Guus Schrijvers

Welcome to Guus Schrijvers

Het Bernhovenmodel Deel 2

Door Wink de Boer, medisch directeur in Bernhoven (2014-2018).

Belemmeringen voor anderen

Andere organisaties die hun zorg vanuit de maatschappelijke opdracht willen transformeren kijken inmiddels met verbazing naar Bernhoven; als het transformeren van de zorg betekent dat je je eigen organisatie blijvend moet laten krimpen dan is de motivatie om dat pad te bewandelen op het eerste oog bezien onbegaanbaar of althans erg onaantrekkelijk. Er zijn dan ook nog geen andere Nederlandse ziekenhuizen die hun verdien- en beloningsmodel fundamenteel hebben veranderd om zinnige zorg binnen hun organisatie te faciliteren. Om “low value care” te reduceren zijn randvoorwaarden nodig.

Bevindingen

Een van de belangrijke bevindingen van het droom project in Bernhoven is dat er nog veel lucht zit in de ziekenhuiszorg. Deels zijn dat registratieve effecten, deels volume-effecten door ander (behandel-) gedrag. Door voor alle specialismen overdag een medisch specialist uit te roosteren voor de acute zorg is het aantal opnames in Bernhoven structureel gedaald. Daarnaast is met samen beslissen en met gebruikmaking van keuzehulpen het aantal operaties per 1000 verwijzingen 20-30% gedaald. Dat zijn bewezen effecten. Tegelijkertijd zag Bernhoven dat het minderen van de zorg geen gelijke tred hield met de daling van de kosten. Heel veel kosten zijn vast en worden, ongeacht het verwerkte volume, altijd gemaakt. Je kan dus wel extra volume doen voor weinig extra  kosten, maar het weghalen van volume levert daarentegen slechts een geringe kostendaling op. Direct patiëntgebonden kosten; eten, medicatie, verbandmiddelen, implantaten bepalen slechts voor een klein percentage de uitgaven van een ziekenhuis. Hoewel er bij Bernhoven een forse reductie heeft plaats gevonden in het aantal fte’s door procesoptimalisatie kom je, omdat we het hier hebben over een middelgroot algemeen ziekenhuis zonder opleidingsgelden, al heel snel op de minimale schaalgrootte waar je vanwege het borgen van de 24/7 beschikbaarheid niet onder kunt komen. Wat het zinnige zorg model van Bernhoven heeft geleerd is dat je eigenlijk niet goed meer kunt kaasschaven bij algemene ziekenhuizen die reeds efficiënt zijn georganiseerd. Tegelijkertijd heeft het ons ook geleerd dat je nog  ca 15% overbodige capaciteit elders in het land kan sluiten zodra je de zorg anders gaat inrichten en de productie prikkels verwijdert.

