Guus Schrijvers

Welcome to Guus Schrijvers

Meer macht en geld voor verpleegkundigen

Door Johan Lambregts, Verpleegkundige n.p. Directeur/eigenaar, Bureau Lambregts.

In dit kerstnummer van de Nieuwsbrief  verplaatst een aantal auteurs zich in de rol van nieuwe minister van VWS. Dat gebeurt steeds bij een andere beleidsthema. Wat zou Johan Lambregts in die rol doen aan het tekort aan verpleegkundigen en verzorgenden? Binnen honderd dagen na zijn benoeming als bewindspersoon stuurt hij onderstaande tien directieven aan de Tweede Kamer. 

Aan de voorzitter van de Tweede Kamer

Geachte mevrouw Bergkamp,

De COVID 19 pandemie legt bestaande patronen in de gezondheidszorg genadeloos bloot. Dat geldt met name voor de rol en positie van verpleegkundigen en verzorgenden. Onmiskenbaar zien we hoe cruciaal deze beroepsgroepen zijn voor een toegankelijke gezondheidszorg. Tegelijkertijd blijft marginalisatie en nivellering van deze beroepsgroepen de trend.

De actuele werksituatie van verpleegkundigen en verzorgenden is dramatisch. Hoog ziekteverzuim, overbelasting en uitstroom van net afgestudeerde verpleegkundigen. Dat het vorige kabinet zich daar niet veel drukker over maakte is veelzeggend. Dat artsen in praatprogramma’s oplossingen ventileren over de verpleegkundige beroepspraktijk helpt niet. Roeptoeteren over code zwart en tekorten aan IC bedden is niet gericht op samenhangende verpleegkundige zorg. Laat staan op de toekomst van een betaalbare zorg.

In een neoliberaal werkklimaat met focus op productie denken en mechanistische werkstructuren zijn verpleegkundigen monddood gemaakt. Zonder solidariteit, aandacht voor werkplezier, leren en ontwikkelen. Het beroep is afgepakt door politici, artsen, bestuurders en managers. Er is misbruik gemaakt van de zorgzame houding van verpleegkundigen die altijd de gaten vullen die anderen laten liggen.

Conform het regeerakkoord zien we ook voor verpleegkundigen grote vragen op ons afkomen. Met ambitie en nieuw elan wil ik samen met hen het niveau omhoog brengen en Nederland klaarmaken voor de toekomst. Verpleegkundigen zijn het fundament van de zorg met het motto “Omzien naar elkaar.” Zij zijn de doorzetters. Het zuur van de bezuinigingen van 5 miljard in 2026 zal dan ook niet bij de verpleegkundigen terecht komen.

Als minister van VWS acht ik diverse maatregelen noodzakelijk om het vak van verpleegkundigen en verzorgenden aantrekkelijk te maken en het vertrouwen terug te winnen.  

Voor iedereen: begin met in de spiegel te kijken en stel de vraag “wat kunnen we  bijdragen aan het werkklimaat van verpleegkundigen”? Veel is terug te voeren naar eigenbelang, macht en geld. Daar gaat het over aan beleidstafels en niet over betere zorg. Analyseer vraagstukken vanuit macht en geld. We gaan daarvoor geen nieuwe commissies instellen of rapporten schrijven. Niet meer praten maar doen is voor de komende vier jaar mijn devies.

  • Nieuwe werkelijkheid

Voor iedereen geldt: accepteer dat er een tekort is. Het is een illusie te denken dat het tekort aan verpleegkundigen wordt opgelost. De realiteit is dat er minder jongeren beschikbaar zijn voor de arbeidsmarkt,  de vraag voor zorg groter wordt en het budget grenzen kent. Dat was al lang voorzien, maar er is niets mee gedaan. Laat dat een les zijn.

  • Minder patiënten

We gaan alles doen om de vraag naar verpleegkundige zorg te beperken.

Verpleegkundigen en V&VN:  starten een nationaal beraad over wat verpleegkundigen en verzorgenden niet meer gaan doen. Zij doen geen werk meer wat bij anderen hoort en formuleren prioriteiten.

Passende zorg is het motto. Verpleegkundigen zetten in op preventie, positieve gezondheid, voorzorg, technologie, beeldbellen en ICT en zinnige zorg. Ze maken gebruik van substitutie en de Juiste zorg op de juiste plek.

Patiëntenfederatie en MantelzorgNL: zetten in op zelfredzaamheid van burgers. Tevens  starten zij een actieplan om de attitudes van eisende, agressieve patiënten en familie om te buigen naar veiligheid, respect en fatsoen. Zij gaan intensief met verpleegkundigen samenwerken.

