Guus Schrijvers

Welcome to Guus Schrijvers

Haal druk van de jeugdzorg af door sterke sociale basis en preventie in wijk en onderwijs

Interview met Ronald de Meij (wethouder gemeente Zwijndrecht).

Weliswaar lijkt het aantal jongeren dat een jeugdzorgtraject start te dalen, maar de afgesloten trajecten duurden gemiddeld langer én één op de tien jongeren tot 23 jaar ontving in 2020 jeugdzorg (CBS). De 345 gemeenten zijn verantwoordelijk om hier iets aan te doen. Hoe pakt een gemiddelde gemeente (circa 45.000 inwoners) dit aan? Redacteur Paul van der Velpen ging in gesprek met Ronald de Meij, nu wethouder zorg in de gemeente Zwijndrecht en vroeger directeur van de GGD Zeeland

Wat viel je op toen je in 2018 begon?

“Wat opvalt is dat we in Nederland goed zijn in de goede dingen opschrijven, maar we laten twee dingen liggen. Allereerst: we werken niet cyclisch bij de uitvoering van onze plannen. We schrijven een mooi plan waar niemand tegen kan zijn, we kiezen de goede thema’s, zetten activiteiten in die er mooi uitzien en goed klinken, maar werken ze ook?  We vergeten nogal eens om de  plan-do-check-act cyclus zorgvuldig te doorlopen en slaan vooral het verzamelen, analyseren en duiden van de data en het bijsturen over. Hoe kunnen we dan weten of het beleid werkt? Zetten we de meest effectieve interventies in? Natuurlijk hoef je niet in elke gemeente elke activiteit op effect te onderzoeken. Als een activiteit bewezen effectief is in gemeente X dan kun je ervan uitgaan dat die activiteit, mits goed uitgevoerd, ook in Zwijndrecht effectief is. Uiteraard moet je wel monitoren, met name de kwaliteit van de uitvoering, en – zo nodig- bijsturen. Gemeenten werken      niet data-gericht. En er zijn  zo veel data beschikbaar: bij CBS, Trimbos, jeugdgezondheidszorg, scholen, GGD, zorgverzekeraars.  Daar maken gemeenten nauwelijks gebruik van.

Ieder in zijn eigen kolom?

“Het tweede wat opvalt is dat iedereen opgesloten zit in zijn eigen kolom, met een eigen beleid, jargon, belang en budget. Er wordt niet effectief samengewerkt op de enorme opgaven waar we voor staan in het sociaal-gezondheid domein. Hiermee bedoel ik de toenemende gezondheidsverschillen, de hardnekkige kansenongelijkheid en het rap oplopende tekort op de arbeidsmarkt. We moeten op een andere manier gaan werken in het sociaal-gezondheidsdomein om het tij te keren. Laten we nu echt samen met inwoners, ouders, jongeren kijken naar wat voor hen in voldoende mate werkt, los vanuit welke wet of regeling het wordt gefinancierd. Veel meer inzetten op een stevige sociale basis en preventie. Het klinkt eenvoudig en logisch,  maar het staat haaks op hoe het stelsel in Nederland is georganiseerd: veel te ingewikkeld, verschillende (overlappende) financiers, enorm verkaveld, veel te veel instituten en organisaties die ongeveer hetzelfde doen.”

Hoe zie je de rol van de gemeente?

Ronald: “de gemeente moet een grotere meer integraal regisserende rol spelen. Uiteraard samen met anderen. Er  is een sterker sociaal domein, inclusief het onderwijs, nodig om de instroom in jeugdzorg te verminderen en uitstroom te bevorderen. De scheiding tussen de diverse kolommen in het gemeentelijk apparaat helpt daarbij niet. Als wethouders kun je ook soepeler omgaan met die scheiding. Neem de schuldhulpverlening. Dat is een belangrijke taak van de gemeente. Een collega-wethouder heeft het in zijn portefeuille, maar hij vindt het geen enkel punt als ik me ermee bemoei en vice versa.”

Wat hebben jullie als eerste opgepakt?

“Twee jaar geleden zijn we ambtelijk en bestuurlijk in een hok gaan zitten om in kaart te brengen wat we zien gebeuren in het sociaal domein. We kwamen tot de slotsom dat we een versnipperd en onsamenhangend sociaal domein hadden laten ontstaan, niet naast inwoners stonden, de focus lag op de uitvoering van regelingen en wetten zonder naar het totaalplaatje te kijken. Daar kwam bij dat  dat de kosten pijlsnel aan het stijgen waren en onvoorspelbaar waren: kortom geen gebrek aan urgentie. Kort door de bocht:  niet iedereen kreeg de benodigde zorg en ondersteuning en tegelijk stegen zowel de zorgvraag als de daarmee gepaard gaande kosten explosief. Wat we onder andere  hebben gedaan is dat we de toegang tot het sociaal domein, inclusief de jeugdhulpverlening drastisch wijzigden. Voortaan loopt de toegang via  het sociaal wijkteam; dit richt zich op alle burgers, zowel jeugd als volwassenen, want we willen integraal kijken naar huishoudens.