Schaalgrootte en samenwerking

Nu doet ieder individueel ziekenhuis nog alles, maar als we meer gaan samenwerken kunnen we zorgpaden regionaal met grotere volumes vullen waardoor deze zorg en de zorguitkomsten verbeteren en er door efficiency en minder complicaties kosten wegvallen. Daarbij heeft Nederland twee keuzes; het volledig sluiten van alle kleinere ziekenhuizen; waarmee je dan 40-50 grote ziekenhuizen overhoudt die dan helaas alleen geografisch niet logisch over Nederland zijn verdeeld. De andere keuze is juist het sluiten van overcapaciteit bij grotere ziekenhuizen en universitaire medisch centra waarbij dan de – goedkopere – algemene ziekenhuizen kunnen groeien. Die kunnen immers veel extra volume absorberen terwijl dat niet veel kost. Je maakt dan kleinere ziekenhuizen groter en grotere ziekenhuizen kleiner. Alleen op deze wijze kan je de kleinere ziekenhuizen, ook die buiten de Randstad zijn gelegen, levensvatbaar houden en een rol laten vervullen in regionale netwerken. En alleen dan kunnen deze blijven voldoen aan de nog steeds toenemende kwaliteitseisen. Veel algemene ziekenhuizen zitten nu op of zelfs al onder die minimale schaal en zij moeten om kwaliteitredenen óf gesloten worden óf juist extra volume en groei krijgen om te kunnen overleven. De minimaal benodigde schaal van een ziekenhuis zal ook de komende jaren groeien door steeds verdere specialisatie. Omdat noch de politiek; noch de verzekeraars tussen deze twee scenario’s een keuze maken verandert ons ziekenhuiszorglandschap niet. Zodoende worden alle Nederlandse ziekenhuizen gedwongen hun kaarten tegen de borst te houden; ze proberen met behulp van hun koepels de huidige status quo zo lang mogelijk te handhaven. Hoewel de meeste ziekenhuisbestuurders wel zien dat het anders moet en dat de huidige koers onhoudbaar is, is er voor individuele ziekenhuizen nu geen incentive om de zinnige zorg agenda te omarmen en zorg te gaan minderen. Ook de raden van toezicht van de ziekenhuizen lijken wars van verandering of transformatie met het gekrompen Bernhoven als voorbeeld. Zo kiest  geen enkel ander ziekenhuis bewust en openlijk voor vermindering van zorg.

Conclusies en aanbevelingen

De oplossing voor het behoud van toegankelijkheid, het beantwoorden van de toegenomen zorgvraag en de betaalbaarheid van de ziekenhuiszorg die zijn beschreven in het  NZa/CPB/IQ Healthcare rapport komen daarmee overal in de la te liggen. Een gemiste kans en jammer voor de Nederlandse burger die nou juist wel minder en betere zorg wil met tegelijkertijd een lagere of ten minste gelijkblijvende zorgpremie. Dit kan echter alleen als de lessen van de Bernhoven casus worden losgelaten op het gehele zorg ecosysteem; procesoptimalisatie zoals  binnen de muren van Bernhoven is gebeurd kan worden uitgerold over de grens van individuele ziekenhuizen heen. Met échte netwerkzorg; waar niet ieder individueel ziekenhuis meer alle functies invult en ook niet alle ingrepen meer zelf uitvoert. Met échte zinnige zorg waar de defensieve geneeskunde constant onderwerp van gesprek is en waar actief gestuurd wordt op het minderen van “low value care”. De regisseurs van de zorg moeten niet alleen een individueel radertje vervangen door een kleiner model; ze moeten alle radertjes vervangen of een deel van de radertjes definitief uit het uurwerk verwijderen. Als de radertjes meer op elkaar aansluiten kan je met minder of met kleinere modellen kwalitatief goed uitkomen. De oplossing voor de betaalbaarheid van de zorg ligt in ander gedrag van zorgprofessionals, aangestuurd door de juiste incentives. En dit alles in de context van een anders  geordend zorglandschap. De kabinetsformatie in 2021 moet kiezen; laten we het ecosysteem onaangeroerd? In dat geval moet er ook extra geld naar de zorg óf wordt nu eindelijk besloten het ecosysteem zo te laten werken dat er meer zorg anders en goedkoper kan worden geleverd.

Kijk op de congresagenda van de Guus Schrijvers Academie: op 20 mei vindt het Congres Voldoende plek voor de juiste reguliere ziekenhuiszorg plaats en 4 juni 2021 vindt het Congres Juiste Zorg op de Juiste plek; voor, tijdens en na de Covid-19 uitbraak plaats. Vooraanstaande sprekers delen dan actuele inzichten over deze onderwerpen. Alle congressen van de Guus Schrijvers Academie zijn ook online te volgen!

Eens maar nooit weer: semi-(acute) zorg werd afgelopen weken verwaarloosd

Op 17 april van dit jaar is de reguliere zorg weer ‘opgestart’. Was deze dan stop gezet? Nee zeker niet, maar deze was als complicatie bij het uitbreken van de corona pandemie in week 11, op 12 maart, voor veel van de grote specialismen voor een aanmerkelijk deel ‘stil gevallen’.