  • Carrièrepaden

Werkgevers: zorgen dat verpleegkundigen niet alleen een leven lang willen leren maar ook levenslang carrière kunnen maken in de patiëntenzorg. Zij maken combifuncties van patiëntenzorg, onderzoek, onderwijs met doorgroeimogelijkheden.

Alle actoren in de zorg stoppen met het tegenwerken van verpleegkundigen. 

Verenso en LHV: maken werk van taakherschikking in de ouderenzorg en de wijk. Het Zorginstituut draait in het Kwaliteitsstatuut alle beperkingen terug inzake regiebehandelaarschap van de verpleegkundig specialist GGZ.

  • Arbeidsvoorwaarden

Vakbonden: houden op met nivelleren van verpleegkundigen (het primaire proces) en de ondersteunende beroepen. Er komt één landelijke CAO voor verpleegkundigen en verzorgenden met aandacht voor goede kinderopvang, mantelzorgtaken, vitaliteit, fysieke en mentale belasting. Specifieke aandacht gaat uit naar 50+ verpleegkundigen met overgangsklachten. Er komt een eigen individueel opleidingsbudget voor verpleegkundigen en verzorgenden.

De aanbevelingen  van de rapporten van de RVS  en de SER  worden uitgevoerd.

Het startsalaris voor verpleegkundigen gaat met € 1.000,- omhoog en wordt gelijk getrokken met het salaris van  leraren. Er komen tien inwerkdagen in het eerste werkjaar net als in het onderwijs.

Ondernemingsraden: geven alle ruimte aan verpleegkundigen. Zij stoppen met een remmende factor te zijn op het werkklimaat van verpleegkundigen en verzorgenden en werken samen met de VAR’s.

Nu’91 en V&VN: gaan intensief samenwerken rond arbeidsvoorwaarden en beroepsinhoud en maken een constructie net als de Landelijke Artsen in Dienstverband (LAD) in de KNMG.

Alle partijen: stoppen met charitas en termen als in het zonnetje zetten. Goedbedoelde acties met borrels, barbecue en gebak zijn denigrerend. Het gaat over welgemeende waardering en écht gezien worden.

  • Imago

We willen een halt toeroepen aan de bedenkelijke rol van de media inzake het imago van het verpleegkundig beroep. Dat imago spoort niet met de werkelijkheid . Mede veroorzaakt doordat men over de verpleegkundigen spreekt en niet met de verpleegkundigen.

Daarom komt er een actieplan van VWS, V&VN en de hoofdredacteuren van alle relevante media. Praatprogramma’s stoppen met de focus op ziekenhuizen en artsen. Ze spreken niet meer over tekorten aan bedden, maar over tekorten aan verpleegkundigen. Kranten stoppen met gebruik van termen die verpleegkundigen tot eenheidsworst maken als zorgmedewerkers, zorgprofessionals of handen aan het bed. Ze noemen hen  wie ze zijn: verpleegkundigen en verzorgenden. Media laten het hele spectrum zien van de verpleegkundige beroepsuitoefening: van wijkverpleging, tot verpleeghuiszorg en GGZ.

Bestuurders en Landelijk Overleg Acute Zorg: zetten tijdens interviews altijd een verpleegkundige op het podium.  

  • Samenwerking met artsen

Artsen gaan bijdragen aan een beter werkklimaat van verpleegkundigen. Zij zijn samen met  verpleegkundigen de kernberoepen in de zorg.  Zonder verpleegkundigen kunnen artsen hun werk niet doen. Dus erkennen, respecteren en waarderen.

Op microniveau: leggen artsen de focus op samenwerking en bejegening.

Op meso niveau: gaan medisch specialisten met verpleegkundigen in overleg of het Medisch Specialistisch Bedrijf (MSB)  wel de gewenste structuur biedt voor een goede samenwerking.

V&VN en KNMG: gaan onderzoek doen naar de samenwerking tussen artsen en verpleegkundigen. Zij ontwikkelen een innovatietraject rond samenwerking voor alle sectoren.

  • Terug in de lijn

Artsen en bestuurders: geven de macht over het beroep terug aan de beroepsgroep.

Conform de nieuwe bestuurscultuur zorgen zij voor de herpositionering van verpleegkundigen in management, bestuur en toezicht. En Investeren in een Verpleegkundig Staf Bestuur met doorzettingsmacht.

Zij benoemen geen managers meer zonder verstand van zorg en leren daarbij van Scandinavië en UK. Daar is het ondenkbaar dat de verpleegkundig directeur ontbreekt. Verder gebruiken zij goede voorbeelden zoals duaal leiderschap bij Thuiszorg West Brabant of verpleegkundigen in de Raad van Bestuur bij Rijnstate en Amstelring e.a. 