En we zoeken als gemeente contact met kinderopvang en onderwijs. Want dat is voor  kinderen het 2e opvoedmilieu, en voor sommige kinderen helaas het eerste. Over de afstemming met het onderwijs is intensief contact in het OGOO (=op overeenstemming gericht overleg). Daarin hebben we gezamenlijk geconstateerd “we doen van alles, maar we weten eigenlijk niet hoe effectief het is wat we doen met passend onderwijs.” Gemeente en onderwijs willen we beter verbinden. Voor alle locaties voor basis- en voortgezet onderwijs is nu een vaste schakel vanuit het wijkteam: een sociaal scout die laagdrempelig mensen in armoede helpt vanuit het onderwijs. Ook het jongerenwerk wordt ingezet in het onderwijs. Echter al die interventies hebben nog niet geleid tot echt passend onderwijs en passende onderwijs – zorg arrangementen. Om als gemeenten en scholen integraler en effectiever te werken, hebben we onlangs gezamenlijk een kwartiermaker aangesteld. Daar verwachten we veel van.”

Wat is belangrijkste uitgangspunt gebleken afgelopen jaren?

Ronald: “Wij denken vanuit “achter de voordeur”, integraal maatwerk is leidend bij de aanpak. Daarom hebben we de toegang tot gespecialiseerde hulp drastisch gewijzigd. Dat doen we vanuit een brede aanpak: van opvoedondersteuning, jeugdhulp, werk voor senioren tot schuldhulpverlening. We hebben alle specialisten bij elkaar gezet in ons Vivera Sociaal Wijkteam

Zorgmariniers

“Op de top van deze Pyramide staan onze zorgmariniers. De twee zorgmariniers worden ingezet voor inwoners, huishoudens die vastlopen in ons systeem van zorg en ondersteuning. Ze mogen door alle kolommen breken om een casus opgelost te krijgen. Het is vergelijkbaar met de doorbraakmethode. Heel lokaal, heel pragmatisch, heel effectief. Het kan zo zijn dat de gemeente schulden overneemt om rust in een gezin te krijgen, of dat er huisvesting en werk is geregeld als iemand uit de gevangenis wordt ontslagen om te voorkomen dat iemand weer in het criminele circuit zijn weg gaat zoeken. De zorgmariniers zijn in dienst van de gemeente, hebben mandaat van de wethouders en burgemeester, en zijn heel ervaren.”

Hoe zorgen jullie voor verbinding tussen sociaal en medisch domein?

“De verbindingen zijn cruciaal. Veel problemen kunnen niet effectief vanuit één kolom worden aangepakt. De  onderliggende factoren van veel medische problemen liggen op het sociale vlak: relatieproblemen, financiële problemen, werkproblemen, eenzaamheid, opvoedingsproblemen. Daar speelt ons sociaal wijkteam een belangrijke rol, en de zorgmarinier. Maar mensen kunnen ook aankloppen bij een huisarts.

Huisartsen zijn zwaar belast en hebben weinig tijd om een gezin met complexe problemen goed te helpen. Daarom zijn we met huisartsen in gesprek gegaan, en hebben op hun verzoek gezorgd voor een knop  in hun registratiesysteem waarmee ze meteen contact kunnen leggen met het sociaal wijkteam. Dat sociaal wijkteam gaat dan gelijk met de vraag gaat aan de slag. Daarmee hebben we de huisartsen ontzorgd en versterken we de sociaal-medische aanpak op een simpele manier.  Doelgericht, samen, pragmatisch: zo werken we aan een betere verbinding tussen medische en sociaal domein.”

Hoe zie je de rol van jeugdgezondheidszorg?

“Jeugdgezondheidszorg heeft een enorme potentie voor de aanpak van de opgaven in het sociaal medische domein.  Ze komen achter de voordeur, hebben een langdurige relatie met gezinnen en zijn vaak aanwezig op school. De verbindingen met het sociaal domein in de wijk en de scholen kan nog veel beter. Ik wil jeugdgezondheidszorg oproepen: ga de wijk in, ga op in het lokale sociale-medische domein/het wijkteam en wees zichtbaar en aanwezig op alle scholen! Zorg dat op elke school een verpleegkundige of arts is die wordt gekend.” 

Welke aanleidingen zie je om zo te gaan sleutelen aan het voorveld?