Er zijn 3 aannemelijke redenen voor deze terugval;

-1- De ziekenhuizen die zelf bij de mobilisatie van capaciteit voor het inrichten van additionele IC’s, afspraken voor electieve behandelingen hebben verzet.

-2- De eerste lijn die minder is gaan verwijzen om de ziekenhuizen niet ‘onnodig’ te belasten.

-3- (Misschien wel niet de laatste plaats) door patiënten die zelf het ziekenhuis zijn gaan mijden.

Ziekenhuiszorg komt weer op gang …

In week 16 is een majeure operatie, onder regie van de Nza, op gang gebracht om in de eerste plaats gefaseerd de ziekenhuiszorg weer op gang te brengen. Daarna wordt dit gevolgd door de overige zorgsectoren zoals thuiszorg, ggz, huisartsenzorg, mondzorg, paramedische zorg en de langdurige zorg. Als startpunt voor de deze operatie hebben zorgaanbieders, zorgprofessionals, zorgverzekeraars, ZorgDomein, het Landelijk Netwerk Acute Zorg en het Landelijke Coördinatiecentrum Patiënten Spreiding (LCPS) hun bijgedragen geleverd aan een dataoverzicht om over een eerste, actuele, indicatie van de uitgestelde zorgvraag als gevolg van de uitbraak van het coronavirus te kunnen beschikken.

… en ook de verwijzingen stijgen weer

Nu blijkt op basis van de nieuwe data die de Nederlandse Zorgautoriteit publiceert in week 18, op 29 april, over de gevolgen van de coronacrisis voor de reguliere ziekenhuis zorg, dat het aantal verwijzingen door de huisarts naar een medisch specialist weer toeneemt en dat het aantal spoedverwijzingen bijna weer terug is op het niveau van voor de coronacrisis.

Spreiding covid patiënten nog niet optimaal

Naast dit algemene landelijke beeld, zijn er nog specifieke maartregelen genomen om te voorkomen dat er regionale verschillen optreden in de toegang tot zorg voor mensen met een vergelijkbare zorgvraag. Daarvoor heeft de NZa samen met veldpartijen als FMS, LHV, NFU en NVZ, afgesproken dat de ziekenhuizen onderling afstemmen waar patiënten terecht kunnen. De ROAZ’s (Regionaal Overleg Acute Zorgketen) moeten dit op regionaal niveau gaan coördineren en ondertussen houdt het Landelijke Coördinatiecentrum Patiënten Spreiding zich bezig met een optimale verspreiding van de covid-19 patiënten.

Semi-acute zorg niet overal beschikbaar en een stuwmeer van electieve patiënten

De levering van acute zorg is nu (week 18) overal geborgd. Voor de  semi-acute zorg is dat niet het geval. Met het oog hierop verplaatst de Landelijke Coördinatie Patiënten Spreiding (LCPS) daarom COVID-19 patiënten naar ziekenhuizen die capaciteit over hebben, zodat de reguliere semi­acute zorg voor alle patiënten binnen hun eigen regio geleverd kan worden.

Het stuwmeer aan planbare electieve zorg (van naar schatting 650.000 verwijzingen en 293.000 patiënten die al op een wachtlijst stonden) zal in de komen maanden ingehaald moeten te worden.

Absoluut dieptepunt voor reguliere zorg

In bovenstaand overzicht zijn de gebeurtenissen opeenvolgend met weeknummers aangegeven. Daaruit, evenals uit de grafieken in het dataoverzicht van de NZa (zie boven), kan worden afgeleid dat de reguliere zorg een absoluut diepte punt tussen de weken 11 en 16 heeft beleefd. Wat betekent dit? Het antwoord licht ik toe met een voorbeeld. Ik verwijs voor de cijfers daarbij naar de bronnen hierboven.

