domein. Daarnaast zijn de professionals ouders tot steun om een hechte relatie op te bouwen met hun kinderen. Ze weten welke risico- en beschermingsfactoren hier een positieve respectievelijk negatieve rol spelen.  Ze kunnen daar juiste en effectieve interventies op plegen. Dit is de basis van opvoedingsondersteuning: een van de kerntaken van de JGZ.

De professionaliteit in de jeugdgezondheidszorg staat onder druk.

De zo unieke kennis en kunde  verdwijnt als gemeenten niet ingrijpen. Er is niet alleen sprake van de schaarste aan mensen die voor het vak jeugdgezondheidszorg  kiezen, dit is het probleem waarmee alle publieke sectoren, van zorg tot onderwijs te maken hebben. Opeenvolgende crises maken ten slotte deze sector  kwetsbaar. In de coronacrisis zijn professionals  in de jeugdgezondheidszorg  dikwijls ingezet in de crisisorganisatie. Dat heeft de JGZ en de preventie geen goed gedaan. In beeld zijn en er zijn voor de jeugdigen en ouders was niet langer vanzelfsprekend. Door het wegvallen van fysiek contact en het onderwijs dat online gegeven werd, kwam de collectieve preventie in de knel.

Oekraïne

De nieuwe crisis dient zich al weer aan. Oekraïense vluchtelingen, waaronder veel moeders met (jonge) kinderen worden ook in Nederland opgevangen. Dat vraagt van de jeugdgezondheidszorg ook extra inspanning en wendbaarheid als het gaat om de uitvoering van haar reguliere kerntaken. Er zullen witte vlekken in de volksgezondheid ontstaan. De toekomst zal uitwijzen wat niet gezien is. We zullen alle zeilen moeten bijzetten om te voorkomen dat deze witte vlekken géén blinde vlekken worden.

3.  Toenemende wetenschappelijke onderbouwing

Kenmerkend voor het werk van de Jeugdgezondheidszorg is de solide wetenschappelijke basis. Dat geldt ook voor de vele interventies die ingezet worden voor (zeer) kwetsbare kinderen en ouders. Ontsproten uit de dagelijks praktijk heeft de professionaliteit in deze sector tot de nieuwe wetenschappelijke kennis geleid. Zij kan haar werk alleen naar behoren doen met Evidence Based Practice (EBP): de praktijk die gebaseerd is op de unieke situatie van kind en gezin, de ervaring van de professional en het wetenschappelijk bewijs. EBP is diep geworteld in de Publieke Gezondheid en de JGZ. Denk aan het Rijksvaccinatieprogramma en de neonatale hielprik. Enkele voorbeelden van EBP komen hieronder aan bod.

Voorzorg, Spark en stevig ouderschap en andere bewezen, goede, voorbeelden

Vroegtijdig opsporen van taalproblemen bij kinderen kan met de juiste interventies voorkomen dat ze laaggeletterd worden, dat blijven en het later doorgeven aan hun kinderen. Met VoorZorg kan de jeugdgezondheidszorg zeer kwetsbare (aanstaande) moeders helpen om een kansrijke start met hun kind(eren) te maken. Zij voorkomt daarmee, dat kinderen uit huis gaan en in de jeugdbescherming terecht komen. Met GIZ geeft de JGZ een stem aan kinderen die mede bepalen wat goede zorg voor hen is. En SPARK stelt de jeugdverpleegkundige in staat tot een betrouwbare inschatting of het om een laag, verhoogd of hoog risico op opvoed- en ontwikkelingsproblemen gaat. Met MAZL kan de JGZ elke school in Nederland helpen met het inrichten van een effectieve ziekteverzuim-aanpak voor alle leerlingen. Daarmee kun je kwetsbare leerlingen op tijd zien en adequaat helpen, zodat ze op school blijven in plaats van thuis zitten. Ouderschap maakt alle ouders onzeker en kwetsbaar. Voor sommigen gaat het ouderschap niet vanzelf. Stevig Ouderschap helpt deze onzekere ouders meer vertrouwen in zichzelf als ouder te krijgen. Zo ziet u hoe de expertise in de jeugdgezondheidszorg zich voortdurend verbetert. Zij  weet zich te verrijken met interventies die én effectief zijn én zorgkosten (op termijn) besparen.

4.  Toenemende samenwerking

Het zicht van de overheid op de jeugdgezondheidszorg wordt dikwijls belemmerd door de veelheid aan serieuze problemen die andere stelsels hebben. Het Sociaal en Cultureel Planbureau heeft al eerder geconstateerd dat decentralisaties stagneren. In een eerder artikel schreef ik over de uitdagingen van de jeugdhulp. De oplossingen die grip geven op het groeiende gebruik en daarmee gepaarde kosten zijn niet binnen het jeugdhulpstelsel zelf te vinden. De Commissie van wijzen over de structurele financiering van de jeugdzorg doet in haar advies een aanbeveling om de jeugdhulpplicht te begrenzen en in te zetten op normalisering. Professionals in de jeugdgezondheidszorg, kunnen dat als geen ander. Bovendien zijn ze nu al een vraagbaak voor ouders en kinderen met lichte (opvoed)problemen. Guus Schrijvers [GS1] gaat in deze special van de Nieuwsbrief nader hierop in.

Hervormingsagenda dreigt te mislukken

Het verbaast ons niet dat de Hervormingsagenda van de Jeugdhulp dreigt te mislukken. De overheid zou breder of anders moeten kijken. Niet de stelsels centraal stellen en zich  richten op de beheersing ervan of het fiksen van de (financiële) bugs. Maar de blik richten op de leefwereld en -leefomgeving van jeugdigen en hun ouders en dan zien hoe de verschillende stelsels juist op elkaar inwerken voor een kansrijk leven van generaties. De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid heeft in zijn rapport Van verschil naar potentieel: een realistisch perspectief op sociaaleconomische gezondheidsverschillen de overheid erop gewezen zich niet blind te staren op het fiksen van de gezondheidsverschillen, maar haar blik te verbreden en haar beleid te bouwen op het onder de bevolking aanwezige gezondheidspotentieel. De initiatieven, zoals de Kansrijke Start en het Nationaal Preventie Akkoord zijn een teken van de goede wil en een bescheiden invulling van de steeds luidere roep om preventie. Dat geldt ook voor de  recente wettelijke verankering van het prenataal huisbezoek. Echter, dit is bij lange na niet genoeg. Voor de jeugdgezondheidszorg  is een claim van 300 miljoen euro structureel verwoord in de sector brede Toekomstagenda. Die zijn nodig om de basis op orde te krijgen, haar effectieve interventies landelijk op te schalen, structureel en stevig in beeld te zijn voor de jeugdigen in het onderwijs en een solide en innovatief informatiehuishouden. Het is aan het Rijk en de gemeenten om hier samen de handen ineen te slaan en met een bestuurlijk akkoord stevig impuls te geven aan  de unieke en bijzonder effectieve expertise  van de jeugdgezondheidszorg. Niets doen  is géén optie.

