Guus Schrijvers

Welcome to Guus Schrijvers

IJsland, jongeren en preventie

Lian Smeets – Onderzoeker en adviseur lokaal middelenbeleid bij het Trimbos-instituut.

Sinds de introductie van het IJslandse preventiemodel, twintig jaar geleden, is het middelengebruik onder IJslandse jeugd sterk gedaald (zie figuur 1) en behoren zij nu tot de minst gebruikende jongeren in Europa. Wat hebben ze in IJsland gedaan? En vooral: wat kunnen Nederlandse gemeenten daarvan leren? Zes Nederlandse gemeenten helpen die vraag te beantwoorden in een pilot (2018-2021). Zij verkennen, samen met het Trimbos-instituut en het Nederlands Jeugdinstituut (NJi), hoe Nederlandse gemeenten de IJslandse aanpak succesvol kunnen gebruiken. Lian Smeets doet hieronder verslag over de Nederlandse ervaringen.

Figuur 1: Middelengebruik onder 15- en 16-jarige IJslandse jongeren.

Waarom jongeren drinken, roken en drugs gebruiken

De eerste stap die ze in IJsland hebben gezet, is nagaan hoe het komt dat jongeren wel of geen middelen gebruiken. Ook is gekeken welke zaken van invloed zijn op het welbevinden van jongeren. Uit de wetenschappelijke literatuur hebben de IJslanders de belangrijkste omgevingsfactoren geselecteerd die het risico op middelengebruik verkleinen (beschermende factoren) of het risico vergroten (risicofactoren). Deze zijn grofweg op te delen in vier domeinen of omgevingen: Gezin, Peergroep (vrienden en leeftijdsgenoten), School en Vrije tijd (zie figuur 2). Hieronder vallen factoren zoals emotionele support van ouders en deelname aan professioneel begeleide vrijetijdsactiviteiten, die een beschermende werking kunnen hebben op het middelengebruik van jongeren. Binnen deze domeinen vallen ook factoren zoals laat buiten rondhangen of pesten, die het risico op middelengebruik vergroten.

Figuur 2: De domeinen in het IJslandse preventiemodel.

Meten is weten

Om na te gaan hoe het gaat met de IJslandse jeugd, maken ze in IJsland gebruik van een jaarlijkse monitor. Op school worden alle leerlingen van 10 tot 20 jaar jaarlijks bevraagd door middel van een uitgebreide vragenlijst, waarin de belangrijkste risico- en beschermende factoren aan bod komen. De resultaten van deze monitor worden binnen twee tot drie maanden teruggekoppeld in rapporten op landelijk, gemeentelijk en schoolniveau aan diverse stakeholders.

Op basis van deze rapporten gaan onderzoekers, beleidsmakers en mensen uit de praktijk de dialoog met elkaar aan om prioriteiten te bepalen. Samen bedenken zij op welke risico- en beschermende factoren ingezet moeten worden, welk beleid en welke interventies daarvoor geschikt zijn en welke stakeholders een rol kunnen spelen. Uit de praktijk worden bijvoorbeeld ouders, scholen en organisatoren van jeugdactiviteiten betrokken. Het betrekken van de community is een cruciaal onderdeel van deze werkwijze. Doordat de monitor jaarlijks wordt uitgevoerd, krijgen de stakeholders snel feedback en kunnen de preventie-activiteiten worden bijgesteld waar nodig. Deze jaarlijkse cyclus wordt weergegeven in figuur 3.

Figuur 3: Jaarlijkse cyclus van het IJslandse preventiemodel.

Pilot: Het IJslandse model in Nederland

Brede aandacht van landelijke media over het succes van het IJslandse model wekte in de zomer van 2017 de interesse van Nederlandse gemeenten en landelijke partijen. Om de aanpak verder te verkennen en te kijken of en hoe deze in Nederland ingevoerd kan worden, hebben het Trimbos-instituut en het Nederlands Jeugdinstituut in samenwerking met ICSRA (Icelandic Centre for Social Research and Analysis) een pilottraject opgezet. Samen met de gemeenten Amersfoort, Hardenberg, samenwerkingsverband Kempengemeenten (Bergeijk, Bladel, Eersel, Reusel-De Mierden), Súdwest-Fryslân, Texel en Urk is deze pilot tussen 2018 en 2021 uitgevoerd.