“Een halfjaar geleden was er een hele concrete aanleiding. We hoorden dat circa 20 kinderen van 4-5 jaar ondanks alle voorzieningen geen Nederlands spraken, gedrag vertoonden wat deelname aan het reguliere onderwijs in de weg staat en dus niet in staat waren om met primair onderwijs te beginnen. Dat hebben we niet geaccepteerd: alle kinderen hebben recht op onderwijs! Ik heb alle betrokken organisaties bijeengeroepen en opdracht gegeven om uit te zoeken hoe dit kon gebeuren. Per kind/ gezin is de situatie in kaart gebracht , en is gezorgd dat kinderen weer naar school konden gaan. Het is belangrijk om zo’n concrete aanleiding te gebruiken om te veranderen. Toen ik hierover hoorde stelde ik “die kinderen gaan wel naar school, we gaan het met elkaar mogelijk maken¨. We hebben geregeld  wat  nodig is. De gemeente stond garant voor eventuele financiële issues. We hebben het aangestuurd als een crisis, ervan geleerd, en partijen aangesproken.”

Corona maakte jeugdproblemen zichtbaar

“De tweede urgentie is corona; dat heeft aantal zaken zichtbaar gemaakt. Ik hoor van diverse kanten dat het gedrag van veel kinderen op school heel lastig is. Leraren zijn meer bezig met reageren op dat gedrag dan met leren. Daarom hebben we op verzoek van de scholen coaches ingehuurd om leerlingen en leerkrachten daarbij te helpen. Uit diverse onderzoeken blijkt dat de afgelopen twee jaar Corona langer durende effecten heeft bij de jeugd. Er is veel meer somberheid en ook is de sociale ontwikkeling achtergebleven.  Het gaat de verkeerde kant op met de mentale gezondheid van onze jeugd, de jeugd-GGZ komt om in het werk. We moeten dit echt anders gaan aanpakken.”

Geen afrekencultuur in het onderwijs

“Als ik met ouders praat die al wat langer te maken hebben met jeugdzorg hoor ik bijna altijd dat het moeilijk voor ze is om voor hun kind een passende, goede school te vinden.  Scholen zijn ingericht op het gemiddelde kind en niet op kinderen die niet helemaal in het ¨normale¨ plaatje passen. School is een belangrijk onderdeel van de preventie-infrastructuur. Uit onderzoek blijkt dat de jeugd al vanaf groep 7 – 8 veel stress heeft door de  prestatiedruk en  sociale druk. Ze voelen dat ze onderdeel zijn van een afrekencultuur waarin je er bij hoort als je voldoendes haalt en ook aan het uiterlijke plaatje voldoet en anders buitengesloten wordt.”

Diskwalificeer geen enkel kind

“Het schoolstelsel is een van de belangrijkste domeinen om het beter te gaan doen. Als ik b.v. kijk naar het rapport van mijn jongste dochter dan is dat een overzicht met tientallen gekleurde grafieken die aangeven of ze tot de top 20% of tot de slechtste 20% van de leerlingen op een bepaald onderdeel scoort. Je zal toch maar 8 jaar lang in de slechtste rode gebieden scoren. Als je uitgaat van gemiddelden is er altijd, hoe goed je ook bent, 20% van het totaal aantal kinderen dat aan de onderkant scoort. Selectie en exclusie is daarmee structureel ingebakken in het onderwijs. Het klinkt hard maar mijn beeld is dat we een negatief systeem hebben gecreëerd , waarin een deel van onze jeugd al op twaalf jarige leeftijd wordt gediskwalificeerd. Belangrijke vraag is: hoe zou zo’n toekomstig stelsel eruit moeten zien?“                    

Welke effecten zagen jullie in afgelopen vier  jaar?

“Het belangrijkste vind ik dat we uit de samenleving horen dat de hulp en ondersteuning in het sociaal domein veel beter bekend is. Het belang en de meerwaarde van een integrale aanpak echt op maat van onze inwoners wordt gezien en dat vertelt zich ook door. Ik spreek ook veel professionals en dan merk ik  ook dat er een breed draagvlak is voor de beweging die we hebben ingezet en dat ze zich ook medeverantwoordelijk tonen en trots op de resultaten. Als lokale wethouder hoor ik  dat terug in de vele contacten die ik professioneel en privé heb in onze stad.”

Kostengroei jeugdhulp  is flink afgevlakt

Natuurlijk kijken we ook goed naar de feiten. Op waarstaatjegemeente zul je zien dat het aantal kinderen in Zwijndrecht dat in aanraking is met jeugdhulp iets hoger is dan landelijk gemiddelde. Dat komt voor een flink deel door het woningbestand, bijna 40% sociale huurwoningen, veel in het lagere segment. Daar wonen vanzelfsprekend relatief veel kwetsbare gezinnen, bovendien zijn de wijken niet gemengd wat dit aspect betreft. Door hoger beroep op jeugdhulpverlening stegen ook de kosten voor jeugdzorg fiks. Maar dat is flink afgevlakt en we blijven binnen de financiële kaders.