  • Bekostiging

Zorgverzekeraars: gaan bij de bekostiging eisen stellen aan invloed van verpleegkundigen op besluitvorming. Ook zorgen zij voor minder administratieve lasten en meer vertrouwen in de beroepsgroep. In de GGZ en thuiszorg is sprake van budgetonderschrijdingen. Er wordt minder geld uitgegeven dan er mag worden uitgegeven. De (wijk)-verpleegkundigen zijn daardoor afgeknepen. Het belemmert ook de juiste zorg op de juiste plaats. Ik roep verzekeraars op omhet beschikbare budget voor de GGZ en de wijkverpleegkundigen daadwerkelijk te gebruiken.

  • Onderzoek en onderwijs

VWS gaat ruimhartiger investeren in onderzoek en ontwikkeling. We verhogen het onderzoeksbudget voor 350.000 beroepsbeoefenaren naar 50 miljoen op jaarbasis. Het goede nieuws is ook dat de gezondheids- en vermogensfondsen zoals KWF jaarlijks 35 miljoen investeren in verpleegkundig onderzoek.

V&VN: brengt jaarlijks een barometer uit die inzicht geeft in instroom, verloop en uitstroom en in de arbeidstevredenheid van verpleegkundigen in alle sectoren.

Mbo raad: regelt dat er invloed komt vanuit V&VN op het mbo onderwijs. Ook zorgt zij voor meer verpleegkundigen op directiefuncties in het mbo.

Mbo en hbo gaan zorgen voor doorlopende leerlijnen van verzorgende tot hbo- en master opgeleide verpleegkundigen.

Werkgevers: creëren een lerende werkcultuur met voldoende stageplaatsen. Zij  kijken naar goede voorbeelden als Elizabeth Tweesteden Ziekenhuis   met veel stageplaatsen op de SEH en praktijkcoaches.

  • Wees rebels

Verpleegkundigen: stoppen met bescheiden te zijn en aardig gevonden te willen worden. Zij zijn  niet meer bang voor managers en bestuurders. Het is tijd voor rebelsheid vanuit de inhoud. Kleur buiten de lijnen is mijn oproep. Tijd voor radicale vernieuwing van hiërarchische organisaties en fossiele systemen. Tijd voor herwaardering van het verpleegkundig beroep met aandacht voor menselijke waarden, empathie, betrokkenheid en humaniteit.

Tot zover mijn beleidsvoornemens. Gedreven door de belangen van verpleegkundigen en verzorgenden én een toegankelijke gezondheidszorg  zal ik mij in de komende periode graag inzetten om deze te realiseren.

De Minister van VWS

Invloed van patiëntengroepen op Europees beleid is best groot

Interview met dr. Cees Smit, door Guus Schrijvers

8 april 2021. Overleven met hemofilie dat is de titel van de biografie die Cees Smit onlangs publiceerde. Het boek leest als een  reisverslag door de wereld  van de gezondheidszorg in Nederland en Europa. Meer dan veertig jaar trad Smit op als patiëntvertegenwoordiger in onderzoek, beleidsorganen en projecten. Guus Schrijvers interviewde een ervaren, intelligente en geestige man die van zijn aandoening zijn kracht en zijn levensmissie maakte.

Multi Stakeholders Conferences in Brussel

‘Rondetafelconferenties  van alle veldpartijen voorafgaande aan Europees beleid  over weesgeneesmiddelen of andere gezondheidsonderwerpen zijn gebruikelijk in Brussel. Farmaceutische industrie, zorgverzekeraars, apothekers, wetenschappers, medewerkers van de Europese Commissie, leden van het Europees parlement en patiëntvertegenwoordigers  en andere  belangengroepen gaan dan met elkaar  in discussie. Ze heten in Europees jargon: Multi Stakeholders Conferences.’  Woorden van deze strekking spreekt Cees Smit uit halverwege het interview dat collega-redacteur Robert Mouton en ik in maart hebben. Hij vervolgt: ‘De andere patiëntvertegenwoordigers  en ik hadden op die conferenties invloed. Wij konden vragen stellen aan de andere stakeholders.  Die anderen waren Vertegenwoordigers van de Europese Commissie, onderzoekers en vertegenwoordigers van de farmaceutische industrie.   Tijdens die sessies ontvingen we de precieze informatie over de verdere beleidsvorming.   Wij wisten dan precies wanneer en bij wie wij wanneer en waar moesten inspreken.  In de jaren negentig hebben onze conferenties over biotechnologie en zeldzame ziekten geleid tot Europese wetgeving en dan met name de Europese Orphan Drug Act van 2000. In Nederland ontbreken dergelijke   rondetafelconferenties.   Verder is  het in Diemen en Den Haag  vaak onduidelijk  hoe de besluitvorming van overheid en overheidsinstanties verlopen of komt de inspraak pas in een laat stadium aan de orde’.