Meer sterfte door hartinfarct

De incidentie van het aantal acute hartinfarcten per jaar in Nederland is 34.000, aldus de  Nederlandse Hart Stichting oftewel ca 1300 per twee weken. In de afgelopen periode liep het  aantal eerste polikliniekbezoeken voor acute hartziekten met 1000 patiënten per week terug. Enig rekenwerk levert op dat hieronder 654 patiënten vallen met een acuut hartinfarct.  Deze 654 patiënten hebben geen acute dotter behandeling ondergaan.  Dat houdt dat ca. 20%  van deze patiënten (=131) t.g.v. een onbehandeld hartinfarct zijn overleden.  Daar bovenop zal naar alle waarschijnlijkheid nog eens een substantieel deel van deze niet gemelde  patiënten een irreversibele hartafwijking (zoals hartfalen) hieraan overhouden.

Eens maar nooit weer

Deze nadere beschouwing van het onthouden van reguliere acute zorg (ook indien dit door de patiënt zelf wordt veroorzaakt) gedurende slechts 2 weken voor slechts 1 levensbedreigende aandoening laat het Volgende zien: bij een tweede COVID19 golf of een andere pandemie vereist het volksgezondheidsbelang dat de reguliere (semi)acute zorg geborgd blijft.

Verantwoording

Dit artikel is geschreven door Lars Naber,  directeur van de Guus Schrijvers Academie. De volledige berekening is op aanvraag beschikbaar. Mail naar larsnaber@guusschrijversacademie.nl

Ziekenhuiszorg bij groeiende vraag en tekort aan handen toch toegankelijk en betaalbaar in 2030

Congres, 19 mei 2020, Galgenwaard Utrecht

Zo net aan het begin van 2020 lijkt 2030 nog een heel eind weg. Maar toch zijn moderne ziekenhuisbestuurders vandaag de dag al druk bezig met het voorsorteren van hun organisatie op het zorglandschap over tien jaar. Zal dit landschap dan zo anders zijn dan nu? Nee waarschijnlijk niet, maar vele studies en experts schetsen een toekomst waarbij de uitdagingen van nu alleen maar groter zullen worden en niet kunnen worden opgelost door enkel meer van hetzelfde te blijven doen.

Ook in 2030 zijn er mensen ziek maar het zullen er meer zijn. Mensen blijven langer leven door nieuwe behandelingen en steeds meer mensen zijn ouder dan 65 jaar. Over tien jaar kunnen we nog betere diagnoses stellen, nog betere behandelingen bieden die dan ook meer op het individu zijn toegesneden. Maar tegelijkertijd zal er, onder meer door de toenemende vergrijzing, een chronisch gebrek aan personeel blijven bestaan om zorg te kunnen bieden.

Meer zieken, meer hoogwaardige dure behandelingen en een tekort aan handen, daarvoor zijn oplossingen nodig.

Waarbij het de centrale vraag is: ‘Hoe kan de ziekenhuiszorg doorgroeien/door ontwikkelen, terwijl deze toch toegankelijk en betaalbaar blijft’?

Op deze vraag zal een mix van antwoorden moeten komen. Er zullen wellicht andere eisen aan de interne organisatie van het ziekenhuis worden gesteld. Verdwijnen de MSB’s? Worden medisch Specialisten mede eigenaar van een ziekenhuis?

