Door Marieke van Wieringen, universitair docent en onderzoeker bij de Vrije Universiteit, afdeling Organisatiewetenschappen en Henk Nies, bijzonder hoogleraar Organisatie en beleid van zorg bij de Vrije Universiteit, afdeling Organisatiewetenschappen, en directeur Strategie & Ontwikkeling bij Vilans.
Als één ding duidelijk is, dan is het dat de zorg enorm onder druk staat. Werkdruk, ziekteverzuim, corona, krapte op de arbeidsmarkt. De problemen stapelen zich op. De rapporten en discussies met oplossingsrichtingen trouwens ook. Als je door je oogharen kijkt, zie je dat vooral bestuurders, managers, beleidsmakers en belangenbehartigers die oplossingen bedenken. We zullen ze verder ‘beleidsmensen’ noemen. Ook wij, met een team van onderzoekers bij de Vrije Universiteit, Hogeschool InHolland en Vilans, horen in dit rijtje.
De vraag is of deze oplossingen van beleidsmensen wel aansluiten bij de werkelijkheid van zorgprofessionals, en verzorgenden Individuele Gezondheidszorg (hierna: verzorgenden IG) in het bijzonder. Uiteindelijk gaan zíj over de uitvoering van oplegde ‘oplossingen’, en bepalen daarmee in essentie of die werken. Waarom die zorgprofessionals dan niet vanaf het begin betrekken? Als de oplossingen niet passen, worden ze ziek, gaan ze zondagsdiensten draaien of vertrekken ze uit de sector.
Kastenstelsel
Dat is een groot probleem. Want: wat veel mensen niet weten is dat verzorgenden IG de grootste groep zorgmedewerkers vormen, zelfs groter dan verpleegkundigen. Verzorgenden IG werken vooral in de verpleeghuiszorg en de wijkverpleging. Het beroep heeft een relatief lage status binnen de gezondheidszorg. De verpleeghuiszorg en wijkverpleging trouwens ook. Ze staan laag in het kastenstelsel van de gezondheidszorg. Ze staan dan ook niet op het netvlies van veel beleidsmakers en onderzoekers, noch van de media.[1] Maar ze zijn onmisbaar. Zonder hen zouden ziekenhuizen vastlopen en mantelzorgers massaal uitvallen. Dat heeft niet alleen een enorme impact voor zorgontvangers, maar ook voor de samenleving en de economie.
Onderbuikgevoel
We moeten deze beroepsgroep daarom voor het vak behouden. Oud-minister Hugo de Jonge voelde dat aan. Hij kondigde in oktober 2021 aan de zeggenschap voor zorgprofessionals een stevige stimulans te willen geven. Goed plan, dachten wij. Er is zelfs een budget aan geplakt: tien miljoen maar liefst.[2] Maar toen kregen we een ongemakkelijk onderbuikgevoel. Hebben de zorgmedewerkers zelf iets te zeggen over dat plan en waar het geld voor wordt ingezet? Of wordt het weer een ‘feestje’ van beleidsmensen en zien we dat zeggenschap weer via de gangbare bestuurlijke structuren en werkwijzen vorm krijgt? Oftewel: structuren waar slechts een relatief kleine groep van vooral hoger opgeleide zorgprofessionals in mee praat, terwijl de grootste groep het nakijken heeft? Wij zijn er niet helemaal gerust op.
Beperkte zeggenschap en inspraak
Want: zeggenschap via de bestaande formele kanalen, bedacht door beleidsmensen, passen niet goed bij verzorgenden IG. Dat zagen we in ons onderzoek waarin we ruim 100 interviews met verzorgenden IG uitvoerden, ruim 900 vragenlijsten analyseerden en observaties deden in leer- en praktijksettings.