Wie is Cees Smit?

Aan het woord is een man met grote ervaring in Brussel. Op de vraag hoe dat zo is gekomen, antwoordt hij: ‘Ik ben geboren in 1951. Sinds mijn jeugd heb ik ernstige hemofilie A.   Ik heb bedrijfseconomie gestudeerd aan de Vrije Universiteit van Amsterdam . Vanaf 1978  was ik betrokken bij onderzoek over hemofilie door een team  van het Leids Universitair Medisch Centrum. Van 1987 tot 1998 coördineerde de Nederlandse Vereniging van Hemofilie-Patiënten  (NVHP). In 2003 ontving ik een eredoctoraat van het College van Decanen van de Universiteit van Amsterdam.’

Inhoud van de biografie

  In zijn autobiografie beschrijft Smit de achterhaalde hormoonbehandelingen met DES van de jaren vijftig van de vorige eeuw die hem voor het leven zouden tekenen. Hij vertelt over de allesbepalende rol die de ziekte in zijn leven speelde. In zijn boek verhaalt hij uitvoerig over de aids-epidemie in het laatste kwart van de 20ste eeuw die ook mensen met hemofilie trof, en over de groeiende internationale handel in bloedproducten. Hij reikt mij nog een video  van een paar minuten aan over zijn leven.

Waarom moet een zorgvernieuwer  de biografie lezen?

Deze vraag beantwoordt niet Cees maar de interviewer. Ik som  vier redenen op.

  • Dit boek is een sterk pleidooi voor de Europese zelfvoorziening in ‘rood’ bloed en ‘geel’ plasma van onbetaalde, vrijwillige donors. Het is zorgwekkend dat politici zo weinig aandacht besteden aan de wereld van bloedtransfusie en plasmaproducten. In een neoliberale markteconomie wordt de handel in menselijk weefsel te gemakkelijk geaccepteerd. Dit korte statement licht  de biografie toe met indringende voorbeelden.
  • De patiëntenparticipatie komt uitvoerig aan bod, ook die op Europees niveau.
  • Via de bloedproducten werd Cees besmet met HIV en andere infectieziekten. Hij hield vol en overleefde. Een patiënt of professional die in de put zit, trekt zich op aan de veerkracht van hem. 
  • Het boek is goed leesbaar en verzorgd.

Cees is het met mij eens.  Het interview gaat verder over patiëntenparticipatie, een belangrijk onderwerp voor de lezers van deze Nieuwsbrief.  

Samen beslissen in de spreekkamer formaliseren?

‘Ik heb zestig jaar ervaring met artsen. Vele contacten waren prima. Er was sprake van serieus nemen en samen beslissen. De bejegening was meestal wel op orde. Nou ben ik wel hoog opgeleid. Het grootste probleem in de spreekkamer is de laaggeletterdheid van tal van mensen. Zij begrijpen vaak niet de taal van de professional. Daar is iets aan te doen door cliëntondersteuning, tekenfilmpjes en gesprekstraining van medisch studenten  door professionals. Daarmee bereik je meer gezamenlijke besluitvorming. Niet door extra regels over verplicht gebruik maken van keuzehulpen of wijzigingen in  de Wet Geneeskundige Behandelovereenkomst (WGBO).  

Zie jij mogelijkheden om de invloed van patiënten op het beleid te vergroten?

Bij deze vraag brengt hij ten eerste zijn ervaringen in op Europees niveau, waarmee deze tekst begint. Daarna gaat Smit verder: ‘Een ander voorbeeld van goede beleidsbeïnvloeding komt van het Europese Patiënts Forum, de koepel van alle patiëntenorganisaties in Europa. Zij bracht onlangs een uitgebreid advies aan de Europese commissie uit over vijf onderwerpen: 1. Directe participatie van patiënten en burgers in het gezondheidsbeleid 2. meer investeringen in gezondheid 3. gelijke en betaalbare toegang tot de zorg 4. Europese coördinatie om na de pandemie onze gezondheid te beschermen en 5. Veilige digitale transformatie van gezondheid en zorg.’ Mede door de inspanningen van Europese patienten- en consumentenorganisaties is gezondheid een veel belangrijker thema geworden voor de nieuwe Europese Commissie. COVID-19 heeft hierbij zeker een rol gespeeld, maar de patiënten- en consumentengroepen hadden daar al voor die tijd op aangedrongen.

Heb je een schema of zo voor beleidsbeïnvloeding?