Kortom

De Jeugdgezondheidszorg kan haar taken uitbreiden door klaar te staan voor jeugdigen en hun ouders bij lichte problematiek. Dan kan zij ook als toegangspoort voor de Jeugdwet functioneren. Dan kan daar het gebruik omlaag. Binnen de wijkteams van de Wmo kan de JGZ haar  biopsychosociale model aanreiken als aanvulling op sociaal wetenschappelijke en opvoedkundige expertise. Elke 1 euro die nu naar de Jeugdgezondheidszorg gaat, levert 11 euro op aan voorkomen van zorgkosten. Zet je de Jeugdgezondheidszorg en haar preventie-expertise slim in in het brede jeugddomein dan kan het nog waardevoller voor de maatschappij zijn.

Menselijke maat verdraagt geen meldpunt

Door Igor Ivakic, directeur Nederlands Centrum Jeugdgezondheid.

Soms verschijnen er essays die je aandacht trekken. Teksten die je geest prikkelen, waar je van opveert en zelf ook uitgenodigd wordt om je uit te spreken. Zo’n essay is ‘De makke van meldpunten’Lees het! Janssens cs hebben zich voorgenomen een kritische reflectie te geven op meldpunten en meldingen. Ze constateren een toename in aantallen meldpunten en meldingen. De auteurs geven in hun essay een antwoord op de vraag of deze manier werkt en of het bovendien wenselijk is om langs deze weg maatschappelijke problemen aan te pakken.

Institutionalisering is een feit

Ik vroeg me bij het lezen van het essay af om hoeveel meldpunten het in Nederland gaat. Janssens cs geven daar geen antwoord op. Tientallen, honderden of duizenden?! Ik zou het niet weten. U wel? Toen ik het orakel van internet deze vraag stelde kreeg ik ongeveer 1.350.000 resultaten. Max meldpunt, Meld misdaad anoniem, het meldpunt van de Nederlandse Zorg Autoriteit, het Landelijk Meldpunt Zorg van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd, Janssens cs :“…De wereld van meldpunten is veelkoppig…”.

Doordat er een wildgroei is aan meldpunten, heeft men, lees ik in het essay, een overkoepelend meldpunt gemaakt. Er worden bovendien kwaliteits- en ontwikkelinstrumenten gelanceerd om ons de weg te wijzen wanneer we welk meldpunt moeten bellen. Als je hierop door gaat redeneren is het nog even wachten op de beroepsvereniging en een belangenorganisatie. En Nederland is weer een institutie rijker geworden. Als we niet oppassen zal steeds grotere fixatie op efficiëntie en verdergaande juridisering en problematisering de meldpunten alleen maar dieper laten wortelen in onze samenleving. Vanzelfsprekend zal er ook een meldpunt over de meldpunten en de afhandeling van de meldingen komen. Daarover zullen rapporten geschreven worden, waarin ingegaan wordt op de signalen van de melders en aanbevelingen voor verbeteringen. De verantwoordelijken voor deze meldpunten zullen deze signalen serieus nemen en beterschap beloven, voordat ze eerst hun bezwaren hebben geuit over de steeds complexer wordende samenleving en haar wicked problems. Iedere kans zal gegrepen worden om de politiek en het publiek te laten zien hoe meldpunten gebukt gaan onder de heersende schaarste aan mensen, tijd en geld. Geloof me, Kafka is jaloers op ons. Hij had het zelf niet kunnen bedenken. 

U zult het met mij eens zijn dat hier een kern van waarheid in zit. Maar ik moet uiteraard ook niet overdrijven. Het kan nog erger als je verder dan Nederland kijkt. In Texas lijken de premiejagers weer helemaal terug te zijn. De conservatieve regering in deze staat heeft onlangs een anti-abortuswet in het leven geroepen die de tijd terugdraait naar de tijden van het Wilde Westen. Wat is er aan de hand? Sinds kort kan iedere burger in Texas een boete van tienduizend dollar eisen van eenieder die meewerkt aan een abortus. Dat kan al bij een abortus van een foetus ouder dan zes weken. De premiejager hoeft niets met de abortus te maken te hebben. Hij kan de klacht tegen elke betrokkene indienen: van de uitvoerende arts, bevriende collega of een familielid tot de taxichauffeur en de portier die de vrouw naar een abortuskliniek brengt of toegang tot verschaft. Na dit kijk je toch wel anders tegen onze wondere wereld van meldpunten 

Meldpunten zijn géén oplossing 

Parafraserend zeggen Janssens cs dat de meldpunten, hoe goed bedoeld ook, niet de oplossing zijn. Het blijkt ineffectief te zijn voor de uitdaging waar meldpunten dikwijls voor in het leven geroepen zijn. De auteurs constateren dat we met het melden en meldpunten op het punt gekomen zijn dat “…het instrument het achterliggende doel overvleugeld…”. Ik lees in hun stuk dat de beste bedoeling van een meldpunt, zoals Meldpunt Zorg en Overlast, om “…meer structuur aan te brengen aan fragmentaire hulp en gebrek aan continuïteit.”, juist de instellingen in staat stelt“…zich terug te trekken op het eigen specialisme en slechts actief te worden op geleide van indicaties, diagnoses en zelf gedefinieerde in- en uitsluitingscriteria.” 