We zagen dat verzorgenden IG niet makkelijk met beleidsmensen praten over de ontwikkelingen in de zorg en in hun organisaties, de invloed daarvan op hun vak en hun werkomstandigheden. Verzorgenden IG nemen daartoe niet het initiatief en laten soms weinig van zich laten horen. Ze doen dat niet omdat ze bang zijn voor negatieve consequenties. Ook willen ze de relatie met collega’s niet beschadigen, zijn bang voor het stempel ‘klager’ of ‘zeur’, of ze verwachten dat er toch niet naar hen wordt geluisterd en dat er niks met hun inbreng wordt gedaan. We hebben het hier nadrukkelijk over de waarneming van verzorgenden IG.[3]
Het lukt verzorgenden IG ook lang niet altijd om goed voor het voetlicht te brengen wat zij nodig hebben om hun vak goed uit te oefenen. Ze weten de weg in de organisatie vaak niet en kennen de mensen in verschillende functies niet goed: bij wie moet je zijn en hoe lopen de hazen?
Beleidsjargon
Bovendien is er vaak informatieasymmetrie. Verzorgenden IG krijgen niet altijd dezelfde (beleids)informatie als andere beroepsgroepen: de communicatielijn stopt bijvoorbeeld vaak bij verpleegkundigen. Beleidsinformatie die verzorgenden IG wél bereikt staat stijf van het beleidsjargon, dat vooral voor en door beleidsmensen geschreven is en niet aansluit bij de werk- en belevingswereld van verzorgenden IG. Zij kunnen daar dan geen oordeel over vormen, laat staan zich erover uitspreken. Beleidsmensen krijgen in die zin dus ook geen zicht op de wereld van hun grootste groep medewerkers.
Natuurlijk zijn er intussen bijna overal Verpleegkundige en Verzorgende of Professionele Adviesraden (VVAR of PAR). Belangrijke adviesorganen. Maar verzorgenden IG zijn hierin vaak ondervertegenwoordigd. Hetzelfde geldt voor commissies die meepraten over specifieke onderwerpen. Soms weten verzorgenden IG niet eens dat zulke raden of commissies bestaan. Vaker nog is er een flinke drempel om eraan mee te doen, veelal om praktische redenen, zoals het tijdstip of de locatie van het overleg, of door het beleidsjargon dat gesproken wordt. Beleidsmensen en niet de zorgmedewerkers hebben het dan voor het zeggen.
Maar hoe doorbreken we dat? Dat is een belangrijke vraag. Want, wat we ook leerden tijdens ons onderzoek: verzorgenden IG hebben goede creatieve oplossingen.
Erkenning van oplossingen
Voor veel verzorgenden IG, en andere zorgprofessionals, zit erkenning niet in een bonus of een salarisschaal erbij. Het gaat erom betrokkenheid en erkenning van hún ideeën en oplossingen te ervaren, bijvoorbeeld als het gaat om roostering.
We pleiten ervoor om andere vormen van zeggenschap te ontwikkelen, in aanvulling op bestaande gremia. Maak zeggenschap en inspraak gewoon, laagdrempelig en niet alleen maar bestuurlijk. We concludeerden in ons onderzoek dat zeggenschap en inspraak enkel werken als deze aansluiten bij de werk- en belevingswereld van verzorgenden IG (en andere professionals).
In die werk- en belevingswereld staan taken en activiteiten voor zorgontvangers op nummer één: sociaal-emotionele begeleiding bieden, vakkennis op peil houden en verpleegtechnische handelingen uitvoeren. Tegelijkertijd blijken verzorgenden IG zaken die indirect aan de zorgverlening gerelateerd zijn óók belangrijk te vinden. Naast zorgkwesties vinden ze dat hun beroepsgroep meer moet meepraten over het beleid in de organisatie, (bij)scholing, en de begeleiding van nieuwe medewerkers en studenten.
Goed werkgeverschap
Dit mogelijk maken vraagt om ‘goed werkgeverschap’. Dat begint met dat beleidsmensen weten wat er in de werk- en belevingswereld van verzorgenden IG speelt en dat die wereld de basis vormt voor zowel de organisatie van zeggenschap als gelijkwaardige besluitvorming.