Vele concrete resultaten

Concrete resultaten zijn:

  • Doorbraken in 300 casussen via de zorgmarinier met als resultaat juiste zorg voor inwoners.
  • We zijn een proeftuin gestart waarbij de scheiding tussen domeinen is opgeheven, hierin werken sociaal wijkteam en diverse instanties integraal voor 92 huishoudens
  • 128 ouders worden ondersteund door de sociaal scout bij armoedeproblematiek, laagdrempelig vanuit school.
  • Verwijzing van huisartsen naar  wijkteams is verbeterd
  • Realisatie ketenaanpak Kinderen naar gezonder gewicht in Zwijndrecht
  • Breed motorisch testen is ingevoerd op 14 bassischolen
  • De groei van het aantal kinderen die door aanbieders van gespecialiseerde jeugdzorg worden geholpen is gedaald. We zien wel dat de kosten per kind zijn gestegen.
  • Als we naar de totale jeugdzorg kosten kijken en we zetten dat af tegen wat we van het rijk krijgen dan komen we vanaf vorig jaar uit. at is inclusief de extra middelen die het rijk beschikbaar heeft gesteld. Hoe de komende jaren er uit gaan zien is nog onzeker.
  • Inzet  Sport op recept  voor jongeren met als resultaat het voorkómen van geïndiceerde jeugdhulp (11 jongeren in 2020, 16 in 2021)
  • 125 kinderen in traject voor- en vroegschoolse educatie gericht op bestrijding van achterstanden en  85 kinderen volgden de zomerschool in 2021.
  • We zijn met onderwijs in gesprek over de meest effectieve inzet van VVE middelen die de gemeente en scholen gezamenlijk ontvangen.    

Waar het gaat om datagericht werken, hebben we het afgelopen jaar grote stappen gezet. We hebben een dashboard sociaal/wonen gebouwd.  We  zijn hard bezig om ervoor te zorgen dat het gebruik van data en databronnen bij alle beleidsontwikkelaars in onze gemeente in het systeem zit. Zo gaan we steeds meer in de PDCA cyclus werken, het geheel stap voor stap verbeteren en zo een stevig en goed sociaal-medisch stelsel waarborgen.

Pandemie beïnvloedt mentale gesteldheid jongeren.

Door Ina Boerema, Projectleider suïcidepreventie & aanpak mensen met onbegrepen gedrag.

Recensie van “Rapid Systematic Review: The Impact of Social Isolation and Loneliness on the Mental health of Children and Adolescents in the Context of COVID-19 (Loades et al, 2020) “

Isolatie en de gevolgen

Citaat (vertaald):

“De Covid-19 pandemie heeft ervoor gezorgd dat de overheid verschillende maatregelen neemt om de verspreiding van het virus te remmen. Voor kinderen en adolescenten betekent dit bijvoorbeeld geheel of gedeeltelijke schoolsluiting, sociale afstand en thuis quarantaine. Kinderen en adolescenten ervaren daardoor psychische isolatie van hun vrienden, docenten, familieleden en hun sociale netwerk”.

De onderzoekers in dit artikel focussen op de negatieve gevolgen voor de psychische gezondheid van een vorm van isolatie bij kinderen en adolescenten. Zij geven aan dat quarantaine bij volwassenen leidt tot negatieve psychologische effecten, zoals verwardheid, boosheid en post-traumatische aandoeningen. De duur van de isolatieperiode heeft invloed op de ernst van de mentale problemen, net als financiële onzekerheid, gebrek aan informatie en angst voor infectie.

De onderzoekers gaan er daarom vanuit dat de kans bestaat dat het sluiten van scholen en sociale afstand, zorgt voor meer mentale problemen bij adolescenten. Hoewel sociale isolatie niet één op één gelieerd is aan eenzaamheid, blijkt uit onderzoek dat een derde van de adolescenten meer eenzaamheid ervaart sinds het begin van de Covid-9 pandemie. De helft van de mensen tussen 18 en 24 jaar zijn eenzaam gedurende de lockdown. Adolescenten en jong volwassenen lopen een groter risico op het ontwikkelen van mentale problemen dan volwassenen.

Eenzaamheid en mentale problemen

Om na te gaan wat de relatie is tussen eenzaamheid en mentale problemen bij gezonde kinderen en jongeren, hebben de onderzoekers een literatuurstudie uitgevoerd. Ze includeerden 63 studies over de relatie tussen eenzaamheid en mentale problemen, waarvan 1 studie een retrospectieve studie was over de gevolgen van een pandemie en sociale isolatie als gevolg daarvan.