 ‘In het algemeen hanteert men bij beleid de verticale patiëntenparticipatie-ladder zoals in deze afbeelding aangegeven. (zie figuur)

Zelf ben ik er groot voorstander van om deze participatieladder horizontaal te leggen om aan te geven dat patientenparticipatie op al die niveau’s even belangrijk is. Voor mij hoeft een patiëntenorganisatie niet per se mee te beslissen. Bij weesgeneesmiddelen voor zeldzame ziekten zie je heel vaak dat mensen met die ziekte of hun ouders het initiatief nemen voor het starten van bedrijven om zelf een behandeling van de grond te krijgen. In Europa wordt dat gezien en wordt in co-creatie verder gewerkt aan beleid en ondersteuning van research, zoals het stimuleren van ‘European Reference Networks’. In Nederland zie je vaak dat de participatie in het beleid van zorgverzekeraars, gemeenten, zorgaanbieders en overheid blijft hangen op de laagste treden.  Dat moet veel en veel beter. Het participatiekompas   geeft concrete tips hierover.

Is er voldoende invloed van patiënten op wetenschappelijk onderzoek?

‘In de wereld van de zeldzame aandoeningen heeft Eurordis, , de Europese vereniging van patiënten met zeldzame aandoeningen. Die heeft grote beleidsinvloed op Europees niveau. In mei 2020 hielden wij een grote online Europees congres, waarin alle veldpartijen en medewerkers van de EU deelnamen. Er bestaat een pijplijn aan nieuwe gentherapieën.  Hoe moet Europa die evalueren en beslissen of ze wel of niet worden toegelaten op de markt? Bij zeldzame geneesmiddelen kun je de discussie nauwelijks per klein land organiseren. Ik ben trots op het stuk  dat Eurordis na afloop publiceerde.

Is de invloed van patiënten op beleid en onderzoek wettelijk voldoende geborgd?

‘Nee. Institutionele patient empowerment is onvoldoende gerealiseerd in Nederland.  Dit ondanks vele patiëntenorganisaties, koepels, cliëntenraden en verzekerdenraden. Daadwerkelijke inbreng op beleidsniveau moet immers in concurrentie plaatsvinden met tal van andere maatschappelijke organisaties. Het is nu allemaal erg gefragmenteerd.’

 Is de biografie het einde van de wereldreis in de gezondheidszorg?

 ‘ Nou, niet echt. Ik ga genieten van het schilderen van landschappen en ,als het weer kan, van reizen. Incidenteel blijf  ik graag bijdragen aan patiëntenparticipatie in het algemeen en die van  mensen met hemofilie in het bijzonder. Ik heb genoten van de reis, al stond ik vaak voor onverwachte gebeurtenissen. Maar dat staat allemaal in de biografie.

Cees Smit en Annemarie de Knecht-van Eekelen, Overleven met hemofilie: Een reis door de wereld van de gezondheidszorg. Uitgeverij  Eburon.  25 euro. In de boekhandel te koop. Ook als e-book en in het Engels verkrijgbaar.

COVID-19: Kansen voor duurzame hervormingen in de gezondheidszorg

De huidige COVID-19 crisis heeft de afgelopen tijd zelfs de sterkste gezondheidszorgsystemen laten wankelen. Toch zijn er ook kansen. De COVID-19 crisis laat nu zien dat snelle veranderingen in normaliter logge bureaucratische systemen mogelijk zijn. 

eHealth: de grootste trial uit de  geschiedenis 

Op 25 maart jl. werd de Stimuleringsregeling E-health Thuis (SET) verruimd om samenwerkingen tussen aanbieders en zorginkopers met betrekking tot E-health te stimuleren. Van deze regeling is dusdanig gebruikgemaakt dat binnen korte tijd het budgetplafond bereikt werd. Dit enthousiasme staat in schril contrast met de transformatiegelden, die via de zorgverzekeraars beschikbaar waren voor zorgvernieuwingen, die afgelopen jaar de weg naar de zorgaanbieders maar niet konden vinden. Deze snelle transformatie strekt van de nuldelijnszorg met Corona tracker applicaties tot en met met telemonitoring voor chronische ziekten als hartfalen en COPD. Waar de afgelopen jaren mondjesmaat voorzichtig werd geëxperimenteerd met vormen van E-health, zijn we momenteel getuige van een van de grootste ‘trials’ uit de medische geschiedenis waarbij verschillende E-health toepassingen ‘plots’ in reguliere zorgpaden wordt geïmplementeerd.

