Guus Schrijvers

Welcome to Guus Schrijvers

Omdenken maakt gezond

Door Ingeborg Been (Strategy Office VGZ) en Jodine Smits (Expert Zorg VGZ).

Van voorkomen van sterven naar voorkomen van ziekten

De geneeskunde is dynamisch. Waar deze zich 100 jaar geleden vooral richtte op het zorgen voor zieken en uitstellen van sterven, hebben er sindsdien veel ontwikkelingen plaatsgevonden op het gebied van diagnostiek en behandeling. En met effect! We worden gemiddeld circa 30 jaar ouder dan in 1900. Wel vaak met een chronisch geworden aandoening. Hierin speelt niet alleen de individuele patiëntenzorg een rol, maar minstens zo belangrijk is de publieke gezondheid zoals aanleg van riolering en de start van vaccinatieprogramma’s. Nu groeit de kennis over de oorzaken van aandoeningen en is bekend dat veel te voorkomen is: zaken als leefstijl en leefomstandigheden beïnvloeden voor 20% de ziektelast[1]. Niet gek dat talloze zorgverleners aandacht vragen voor leefstijl of zich hier zelfs op toeleggen. Preventie is het nieuwe toverwoord: voorkomen is beter dan genezen!

Voorkomen van ziekten vanuit de zorg is niet genoeg

In de zorg ervaren professionals de patiëntenzorg soms als dweilen met de kraan open. “Hoezo ben ik de ene na de andere patiënt met overgewicht, hart- en vaatziekten, of diabetes weer dezelfde individuele behandeling aan het geven? Dat kan toch anders?” In de zorg ontstaat een nieuwe doelstelling: het voorkomen van ziekten en langer in goede gezondheid leven. De beweging naar preventie en gezondheid ontstaat vooral vanuit de zorg en lijkt ook vooral ‘voor de zorg’ te worden gedaan, om de zorg toegankelijk en betaalbaar te houden:

  • Zorgprofessionals die zich steeds meer inzetten om ziekten te voorkomen (Vereniging Arts & Leefstijl, leefstijlapothekers, leefstijlloketten in ziekenhuizen). Dat blijkt ook uit een artikel dat eerder verscheen in deze nieuwsbrief.
  • Beleidsmatige initiatieven vanuit de Zorgverzekeringswet, zoals het vergoeden van de gecombineerde leefstijlinterventie (GLI), keer diabetes 2 om of stoppen met roken.
  • Praktijkondersteuners bij de huisarts, bijvoorbeeld de POH-jeugd.

Dit zijn positieve ontwikkelingen. Maar, er is een aantal vraagtekens die je kunt plaatsen. We hebben deze zorgprofessionals ook hard nodig om andere broodnodige zorg te leveren. En aan wie is het eigenlijk om ziekten te voorkomen? En aan wie is het om gezondheid te bevorderen? Is dat niet iets van ons allemaal? Levenslang en levensbreed?

Dat de zorgsector en de zorgkosten het vertrekpunt zijn, blijkt bijvoorbeeld uit de argumentatie van gemeenten als Tilburg en Gorinchem. Daar ligt de wettelijke taak om de gezondheid van groepen te verbeteren zonder dat er begeleiding van een zorgverlener nodig is (universele en selectieve  preventie). Meerdere gemeenten maken daar werk van en nemen de rol serieus en een deel is van mening dat, hoe beter werk zij leveren (betere universele en selectieve preventie), hoe meer de zorgverzekeraar er van ‘profiteert’ (wrong pocket). In de strijd om aandacht en middelen op de gemeentelijke begroting krijgen andere onderwerpen met een duidelijkere wettelijke opdracht vaak voorrang.

Voor het voorkomen van ziekten wordt vaak naar de zorgverzekeraar gekeken

  • Mensen met minder schulden hebben minder stress en gaan daardoor minder naar de huisarts; de zorgverzekeraar zou een bijdrage moeten leveren door schulden te helpen oplossen.
  • Mensen belonen als ze meer bewegen, een bijdragen aan gymlessen op school, dat zou toch een goede prikkel vanuit de zorgverzekeraar zijn? De zorgverzekeraar plukt er immers de vruchten van als mensen gezonder zijn.
  • Mensen met dementie in de thuissituatie ondersteunen, zodat ze, als ze dat willen, langer in hun eigen omgeving kunnen blijven wonen en tegelijkertijd opname in het verpleeghuis wordt voorkomen. Ondersteuning is een gemeentelijke verantwoordelijkheid, maar sommige gemeenten vinden dat het zorgkantoor zou moeten betalen, want het bespaart immers verpleeghuisplekken. Overigens, deze redenering klopt toch al niet: er bestaat een wachtlijst van verpleeghuisbewoners. Ondersteuning leidt dus niet tot lege bedden.