Dat kan door de verschillende beroepsgroepen in de organisatie te faciliteren bij het vormgeven van zeggenschap op een manier die past bij hun werk- en belevingswereld. Organiseer bijvoorbeeld ontwerpsessies en geef zorgprofessionals uren daarvoor om dat uit te vinden.
We zagen in ons onderzoek dat verzorgenden IG die gefaciliteerd worden, hun weg in de organisatie wisten te vinden en regie namen. We zagen ook dat suggesties en vragen van verzorgenden IG vaak tot verrassend eenvoudige veranderingen leidden die hun werk aantrekkelijker maken en hun positie en zichtbaarheid verbeterden.
Voorbeelden van veranderingen die het werk van verzorgenden IG aantrekkelijker maakten, en hun positie en zichtbaarheid verbeterden: – Verzorgenden IG toelaten in het ‘verpleegkundig overleg’ of een MDO, want niemand kon uitleggen waarom dit alleen voor verpleegkundigen was. – Verzorgenden IG laten meedoen én -beslissen in sollicitatieprocedures. Dat komt ten goede aan match tussen nieuw en bestaande teamleden. – Verzorgenden IG voorbehouden handelingen laten uitvoeren. Zij zijn daarvoor opgeleid, maar deze handelingen zijn veelal bij verpleegkundigen belegd: zoals medicatie-controle. |
Minstens zo belangrijk was dat we verzorgenden IG zagen die daardoor weer trots zijn op hun vak, er voor gaan staan en die een rol hebben in het aangaan van de uitdagingen in de langdurige zorg. Verzorgenden IG die het zélf voor het zeggen hebben hoe het beste de druk op de zorg te verminderen.
In het onderzoeksrapport ‘Verzorgenden IG in beeld’ en de praatplaten ‘Bekend maakt bemind’ en ‘Naar meer zeggenschap en zichtbaarheid door verzorgenden IG’ staan aanbevelingen voor betere aansluiting tussen de werkwerelden van beleidsmensen en verzorgenden IG en het faciliteren van inspraak en zeggenschap door verzorgenden IG.
[1] Meer hierover beschreven we elders.
[2] Bron: De Jonge wil sneller zeggenschap voor zorgprofessionals – Skipr
[3] Zie ons onderzoeksrapport voor voorbeelden die verzorgenden IG tijdens interviews en focusgroepen gaven.
Eindelijk,! Er begint beweging te komen in het kastenstelsel en de vraag wordt gesteld hoe andere dan de gevestigde en heersende beroepsgroepen kunnen bijdragen aan ontwikkeling. Hier staat nu de verzorgende IG centraal, maar er zijn er meer. Denk aan de helpenden in variaties en aan huishoudelijke hulpen. Praktische mensen die oplossingsgericht en met mensen als startpunt denken en werken. Van harte hoop.ik dat er inderdaad iets gaat veranderen. Vooralsnog ben ik sceptisch.