Niet-gepaste zorg en corona: watchfull waiting 

Halverwege maart begonnen ziekenhuizen massaal electieve zorg en niet urgente diagnostiek uit te stellen. Hierdoor is een stuwmeer van uitgestelde zorg opgebouwd. Mogelijk zal een deel van deze zorg ook niet-gepast zijn. Urgent noodzakelijke zorg zal eerst worden geprioriteerd waardoor mogelijk de niet-gepaste zorg op zich zal laten wachten of helemaal niet meer zal worden uitgevoerd. Door de crisis is er sprake van een ‘watchful waiting’ situatie. Grondige evaluaties van gezondheidsuitkomsten bij uitgestelde en niet ingehaalde zorg kunnen inzicht geven in de daadwerkelijke toegevoegde waarde of juist het gebrek hieraan bij verschillende behandelingen. Dit geeft zorgprofessionals informatie over best practices, die zij kunnen gebruiken om de kwaliteit van de zorg te verbeteren. 

Landelijk coördinatiecentrum voor IC’s

Gebukt onder hoge druk is in korte tijd een landelijk coördinatiecentrum opgezet om de beschikbare intensive care capaciteit optimaal te benutten. Hiermee is de facto een scheiding gemaakt tussen de organisatie van acute en electieve zorg. Specialisatie heeft de geneeskunde veel gebracht. Helaas heeft het ook bijgedragen aan fragmentering binnen de zorg. Multi-morbide patiënten moeten soms een kluwen van zorgpaden doorlopen bij verschillende aanbieders. Daarnaast zorgt de huidige manier van financiering voor kruissubsidiering waarbij chronische en electieve zorg ‘inkomsten’ genereren voor de dure acute zorg. Om in de toekomst kwalitatieve, betaalbare zorg te kunnen leveren aan de groeiende groep multimorbide patiënten is een nieuwe indeling van zorgvraag en bijbehorende financiering misschien wenselijk of zelfs onontkoombaar. 

Verduurzaming van de corona innovaties

De COVID-19 crisis heeft ervoor gezorgd dat er een begin is gemaakt aan verschillende veranderingen binnen de gezondheidszorg die niet alleen nu, maar ook in de toekomst kunnen bijdragen aan goede en betaalbare zorg. Het is nu aan de zorgprofessionals, zorgverzekeraars en andere beleidsmakers om dit te continueren en te verduurzamen. 

Mocht je meer willen weten over de kansen in deze crisis, klik dan hier voor het volledige artikel in het International Journal of Health Policy and Management. Mijn collega’s en ik publiceerden dit twee weken geleden.

Patrick Jeurissen, hoogleraar Betaalbaarheid van de gezondheidszorg bij het Radboud UMC schreef dit stuk. Hij is lid van de Raad van Advies van de Stichting Guus Schrijvers Academie.

Doen wat werkt: vier lessen om jeugdzorg te verbeteren

Charles de Monchy en  Ernst Jan Wind vergeleken kwaliteit en kosten de jeugd(gezondheids)zorg in Rotterdam met die in Utrecht, dat met het Cappuccinomodel aan de slag is. Zij publiceerden deze week een overzichtelijk en gedetailleerd artikel hierover. Guus Schrijvers hielp hen als  friendly reviewer bij het ordenen van alle informatie. Op verzoek van hem schreven de twee auteurs een samenvatting 364 woorden. Zie hieronder.

Het begon vorig jaar zomer toen Ernst Jan Wind een ‘rondleiding’ langs samenwerkende teams in de jeugdzorg in de Utrechtse wijk Zuilen Ondiep organiseerde. Het werkplezier spatte er van af, en de resultaten waren uitstekend: géén wachttijd en meer dan 90% van de jeugdigen kon na hulp zelfstandig verder. Tegelijkertijd verschenen er stapels alarmerende studies en reportages over de jeugdzorg in Rotterdam. We schrokken ons rot van wat we in die rapporten aantroffen: wachttijden van 4-5 maanden en medewerkers die de sector ontvluchten. Lang verhaal kort: dit zijn de vier lessen die dat verklaren:

  1. Vertrouwen in professionals werkt zóveel sneller dan van te voren ‘resultaten’ in arrangementen vastleggen dat we daarmee de wachttijden kunnen verklaren;
  2. Alles wat een gemeente wil staat of valt bij werkplezier;
  3. Faciliteer de samenwerking tussen de lijnen, het gaat echt niet vanzelf;
  4. Focus op wat werkt in de praktijk van de wijk, dus geef de ruimte om een wijkspecifiek aanbod te ontwikkelen.

In het artikel leggen we netjes uit hoe we daar aan komen.