Ik lees ook dat meldpunten een productief instrument kunnen zijn om “…maatschappelijke problemen in kaart te brengen, te adresseren en handelingsperspectief te bieden.”. Dat weegt niet op tegen het ongewenste effect van het product te zijn van een politieke reflex op de medialogica die ervoor “…zorgt dat incidenten uitmonden in de roep op een stevige aanpak…”. Er zijn mijns inziens betere en betrouwbare instrumenten om maatschappelijke problemen in kaart te brengen en deze te begrijpen. Denk aan het wetenschappelijk onderzoek over de uitvoeringspraktijk van de professionals die midden in de samenleving staan. Adviseurs van het Rijk, zoals het SCP, de WRR, het CBS of het RIVM brengen regelmatig gevraagd en ongevraagd gedegen onderzoeken naar buiten over de maatschappelijke problemen.

Richt je tijd, geld en mensen op alternatieven

Zijn de meldpunten dan zinloos?! Als vertrouwen tussen de mensen de kleefkracht van de sociale cohesie is dan maak ik me zorgen over de toename aan meldpunten en meldingen. Is deze trend niet een sterk signaal dat het huidige sociaal contract tussen de burgers onderling en tussen de burger en overheid zwaar onder druk staat? 

Institutionalisering en juridisering van het melden en meldpunten zetten de vertrouwensrelatie tussen de burgers onder grote druk. Janssens cs constateren het in hun stuk ook. Cliënten voelen zich in de steek gelaten, niet serieus genomen. De professionals voelen zich onder druk gezet om te melden; de handelingsverlegenheid steekt de kop op doordat men denkt er zelf niet over te gaan dan wel wegkijkt om zelf niet in de problemen te komen. Menselijke maat verdraagt dus geen meldpunt.

Kan het dan anders? Ja, langs twee lijnen: via het versterken van het vakmanschap en via (sociale) innovatie. Zie hoe een innovatie zoals de introductie van een AED en burgerhulpverleners de stamhouder van alle meldpunten, 112, helpt. Steeds meer kantoren, wijken, winkelstraten etc. hebben een of meerdere AED’s hangen. Iedere burger kan een burgerverlener worden en via een systeem opgepiept worden als in zijn nabijheid een melding gedaan wordt waarbij reanimatie en AED ingezet moet worden. Dat redt levens! Een goede ontwikkeling dus en fijn dat er zelfs op scholen al reanimatielessen aangeboden worden. Dit betekent niet het einde van 112. Het helpt wel en het creëert ruimte, waarbij de hulpdiensten voor andere 1000-en-1 noden ingezet kunnen worden. Of wat te denken van de inzet van slimme digitale tools om professionals te helpen hun oordeel te scherpen. 

Toon moed om voor een fundamenteel andere oriëntatie te kiezen, zoals Janssen cs ook betogen: “…De werkvorm ‘u meldt, wij gaan ervoor zorgen’ zal  moeten plaatsmaken voor de werkvorm ‘hoe kunnen we een veilig klimaat creëren waarin mensen zelf, onderling of met deskundige hulp, hun problemen en ergernissen aan de orde stellen en daarvan leren’.  

En wat te denken van de ruimte die er zit aan de kant van het verbeteren en versterken van het huidige vakmanschap. Wordt hun ervaringsdeskundigheid voldoende aangeboord? De richtlijnen blijken géén handvatten maar hoepels waar je als vakmens doorheen moet. De protocollen zijn handreikingen voor strategisch gedrag geworden in plaats van leerstukken voor de intercollegiale toetsing. Beroepscodes komen geregeld in de knel door schaarste aan tijd, geld en collega’s. En we weten dat schaarste ons denkvermogen beperkt en voor blinde vlekken zorgt. Is het mogelijk om dit beeld te kantelen en dat we ons vakmanschap weer waardenvol maken?

Waardengedreven

Het vakmanschapsprogramma dat ik met mijn collega’s van het NCJ gestart heb is een poging. Het is een humaniseringsprogramma: slim je hoofd gebruiken, moed hebben op je gevoel af te gaan, en óók je hart durven volgen. Het is een ontdekkingsreis voor professionals; een oefening om de grootste kracht te laten zien: de kwetsbaarheid. Waar je ongemak koestert in plaats van snel wegstopt of bij een ander parkeert. Vanzelfsprekend samen met anderen de kwesties bespreekt; onderdeel uitmaakt van morele oordeelsvorming in je organisatie. Je vak dus weer relevant en impactvol maken.

In de sessies die we hebben zien we dat de richtlijnen, protocollen en beroepscodes helemaal niet belemmerend zijn. Ze krijgen met waarden als Verantwoordelijkheid, Vertrouwen, Betrouwbaarheid, Gelijkwaardigheid, Inclusie opeens veel meer inhoud. De professional ziet zichzelf niet als een cijfer in een spreadsheet, een middel of een instrument waarmee je (maatschappelijke) problemen oplost; het waardengedreven vakmanschap blijkt met haar kleefkracht tussen de burgers die hulp bieden en hulp nodig hebben juist een serieus alternatief voor anonieme en afstandelijke meldpunten. Goede hulp/zorg bouw je op nabijheid en vertrouwen. Samen blijken we dus kleine dingen groot te kunnen maken. Zonder ze te bestrijden of te diskwalificeren worden meldpunten daardoor op termijn irrelevant en overbodig. Sapere aude! (durf te weten /kennen).

Het relaxte kind staat centraal op 11 juni

Op 11 juni vindt het congres Het Relaxte Kind plaats. Tijdens dit interprofessionele congres geven zorgprofessionals, onderzoekers en beleidsmakers kennis en inzicht in de geestelijke gezondheid van de jeugd, de knelpunten, de vraagstukken en mogelijke oplossingen. De organiserende Guus Schrijvers Academie hoopt daarmee bij te dragen aan een optimale ontwikkeling van de jeugd en een podium te bieden aan zorginnovatie.