Conclusie: eenzaamheid kan psychische problemen bij kinderen en jongeren zeker verergeren en kan ook in de toekomst leiden mentale problemen, tot 9 jaar na dato. Depressie komt het vaakst voor. Meisjes zijn vaker depressief, jongens vaker angstig. Daarnaast komen stoornissen als PTSS en andere trauma gerelateerde aandoeningen vaker voor na of tijdens eenzame periodes.

Door de langdurige sluiting van de scholen, bibliotheken en het uitgaansleven, zijn jongeren aangewezen op digitale ontmoetingen en fysieke contacten binnen een kleinere sociale ‘bubbel’. Daarnaast missen jongeren ook kansen doordat het lastiger is om werk te vinden of toekomstplannen te maken.

Belangrijk is dat jongeren het gevoel hebben deel uit te maken van een groep, dat ze zichzelf in anderen herkennen en dat ze weten bij wie ze terecht kunnen voor ondersteuning. Dat kan bijvoorbeeld ook door vanuit het onderwijs niet alleen in te zetten op het bijhouden van de cognitieve vaardigheden, maar ook een (digitale) omgeving te creëren waarin ook sociaal aandacht is voor elkaar. Jongeren zijn over het algemeen vaardig in de digitale omgeving. Via sociale media, maar ook via gamen is het ook mogelijk om elkaar sociaal te ontmoeten. Op die manier kan een deel van de gevoelens van eenzaamheid en het nergens meer vanzelf bij horen worden aangepakt.

Preventie van mentale problemen

Het ontwikkelen van psychische klachten kan te maken hebben met een vorm van kwetsbaarheid, maar, zoals blijkt uit het onderzoek, eenzaamheid en sociale isolatie kan er voor zorgen dat jongeren sneller klachten krijgen. Om die reden lijkt het me belangrijk om vooral op preventie van mentale problemen in te zetten. Behandeling ervan is uiteraard noodzakelijk, maar beter is het voorkomen van mentale problemen. Niet alleen uit economisch oogpunt, maar ook omdat de wachtlijsten voor behandeling lang zijn en omdat het ontwikkelen van een psychische aandoening langdurige nadelige gevolgen kan hebben. 

Het ontwikkelen van games en andere digitale mogelijkheden op sociale media, waarin het sociale aspect en het ontmoeten van elkaar voorop staat zou meer aandacht moeten krijgen. Ook voor de behandeling van psychische problemen en vormen van zelfhulp, wordt inmiddels veelvuldig gebruik gemaakt van digitale mogelijkheden en vormen van blended hulp en ondersteuning. Dus deels een digitaal aanbod en deels fysiek. De mogelijkheden hiervoor zijn nog lang niet uitgeput en verdienen meer aandacht en ontwikkeling.

Gelukkig gloort er enige hoop aan de horizon wat betreft het aanpakken van de pandemie en daarmee het langzaam weer openstellen van de maatschappij. Voor jongeren is dat heel belangrijk, om te voorkomen dat er straks nog meer mensen professionele hulp nodig hebben ten aanzien van psychische problemen.

Rol van de overheid: deltaplan Jeugd

Ook de overheid is inmiddels doordrongen van het feit dat er voor jongeren meer aandacht moet komen om te voorkomen dat zij massaal uit de boot vallen straks. Gebleken is dat de coronacrisis jongeren hard raakt, door middel van:

  • Impact op leerachterstanden en kansengelijkheid
  • Verlies van bijbaantjes en minder perspectief op werk na opleiding
  • Minder kans op een starterswoning (meer dak- en thuislozen)
  • Minder mogelijkheden voor sociale interactie met leeftijdsgenoten
  • Jongeren hebben meer mentale gezondheidsproblemen (somberheid, eenzaamheid, kwaliteit leven) dan volwassenen

Om die reden hebben Kamerleden de regering verzocht te komen tot het initiatief een Deltaplan Jeugd, voor juli 2021. Kernpunten hiervan zijn het beperken van schade van de coronaperiode voor (kwetsbare) jongeren. Gericht op sociaal en mentaal welzijn, zorg en veiligheid. Het overkoepelende doel is dat jongeren sterker uit de crisis moeten komen en dat er perspectief moet zijn op bestaanszekerheid, zoals onderwijs, arbeidsmarkt en woningen. Voor dit plan wordt 200 miljoen euro beschikbaar gesteld. Ook uit dit plan blijkt dat de overheid vooral inzet op preventie, dus het voorkomen dat jongeren straks massaal psychische aandoeningen ontwikkelen. Door in te zetten op erkenning van wat de maatregelen voor hen betekenen en inzetten ondersteuning bij het helpen oplossen van de gevolgen ervan.