Ervaringen uit de pilot

De pilotgemeenten zijn enthousiast over het IJslandse model. Zo zegt Fiona Kremers, projectleider IJslandse model in de Kempengemeenten:  Het model gaat om het veranderen van de sociale omgeving van jongeren op een positieve manier, door in te zetten op zinvolle vrijetijdsbesteding en ouderbetrokkenheid. Ook na afloop van de pilot gaan de gemeenten  graag door met deze werkwijze. Concreet hebben zij ingezet op vrijetijdsactiviteiten voor jongeren en het werken aan ouderbetrokkenheid. Hieronder vind je per gemeente een interessant artikel ter illustratie van hun ervaringen met het IJslandse model:

De gemeenten geven aan dat de relatie en samenwerking met lokale partners verbeterd is door de IJslandse werkwijze. Daarnaast waarderen gemeenten de langetermijnvisie die het model biedt op jeugdbeleid en de datagestuurde werkwijze. De zes gemeenten raden andere gemeenten dan ook zeker aan om op de IJslandse manier te werken aan preventiebeleid voor jongeren.

Meer informatie

In deze video delen een aantal pilotgemeenten hun ervaringen met de IJslandse werkwijze.

Wil je meer te weten komen over het IJslandse model? Bezoek dan onze website.

Kijk op de congresagenda van de Guus Schrijvers Academie: Op 21 juni vindt het congres Het relaxte kind! plaats. Vooraanstaande sprekers delen dan actuele inzichten over de zorg voor de jeugd. Alle congressen van de Guus Schrijvers Academie zijn fysiek op locatie maar ook online te volgen!

Pandemie beïnvloedt mentale gesteldheid jongeren.

Door Ina Boerema, Projectleider suïcidepreventie & aanpak mensen met onbegrepen gedrag.

Recensie van “Rapid Systematic Review: The Impact of Social Isolation and Loneliness on the Mental health of Children and Adolescents in the Context of COVID-19 (Loades et al, 2020) “

Isolatie en de gevolgen

Citaat (vertaald):

“De Covid-19 pandemie heeft ervoor gezorgd dat de overheid verschillende maatregelen neemt om de verspreiding van het virus te remmen. Voor kinderen en adolescenten betekent dit bijvoorbeeld geheel of gedeeltelijke schoolsluiting, sociale afstand en thuis quarantaine. Kinderen en adolescenten ervaren daardoor psychische isolatie van hun vrienden, docenten, familieleden en hun sociale netwerk”.

De onderzoekers in dit artikel focussen op de negatieve gevolgen voor de psychische gezondheid van een vorm van isolatie bij kinderen en adolescenten. Zij geven aan dat quarantaine bij volwassenen leidt tot negatieve psychologische effecten, zoals verwardheid, boosheid en post-traumatische aandoeningen. De duur van de isolatieperiode heeft invloed op de ernst van de mentale problemen, net als financiële onzekerheid, gebrek aan informatie en angst voor infectie.

De onderzoekers gaan er daarom vanuit dat de kans bestaat dat het sluiten van scholen en sociale afstand, zorgt voor meer mentale problemen bij adolescenten. Hoewel sociale isolatie niet één op één gelieerd is aan eenzaamheid, blijkt uit onderzoek dat een derde van de adolescenten meer eenzaamheid ervaart sinds het begin van de Covid-9 pandemie. De helft van de mensen tussen 18 en 24 jaar zijn eenzaam gedurende de lockdown. Adolescenten en jong volwassenen lopen een groter risico op het ontwikkelen van mentale problemen dan volwassenen.

Eenzaamheid en mentale problemen

Om na te gaan wat de relatie is tussen eenzaamheid en mentale problemen bij gezonde kinderen en jongeren, hebben de onderzoekers een literatuurstudie uitgevoerd. Ze includeerden 63 studies over de relatie tussen eenzaamheid en mentale problemen, waarvan 1 studie een retrospectieve studie was over de gevolgen van een pandemie en sociale isolatie als gevolg daarvan.

Conclusie: eenzaamheid kan psychische problemen bij kinderen en jongeren zeker verergeren en kan ook in de toekomst leiden mentale problemen, tot 9 jaar na dato. Depressie komt het vaakst voor. Meisjes zijn vaker depressief, jongens vaker angstig. Daarnaast komen stoornissen als PTSS en andere trauma gerelateerde aandoeningen vaker voor na of tijdens eenzame periodes.

Door de langdurige sluiting van de scholen, bibliotheken en het uitgaansleven, zijn jongeren aangewezen op digitale ontmoetingen en fysieke contacten binnen een kleinere sociale ‘bubbel’. Daarnaast missen jongeren ook kansen doordat het lastiger is om werk te vinden of toekomstplannen te maken.