Evenzeer veranderen de netwerkrelaties die een ziekenhuis met andere ziekenhuizen en andere externe zorgaanbieders onderhoudt. De Minister denkt aan meer regionalisatie. Maar wat zijn regio’s? Waar bestaan die uit en hoe komen die tot stand? En niet in de laatste plaats zal ook de relatie met patiënten veranderen, waarbij met name voor verpleging en gastvrijheid naar oplossingen buiten het ziekenhuisgebouw worden gezocht. Nederlandse ziekenhuizen bouwen het aantal bedden af, terwijl er voor de toekomst meer patiënten worden verwacht. Waar staan over tien jaar dan de bedden voor medisch specialistische verpleging ? Bij de patiënt thuis? In hotels? En hoe wordt die zorg dan geleverd? Alleen middels eHealth technieken? Of wordt het ziekenhuis steeds mobieler en komt deze dan ook bij de patiënt thuis?

Zijn de uitdagingen voor de ziekenhuiszorg kenmerkend voor Nederland? Of staan andere landen ook voor vergelijkbare uitdagingen en hoe gaan zij daar mee om? Daarom hebben wij voor dit congres als keynote spreker, Prof. dr. Zeev Rotstein uit Israël uitgenodigd om een voordracht te houden over hoe hij en zijn collega’s het vooraanstaande Hadassah Medical center toekomst bestendig houden.

Daarnaast zijn er sprekers die vanuit de academie en adviespraktijk hun gedachten komen delen ten aanzien van zwakke plekken in de Nederlandse ziekenhuiszorg, al of niet in vergelijking met voorbeelden uit het buitenland. Zij presenteren voorbeelden van maatregelen die de ziekenhuiszorg gedurende komende tien jaar, op een hoog peil tegen betaalbare kosten, kunnen houden.

En zoals gebruikelijk op de congressen van de Guus Schrijvers Academie zullen er meerdere concrete en praktische voorbeelden worden besproken van innovaties uit het veld die al worden geïmplementeerd en waarvan ook al resultaten te vermelden zijn.

Op 19 mei 2020 organiseert de Guus Schrijvers Academie het congres “ziekenhuiszorg bij groeiende vraag en tekort aan handen toch toegankelijk en betaalbaar in 2030” in Utrecht. Meer informatie, het programma en de sprekers treft u op de congrespagina aan.

Vijf redenen om 26 juni mee te praten over (her)inrichting van ziekenhuiszorg

‘Samenwerking wordt het nieuwe fuseren’, wordt vaak gezegd in de ziekenhuiswereld. Maar waarom is die samenwerking eigenlijk nodig? Hoe pak je de verdeling van taken tussen ziekenhuizen aan? Wat werkt wel en wat niet? En wat mag wel en wat niet?

Vijf redenen om 26 juni het congres ‘Regionale samenwerking tussen ziekenhuizen’ te bezoeken:

1. Samenwerken moet!

Anno 2019 zitten tal van ziekenhuizen met het urgente beleidsvraagstuk dat zij moeten samenwerken, omdat ze niet kunnen fuseren. Ze weten meestal echter niet hoe ze die samenwerking goed vorm en inhoud kunnen geven. Dus wachten ze dan maar af wat anderen gaan doen. De gevolgen hiervan zijn duidelijk zichtbaar: een aantal ziekenhuislocaties heeft inmiddels al de deuren moeten sluiten en verdere verschraling van het (regionale) zorgaanbod voor patiënten dreigt. Dat kan ook anders. Daarom staat op het congres 26 juni over de (regionale) samenwerking van ziekenhuizen de (her)inrichting van het zorglandschap centraal. Vragen die beantwoord worden zijn: hoe geef je duurzame samenwerking tussen ziekenhuizen organisatorisch en juridisch vorm? Welke goede (en minder goede) voorbeelden zijn er? En hoe verbeter je de samenwerking, als deze niet goed loopt?

2. Leren van hoe het wel/niet moet: voorbeelden

Er zijn veel goede samenwerkingsinitiatieven tussen ziekenhuizen en tussen maatschappen ontstaan de afgelopen jaren. Maar deze zijn vaak niet bekend bij andere ziekenhuizen en krijgen daarom weinig tot geen navolging. Hoe effectief ze ook zijn en hoeveel kosten ze ook besparen. Daarom worden op 26 juni meerdere van deze goede voorbeelden besproken. Niet alleen de voorbeelden zelf, maar ook de succes- en faalfactoren komen aan bod.