Antwoord op vele vragen

Tijdens het congres in stadion Galgenwaard te Utrecht beantwoorden deelnemers en sprekers de volgende vragen:

  • Hoe gaat het met de geestelijke gezondheid van onze jeugd? Marloes Kleinjan (Trimbos-instituut en Universiteit Utrecht) vertelt ons welke geestelijke gezondheidsproblemen onze jeugd heeft en in welke omvang die problemen voorkomen.
  • Welke innovatieve ontwikkelingen zien we in de geestelijke gezondheidszorg? Floortje Scheepers (Universiteit Utrecht) neemt ons mee met de innovatieve ontwikkelingen in de geestelijke gezondheidszorg in het algemeen en die voor de jeugd in het bijzonder. Zij geeft daarbij aan wat de betekenis van die innovaties is voor het functioneren van de preventie en zorg.
  • Welke effectieve aanpakken zijn er om problemen op het gebied van de geestelijke gezondheid bij jeugd te voorkomen, vroeg te signaleren en aan te pakken? Esther van Efferen-Werma van het Erasmus MC gaat hierop in.
  • Hoe kun je de schaduwkanten van het ouderschap bespreekbaar maken? Ouderschap is kwetsbaar en staat soms onder druk als gevolg van ziekte of stress. Susan Ketner en Peter v.d. Ende (Hanze Hogeschool Groningen) vertellen welke strategieën ouders kunnen inzetten om hun ouderschap te vervullen.
  • Hoe kunnen we kwetsbaarheden in de adolescentie (12-25 jaar), voorkomen en tijdig signaleren om de kans op SOLK (Somatisch Onbegrepen Lichamelijke Klachten) te verkleinen? Wico Mulder (Nederlands Centrum Jeugdgezondheid (NCJ)) geeft aan wat er moet gebeuren. Daarbij wordt de methodiek van @ease toegelicht.
  • Hoe geeft je ketensamenwerking vorm? In Capelle aan den IJssel werken gemeente, CJG en scholen samen in preventie, signalering en ondersteuning van jongeren met depressieve klachten en/of suïcidale gedachten. Ingrid Aikema (VO) en Marlies Kraaijeveld (CJG) vertellen hoe ze dat doen.
  • Hoe kunnen we kinderen met psychische problematiek beter helpen? Hoe kan een kind beter worden ondersteund en geholpen? Anneke Dantuma (STBN) en Mark Weghorst (NCJ) gaan de dialoog hierover aan voor een kindvriendelijk alternatief.
  • Hoe vertalen we de speerpunten uit de landelijke nota gezondheidsbeleid van het ministerie van VWS, die betrekking hebben op de geestelijke gezondheid van jeugd, naar lokaal beleid? Jeroen Lammers (Trimbos Instituut) gaat met u in gesprek over de mogelijkheden.
  • Welke goede praktijkvoorbeelden zijn er? In workshops en flitspresentaties maakt u kennis met:
  1. – Ondersteuning voor kwetsbare gezinnen tijdens en na de zwangerschap: VoorZorg en
  2. – Stevig Ouderschap, Lieke Vermeulen (NCJ)
  3. – Leren omgaan met stress voor jongeren en voor ouders van een baby of peuter, EvaPotharst en Ed de Bruin (Minds / Universiteit van Amsterdam)
  4. – Care-free App, Naomy Rojnik, (Xonar /Fontys Hogescholen)
  5. Hoe  is het zorggebruik in de jeugdzorg af te remmen zonder kwaliteitsverlies en wachttijdverlenging  (Paul van de Velpen,oud-directeur GGD Amsterdam en Guus Schrijvers, gezondheidseconoom/
  • Wat zijn de nieuwe speerpunten in de zorg voor jeugd als het gaat om geestelijke gezondheidszorg? Deze vraag staat centraal in de plenaire discussie aan het eind van het congres.

Doelstellingen van het congres

De Guus Schrijvers Academie is verantwoordelijk voor dit interprofessionele congres voor zorgprofessionals, onderzoekers en beleidsmakers. Het congres heeft drie oogmerken: 1. Interprofessionele bijscholing aan leidinggevenden in beleid, veld en onderzoek over actuele ontwikkelingen in  mentale gezondheid en zorg aan kinderen 2. Een podium bieden aan ontwerpers van digitale en zorginnovaties en  3. het bijdragen aan kennis en inzichten over een optimale gezondheid voor de Nederlandse jeugd. 

Meer informatie

Door hier te klikken kom je bij het volledige congresprogramma en kun jij je inschrijven.

Grip op het gebruik van jeugdhulp

Door Igor Ivakic, directeur Nederlands Centrum Jeugdgezondheid.

Inleiding

De relevantie van de jeugdhulp is onverminderd groot voor de jeugdigen en ouders die er gebruik van maken, voor de overheid verantwoordelijk is voor (de financiering van) het stelsel en voor de uitvoerende organisaties die het effectief en efficiënt moeten organiseren. Beter begrijpen van en sturen op (de kosten van) het jeugdhulpgebruik is dus essentieel voor stabiliteit van het stelsel. Sinds 2015 zijn de taken onder de verantwoordelijkheid van gemeenten gebracht. Een belangrijke aanname van decentralisatie was dat door de jeugdhulp dichter bij jeugdigen en hun ouders te organiseren de kosten van de dure specialistische jeugdzorg op termijn zouden afnemen.. Vroegsignalering en preventie binnen de Jeugdwet zouden  het nodige verschil maken. Grip op ‘het gebruik van jeugdhulp’ krijgen, is voor de beleidsmakers altijd al relevant geweest en thans wellicht nog meer. Voorspellen van dit gebruik blijft echter een uitdaging. Hoe dat uitvalt, gaan we het schetsen aan de hand van het onderzoek dat gedaan is in de regio Haaglanden.. We zullen stilstaan bij de interventies die de belofte in zich hebben de druk op het dure specialistische jeugdzorggebruik te verlichten. We sluiten dit artikel af met de formulering van een zorg en een kans voor wat betreft de versterking van het stelsel van jeugdhulp.

Jeugdhulpgebruik in wijken

Volgens het CBS maken in Nederland ruim vierhonderdduizend jeugdigen gebruik van de jeugdhulp. Jeugdhulpgebruik is niet in elke regio hetzelfde. Zelfs tussen de wijken van dezelfde stad vinden we verschillen in het jeugdhulpgebruik. Het SCP heeft een landelijk statistisch model ontwikkeld om het gebruik van jeugdhulp te voorspellen en de verschillen tussen de wijken te verklaren. Volgens het model kunnen verschillen tussen wijken samenhangen met demografische kenmerken. Denk bijvoorbeeld aan het aantal eenoudergezinnen. Daarnaast spelen volgens het SCP “…andere gezinskenmerken (aandeel bijstandsgebruikers), kind kenmerken (speciaal onderwijs) en omgevingskenmerken (aandeel niet-westerse migranten) een belangrijke rol…” Dit landelijk model helpt dus de verschillen beter te begrijpen. Daardoor is het mogelijk om een verwachting van het jeugdhulpgebruik binnen een wijk te berekenen en dit af te zetten tegen het werkelijke gebruik. Met het uiteindelijke doel om als gemeenten betere grip te krijgen op het jeugdhulpgebruik.