Drie redenen waarom gezondheid niet (vooral) uit de zorg moet komen

1. Gezondheid wordt levenslang en levensbreed beïnvloed. Binnen allerlei domeinen, zoals sociale zaken en werkgelegenheid, economische zaken en klimaat, landbouw natuur en voedselkwaliteit, onderwijs, sport, veiligheid worden keuzes gemaakt die de gezondheid raken. Wordt gezondheid gezien als belang van de zorg en zorgverzekeraar, dan raakt de zorgverzekeraar betrokken bij tal van zaken die gezondheid en zorggebruik beïnvloeden. Maar daar hebben we al organisaties voor: de Rijksoverheid, Belastingdienst, gemeenten. Waarom zouden we daar nog een organisatie naast moeten zetten die dat (mede) gaat organiseren?

2. Alternatieve financiering door bijvoorbeeld een zorgverzekeraar wordt vaak gezien als gratis geld. Maar niets is minder waar. Zorgverzekeraars hebben geen winstoogmerk en worden gefinancierd door de premie van de leden, de verzekerden. Gaan zorgverzekeraars zich bezig houden met alle domeinen die gezondheid beïnvloeden, dan gaat van ons allemaal de premie – fors – omhoog.

3.Tot slot, als we echt de paradigmashift willen doorvoeren naar het voorkomen van ziekten en het langer leven in goede gezondheid, vergt dat fundamenteel omdenken. Niet vanuit preventie en van voorkomen van zorg(kosten), maar vanuit een gezonde samenleving waarvan iedereen zich realiseert dat zij daar zelf belang bij hebben. In de eerste plaats mensen zelf, maar ook:

  • kinderen die goed in hun vel zitten, presteren beter op school, zijn gelukkiger en daarmee prettig in hun gedrag; daar hebben de leerkracht en schooldirecteur nú baat bij.
  • gezonde werknemers verzuimen minder, functioneren beter. En dat helpt de ondernemer nú in zijn bedrijfsvoering met de krappe arbeidsmarkt.
  • inwoners van gemeenten met een uitnodigende infrastructuur bewegen eerder door de fiets te pakken in plaats van de auto. Die gemeenten hebben gezonde en gelukkige inwoners die dankzij hun gezondheid autonomer zijn en minder een beroep zullen doen op ondersteuning vanuit de gemeente. Een ander voorbeeld beschrijft Joost Zaat in zijn column in de Volkskrant, over stoepenzand. ‘Vier zakjes zand zijn zinvoller dan screening op longkanker’ (volkskrant.nl)
  • gemeenten met uitnodigende ontmoetingsplekken en verenigingsleven stimuleren sociale netwerken tussen mensen, waardoor zij naast gelukkige inwoners ook inwoners zullen hebben die elkaar bij kunnen staan als het even tegen zit.
  • mensen die hun boodschappen doen in bewust gezond ingerichte supermarkten leven gezonder: Brits onderzoek laat zien dat indien suikerrijke ingrediënten op minder prominente plekken in de supermarkt wordt aangeboden, dit leidt tot aankoop van minder suikerrijke voeding[2].

Tot op heden wordt het streven naar gezondheid vaak ‘gestimuleerd’ en ‘aangemoedigd’. Maar als we echt gezondheid nastreven, dan zou dat breed onderdeel moeten zijn van al het beleid, zeker als we weten dat het impact heeft op de gezondheid; daar past vrijblijvendheid, stimuleren en aanmoedigen niet bij. We geven alvast enkele voorbeelden voor de inrichting van een gezonde samenleving:

  • geef gemeenten de bevoegdheid een vergunning voor de zoveelste snackbar in een wijk te weigeren.
  • Maak de fysieke en sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen net zo belangrijk te maken als de cognitieve ontwikkeling[3]. Over het belang van sporten werd ook eerder in deze nieuwsbrief al geschreven https://guusschrijvers.nl/sport-als-een-medicijn-voor-het-verkleinen-van-gezondheidsverschillen/
  • regels over kindermarketing aanscherpen. het doorzetten van de btw-verlaging op groente en fruit en het inzetten van de suikertaks[4] .
  • laat bij infrastructurele projecten meewegen wat het doet met de gezondheid van mensen: van het bouwen van 150.000 huizen bij Schiphol tot wonen naast Tata-steel[5].