3. Wat mag?

Er is veel onduidelijkheid wat juridisch gezien wel en niet mag op het gebied van samenwerking tussen ziekenhuizen. Volgens mededingingsadvocaat Bert Reuder is er wettelijk veel mogelijk voor samenwerking tussen ziekenhuizen die toegang, kwaliteit of doelmatigheid van de zorg nastreven. Net als Directeur Zorg van de ACM, Bart Broers, bespreekt hij op 26 juni wat juridisch mogelijk is op het gebied van samenwerking.

4. Dilemma tussen kwaliteit en bereikbaarheid

Steeds vaker ontstaat een spanningsveld tussen de gewenste kwaliteit van zorg in een regio en de beschikbaarheid/bereikbaarheid van die zorg. In bepaalde regio’s is soms onvoldoende kwalitatief personeel of zijn de zorgkosten te hoog. Sluiting ligt dan op de loer. Dat roept veel weerstand op bij burgers en gemeentes, omdat zij verder moeten reizen en vrezen dat de kwaliteit van zorg in gevaar is. Dit probleem speelt met name bij de spoedeisende hulp, de IC en verloskunde. Claudia Brandenburg (Bestuursvoorzitter Admiraal De Ruyter Ziekenhuis te Goes) gaat op het congres in op dit onderwerp en vertelt onder meer over de intensieve samenwerking tussen haar ziekenhuis en het Erasmus MC.

5. Beleid NFU, STZ en SAZ

Topsprekers uit de Nederlandse ziekenhuiszorg geven op dit kleinschalige congres hun visie en tips over samenwerking en herverdeling van taken. Het congres wordt geopend door Hans van der Schoot. Hij is voorzitter van de Samenwerkende Topklinische opleidingsZiekenhuizen en gaat in op de specialisatie en concentratie van ziekenhuizen. De tweede spreker is de Voorzitter van de Samenwerkende Algemene Ziekenhuizen (SAZ), Bert Kleinlugtenbeld. Hij vertelt over de transitie van de SAZ naar regionaal samenwerkende gezondheidsorganisaties. Bart Broers, Directie Zorg van de Autoriteit Consument & Markt (ACM) sluit het congres af. Naast plenaire sprekers zijn er twee rondes met vier parallelsessies over uiteenlopende onderwerpen. Van samenwerking tussen ziekenhuizen in grote- of middelgrote steden of in dunbevolkte gebieden, tot de juridische consequenties rond deze samenwerking. De verschillende sessies kunt u hier bekijken.

Meedenken en meepraten

De Guus Schrijvers Academie (GSA) organiseert het congres over (regionale) samenwerking tussen ziekenhuizen op 26 juni 2019 in Utrecht. Wilt u actief meedenken en meepraten over de toekomst van onze ziekenhuiszorg? Kijk dan voor het programma, de sprekers en het inschrijfformulier op de congrespagina van de GSA.

Ouderenzorg in de wijk: samenwerking met regionaal ziekenhuis essentieel

De ouderenzorg verandert snel. Ouderen blijven langer thuis wonen en willen zorg in de eigen omgeving ontvangen. De druk op de eerstelijnszorg neemt daardoor fors toe. Integrale ouderenzorg vergt goede samenwerking tussen huisartsen en de wijkverpleging. En goede samenwerking met het sociaal domein van de gemeente. Maar ook het regionale ziekenhuis kan de eerstelijns ouderenzorg ondersteunen, faciliteren en ontlasten.

Zorg op de juiste plek

Alle partijen in de zorg hebben het beleid van de overheid om zorg op de juiste plek te leveren, onderschreven. Dat betekent dat het ziekenhuis eenvoudige behandelingen, die niet noodzakelijkerwijs een gang naar het ziekenhuis vergen (denk bijvoorbeeld aan de vele na-controles), zou moeten gaan overdoen naar de eerstelijnszorg. Geen gemakkelijke opgave: huisartsen zitten nu al niet bepaald verlegen om werk.