Het landelijk model geeft volgens het SCP echter geen sluitende verklaring en vergt meer kwalitatief en kwantitatief onderzoek. Kennisnetwerk Jeugd Haaglanden (KJH) en het SCP hebben daarom samengewerkt aan het verdiepend onderzoek naar het gebruik van de jeugdhulp in de wijken van de regio Haaglanden. Men is via kwalitatieve en kwantitatieve analyse op zoek gegaan naar meer fijnmazige dan wel aanvullende kenmerken van/binnen een wijk. De onderzoekers hebben aan de hand van hun analyses laten zien dat inderdaad het werkelijke gebruik van jeugdhulp afhangt van meer dan alleen demografische en sociaaleconomische factoren. De uitkomsten van het onderzoek maken duidelijk dat het verwachte jeugdhulpgebruik beter te schatten is als factoren toegevoegd worden die te maken hebben met o.a. (ervaren) sociale cohesie en de (ervaren) veiligheid in de wijk. Een ander interessant aspect dat onderzoekers aankaarten is het aantal echtscheidingen die als aanscherping voor het SCP-model zou kunnen gelden. Uit hun kwalitatief onderzoek kwam naar voren dat vooral vechtscheidingen van invloed zijn op jeugdhulpgebruik. Ook de beschikbaarheid van en de tevredenheid over voorzieningen hangen samen met een lager jeugdhulpgebruik. Tot slot wijzen de onderzoekers op het belang van de fysieke inrichting van de wijk voor de mate van sociale samenhang.

Focus op de kosten

De groeiende vraag van jeugdigen naar dure specialistische jeugdzorg blijft ondanks de decentralisatie. Sommige gemeenten kampen met grote tekorten op de jeugdzorgbudgetten. Dat gaat dikwijls ten kosten van andere beleidsterrein in zo’n gemeente. Daarom zoeken de gemeenten naar effectieve interventies om de kosten van de jeugdhulpgebruik te beheersen. Het CPB heeft in haar onderzoek gekeken in hoeverre gemeenten met de inzet van wijkteams of de financiering van praktijkondersteuners kunnen sturen op het jeugdzorggebruik in de tweede lijn. In de meeste gemeenten (64%) zijn wijkteams belast met de uitvoeringstaken binnen het sociaal domein, waaronder jeugdzorg. Daarnaast zijn steeds meer gemeenten praktijkondersteuners gaan financieren. Het betreft hier 54% van alle gemeenten. Praktijkondersteuners zijn werkzaam in een huisartsenpraktijk en bieden vooral lichte vormen van jeugdhulp aan bij emotionele of gedragsproblematiek.

Uit dit onderzoek blijkt dat de inzet van wijkteams en praktijkondersteuners niet leidt tot een afname van het aantal kinderen met tweedelijns jeugdhulp. Ook ziet het CPB er geen verschil in de toename van het aantal kinderen met tweedelijnshulp tussen gemeenten die praktijkondersteuners financieren en gemeenten die dit niet doen. Wat het onderzoek wel laat zien is dat in gemeenten waar veel kinderen door een wijkteam hulp aangeboden krijgen, het aantal kinderen met tweedelijnshulp minder sterk stijgt dan in gemeenten waar weinig of helemaal geen wijkteams hulp verlenen. Het CPB concludeert dat de inzet van laagdrempelige ondersteuning via wijkteams of praktijkondersteuners vooralsnog niet hét middel is om het gebruik van jeugdzorg in de tweede lijn terug te dringen. Het CPB waarschuwt de gemeenten die op zoek zijn naar manieren om de stijgende kosten voor jeugdzorg te beheersen dat laagdrempelige hulpverlening door wijkteams of praktijkondersteuners ook een prijs heeft. Men geeft aan dat er andere beleidsinstrumenten zijn die mogelijk beter kunnen bijdragen aan een financieel houdbaar jeugdzorgstelsel. Denk aan de inkoop en bekostiging van aanbieders door gemeenten. Het CPB heeft het effect van deze beleidsinstrumenten op het jeugdzorggebruik niet in dit onderzoek betrokken.

Kansrijke wijk

Bezint eer gij begint, lijkt het CPB met haar studie van gemeenten te adviseren. Het eerste hierboven besproken onderzoek laat in deze context dan ook zien dat het landelijk model van het SCP in beginsel een helpende hand biedt om het gebruik in de regio beter te schatten en de verschillen in de wijken goed te duiden. Om de verklaringen voor de verschillen tussen geschat en werkelijk gebruik in wijken meer sluitend te krijgen is een verdiepend kwalitatief en kwantitatief onderzoek nodig. Dit onderzoek laat goed zien dat op het niveau van een wijk aspecten als wonen of nabijheid van en tevredenheid over de voorziening van invloed kunnen zijn op het werkelijk jeugdhulpgebruik. Daarmee suggereert dit onderzoek van het KJH en het SCP op z’n minst dat ook andere stelsels, die in de wijk de wegen van het stelsel van de jeugdhulp kruisen, van invloed kunnen zijn op het werkelijk jeugdhulpgebruik. Denk hierbij aan wonen, fysieke inrichting van de buitenruimte voor bewegen en spel, jeugdgezondheidszorg of sport. De overheid zou in deze breder kunnen kijken naar de oplossingen voor de knelpunten in het jeugdhulpstelsel zelf. In opdracht van het Rijk (ministeries van VWS, Financiën, BZK en Justitie en Veiligheid) en de VNG heeft het adviesbureau AEF (Andersson Elffers Felix) onderzocht of er structureel extra middelen nodig zijn voor de uitvoering van de Jeugdwet, en welke maatregelen er genomen kunnen worden om de kosten te verlagen. Het AEF rapport dat eind 2020 verschenen is, lijkt dit ook te bevestigen. We vatten hier de meest relevante conclusies van dit rapport samen:

  • Het uitgangspunt om er zo vroeg mogelijk bij te zijn leidt tot hogere kosten binnen de Jeugdwet.
  • Het effect van sommige sturingsmogelijkheden is beperkt door de negatieve financiële effecten van preventie en vroegsignalering binnen de jeugdwet.
  • De kostenstijging voor individuele voorzieningen jeugd wordt veroorzaakt door achterblijvende uitstroom en hogere kosten per cliënt per jaar.