Kijk op de congresagenda van de Guus Schrijvers Academie: Op 11 juni 2021 vindt het Congres Het Relaxte Kind plaats. Vooraanstaande sprekers delen dan actuele inzichten over deze onderwerpen. Alle congressen van de Guus Schrijvers Academie zijn ook online te volgen!

Oefening baart kunst…5 jaar jeugdzorg en jeugdgezondheidszorg bij gemeenten

Beschouwing en lessen, door Igor Ivakic

Inleiding

De gemeenten zijn sinds 2015 naast o.a. de jeugdgezondheidszorg tevens verantwoordelijk voor de jeugdzorg. Daarmee komt een breed jeugddomein onder regie van gemeenten. Met decentralisatie wil de overheid enerzijds de goede hulp zo vroeg en dichtbij mogelijk aanbieden en anderzijds de druk op de voorzieningen verlagen door o.a. in te zetten op preventie, de-medicalisering en normalisering. Het effectief organiseren van de toegang en de slimme verbinding met het preventieveld bepaalt in hoge mate het succes van de uitvoeringspraktijk van de Jeugdwet. Afgelopen jaren is er daarom ook veel inspanning gedaan door gemeenten om juist de toegang tot jeugdhulp goed te organiseren. In sommige gevallen is dat begeleid door een onderzoek.

De zorgcontext en beleid versus uitvoering

Zo heeft Tilburg University een driejarig onderzoek gedaan naar de vraag wat de samenhang is tussen de manier waarop de gemeentelijke toegang tot jeugdhulp is vormgegeven en de inzet van gespecialiseerde jeugdhulp. Dit onderzoek is uitgevoerd in vier West-Brabantse gemeenten: Breda, Oosterhout, Roosendaal, en Woensdrecht. Wat dit onderzoek laat zien is dat een decentraal jeugdstelsel een complex geheel is. Het is een breed domein waar vele factoren een belangrijke rol kunnen spelen. Het antwoord op de vraag betreffende de samenhang tussen de vormgeving van de gemeentelijke toegang tot de jeugdhulp en de inzet van gespecialiseerde jeugdhulp blijkt hierdoor lastig te geven. Het onderzoek laat zien dat voor de gemeenten veel contextfactoren, zoals inzet van preventie of het doorverwijzen door huisartsen, van invloed zijn op de mate waarop het beroep gedaan wordt op gespecialiseerde jeugdhulp. Van het voorliggend veld en preventie wordt veel verwacht om de transformatiedoelen te bereiken. De onderzoekers geven aan dat de mogelijkheden van beiden meer benut kunnen worden, maar vermoedelijk vergt dat tijd en energie om alle partners in het voorliggend veld zodanig in stelling te brengen, dat zij een meer substantiële bijdrage aan de transformatie kunnen leveren. In de praktijk blijkt verder dat voor sommige onderzochte gemeenten binnen de gegeven financiële randvoorwaarden het nog steeds een uitdaging is om de uitgangspunten van de jeugdwet met elkaar te verenigen. Op bestuurlijk-/ beleidsniveau is er weliswaar steeds meer aandacht voor de kosten van jeugdhulp. Op het niveau van de jeugdprofessionals wordt voornamelijk focus gelegd op de kwaliteit van hulp. Op de kosten wordt dus ook niet expliciet gestuurd; deze zijn op uitvoerend niveau nooit doorslaggevend, blijkt uit dit onderzoek.

Inkoopstrategie bijt in eigen staart

Het tweede onderzoek dat we in dit kader onder uw aandacht willen brengen ligt in de verlengde van het bovengenoemde. Stichting Alexander en Verwey-Jonker Instituut hebben in opdracht van de gemeente Amsterdam een kwalitatief onderzoek gedaan naar de mate waarin de inkoopstrategie specialistische zorg in de regio Amsterdam-Amstelland en Zaanstreek-Waterland de jeugdhulp effectiever en efficiënter maakt. In 2018 is de regio Amsterdam-Amstelland en Zaanstreek-Waterland begonnen met de nieuwe inkoopstrategie specialistische hulp. Daarmee wil de regio de jeugdhulp effectiever én efficiënter maken. En tegelijkertijd breder kijken naar welke ondersteuning gezinnen nodig hebben. Met de inkoopstrategie beoogt men vier doelen te bereiken:

1. Meer regie bij ouders en jeugdigen.

2. Meer integraal werken.

3. Betere samenwerking tussen ketenpartners.

4. Meer resultaatsturing.

Evaluatie van de werkwijze van de inkoopstrategie bleek niet mogelijk omdat gaande het onderzoek meerdere wijzigingen doorgevoerd zijn in de procedure van het doorverwijzen van kinderen en ouders. De administratieve last is door snel opeenvolgende wijzigingen alleen maar toegenomen, dat geven verschillende betrokkenen aan in dit onderzoek. De ontwikkelingen in de context van de inkoopstrategie bleken tevens relevant voor de uitkomsten. Zo gaan bijvoorbeeld de groeiende wachtlijsten en budgetplafonds van zorgaanbieders ten koste van eigen regie van jongeren en ouders. De stijging van de kosten van de specialistische jeugdhulp leidt tot een bijkomend doel; namelijk het terugdringen van deze kosten dat in de praktijk lastig te verenigen is met de oorspronkelijke doelen.