Telemonitoring

Mede daarom komt het steeds vaker voor dat ziekenhuizen patiënten thuis monitoren. De ontwikkelingen op het gebied van tele-monitoring gaan snel. Patiënten krijgen meetapparatuur in huis, waarmee de arts hun gezondheid in de gaten houdt. Ze hoeven zo minder vaak naar de huisarts of het ziekenhuis. Steeds meer specialisten, huisartsen en thuiszorgorganisaties maken gebruik van deze vorm van begeleiding.

Spoedeisende hulp

Ziekenhuizen hebben dikwijls te maken een overbelaste Spoedeisende Hulp. Het zijn vaak oudere patiënten die via de SEH het ziekenhuis binnenkomen. Een betere organisatie van de lokale ouderenzorg kan dat aantal mogelijk terugbrengen. Want vaak gaat het om opnames die voorkomen hadden kunnen worden. Gelukkig zijn er steeds meer goede voorbeelden en initiatieven op dit gebied bekend. Alleen de verspreiding hiervan laat vaak nog te wensen over…

Transfer ziekenhuis naar huis

Ook de terugkeer naar huis, ná een ziekenhuisopname, vergt goede afstemming tussen ziekenhuis en de eerstelijnszorg (en mantelzorg) die de zorg thuis weer gaan overnemen. Ook hier zijn tal van verbeteringen mogelijk. Een goed voorbeeld daarvan speelt in Almere. Daar vormen huisartsen, wijkverpleegkundigen en apothekers samen een kernteam voor een multidisciplinair zorgprogramma voor kwetsbare ouderen. Dit kernteam wordt, indien nodig, aangevuld met fysiotherapie en de Specialist Ouderengeneeskunde. Hierbij krijgt het zorgpad met het Flevoziekenhuis rond opname en ontslag speciale aandacht. Dit goede voorbeeld wordt besproken door kaderarts ouderenzorg Anneke Pahlplatz op de studiedag Ouderenzorg in de eerstelijn, die de Guus Schrijvers Academie op 3 oktober organiseert in Utrecht.

Het ‘reactiverend ziekenhuis’

Een andere sessie op deze studiedag wordt verzorgd door Lotte kramer, projectleider ouderen in het Diakonessenhuis. Zij beantwoordt de volgende vragen: Wat kan het (regionale) ziekenhuis betekenen in de zorg voor ouderen thuis? Hoe kan het ziekenhuis een ondersteunende rol spelen? En hoe werkt ze hierin samen in een regionaal netwerk? Het Diaconessen ziekenhuis in Utrecht heeft onder meer afspraken met de verpleeghuissector gemaakt, om patiënten eerst te monitoren voordat er sprake is van ziekenhuisopname. Kramer spreekt over de verschillende initiatieven die het Diakonessenhuis heeft genomen rond de zorg voor ouderen. Ook vertelt zij over het ontwikkelen van het ‘reactiverend ziekenhuis’ om de gezondheid van oudere patiënten te stimuleren.

Sprekers gezocht

De Guus Schrijvers Academie is voor deze studiedag nog op zoek naar andere goede voorbeelden van de rol van het ziekenhuis in de zorg voor ouderen in de eerstelijn. Er is nog ruimte voor enkele sprekers die als ‘flitspresentator’ in tien minuten tijd een goed voorbeeld, onderzoek, of actueel project willen bespreken. Interesse? Stuur dan vóór 15 augustus 2019 een mail met daarin kort beschreven wat het onderwerp en doel van de presentatie is naar: marcelstam@guusschrijvers.nl. Het volledige programma van de studiedag Ouderenzorg in de eerste lijn vindt u hier.