Ook dit rapport lijkt te zeggen dat de oplossingen niet binnen het stelsel zelf te vinden zijn. De overheid zou breder moeten kijken. We zouden het de moeite waard vinden om niet een stelsel centraal te stellen, maar de leefwereld en -leefomgeving van jeugdigen en hun ouders, waarin verschillende stelsels juist op elkaar inwerken voor een kansrijk leven. Dan kom je gauw bij de wijk als schaal waarop het kansrijk leven zich ontplooit. Waarom zouden we niet van elke wijk een Kansrijke Wijk maken? Dan  krijg je als beleidsmaker een rijkdom aan diverse bestaande beleidsinstrumenten ter beschikking die je wellicht beter in staat stelt zorg- en welzijsdoelen te bereiken. Door bijvoorbeeld beleidsinstrumenten m.b.t. vroegsignalering en preventie uit het stelsels van geboorte- en jeugdgezondheidszorg in de Kansrijke Wijk in te zetten, kan je wellicht het jeugdhulpgebruik effectiever beïnvloeden. (Her)inrichten van de buitenruimte in de wijken met sport & spel faciliteiten, in de nabijheid van jeugdigen en hun ouders als ook de versterking van informele netwerken in zo’n Kansrijke Wijk kunnen de druk op de dure specialistische zorg verminderen. Deze zorg is wenselijk en nodig. Kansrijke Wijk zou misschien wel de sleutel hiervoor kunnen zijn.

Kijk op de congresagenda van de Guus Schrijvers Academie: Op 11 juni 2021 vindt het Jeugdzorgcongres Het relaxte kind plaats. Vooraanstaande sprekers delen dan actuele inzichten over de jeugdzorg. Alle congressen van de Guus Schrijvers Academie zijn ook online te volgen!

De relatie tussen Preventie, Jeugd-GGZ, SOLK & @ease

In Nederland, zo blijkt uit onderzoek, groeien de meeste jongeren gezond en veilig op. Echter, we zien ook dat meer en meer jongeren spanning en stress ervaren ten gevolge van bijvoorbeeld een onveilige thuissituatie, een nare ingrijpende ervaring / gebeurtenis of door ervaren prestatiedruk op school. Duidelijk is dat corona maatregelen ook negatief effect hebben op jongeren; het maakt hen somberder en angstiger (Coronamaatregelen maakt jongeren angstiger en somberder. Willen voldoen aan de maatschappelijke norm van geluk, succes of het ideale plaatje wordt als “normaal” ervaren maar het is normaler om balans te leren vinden en behouden en om je eigen weg te ontdekken en te gaan (“The Hero’s Journey”). Dit vergt naast moed, energie en doorzettingsvermogen van jongeren zelf, ook een veilige context en betrokkenheid van ouders, leerkrachten en jeugdprofessionals. @ease is een initiatief dat dat biedt, daarover later meer.

Op de weg naar volwassenheid verandert er veel in het leven van jongeren, hetgeen op zichzelf al spanning en stress kan opleveren. Tegelijkertijd vindt er in de leeftijd van 14-23 jaar een fundamentele ‘reorganisatie’ van de hersenen plaats. Het is een uiterst belangrijke fase waarin het brein gevoeliger is voor prikkels dan op volwassen leeftijd. Bovendien is het bekend dat adolescenten die in de vroege jeugd blootgestaan hebben aan chronische stress, nog gevoeliger zijn voor stress in de adolescentiefase. De korte en lange termijneffecten op de gezondheid zijn enorm en van impact op de rest van iemands leven. Als gevolg is er een significant hogere kans op bijvoorbeeld het ontwikkelen van hart- en vaatziekten en kanker (Adverse Childhood Experiences – TED Talk Nadine Burke). Dit voorkomen is dus van groot belang.

In de gezondheidszorg en feitelijk in onze hele maatschappij zijn we gewend om vanuit cognitie, het biomedisch model en evidence based medicine, te zoeken naar de lichamelijke oorzaak van fysieke klachten. Lichamelijke klachten zijn in de praktijk echter (zeker wanneer zogenaamde alarmsymptomen ontbreken) vaak een signaal voor sociaal-emotionele en mentale / psychische problematiek; we spreken dan van psychosomatiek. In het geval van langdurig aanwezige lichamelijke klachten, waarvoor de medici geen verklaring hebben (bij lichamelijk onderzoek en aanvullende diagnostiek wordt niets gevonden), wordt onder hulpverleners en behandelaars (vooralsnog) gesproken van SOLK (somatisch onvoldoende verklaarde lichamelijk klachten). Een nieuwe term hiervoor die onlangs is voorgesteld door NOLK (nolk.info) is: aanhoudende lichamelijke klachten.SOLK is na dementie het meest kostbare gezondheidsprobleem. De prevalentie van SOLK onder jongeren is 10-15% en deze neemt toe met de leeftijd. Één op de 5 jeugdigen in de J-GGZ heeft SOLK!

Jongeren interpreteren klachten en problemen die zij ervaren, aanvankelijk veelal nog niet als zorgelijk, terwijl er wel degelijk sprake kan zijn van smeulende risico’s. Bij ervaren klachten gaan ze soms te lang door totdat mentaal of fysiek de koek echt op is en professionele hulp een noodzaak is geworden. De veerkracht en weerbaarheid die bij jongeren aanwezig is, kan dan ook een valkuil zijn en door aanhoudende klachten zijn rek verliezen. Dit kan ook te maken hebben met opvoeding (“stel je niet aan”), “het zelf willen doen”, schaamte of eerdere (slechte) ervaringen met hulpverlening en zorg. Met het stijgen van de leeftijd nemen emotionele problemen (somberheid, angst en paniek) sterk toe, deze hebben direct gevolgen in het hier-en-nu en kunnen wel degelijk schadelijk zijn voor een gezonde fysieke, mentale en emotionele ontwikkeling.