Hobbels in de samenwerking

Er is in dit onderzoek ook te lezen dat de betrokkenen verschillende perspectieven hebben op het concept ‘eigen regie’ en daarmee ook verschillende verwachtingen hebben over de rol die ouders en jongeren innemen als ook over wat de reikwijdte van eigen regie is. Integraal werken en samenwerken in de keten, twee expliciete doelen van de inkoopstrategie bleken in de praktijk ook moeilijk van de grond te komen. Verregaande formalisering van de samenwerking heeft tot de afstand geleid in plaats van de sterkere verbindingen tussen diverse professionals. De laatsten geven in het onderzoek aan dat ze in hun beleving voor 2018 beter onderling samenwerkten. Resultaatsturing lijkt wel toe geleid te hebben dat professionals zich meer bewust zijn van de kosten van de jeugdhulp.

Drie lessen na vijf jaar

Goede toegang tot jeugdhulp organiseren vergt dus veel geduld en wendbaarheid van alle betrokkenen. De hierboven kort geschetste onderzoeken geven ons een goede inkijk in de werkelijkheid waarin gemeenten zich nu bevinden; het continu zoeken naar de juiste verbindingen en het samen leggen van een ingewikkelde puzzel n.a.v. de decentralisatie. Het is te prijzen dat gemeenten in dit proces een onderzoekende houding aannemen en zich een spiegel door de onderzoekers laten voorhouden. De geleerde lessen kunnen bijdragen aan de steeds betere toegang tot jeugdhulp. We halen uit de rijke opbrengst van beide onderzoeken drie belangrijke aanknopingspunten voor de toekomst. Ten eerste het besef dat er niets op zichzelf staat en voortdurend in de interactie is met eigen context. Zowel op het niveau van beleid en bestuur als ook op het uitvoeringsniveau van de professionals is het dus essentieel om breed te kijken. Dat voorkomt enerzijds dat je later voor de onaangename verassingen komt te staan en anderzijds stelt het je in staat om wendbaar te zijn zonder je opdracht uit het oog te verliezen. Daarnaast leren we van deze onderzoeken hoe belangrijk het is om beleids- en werkconcepten mét elkaar te definiëren, waardoor je miscommunicatie in ieder geval verkleint en ook veel beter verwachtingen over en weer kunt afstemmen. De laatste en zeker niet de minste les die we hier uit kunnen trekken is het belang om preventie in de brede context van het jeugddomein stevig te positioneren en daar ook in te investeren. Dat is dikwijls een politieke keuze. Decentralisatie is vijf jaar verder. Gemeenten blijven aan zet om goede toegang tot de jeugdhulp te organiseren. In het leggen van soms ingewikkelde puzzel leren we van beide onderzoeken dat een goede toegang tot jeugdhulp om een brede blik, wendbaarheid en investering in preventie vraagt.

Jeugdzorg blijft duur zonder overleg met huisartsen

De laatste jaren stijgt het aantal kinderen dat bij de jeugdzorg terecht komt met 5% tot 10% per jaar. Het aantal verwijzingen naar jeugdzorg via scholen en jeugdgezondheidszorg daalt. Het aantal verwijzingen via de huisarts stijgt. Gemeenten zouden hierover met regionale huisartsenverenigingen om de tafel moeten gaan zitten. Ze kunnen dan samen nadenken over nieuwe beslisbomen, richtlijnen en zorgpaden die het gebruik van gespecialiseerde jeugdzorg terugdringen.

Twee verwijsroutes
Een kind met opgroei- of opvoedproblemen komt via twee routes terecht bij de jeugdzorg. De eerste route is via de school en/of de jeugdgezondheidszorg .De leerkracht verwijst het kind eerst naar het schoolgebonden zorg-adviesteam. Als dit team de problemen van het kind niet aan kan, sturen ze het door naar Bureau jeugdzorg.
De tweede route loopt via huisartsen. Die ontmoeten een kind met psychische problemen op hun spreekuur, stellen een voorlopige diagnose en verwijzen door naar jeugdpsychiaters of gezondheidspsychologen. Sinds begin dit jaar ontvangen deze laatste professionals hun inkomsten van de gemeenten en niet meer van de zorgverzekeraars.