Belangrijk is dat jongeren het gevoel hebben deel uit te maken van een groep, dat ze zichzelf in anderen herkennen en dat ze weten bij wie ze terecht kunnen voor ondersteuning. Dat kan bijvoorbeeld ook door vanuit het onderwijs niet alleen in te zetten op het bijhouden van de cognitieve vaardigheden, maar ook een (digitale) omgeving te creëren waarin ook sociaal aandacht is voor elkaar. Jongeren zijn over het algemeen vaardig in de digitale omgeving. Via sociale media, maar ook via gamen is het ook mogelijk om elkaar sociaal te ontmoeten. Op die manier kan een deel van de gevoelens van eenzaamheid en het nergens meer vanzelf bij horen worden aangepakt.

Preventie van mentale problemen

Het ontwikkelen van psychische klachten kan te maken hebben met een vorm van kwetsbaarheid, maar, zoals blijkt uit het onderzoek, eenzaamheid en sociale isolatie kan er voor zorgen dat jongeren sneller klachten krijgen. Om die reden lijkt het me belangrijk om vooral op preventie van mentale problemen in te zetten. Behandeling ervan is uiteraard noodzakelijk, maar beter is het voorkomen van mentale problemen. Niet alleen uit economisch oogpunt, maar ook omdat de wachtlijsten voor behandeling lang zijn en omdat het ontwikkelen van een psychische aandoening langdurige nadelige gevolgen kan hebben. 

Het ontwikkelen van games en andere digitale mogelijkheden op sociale media, waarin het sociale aspect en het ontmoeten van elkaar voorop staat zou meer aandacht moeten krijgen. Ook voor de behandeling van psychische problemen en vormen van zelfhulp, wordt inmiddels veelvuldig gebruik gemaakt van digitale mogelijkheden en vormen van blended hulp en ondersteuning. Dus deels een digitaal aanbod en deels fysiek. De mogelijkheden hiervoor zijn nog lang niet uitgeput en verdienen meer aandacht en ontwikkeling.

Gelukkig gloort er enige hoop aan de horizon wat betreft het aanpakken van de pandemie en daarmee het langzaam weer openstellen van de maatschappij. Voor jongeren is dat heel belangrijk, om te voorkomen dat er straks nog meer mensen professionele hulp nodig hebben ten aanzien van psychische problemen.

Rol van de overheid: deltaplan Jeugd

Ook de overheid is inmiddels doordrongen van het feit dat er voor jongeren meer aandacht moet komen om te voorkomen dat zij massaal uit de boot vallen straks. Gebleken is dat de coronacrisis jongeren hard raakt, door middel van:

  • Impact op leerachterstanden en kansengelijkheid
  • Verlies van bijbaantjes en minder perspectief op werk na opleiding
  • Minder kans op een starterswoning (meer dak- en thuislozen)
  • Minder mogelijkheden voor sociale interactie met leeftijdsgenoten
  • Jongeren hebben meer mentale gezondheidsproblemen (somberheid, eenzaamheid, kwaliteit leven) dan volwassenen

Om die reden hebben Kamerleden de regering verzocht te komen tot het initiatief een Deltaplan Jeugd, voor juli 2021. Kernpunten hiervan zijn het beperken van schade van de coronaperiode voor (kwetsbare) jongeren. Gericht op sociaal en mentaal welzijn, zorg en veiligheid. Het overkoepelende doel is dat jongeren sterker uit de crisis moeten komen en dat er perspectief moet zijn op bestaanszekerheid, zoals onderwijs, arbeidsmarkt en woningen. Voor dit plan wordt 200 miljoen euro beschikbaar gesteld. Ook uit dit plan blijkt dat de overheid vooral inzet op preventie, dus het voorkomen dat jongeren straks massaal psychische aandoeningen ontwikkelen. Door in te zetten op erkenning van wat de maatregelen voor hen betekenen en inzetten ondersteuning bij het helpen oplossen van de gevolgen ervan.

Kijk op de congresagenda van de Guus Schrijvers Academie: Op 11 juni 2021 vindt het Congres Het Relaxte Kind plaats. Vooraanstaande sprekers delen dan actuele inzichten over deze onderwerpen. Alle congressen van de Guus Schrijvers Academie zijn ook online te volgen!