“Lekker in je vel zitten”, is een uitdrukking die u vast kent, net als veel gebruikte uitdrukkingen zoals; “op je tenen lopen”, “een brok in je keel hebben”, “iets ligt je zwaar op de maag”, “vlinders in je buik hebben” of “een zucht van verlichting”. Wat deze uitdrukkingen gemeen hebben is dat ze de taal van ons lijf zijn en verbinden het “hoofd met ons hart en buik” oftewel ons denken met ons voelen. De relatie tussen ons fysieke lichaam en brein (denken/voelen) is evident en je daarvan bewust zijn (of worden) is van grote waarde voor het behoud en onderhoud van je persoonlijke gezondheid en welbevinden. Toen ik nog werkzaam was als jeugdarts, sprak ik veel met jongeren waarbij sprake was van een verhoogd (en langdurig) schoolverzuim door ziekte. In eerste instantie was de reden van dit verzuim vaak een lichamelijke klacht; zoals buikpijn, hoofdpijn en/of vermoeidheid. Als gevolg hadden ze bijkomend last van slecht slapen, matige eetlust en minder of geen zin in sport of sociale contacten. Uit het gesprek bleek dat er lichamelijk vaak helemaal niets kapot is, dat “gerepareerd” diende te worden, maar dat ze niet “lekker in hun vel” zaten en reeds lange tijd rondliepen met nare gevoelens en gedachten. Veel jongeren staan ver af of zijn zich niet bewust van hun emoties. Overmatig studeren, veel ondernemen met vrienden of werken maar ook de afleiding zoeken in bijvoorbeeld een verslaving (sociale media, roken, alcohol en drugs etc.) zijn bekende afweermechanismen om pijnlijke emoties niet te hoeven voelen. Het wegstoppen van emotionele pijn of je er niet van bewust zijn, kan echter wel degelijk een oorzaak zijn van aanhoudende lichamelijke klachten en daarom is het oog hebben voor en bespreekbaar maken van je emoties; bijvoorbeeld de angst om niet goed genoeg te zijn of boosheid en verdriet door afwijzing, uiterst belangrijk.

Het is voor de ontwikkeling van jongeren van grote meerwaarde dat we hen – op tijd – de juiste laagdrempelige ondersteuning bieden. Het achterhalen wat het “signaal is achter de klacht” is, het scheppen van overzicht, het kunnen plaatsen van de klachten binnen de context van een jongere en het realiseren van inzicht is een uitdagende taak. Het bespreekbaar en inzichtelijk maken van emoties en gevoelens in relatie tot gezondheid heeft preventieve meerwaarde voor de gezonde ontwikkeling van kinderen. Je kunt niet vroeg genoeg aangeleerd krijgen hoe je je lichaam en geest (gevoelens en gedachten) traint en onderhoudt. Dit draagt bij aan weerbaarheid en lijkt momenteel urgenter en noodzakelijker dan ooit om je staande te kunnen houden in onze complexe maatschappij.

Voor het creëren van herstel en balans is het bespreken en geven van tips over leefstijl ondersteunend. Inzicht en kennis over bijvoorbeeld ontspanning, slaap, gezonde voeding, sport en bewegen maar ook de rol en impact van roken, alcohol, gaming en sociale media, is van grote meerwaarde omdat deze een positief effect hebben op herstel, het voorkomen van terugval ondersteunen en aspecten zijn waar je jezelf mee kunt helpen; je leven lang. Zelfredzaamheid en verantwoordelijkheid ontwikkelen, nemen en krijgen ten aanzien van een gezonde leefstijl hoort ook bij opgroeien en het leven.

Minder lang doorlopen met fysiek klachten als gevolg van stress en spanningen om te voorkomen dat problemen erger worden en bij voorkeur voorkomen dat jongeren langdurig professionele hulp nodig hebben; dat is wat ik veel jongeren toewens en in ieders voordeel.

Van belang hierin is dat we jongere écht zien, horen wat er speelt. Oog hebben voor de diepere en lastige vragen, fundamentele problemen waar iemand mee worstelt maar ook aandacht hebben voor wat er wel goed gaat of welke wensen en dromen er zijn. Dit realiseer je door verder te durven kijken dan diagnostiek, het stellen van een diagnose en het naleven van protocollen en richtlijnen. De basis is het contact; verbinding maken, goed luisteren, vragen te stellen zodat een jongeren zich ook echt gezien, gehoord en begrepen voelt. Een dergelijke grondhouding maakt het verschil en vergroot de kans op verslechtering en bevordert herstel. Dit sluit naadloos aan bij het onlangs verschenen en waardevolle rapport van de RVS “Hoor Mij Nou”. Daarom vind ik het initiatief van @ease (en @ease-online) zo ontzettend gaaf en belangrijk. Ik ben blij dat ik aan de ontwikkeling en realisatie ervan mijn steentje kan bijdragen en dat steeds meer jongeren op steeds meer plekken in Nederland voor een écht gesprek, gratis en anoniem kunnen binnen lopen bij @ease. Het werkt! Op het congres dat hierover in het voorjaar van 2021 door de Guus Schrijvers academie wordt gehouden, zal ik u er alles over vertellen. Wedden dat u na het horen hierover, u de jongeren in uw woonplaats ook een @ease gunt.

Kan je niet wachten en wil je nu al meer weten; kijk dan alvast op www.ease.nl. En als je daar dan toch bent, neem dan ook eens kijkje op www.ziemijnu.nl en www.jongerenhulponline.nl.

De vraag die ik u mee wil geven ter voorbereiding op het congres is;

Waar liep u mee rond als kind en wat had u toen nodig gehad en met de kennis van nu; uzelf gewenst. M.a.w.; wat maakt het verschil?

Waterkering en de zorg voor de jeugd, een denkmodel

door Mark Weghorst en Marga Beckers

Inleiding

Om het denken en het doen in de zorg voor de jeugd in een positieve beweging te krijgen zoekt het Nederlands Centrum Jeugdgezondheid naar beelden, metaforen en modellen die dat denken en doen helpen veranderen. Adviseurs en changemakers Marga Beckers en Mark Weghorst zagen parallellen tussen de zorg voor de jeugd en de manier waarop problemen met hoog water worden aangepakt. Het denkmodel “waterkering” zag daarmee het licht. 

