Guus Schrijvers

Welcome to Guus Schrijvers

Voorbeeldige hulp aan jeugd in vijf gemeenten

Guus Schrijvers, gezondheidseconoom en em. hoogleraar Public Health  bij het UMC Utrecht.

3 juli 2021. In de gemeenten Deventer, Peel en Maas, Roosendaal, Utrecht en Zaltbommel is de hulpverlening aan kinderen en jongeren effectiever en goedkoper. Dat blijkt uit een recente studie van het Verweij-Jonker Instituut (VJI). Hieronder volgt een beschrijving en een beoordeling van dit onderzoek. Het stuk eindigt met een antwoord op de vraag: Hoe zijn de  ervaringen van deze goede voorbeelden snel toe te passen in de andere 342 gemeenten?

Kenmerken van de VJI studie

Van het hier besproken onderzoeksverslag staan enkele kenmerken hieronder aangegeven.

  • Titel: Eigenwijs transformeren
  • Auteurs: Frouke Sondeijker, Jan-Kees Helderman, Onno de Zwart, Johan de Kruijf en Maarten Kwakernaak 
  • Aantal pagina’s: 145
  • Uitgekomen: april 2021
  • Onderzoeksmethode: vergelijkende case study met behulp van desk research, zelfevaluatie gemeenten, visitatieronde, vergelijking reguliere databestanden over kosten  en kwaliteit van zorg. De onderzoekers interviewden per gemeente vele professionals, managers, cliëntvertegenwoordigers en beleidsmakers.
  • selectie van de vijf gemeenten: De onderzoekers selecteerden  gemeenten met een  beheersbaar financieel perspectief en/of met een innovatieve preventieve aanpak. Verder hielden de onderzoekers rekening met landelijke spreiding, mate van verstedelijking en de Sociaal-economische status van de vijf gemeenten.
  • Indeling onderzoeksverslag: Het rapport bevat een deel A  van 27 pagina’s met gezamenlijk resultaten van de vijf gemeenten, een deel B van 109 pagina’s met rapportages per gemeente en 9 pagina’s met bijlagen. Dit samenvatting van drie pagina’s is te kort en daarom nogal abstract. 

Onderzoeksvragen

De studie beantwoordt twee vragen:

1. Hoe zijn de vijf  gemeenten gekomen tot een succesvolle/beheersbare transformatie en welke interventies en institutionele inrichtingskeuzen hebben daaraan bijgedragen?

2. Welke aanknopingspunten zijn op basis van de onderzoeksresultaten te vinden om richting te geven aan het beleid van Rijk, gemeenten, aanbieders en beroepsgroepen?

Kostenbeheersing is inderdaad goed geregeld

De onderzoekers spreken van een succesvolle en beheersbare transformatie van de hulp aan de jeugd  sinds 2015 vanwege ten eerste de kostenbeheersing. Hieronder  een toelichting hierop voor de gemeente Deventer. Deze gemeente geeft  in 2019 een bedrag van 240 euro per inwoner uit aan jeugdhulp. Dat is minder dan in de vergelijkbare gemeenten  Apeldoorn, Arnhem, Zutphen en in Zwolle. Die scoren 332 tot 392 euro.  De onderzoekers stellen in hun rapport de kosten voor jeugdhulp per Deventenaar in 2017 gelijk aan 100. In 2019 liggen deze kosten 8 procent hoger. Dat is veel minder dan in de vergelijkbare gemeenten.  Voor Apeldoorn bijvoorbeeld bedraagt die stijging  163 procent.

Van de onderzochte gemeenten gelden vergelijkbare resultaten  voor Peel en Maas, Roosendaal en Utrecht. Voor Zaltbommel scoren sommige vergelijkingsgemeenten beter  op de resultaten voor de kosten.

Kwaliteitsborging vooral door middel van continu leren

Kwaliteitsborging vindt vooral plaats door het hanteren van kwaliteitscirkels en veel minder door het hanteren van indicatoren voor cliënttevredenheid. Hieronder volgen weer als voorbeeld de kwaliteitsresultaten voor Deventer met de opmerking dat vergelijkbare opmerkingen ook voor de vier andere gemeenten te maken zijn. Wat in Deventer opvalt, is de laagdrempelige toegang voor aanbieders van het backoffice bij gemeente.  Eens in het kwartaal vindt er een overleg plaats tussen gemeente en aanbieders.  Aan de orde is dan, wat goed gaat in de hulpverlening, en wat beter kan. Aanbieders en gemeente ervaren dit overleg als prettig. Monitoring is gericht op het continu leren over wat werkt en wat niet. Aanbieders signaleren dat zij cliënten krijgen die beter bij passen bij het hulpaanbod. De selectie van cliënten wordt in de loop der jaren beter. Er vinden in Deventer geen enquêtes plaats naar cliënt-tevredenheid.  Want de ervaring leert dat de respons daarbij te laag is. Binnen de gemeente Deventer bestaat twijfel of de cijfers een goed beeld geven van tevredenheid van cliënten, wanneer een beslissing negatief uitpakt voor ouders en/of jeugdigen.