Toestroom studenten verpleegkunde biedt schijnperspectief als werkklimaat niet verbetert

Marc Spoek, Manager Gezond werken in de Zorg bij Stichting IZZ

Het aantal jongeren dat kiest voor een opleiding verpleegkunde stijgt. Dit studiejaar kozen 17% meer jongeren voor deze studie dan het voorgaande jaar en in september zijn duizend mensen meer dan vorig jaar gestart met hbo-Verpleegkunde. Zo bleek recent uit de aanmeldcijfers van de Vereniging Hogescholen (VH). Hoopgevend nieuws, echter in het licht van de uitstroomcijfers in de zorg bieden deze positieve cijfers een schijnperspectief. Want eenmaal gestart met hun baan in de zorg, vertrekt een groot deel (39%) van hen net zo hard weer binnen twee jaar (onderzoek RegioPlus, 2020). Onder hen bevinden zich ook verpleegkundigen. Hoe voorkom je dit en hoe behoud je verpleegkundigen voor langere tijd voor je organisatie en voor de zorg in het algemeen?

Hoog verloop

Als we kijken naar het verloop in de zorg in het algemeen, dan zien we dat jaarlijks momenteel 22 procent van de mensen de zorg verlaat (RegioPlus, 2020). Vaak betreft dit ook jongere zorgmedewerkers. Niet zelden gedreven door hun mentale (on)gezondheid. Want recent onderzoek van Stichting IZZ onder medewerkers die werkzaam zijn in ziekenhuizen, GGZ, VVT en GHZ, toont aan dat het psychische zorggebruik van jonge zorgmedewerkers sinds 2015 met 40% is gestegen en hun verzuim met 10%. Zij zijn meer emotioneel uitgeput, ervaren een hogere werkdruk en zijn minder bevlogen ten opzichte van hun oudere collega’s. 

In het diepe gegooid

Bovengenoemde cijfers vormden aanleiding voor vervolgonderzoek dat we in samenwerking met CNV Jongeren en Utrechtzorg deden. Wat bleek? Jonge zorgmedewerkers worden sectorbreed te kort ingewerkt en te snel in het diepe gegooid. Zij hebben het gevoel zich constant te moeten bewijzen, ervaren te weinig tijd en geen (passende) steun van de leidinggevende. Terwijl ze het juist belangrijk vinden dat er naar ze wordt geluisterd, dat ze gezien en gehoord worden en hulp krijgen. Ook wordt de aansluiting tussen bevoegdheden en verantwoordelijkheden gemist en is er geen goede afstemming tussen school en praktijk. Alarmerende feiten die serieus genomen moeten worden, wil je ook de verpleegkundigen voor langere tijd met plezier bij je laten werken. Zeker nu de meesten van hen direct de impact van corona ondervinden en daardoor extra werkdruk ervaren, is extra aandacht voor deze aspecten geboden.

Werkklimaat moet beter

Hier ligt op de eerste plaats een belangrijke uitdaging voor zorgorganisaties. Het werkklimaat moet en kan beter dan het nu is. Wil je verpleegkundigen behouden voor de zorg en voor de eigen organisatie, dan schiet het werkklimaat en de ‘zo nodige dialoog’ in de organisatie vaak nog tekort. Zorgorganisaties kunnen meer doen dan ze vaak denken. Blijven sturen op (zij)instroom van nieuwe medewerkers is nodig, maar leidt niet tot substantieel meer medewerkers als ze er aan de achterkant weer net zo hard uitlopen. Zonder een beter werkklimaat, is het dweilen met de kraan open.

Drie hoofdzaken voor behoud

Om het werkklimaat te verbeteren en verpleegkundigen zo lang mogelijk met plezier bij je te laten werken, zijn er in het algemeen drie zaken van belang voor organisaties om aan te werken. De begeleiding van nieuwe medewerkers, de werksfeer en de mogelijkheden om een loopbaan op te bouwen komen veelvuldig naar voren als reden waarom mensen al dan niet bij hun werkgever blijven. Dit bleek uit onderzoek dat we recent deden in samenwerking met Transvorm, Avans Hogeschool en het regioteam van het ministerie van VWS.

Begeleiding, werksfeer en ontwikkeling

Beroepen in de zorg zijn zwaar, er gebeurt veel, het vergt veel van medewerkers, ook op het emotionele niveau. En zeker bij de verpleegkundigen. Als je dat niet goed begeleidt, kan dat ertoe leiden dat mensen overvraagd worden en opbranden. Hoe beter je mensen hierin begeleidt, hoe enthousiaster ze zullen worden voor het vak. Die begeleiding is ook belangrijk voor hoe werknemers het werkklimaat bij hun werkgevers ervaren. De werksfeer en het werkplezier hangen af van de mate van aandacht die er voor de medewerkers is. Mensen in de zorg willen zich kunnen uiten vanuit hun vakkennis. Ze willen weten dat er naar hen wordt geluisterd als zij iets inbrengen. Ze willen worden aangesproken op hun professionaliteit en eigen verantwoordelijkheid. Ook willen zorgmedewerkers zich kunnen blijven ontwikkelen. Je moet mensen een perspectief bieden, of dat nu is door specialisaties of de mogelijkheid om op andere afdelingen te werken.