Kortom

  • Gezondheid alleen en vooral stimuleren vanuit het zorgdomein of met leefstijlinterventies blijft ‘dweilen met de kraan open’. Andere sectoren zoals ruimtelijke ordening, onderwijs, sport en schuldsanering zijn net zo goed belangrijk of belangrijker.
  • Alles beïnvloedt gezondheid. Taken die dat beïnvloeden aan zorgverzekeraars koppelen is de omgekeerde wereld, want dat is organisatorisch dubbelop met de Rijksoverheid en Belastingdienst. Het is bovendien geen gratis geld (premie betalen we allemaal zelf) en we hebben allemaal baat bij gezondheid.  
  • De echte paradigmashift naar gezondheid vraagt om omdenken: maatschappij brede verankering van gezondheidsdoelen, health in all policies!

[1] Rivm, https://www.rivm.nl/gezonde-leefstijl: Onze gezondheid wordt beïnvloed door onze leefstijl en door onze leefomgeving. Op het gebied van leefstijl zijn er zowel gunstige als ongunstige ontwikkelingen. Minder mensen roken en meer mensen bewegen, maar meer mensen zijn te zwaar. Ongezond gedrag is verantwoordelijk voor bijna 20 procent van de ziektelast. Op deze pagina kunt u vinden hoe het RIVM u kan ondersteunen bij het verbeteren van een gezonde leefstijl van uw inwoners. 

[2] https://journals.plos.org/plosmedicine/article?id=10.1371/journal.pmed.1003951

[3] Sportraad wil dat overheid bewegen ziet als eerste levensbehoefte (trouw.nl)

[4] Leuk, een leefstijlcoach, maar wie zorgt dat fruit goedkoper wordt dan frikandellen? – De Correspondent

[5] Milieuclubs willen dat Schiphol krimpt bij bouw 150.000 huizen (metronieuws.nl)

Preventie verlaagt ziektelast én zorgkosten

Van de Amerikaanse zorgkosten in 2016 is 27 procent toe te schrijven aan overgewicht, hoge bloeddruk, te hoge nuchtere bloedsuikers, eenzijdige voeding en tabaksgebruik. Deze uitkomst staat centraal in een recente publicatie van The Lancet Public Health. Preventieve interventies kunnen dit percentage verlagen. Gezondheidseconoom Guus Schrijvers bespreekt de betekenis voor Nederland.

Auteur Howard Bolnick van de Vitality Group in Chicago en zijn acht mede- auteurs, werkzaam bij onderzoekscentra van naam en faam in Seattle en San Francisco, voegden twee databestanden samen. De eerste heet Global Burden of Diseases, Injuries and risk factors Study 2017. Deze geeft de relatie aan tussen 84 beïnvloedbare risicofactoren en een groot aantal ziekten. De tweede database heet Disease Expenditure Study 2016. Het beheer ervan berust bij het Institute for Health Metrics en Evaluation. Ik ken vele studies die de relatie tussen een gezondheidsrisico (bijvoorbeeld roken) en een diagnose (longkanker) aangeven. Ik ken ook vele kosten-per-diagnose studies: het RIVM bijvoorbeeld heeft een groot gegevensbestand hierover. Maar voor zover mij bekend is dit de eerste studie die risicofactoren en zorgkosten aan elkaar relateert.

Drie groepen risicofactoren en twaalf diagnosegroepen

De Amerikaanse onderzoekers verdeelden de genoemde 84 risicofactoren in drie groepen in: 1. Metabole risico’s zoals Body Mass Index, hoge bloeddruk en nuchtere-bloedsuikers. 2. Gedrag zoals eenzijdig dieet, tabaksgebruik en drugsgebruik en 3. Omgevingsrisico’s zoals luchtvervuiling, omgaan met kankerverwekkende stoffen en bedrijfsongevallen. De auteurs deelden alle ziekten (en ook de kosten daarvan) in twaalf diagnosegroepen in. Ter illustratie: de eerste van de twaalf groepen bestaat uit Amerikanen met hart- en vaatziekten in 2016 en is in subgroepen op te splitsen naar leeftijd en geslacht. Via geavanceerde statistische technieken schakelden de onderzoekers de onderlinge beïnvloeding van de risicofactoren uit. Op deze manier konden zij per factor bepalen voor welk percentage zij een ziekte veroorzaken. Hart- en vaatziekten blijken dan voor een deel toe te rekenen aan de genoemde risicofactoren. Voor een ander deel ontstaan zij door bijvoorbeeld aangeboren afwijkingen en genetische defecten.