De onderzoekers hebben één kwaliteitsaspect niet meegenomen: dat is de toegang tot de hulp. Bestaan er in de onderzochte gemeenten wachtlijsten voor jeugdhulp? Hoe functioneren de spoedprocedures voor hulpinzet? De lezer van het onderzoeksverslag blijft hierover in het ongewisse.

Wat ook buiten de scoop van de kwaliteitsaspecten viel, was de samenwerking met de geboortezorg en jeugdgezondheidszorg.  Vindt die niet plaats in de onderzochte gemeenten?   Waren samenwerking -programma’s als Een Kansrijke Start , Nu-niet zwanger  en Spark  en in het algemeen hulp aan de allerkleinsten en hun ouders niet van belang voor de studie?

De succesfactoren die  in het onderzoek naar voren komen 

Negen factoren komen uit de studie naar voor die geleid hebben tot de successen op de uitkomsten kostenbeheersing en kwaliteitsborging. Ze volgen hier puntsgewijs met een korte toelichting. Ze gelden voor alle vijf onderzochte gemeenten.

  • politiek-sociale stabiliteit.  Dit betreft de stabiliteit en het ontbreken van conflicten binnen het college van B & W en gemeenteraad, tussen gemeente en de aanbieders en binnen de groep van aanbieders.  
  • gemeenten zijn vroeg begonnen. De vijf gemeenten zijn reeds begonnen met jeugdbeleid bij de introductie van de Centra voor Jeugd en Gezin in 2004.
  • een sterk wijkteam. De teams doen zowel kortdurende hulp  als indicatiestelling voor gespecialiseerde jeugdzorg. De teamleden hebben één werkgever buiten of binnen de gemeente.
  • samenwerking met onderwijs, huisarts, , wijkbeleid, veiligheidssector  en Wmo-teams voor volwassenen. Hierover staan in het onderzoeksverslag inspirerende opmerkingen. 
  • specialistische jeugdzorg dichtbij.  Er bestaan veelal afspraken over wanneer wel of niet doorverwijzen van cliënten.
  • visie consistent uitgevoerd.   Gemeentebestuur, beleidsmedewerkers bij de gemeente, managers en  professionals onderschrijven de visie en voeren die uit.
  • gemeente is stevig opdrachtgever. Gaat het fout met de kwaliteitsborging of de kostenbeheersing dan grijpt de gemeente in.
  • regio werkt mee  De kleine onderzochte gemeenten zoals Zaltbommel en Peel en Maas kregen voldoende steun van het regionaal samenwerkingsverband van gemeenten om binnen het regionale kader toch een eigen jeugdbeleid te realiseren. 
  • Monitoring: De gemeente volgde nauwgezet de ontwikkeling van kosten en volumen van de jeugdhulp.   

Het advies op basis van  de studie

De onderzoekers komen met formuleren met twaalf aanbevelingen. Die komen vooral neer op het realiseren van de hierboven genoemde succesfactoren.  Kennelijk gaan de onderzoekers ervan uit dat kennisname van hun studie voldoende is om te komen tot implementatie van de ervaringen elders dan in de vijf onderzochte gemeenten.  Zij hadden ook kunnen pleiten voor een aanpak zoals bij de invoering van de Centra jeugd en Gezin in 2005. Toen  realiseerden VWS (met een minister voor Jeugd en Gezin!)  en VNG samen met gemeenten en tal van professionele veranderteams  binnen enkele jaren deze centra.

Mijn oordeel

De vijf case studies bieden vele interessante suggesties voor kostenbeheersing en kwaliteitsborging. Ik raad professionals, managers en beleidsmakers aan om eerst te bepalen in wat voor gemeente zij zelf werken en  met welk voorbeeld uit deze studie zij zich willen  meten. De onderzoekers reiken een zelftest  aan om te toetsen of de succesfactoren voldoende aanwezig zijn. Lees daarna het rapport over oplossingen in jouw voorbeeld-gemeente. Voeg daaraan wel bovenstaande opmerkingen toe over toegang tot de jeugdhulp en samenwerking met de geboortezorg.

