Marktwerking heeft geen invloed op zorgkosten
In 2015 bedroegen de kosten van de Nederlandse gezondheidszorg 10,8% van het nationaal inkomen. Toen de marktwerking begon in 2006 was dat 9,3 % van het Bruto Binnenlands Product. Deze ontwikkeling is vergelijkbaar met die in andere landen. Er is geen statistisch verband tussen de invoering van marktwerking in Nederland en landen zonder marktwerking.
Middenmoter
In 2015 hadden vijf OECD-landen een hoger percentage zorgkosten: USA (16,9% van het Bruto Binnenlands Product), Zwitserland (11,5%), Duitsland (11,1%) , Frankrijk (11,1%), en Zweden (11,0). Landen met een lager percentage zijn België (10,4%), Canada (10,2%), UK (9,8%) , Nieuw Zeeland (9,4%) en Australië (9,3%). Nederland is dus een middenmoter in dit veld van landen. Al deze gegevens komen uit een OECD-publicatie van 30 juni jongstleden.
De ontwikkeling van de gezondheidszorgkosten de afgelopen 10 jaar houdt gelijke tred met die in andere OECD-landen. Dit betekent dat er geen statistisch verband is aan te tonen tussen de invoering van marktwerking in Nederland en andere landen zonder marktwerking. Tot nu toe bestond het idee dat de marktwerking juist had geleid tot meer kostenstijging in Nederland dan in andere landen. Deze theorie werd gevoed door de statistische gegevens van de OECD uit 2015. Daaruit bleek dat Nederland na de USA het duurste land ter wereld was. De cijfers van 30 juni jl. bevatten een correctie op die van 2015.
Andere aanpak
In de afgelopen jaren wijzigde de USA haar marktwerking. Zorgverzekeraars gingen meer en meer zorg inkopen bij combinaties van gezondheidscentra en ziekenhuizen. Die centra heten medical homes. Zij hanteren daarbij vormen van populatiegebonden bekostiging waarbij de invloed van afzonderlijke DBC’s/DOTs geringer wordt. Interessant is de vraag of de Amerikaanse zorgkosten als percentage van het nationaal inkomen daardoor in de komende jaren minder gaan groeien.
Belastinggeld
Wat ook opvalt is dat landen die hun zorg betalen uit belastinggeld hun kosten beter beheersen. Dat zijn de UK, Canada, Australië en Nieuw Zeeland (zie tabel en grafiek). Alleen Zweden is hierop een uitzondering.
De bijgevoegde grafiek en tabel geven de precieze cijfers weer over de jaren 2006 – 2015 voor alle genoemde landen. In de genoemde publicatie van de OECD tref je de percentages van veel meer landen aan.