Maar we kwamen ook nog op een ander punt, namelijk de financiële problemen die in Rotterdam spelen, terwijl Utrecht geen noemenswaardig tekort op de begroting heeft en voldoende zorg inkoopt. Toen we de cijfers gingen vergelijken, moesten we concluderen dat de verliezen aan vermijdbare transactiekosten in Rotterdam dermate groot zijn, dat als ze bovenstaande punten aanpakken de financiële problemen in de jeugdzorg oplosbaar worden. Wellicht is dit voor de lezers van Zorginnovatie via het  Cappuccino model niet heel verrassend, het is wel een punt dat volgens ons tot nu toe onderbelicht is.

Het motto van dit verhaal is ‘doen wat werkt’: er zijn al zo ongelofelijk veel problemen in de zorg opgelost, het is zonde om die kennis niet te gebruiken. We zijn daarom een initiatief gestart om de uitwisseling van wat werkt tussen multidisciplinaire teams in het veld, managers en bestuurders structureel te verbeteren. We komen graag met professionals in contact die daar aan mee willen doen en samen met ons willen leren.

Charles de Monchy: demonchy.charles@gmail.com, Ernst Jan Wind: ernstjan@impulsor.health

Het artikel staat hier:  https://www.sociaalweb.nl/blogs/doen-wat-werkt-vier-lessen-om-jeugdhulp-te-verbeteren. Een PDF download staat hier: https://www.planfacilitators.net/

Zorg in Nederland is doelmatig, zo leert internationale studie

In een artikel in de British Medical Journal van 27 november worden gezondheid en zorg in tien ongeveer even rijke landen vergeleken op 79 kenmerken. De Nederlandse gezondheidszorg blijkt doelmatiger te zijn dan in vergelijkbare landen. Op tal van kwaliteits- en kostenindicatoren wijkt de Nederlandse zorg niet af.

Nederland telt vele huisartsen per 1000 inwoners 

De onderzoekers vergelijken Engelse gezondheidszorg, de NHS, met die van negen ongeveer even rijke landen. Dat zijn Australië, Canada, Denemarken, Duitsland, Frankrijk, Nederland, Verenigde Staten, Zweden en Zwitserland. Samen met Australië heeft ons land relatief gezien de meeste huisartsen: Nederland beschikte in 2017 over 1,6 voltijds huisartsen per 1000 inwoners. Voor de tien landen ligt het gemiddelde op 1,1 huisartsen per 1000 inwoners. De VS lopen achteraan met 0,3 huisarts per 1000 inwoners.

Deze blog gaat uit van het Nederlandse perspectief. Ik merk nu al op dat Nederland op de meeste van de 79 kenmerken op ongeveer het gemiddelde zit van de onderzoeksgroep. Om de blog kort te houden bespreek ik alleen de kenmerken waarop Nederland anders scoort. Daarom ontbreken in deze blog gegevens over zorgkosten per inwoner en kwaliteitsindicatoren. Die staan uitgebreid beschreven in de studie. Maar Nederland neemt hierbij geen afwijkende positie in. Voor definities, dataverzameling, meetmethoden en beperkingen verwijs ik naar het oorspronkelijke artikel. Alle cijfers hieronder betreffen het kalenderjaar 2017.

Nederlandse huisartsen werken snel

Van de huisartsen in de onderzoeksgroep van de tien landen besteedt 38 procent maximaal 15 minuten aan een routineconsult. Nederland scoort het hoogste: 85 procent. Van de burgers in de onderzoeksgroep kon 67 procent een huisarts of een verpleegkundige binnen 24 uur raadplegen. Nederland scoort daar 76 procent. Frankrijk en Duitsland scoorden het hoogste met 83 procent respectievelijk 81 procent. Negen procent van de burgers in de onderzoeksgroep bezocht een spoedeisende hulpafdeling voor een klacht die ook door een arts, zonder spoed, gezien had kunnen worden. Voor Nederland en Australië bedraagt dit percentage 6 procent. Duitsland scoort minimaal met 5 procent. Zweden (12 procent), de VS (16 procent) en Canada (17 procent) zijn topscorers.

Nederland telt weinig specialisten maar die zijn goed bereikbaar

Het aantal specialisten per duizend inwoners bedraagt voor Nederland twee en voor de onderzoeksgroep 2,2. Dat laatste getal ligt tussen de uitersten 1,7 voor Canada en 3,3 voor Duitsland. Van de inwoners van de onderzoekgroep wacht 13 procent meer dan twee maanden na het maken van een afspraak voor het eerste consult met een specialist. Dit gemiddelde percentage varieert van Duitsland (3 procent) en Frankrijk (4 procent) tot 19 procent in Verenigd Koninkrijk en Zweden alsmede 30 procent in Canada. Voor Nederland is dat 7 procent.