Psychopathologiseren
De laatste jaren steeg het aantal kinderen dat bij de jeugdzorg terecht kwam met 5% tot 10% per jaar. Dat is opmerkelijk. Want de Nederlandse kinderen scoren internationaal het hoogst op meetlatten voor somatische en geestelijke gezondheid. De belangrijkste verklaring voor het toenemend aantal verwijzingen is dat ouders hun kinderen met problemen psychopathologiseren. Ze zijn pas gerustgesteld als hun kind een etiket heeft van ADHD, PD NOS, discalculie of dislectie. Ik zeg het hier kort door de bocht. In mijn boek Zorginnovatie volgens het Cappuccinomodel ga ik in op andere mogelijke verklaringen en wijs die af op grond van eerder onderzoek.

Stigmatiseren
Door etiketten te plakken op het kind stigmatiseren de ouders hun kind en zoeken zij oplossingen bij het kind en niet bij zichzelf. Misschien zijn zelf wel te druk, geven zij het verkeerde voorbeeld of hebben zij een vechtrelatie. Dan zit het kind in de problemen en niet het probleem in het kind.

Kloof
Het centrum voor Jeugd en Gezin als zorgpiramideOp dit moment overleggen scholen en jeugdgezondheidszorg enerzijds en huisartsen anderzijds niet met elkaar over kinderen met problemen. Terwijl zij elkaar zo goed zouden kunnen aanvullen: de huisarts kent de thuissituatie goed en de jeugdarts weet veel van het gedrag op school. Er bestaat een grote kloof tussen beide routes: de getoonde afbeelding illustreert dat en is afkomstig uit mijn boek.

Huisartsen
De route via de school en de jeugdgezondheidszorg leidt thans tot minder verwijzingen naar de jeugdzorg. Beiden hebben veelal goede relaties met de gemeentelijke gebiedsteams of zijn voor het deel hulpverlening daarin opgegaan. Dat geldt niet voor de huisartsen. Die werken nog steeds zoals in de afgelopen jaren. Vele gemeenten maken zich thans ongerust over de groeiend aantal verwijzingen via de huisartsen. Het lijkt erop dat het afremmen via route 1 leidt tot meer gebruik van route 2 als sluiproute. Al die ervaringen verzamelde ik op 15 oktober tijdens een ontmoeting met ambtenaren en wethouders.

Draagvlak
Huisartsen hebben een goede naam in het terugdringen van gespecialiseerde zorg. Menig patiënt die zij vroeger doorverwezen naar een internist, longarts of cardioloog behandelen zij nu zelf. Of zij stimuleren patiënten om zichzelf te monitoren en zichzelf gezond te houden. Van daaruit redenerend moet er draagvlak te vinden zijn bij huisartsen om ook het verwijzen naar de jeugdpsychiatrie en gezondheidspsychologen terug te dringen.

Regionaal overleg
Ik heb de gemeenten aangeraden eerst contact te zoeken met de regionale huisartsen vereniging en daarna pas met individuele huisartsen in een wijk. Op regionaal niveau kunnen ze gaan nadenken over nieuwe beslisbomen, richtlijnen en zorgpaden die het gebruik van gespecialiseerde jeugdzorg terugdringen. Zonder zo’n regionaal overleg blijft de jeugdzorg duur en zwaar belast.

Jeugd(gezondheids)zorg verklaart te veel en lost te weinig op

Solution Focused Therapy ofwel oplossingsgerichte therapieën worden steeds populairder in de jeugdgezondheidszorg en de jeugdzorg. De al dan niet terechte kritiek is dat professionals in deze sector te vaak opvoed- en opgroeiproblemen verklaren en te weinig eraan doen. Wat heeft het voor zin om vast te stellen dat een probleem van een kind is ontstaan in de allervroegste jeugd? Interessanter is de vraag: wat kan je eraan doen om het probleem op te lossen? Bij een oplossingsgerichte therapie gaat de professional in dialoog met het kind of de ouders. Samen zoeken naar een oplossing. Of deze nu evidence based is of alleen werkt bij die ene patiënt, maakt niet uit.

Congres Centrum Jeugd en Gezin

Op het congres ‘De verbindende kracht’ van het Centrum voor Jeugd en Gezin, dat op 26 september plaatsvindt, komt deze nieuwe stroming van oplossingsgerichte behandelingen uitgebreid aan de orde, zowel in plenaire lezingen als in workshops.

In een van de workshops pleit ik ervoor dat jeugdartsen gaan werken als huisartsen: wijkgericht, gezinsgericht (één jeugdarts en één jeugdverpleegkundige per gezin) en met spreekuren zoals huisartsen die hebben. Heb je interesse in dit onderwerp? lees dan de congresbrochure en kom naar dit congres.