Helft van ziekten veroorzaakt de mens zelf

Tezamen veroorzaken al deze 84 risicofactoren 49 procent van alle ziekten van Amerikanen in 2016. Dat is hoger dan de genoemde 27 procent van de kosten van ziekten. Ik leg dit verschil uit met een voorbeeld van de auteurs. Roken leidt tot een percentage van x procent van de bevolking met longkanker. De kosten van zorg aan personen met deze aandoening zijn evenwel laag omdat de periode van diagnosestelling tot overlijden meestal kort is. Het aandeel van longkanker in de totale zorgkosten is daarom lager dan het percentage patiënten met longkanker in de bevolking.

Andere uitkomsten van de studie

Als laatste stap vermenigvuldigden de auteurs de risicofactoren per ziekte met de kosten per ziekte. Deze vermenigvuldiging leverde voor hart- en vaatziekten op dat 71 procent van de zorgkosten daarvan is toe te schrijven aan de genoemde 84 risicofactoren. Enkele andere interessante percentages zijn de zorgkosten van leverziekten en van diabetes en verwante aandoeningen, respectievelijk voor 50 procent en 41 procent toe te schrijven aan de risicofactoren. Andere ziekten zoals kanker, longaandoeningen en ongevallen scoren alle ongeveer even hoog als het gemiddelde van alle ziekten, de reeds genoemde 27 procent. Bij mannen ligt dit percentage overigens op 31 procent en bij vrouwen op 24 procent. Bij 65-plussers komt de score uit op 45 procent.

Kracht en zwakte van de studie

Mij ontbreekt de tijd en expertise om de zes bijlagen met statistische verantwoordingen te doorgronden. Vooralsnog ga ik ervan uit dat deze studie, gepubliceerd in een gerenommeerd vakblad, grondig en verantwoord is uitgevoerd. Toch noem ik enkele zwakke punten.

· De gegevens stammen uit het jaar 2016. Toen was er nog geen sprake van covid-19. Risicofactoren die de epidemie veroorzaken (bijvoorbeeld de wekelijke reproductiefactor) en beperken (geheel of gedeeltelijke lockdown) in een land zijn nog niet opgenomen in de 84 genoemde risicofactoren. Evenmin waren er in 2016 zorgkosten voor covid-19. De auteurs melden dat besmettelijke ziekten zoals griep en geslachtsziekten 28 procent uitmaakten van alle Amerikaanse ziekten in 2016.

· Het is de auteurs niet gelukt om risicofactoren mee te nemen die sociaal- economische gezondheidsverschillen aanduiden. De bekendste hiervan is de SES-score. Deze zijn In Nederland bekend per postcodegebied. Dat zal toch ook wel zo zijn in de USA?

· Tussen de intrede van een risicofactor en het optreden van een ziekte zit een tijdsverloop van soms decennia. Wie op twintigjarige leeftijd begint met roken krijgt pas jaren later kanker. Hoewel de auteurs en hun instituten al sinds 1990 onderzoek doen naar de relatie preventie en zorgkosten, is het hun nog niet gelukt om deze vertraging in hun model mee nemen. Ik kijk halsreikend uit naar nieuwe publicaties die dat wel doen.

Wat kan Nederland hiermee?

Zoals gezegd, is de studie uniek omdat deze voor het eerst zorgkosten aan risicofactoren voor ziekten relateert. Daarom is het aan te bevelen dat Nederlandse gezondheidseconomen en epidemiologen deze Amerikaanse studie met Nederlandse data herhalen. De gegevens per ziekte zijn beschikbaar bij onder meer Vektis, Nivel, diverse medische registraties en RIVM. Met de uitkomsten van de studie is per risicofactor en per ziekte een preventiebeleid te ontwikkelen dat op termijn kosten bespaart.

De studie doet het preventiedebat in Nederland kantelen: preventie doe je om de ziektelast met de helft te verkleinen én de zorgkosten met ruim een kwart te verlagen.

Dit artikel verscheen eerder in Zorgvisie