Het water aan de lippen

De evacuatie van het Rivierenland is een van de grootste evacuaties uit de recente Nederlandse geschiedenis. Op 31 januari 1995 en in de dagen daarna werden 250.000 mensen, variërend van vijf dagen tot twee weken, verplicht uit grote delen van het Gelderse rivierengebied geëvacueerd vanwege de gevaarlijk hoge waterstand van de Maas, de Rijn, de Waalen de IJssel (Wikipedia). 

In 2015 kregen 380.000 kinderen een vorm van jeugdzorg (= jeugdhulp, jeugdbescherming, jeugdreclassering). In 2019 groeide dat aantal naar 433.000 kinderen (CBS, Statline). Een stijging van 14%. Een van de doelen van de introductie van de jeugdwet was de zorgvraag terugdringen. Van het versterken van beschermende factoren komt nog weinig terecht. 

In Itteren en Borgharen herinneren ze zich de overstromingen van 1995 nog goed, bleek in een in 2020 uitgezonden documentairereeks over de overstromingen (NPO 2doc). De oorzaken bleken in de jaren erna. Naast achterstallig dijkonderhoud bleek ook het denken over waterveiligheid te vragen om aanpassingen (Rijkswaterstaat). 

Robuust en veerkrachtig

Binnen het Nederlands Centrum Jeugdgezondheid werken we aan het kansrijk, veilig en gezond opgroeien van kinderen, door vooral bezig te zijn met preventie. We proberen voor generaties kinderen contexten te creëren waarmee die hoofddoelen haalbaar worden. In Nederland wordt 60 keer meer uitgegeven aan het oplossen van problemen dan aan het voorkomen ervan. Ook de corona-crisis leerde de samenleving het belang van een robuuste, veerkrachtige publieke gezondheid die weerstand kan bieden tegen “overstromingen”. 

Naast achterstallig onderhoud aan de publieke gezondheid vraagt dit om aanpassingen in ons denken over de ruimte die onze jeugd nodig heeft. Daarin bieden de gedachten over waterkeringen inspiratie. De oplossingen die voor het rivierenland gevonden werden in de strijd tegen het toenemende water kennen parallellen naar de zorg voor de jeugd. 

Ruimte maken 

Ruimte voor de rivieren bleek een belangrijke pijler onder de aanpak van overstromingsrisico’s. De kerngedachte: ga er vanuit dat je soms erg hoog water hebt en creëer dan vrije ruimte waar het water in dat geval weg kan. Dit heeft grote voordelen. Ten eerste gedraagt water in vrije ruimte zich rustiger en vermindert het de krachten van de sterke stroming. Nog belangrijker: het water blijft een geheel en ergens op de weg van het water komt alles weer bij elkaar. 

Vertalend naar de jeugdhulp vraagt dit een generatie-blik op de jeugd: weg van de individualisatie van problematiek en kijken naar ondersteunende contexten. Daarnaast vraagt het om het combineren van verschillende werelden die nu nog niet altijd gemakkelijk met elkaar communiceren. Waar een jongere hulp nodig heeft moet deze uiteraard beschikbaar zijn. 

Maakbaarheid of schade beperken? 

Binnen het programma Ruimte voor de Rivieren veranderden ze de term waterveiligheid in overstromingsrisico. Praten over de term waterveiligheid betekent denken in slachtoffers en maakt dat er nauwelijks nog ruimte is voor het aanvaarden van risico’s. 100% veiligheid is immers niet te garanderen en vandaar dat de term overstromingsrisico een beter vertrekpunt is. 
Vertaald naar de jeugd: op het moment dat je aanvaardt dat je het niet voor alle jeugd optimaal (tijdig, passend, helpend) krijgt kun je gaan kijken naar wat er nodig is om zoveel mogelijk schade te beperken. Wat kunnen we in het leven van alle jongeren bijdragen om te zorgen dat ze zich gezien, gehoord en geholpen voelen. 

Een inclusieve context

We leven samen met het water in Nederland en dat betekent van alle kanten aanpassen. Vooral van het niet-water. Het water moet zich weliswaar hier en daar wat nauwkeuriger laten leiden (in Dordrecht was bijvoorbeeld geen “ruimte voor het water” en bedachten ze het opvijzelen van de historische huizen), maar de kern blijft dat je het water in samenhang moet brengen met wat de samenleving (burgers, economie, infrastructuur, financiën) vraagt. Een inclusieve maatschappij betekent ruimte voor iedereen, rekening houdend met ieders rechten, belangen en wensen. Dat vraagt van een samenleving dat ze zich instelt op de context rond kinderen waarin iedereen mee kan doen, zich veilig voelt en zich kan ontplooien. Die context is groter dan het onderwijs, breder dan de jeugdgezondheid en diverser dan het sociaal domein. Binnen het NCJ maakten we in 2020 met onderwijs, jeugdgezondheidszorg en wetenschap een praatplaat over het onderwijs en hoe je de toekomst dichterbij kunt halen voor jongeren. Ook daarin stond de context centraal. 

De context centraal

Misschien is dat de grootste mindset-shift: daar waar we de afgelopen jaren gewend raakten aan het centraal stellen van het individuele kind helpt het dat kind wellicht veel beter als we de context rond kinderen centraal stellen. Hoe richten we de samenleving in, wat vinden we met elkaar acceptabel aan risico’s en hoeveel ruimte geven we aan kansrijk, veilig en gezond opgroeien? 

Als we preventie van problemen echt serieus nemen, investeren op het creëren van ondersteunende, contextrijke landschappen waarin kinderen zich echt kunnen ontwikkelen zorgt dit, met een reëlere verdeling tussen curatie en preventie ook voor het terugdringen van jeugdhulpgebruik. Dan komt er naast een steviger dijk, waar die echt nodig is, ook ruimte voor die jongeren waar een ondersteunende context voldoende bescherming biedt voor het aangaan van risico’s. 

Congresagenda

Op 13 november organiseert de Guus Schrijvers academie het congres Pasgeborene, kinderen, jeugd en de geestelijke gezondheidszorg. Klik hier voor meer informatie.

Geraadpleegde bronnen: