Voordat ik gezondheidseconoom werd, ….
Door Guus Schrijvers.
Reeds meer dan veertig jaar profileert Guus Schrijvers zich als gezondheidseconoom. Hieronder beantwoordt hij de vraag: welke personen en gebeurtenissen hebben zijn beroepskeuze en invulling van dit beroep beïnvloed? De kerstperiode is voor hem altijd een periode van reflectie. Wellicht biedt onderstaand verhaal enige verstrooiing en stimulans om ook terug te blikken op beroepskeuzes en zo.
Mijn moeder
Ik ben van 1949 en was gewenst. Op vele verjaardagen vertelde mijn moeder: Toen jij werd geboren, was de oorlog helemaal voorbij. Niets was meer op de bon. We kregen een nieuw huis en papa werd hoofd der school. En, bij jouw geboorte was het prachtig weer. Mijn moeder was vóór haar huwelijk kokkin bij een familie in een herenhuis, nabij het Vondelpark. Zij kon met een pakje Royco (voor vier mensen) soep maken voor de tien personen van ons gezin. Gewoon vermicelli en bouillon blokjes toevoegen. Op familiefeesten spraken wij over moeders wonderbaarlijke soepvermenigvuldiging. Omgaan met schaarste, dat is economie, ik kreeg het niet met de paplepel ingegoten, wel met de soeplepel.
Mijn vader
Mijn vader was hoofd van een van de vier katholieke scholen in Amsterdam-Zuid. Hij was dag en nacht bezig met zijn vak. Kwam hij glunderend thuis: Had ie meer nieuwe leerlingen dan zijn drie concurrenten. Hij was niet alleen op zijn manier ondernemer, hij was ook idealist. Ging ie op bezoek bij ouders met een laag inkomen: Ja, uw kind is slim, hij kan meer dan de ambachtsschool, stuur hem naar de HBS. Ik geef anno 2020 nog steeds colleges over marktwerking versus overheidssturing in de zorg. Dan zeg ik dat binnen het publieke domein concurrentie en idealisme kunnen samengaan. Dan baseer ik mij op wetenschappelijke studies. Maar ook op mijn vaders gedrag.
Derde klas: eigenwijs
In de derde klas (= groep 5 nu) legt mijnheer Feijen, onze onderwijzer, een vraag voor aan de leerlingen. Is een rivier in een bocht dieper aan de buitenkant of aan de binnenkant? Ik denk: aan de buitenbocht, want daar stroomt het water sneller en neemt de rivier grond mee. De hele klas kiest voor de binnenkant. Gauw kies ik ook daarvoor. Mijnheer Feijen legt uit dat het de buitenbocht is. Ik denk: dat doe ik niet meer, mij zo maar aansluiten bij de meerderheid. Ik volg mijn eigen ideeën. Heel veel later, in 1986, schrijf ik op verzoek van hoofdredacteur Jan van Es twaalf artikelen voor Medisch Contact tegen het rapport van de Commissie Dekker. Dat pleit voor neo-liberale marktwerking in de zorg. Ik houd vol, tegen de stroom in. Af en toe denk ik aan mijnheer Feijen en zijn rivier.
13 jaar: econoom en karretjes
In de eerste klas gym stelt aardrijkskundeleraar Reinders de vraag: Wie weet al wat hij wil worden? Ik steek mijn vinger op: econoom. Hij vraagt: Waarom? Ik zeg: ik ga vaak naar Schiphol om te kijken. Dan zie ik al die karretjes staan rond vliegtuigen. De meeste worden niet gebruikt. Dat kan anders. Geduldig en glimlachend legt mijnheer Reinders uit dat bij landingen veel karretjes tegelijk voor bagage nodig zijn.
Ziekenhuizen komen in beeld
Als derdejaars student economie, ik schrijf 1969, ben ik penningmeester bij een studentenvereniging. We hebben een Raad van Toezicht. De voorzitter daarvan is Joop Hattinga Verschure, bestuursvoorzitter van het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis. Een jaar later wordt hij hoogleraar Ziekenhuiswetenschappen bij de Medische Faculteit Utrecht. Datzelfde jaar verhuis ik met mijn vriendin naar Utrecht. Want zij krijgt daar een baan. Ik besluit het bijvak van Hattinga Verschure te volgen. Ik leer bij hem wat multidisciplinariteit en zorgvernieuwing inhouden. Ik ga mijn eigen discipline relativeren. Het bijvak bepaalt mijn keuze voor de zorg. In 1987 word ik opvolger van Hattinga Verschure met een iets ruimere leeropdracht: structuur en functioneren van de zorg.