In 2006 zijn we met een zorgconcept van Zorg voor elkaar bij de praktijkmensen gestart met het vragen naar hun beleving, hun ervaring en hun ideeen over wat er nodig is. Het programma leidde tot inspiratie en andere energie. Voortzetting was heel.lastig want middelen voor ontwikkeling van deze groep praktische zorgmensen was en is heel.beperkt. Met de beweging Andere handen vragen we sinds 2011 aandacht voor het actief betrekken van deze groep professionals bij de toekomst van de zorg. Stuitend was de reactie van een directeur van een arbeidsmarktpartij in 2014 toen ze zei ” Monique je verhaal is heel inspirerend, maar waarom zouden we investeren in deze poetsters?” Deze reactie stond niet op zichzelf. Toen Martin van Rijn in zijn Kamerbrief van december 2015 opnam dat de beweging Andere handen deel ging nemen aan een innovatie van de arbeidsmarkt leek er een doorbraak te komen. Helaas was de kracht van de gevestigde orde van werkgevers en werkenemersclubs ook doorspoeld van oud denken,beleidstaal en herhaling van meer van heyzelfde. De loopbaancoach werd het instrument dat breed beschikbaar kwam maar deze grote groep praktische mensen denkt niet in termen van loopbaan en heeft geen behoefte aan coaching op dit gebied. Er is maar 1 groep echt beter geworden van deze uitwerking en dat zijn de coaches. VWS, Actiz en later ook Vilans hebben de kans laten schieten om juist met deze.groep medewerkers het verschil te maken. Door de dialoog met ze aan te gaan, de.mensen te betrekken en serieus te nemen. Recent sprak ik een herintreder die met de opleiding verzorgende is gestart. Een geweldig mens die me vertelde dat ze voordat ze gaat werken die dag griesmeelpap had gemaakt. ” Dat vinden ze zo lekker”. Over zorg en liefde voor het vak gesproken! Wel jammer dat ze de opleiding stopt en als helpende gaat werken omdat ze klaar is met alle.opdrachten die ze moet maken en die ver van haar praktijk af staan. Plus het onbegrip waar ze tegen aan.loopt. Toen ze vertelde aan de.praktijkbegeleider dat ze samen met een bewoner een appeltaart had gebakken kwam er geen enkele waardering. Wel.de.opmerking dat ze dat eerst had moeten melden zodat er mee gekeken had kunnen worden. Dit wordt gezegd tegen een vrouw van 50 die een gezin heeft groot gebracht en warmte en sfeer brengt binnen het verpleeghuis. Hoe jaag je praktische mensen hun vak uit? Zo.
Ik hoop nog steeds op betere tijden maar vrees dat anders doen in de praktijk nog jaren gaat duren. Omdat degenen die aan het roer komen snel het contact met de echte praktijk kwijt raken. Een wonderlijk gegeven en pijnlijke situatie.
Afgelopen 15 jaar heb ik met verzorgenden gewerkt bij Sting en V&VN.
De oplossing zit zoals je al zelf vaststelt niet in het gesprek tussen enkele professionals en de Raad van Bestuur. Dat de oplossing daar niet zit, heeft niets te maken met dat verzorgenden dat gesprek niet zouden kunnen voeren, want dat ze wel. Belangrijk is dat er zonder ‘eigen agenda’ geluisterd wordt naar wat verzorgenden zeggen. En de luisteraar moet in staat zijn eigen beelden te heroverwegen. Daar zit een groot deel van het probleem en niet bij verzorgenden. Belangrijker vind ik het volgende: Goede zorg gebeurt op de werkvloer. Daar is meer ruimte en verantwoordelijkheid voor verzorgenden nodig. Daar ontstaat de input voor beleid; samen met ervaringen van cliënten en collega’s. Op de werkvloer is waardering en vertrouwen nodig voor verzorgenden en de verwachting dat verzorgenden deskundig zijn en bijdragen. Flip the classroom zou ik zeggen. Blijf weg bij de manieren waarop we gewend zijn zeggenschap te organiseren, want dan krijg je met een kleine groep professionals te maken. Zorg die cliënten nodig vindt plaats op de werkvloer. Geef verzorgenden verantwoordelijkheid en vertrouwen. Organiseer manieren om hun input op te halen, faciliteer dat proces zo dat zij hun inzichten op een prettige manier kunnen delen. Dat vraagt iets van degenen die faciliteren; geen eigen agenda, oprechte belangstelling, nieuwsgierigheid, eigen beelden laten voor wat ze zijn, open staan voor andere inzichten dan je gewend bent en leren met elkaar. Dank je wel Guus Schrijvers dat je dit onderwerp op deze manier op de agenda zet.