Al met al verdient  het onderzoeksverslag vier sterren op een schaal van vijf. 

NIVEL: grote tevredenheid over zorg aan huis.

Het NIVEL presenteerde recentelijk een onderzoeksverslag (opgeleverd eind 2019, dus nog voor de corona-crisis) waarin de tevredenheid van de oudere, zelfstandig thuis wonende ouderen naar de verleende zorg en ondersteuning, werd gemeten. Die tevredenheid is over het algemeen hoog. Dat is in principe goed nieuws natuurlijk in deze barre tijden. Het NIVEL gebruikt voor zijn onderzoek oudere, bestaande data, maar ook een tweetal panel-onderzoeken. Dat werd weer aangevuld met een tweetal focusgroepen.  

Rapportcijfers 7,9 voor Zorg, wonen en participatie ..,

De onderzoekgroep presenteert resultaten op een drietal domeinen: zorg, wonen en participatie. Belangrijkste onderzoeksvraag: “In hoeverre ervaren zelfstandig wonende ouderen – al dan niet met een beperking – knelpunten op het gebied van zorg, wonen en participatie?”

De tevredenheid over de “zorg” is groot, zo blijkt. Huisartsenzorg, wijkverpleging en de thuiszorg scoren gemiddeld goed, een 7,9. Belangrijk is het vervolgens om kritisch te kijken naar de details. Zorg blijkt te bestaan uit “zorg en ondersteuning”, een zeer brede definitie.  

…. maar er is ook kritiek

Kritiek van de oudere zelfstandig wonende ouderen is er vooral op het huishoudelijk werk, het gebrek aan praktische ondersteuning bij het verrichten van klussen in het huis en de geringe mogelijkheden voor het vervoer naar familie en ziekenhuis.  Dat valt allemaal onder “ondersteuning” en zijn allemaal gemeentelijke WMO- taken. Kritische geluiden nemen toe naarmate er meer beperkingen zijn. Opmerkelijk is het (door de onderzoekers niet-verklaarbare) verschil tussen mannen en vrouwen. Mannen zijn over het algemeen tevredener.

Eigen beleid van gemeenten niet genoemd als verklaring

Dat de zorg goed scoort is op zichzelf niet verwonderlijk; die is eenduidig geregeld in de Zorgverzekeringswet. Huisartsenzorg in Maastricht is globaal dezelfde als in Oosterwolde. Dat is natuurlijk anders bij ondersteuning, waar gemeenten eigen beleid voeren. Dit belangrijke verschil blijft ongenoemd. Dat is jammer, want zo kom je in de conclusies ook niet verder. Verklarende factoren over verschillende scores in “zorg” en “ondersteuning” zouden mogelijk gevonden kunnen worden in de wijze waarop deze in Nederland georganiseerd zijn.  

Over hulpmiddelen geen klachten: dat is raar

Er is geen verdere specificatie per gemeente. Die verschillen tussen gemeenten zijn er natuurlijk wel degelijk. Maar nu ontbreekt inzicht in welke gemeenten tekort schieten of het juist goed doen.

Er zal ook ongetwijfeld samenhang bestaan met klachten over WMO-taken en de gesignaleerde knelpunten bij het thuis zelfstandig wonen, en over de resultaten onder participatie. Bij wonen gaat het vooral om drempels, trapliften e.d., óók onderdeel van de WMO. Relatief ongenoemd blijven, vreemd genoeg, weer de hulpmiddelen, waar doorgaans de meeste klachten bij gemeenten over binnenkomen.

Goed nieuws is schaars

Jammer dat het NIVEL-rapport, dat er overigens qua onderzoeksopzet gedegen uitziet, zoveel naar de inhoud kijkt en weinig naar structuur-factoren. Zo wordt ook niet duidelijk wie er aangesproken kan en dient te worden op mindere resultaten.  Dat laat onverlet dat de hoofdboodschap positief is. Dat is mooi, want goed nieuws is schaars.

Auteur van dit artikel is Martien Bouwmans. Hij is vice-voorzitter van de Guus Schrijvers Academie. Vroeger werkte hij bij Zorgverzekeraars Nederland. 

Congresagenda

6 november 2020, congres ouderenzorg in de eerste lijn. Het programma verschijnt binnenkort op de website https://guusschrijversacademie.nl/. Noteer je alvast de datum?