Weinig ziekenhuispatiënten in Nederland

Het aantal in 2017 ontslagen ziekenhuispatiënten per 100.000 Nederlanders komt uit op 9.247. Dit is het laagste van de onderzoeksgroep (gemiddelde 14.919). Topscorers zijn Frankrijk (18.609) en Duitsland (25.478). Ook de gemiddelde ligduur is in Nederland het laagste: 4,5 dag. Deze bedraagt voor de onderzoeksgroep 6,7 dagen, met als uitersten weer Frankrijk en Duitsland met 8,8 en 8,9 dagen. Voor vermijdbare ziekenhuisopnamen vanwege ontregelde diabetes scoort Nederland het laagste, met 70 per 100.000 inwoners, en Duitsland (218) het hoogste. Bij vermijdbare opnamen van COPD-patiënten vanwege exacerbaties scoort Nederland 166, de onderzoeksgroep als totaal 204, Zwitserland als laagste 111 en Australië het hoogste met 307 opnamen per 100.000 inwoners van 16 jaar of ouder.

Dit bericht verscheen in december 2019 als blog in het Tijdschrift Zorgvisie

De Jonge kan leren van regionalisatie in het verleden

In de na-oorlogse jaren bestond er ambitie in politiek Den Haag om de gezondheidszorg in districten oftewel regio’s in te delen.  Het parlement kreeg de na-oorlogse regionalisatie niet van de grond. Onder andere verzetsheld kardinaal de Jong wilde herstel van de vooroorlogse verhoudingen. Daarin bleef de kerk ziekenzorg en de armenzorg runnen. Na elf (!) jaar touw trekken kwamen in 1956 de Provinciale Raden voor de Volksgezondheid tot stand die provinciebesturen gingen adviseren over ziekenhuisbouw. Tot ver in de jaren vijftig circuleerden binnen de ziekenfondsen plannen om te komen tot één of twee fondsen per district. Tot op de dag van heden is dit niet gelukt.

Doodgemoedereerde De Jonge

 Ik beperk mij hier tot de naoorlogse debatten die diepe karresporen trokken in het zorglandschap. Ik bespreek hier niet de vooroorlogse debatten. Maar regionalisatie van de zorg speelde al in de 19e eeuw bij Thorbecke, bij de totstandkoming van de Gezondheidswet in 1901 en de Unificatie (einde schoolstrijd) in de jaren twintig.

En toen kwam in 2019  minister De Jonge doodgemoedereerd met het voornemen een contourennota uit te brengen over regionalisatie van de gezondheidszorg. De Jonge wil de regio-indeling van de 32 zorgkantoren gebruiken als uitgangspunt voor zijn regionalisatie. Zorgvisie schreef er reeds over.

Welke lessen kan  De Jonge trekken uit het verleden?

1. Politiek en maatschappelijk debatten over bestuurlijke regionalisatie duurden tien tot twaalf jaar en de uitkomst ervan is ongewis.

2. De debatten gingen al die decennia over de legitimatie van het regio-bestuur. Engeland hield in 1948 de lokale overheid buiten de regionaal ingerichte NHS. Het departement benoemt sindsdien en nog steeds de regiobestuurders van de NHS. Nederland koos in het verleden altijd voor een poldermodel met lokale overheden, zorgverzekeraars en zorgaanbieders en met soms patiëntvertegenwoordigers.

 3. De indeling en omvang van de regio’s was altijd een groot discussiepunt. Die was toen en is nu voor de onderlinge taakverdeling van ziekenhuizen groter dan voor bijvoorbeeld de eerste lijn.

4. Bestuurlijke discussies leidden af van inhoudelijke vraagstukken.

Wat is wijsheid anno 2020?

Dat de Nederlandse zorg regionalisatie behoeft staat als een paal boven water. Die behoeften liggen bij de jeugdzorg anders dan bij de eerste lijn, acute zorg, de geestelijke gezondheidszorg, de ziekenhuizen of de ouderenzorg. One size fits all, gaat bij regionalisatie niet op.  Verder vindt die regionale coördinatie in dun bevolkte gebieden met grote afstanden  anders plaats dan in de Randstad. Tenslotte wijs ik erop dat regionalisatie  communicatie tussen professionals veronderstelt. Anno nu betekent dit grote interoperabiliteit tussen IT systemen van zorgaanbieders en burgers.

Minister De Jonge, loopt u niet vast?

Ik hoop dat De Jonge het container begrip regionalisatie per ervaren gezondheidsvraagstuk en per sector verschillend invult. Want anders loopt regionalisatie vast in de karresporen uit de jaren vijftig en tachtig van de vorige eeuw. 

Dit artikel verscheen eerder als column in Zorgvisie