PvdA-econoom in wording
Ik studeer in 1973 als macro-econoom af bij prof. Wim Duisenberg. Een week later wordt hij minister van Financiën in het kabinet-Den Uyl. Ik vertel hem over mijn ambitie om gezondheidseconoom te worden: Dit jaar bedraagt de inflatie in de zorg 21 procent. En de prijsvorming tussen zorgaanbieder en zorgvrager is heel anders. Want het ziekenfonds betaalt en niet de vrager. Wim is enthousiast en geeft mij een laatste waarschuwing mee: een goede macro-econoom snapt wat er op microniveau, bij de winkelier, gebeurt. In 1980 baseer ik de laatste stelling in mijn proefschrift op zijn waarschuwing: Wie kleine structuren niet eert, maakt grote structuren verkeerd. Duisenberg roept bij mij het verlangen op om te horen bij een serie bekende PvdA – economen zoals Jan Tinbergen, Cees de Galan, Jan Pen, Hans van den Doel, Joop den Uyl en ook Wim zelf. In de latere Nieuwsbrieven let ik erop, dat zowel kleine projecten aan bod komen als macro-economische beschouwingen over de zorg in verschillende landen.
Gemeenteraadslid
Van 1974 – 1984 ben ik lid van de gemeenteraad van Utrecht. In die tien jaar ben ik woordvoerder voor Volksgezondheid, Welzijn of Financiën. Bij mijn eerste fractieweekend, kort na de verkiezingen, waarschuwt PvdA-lijsttrekker en empathische man Theo Harteveld de nieuwkomers met de drie-is-teveel-regel. Je kunt niet: én 1. Politiek actief zijn, én 2 een beroep uitoefenen én 3. Een privé leven onderhouden. Bij mij krijgt hij gelijk. Mijn relatie loopt stuk na tien jaar. De balans bewaren tussen privé en professioneel leven blijft moeilijk, ook als ik alleen hoogleraar ben en vele malen per jaar naar buitenlandse conferenties wil. Mijn echtgenote Els zegt het anders dan Theo: you can’t have it all.
Stadsvernieuwing wordt zorgvernieuwing
In mijn raadsperioden komt stadsvernieuwing op gang in oude wijken zoals Sterrenwijk, Lombok, Pijlsweerd (waar ik woon), Wittevrouwen en Ondiep. De Raad gaat niet slopen maar vernieuwen. Ik leer omgaan met woningbouwverenigingen, actie-comités, coalitiepartners en keuzes maken bij schaarste. Mijn ervaring met stadsvernieuwing komt mij goed van pas als zorginnovatie de invulling wordt van mijn leeropdracht als hoogleraar.
Als financiële PvdA-man weet ik begin jaren tachtig het ontslag van 1500 ambtenaren terug te brengen tot 900. De dag erop staat in het Utrechts Nieuwsblad: Nog nooit ontsloeg de PvdA zoveel ambtenaren. Ik denk: shit, dat had ik, dat had de PvdA, anders moeten aanpakken. Een paar jaar later schrijf ik een artikel over verstandig bezuinigen in de zorg op basis van economische publicaties uit de crisisjaren dertig en ook een beetje vanwege mijn eigen ervaringen toen.
Promoveren op regionale samenwerking
Grondlegger van de gezondheidseconomie in Nederland is Lou Groot. Ik promoveer in 1980 bij hem en Hattinga Verschure op regionale samenwerking en financiering in Nederland, Engeland en Zweden. Ik reis in de periode 1974 – 1980 veel naar die andere landen. In zijn laudatio na de promotie noemt Lou mij een wetenschapper, een politicus en een journalist. Ik denk na en kies definitief voor het eerste beroep. Ik kies in 1984 voor de academie en niet voor de politiek. Want: wetenschap is inhoudelijker dan omgaan met macht.
In 1987 word ik hoogleraar samen met de ervaren Joop van Londen. Ik weet niets van management. Mijn secretaresse Margriet geeft mij een postboek: Dat moet je afhandelen. Leiding geven aan medewerkers gaat mij in het begin ook niet goed af. In 1988 trouw ik met Els. Een jaar later wordt de oudste van onze drie kinderen geboren.
Beste lezer, houd vol in 2021
Dit is een verhaal over een beroepskeuze. Beste lezer die in de zorg werkt, jij kunt ook zo’n verhaal vertellen. Ik wens je toe dat je in 2021 in de gezondheidszorg blijft werken. En dat je vele fijne mensen ontmoet en inspirerende gebeurtenissen meemaakt. En dat de Lockdown minder wordt, omdat sneltests en vaccins beschikbaar komen en contactopsporing soepeler gaat verlopen. Houd moed, want er komen betere tijden.