Buddysysteem en meer

Zorgmedewerkers en hun werkgevers zien voor ondersteuning en behoud van (jongere) zorgmedewerkers zelf veel heil in een buddysysteem -met de inzet van zogenaamde kop(pel)coaches-, intervisies met het team en een jongerenraad binnen de organisatie. Verpleegkundigen en hun leidinggevenden kunnen deze oplossingsrichtingen ook inzetten. Hierdoor zullen verpleegkundigen (jong en ouder) zich beter thuis voelen in de organisatie, gaan ze met meer plezier en vertrouwen naar hun werk en kunnen ze met een gezond en veilig gevoel hun werk blijven doen.

De relatie tussen Preventie, Jeugd-GGZ, SOLK & @ease

In Nederland, zo blijkt uit onderzoek, groeien de meeste jongeren gezond en veilig op. Echter, we zien ook dat meer en meer jongeren spanning en stress ervaren ten gevolge van bijvoorbeeld een onveilige thuissituatie, een nare ingrijpende ervaring / gebeurtenis of door ervaren prestatiedruk op school. Duidelijk is dat corona maatregelen ook negatief effect hebben op jongeren; het maakt hen somberder en angstiger (Coronamaatregelen maakt jongeren angstiger en somberder. Willen voldoen aan de maatschappelijke norm van geluk, succes of het ideale plaatje wordt als “normaal” ervaren maar het is normaler om balans te leren vinden en behouden en om je eigen weg te ontdekken en te gaan (“The Hero’s Journey”). Dit vergt naast moed, energie en doorzettingsvermogen van jongeren zelf, ook een veilige context en betrokkenheid van ouders, leerkrachten en jeugdprofessionals. @ease is een initiatief dat dat biedt, daarover later meer.

Op de weg naar volwassenheid verandert er veel in het leven van jongeren, hetgeen op zichzelf al spanning en stress kan opleveren. Tegelijkertijd vindt er in de leeftijd van 14-23 jaar een fundamentele ‘reorganisatie’ van de hersenen plaats. Het is een uiterst belangrijke fase waarin het brein gevoeliger is voor prikkels dan op volwassen leeftijd. Bovendien is het bekend dat adolescenten die in de vroege jeugd blootgestaan hebben aan chronische stress, nog gevoeliger zijn voor stress in de adolescentiefase. De korte en lange termijneffecten op de gezondheid zijn enorm en van impact op de rest van iemands leven. Als gevolg is er een significant hogere kans op bijvoorbeeld het ontwikkelen van hart- en vaatziekten en kanker (Adverse Childhood Experiences – TED Talk Nadine Burke). Dit voorkomen is dus van groot belang.

In de gezondheidszorg en feitelijk in onze hele maatschappij zijn we gewend om vanuit cognitie, het biomedisch model en evidence based medicine, te zoeken naar de lichamelijke oorzaak van fysieke klachten. Lichamelijke klachten zijn in de praktijk echter (zeker wanneer zogenaamde alarmsymptomen ontbreken) vaak een signaal voor sociaal-emotionele en mentale / psychische problematiek; we spreken dan van psychosomatiek. In het geval van langdurig aanwezige lichamelijke klachten, waarvoor de medici geen verklaring hebben (bij lichamelijk onderzoek en aanvullende diagnostiek wordt niets gevonden), wordt onder hulpverleners en behandelaars (vooralsnog) gesproken van SOLK (somatisch onvoldoende verklaarde lichamelijk klachten). Een nieuwe term hiervoor die onlangs is voorgesteld door NOLK (nolk.info) is: aanhoudende lichamelijke klachten.SOLK is na dementie het meest kostbare gezondheidsprobleem. De prevalentie van SOLK onder jongeren is 10-15% en deze neemt toe met de leeftijd. Één op de 5 jeugdigen in de J-GGZ heeft SOLK!

Jongeren interpreteren klachten en problemen die zij ervaren, aanvankelijk veelal nog niet als zorgelijk, terwijl er wel degelijk sprake kan zijn van smeulende risico’s. Bij ervaren klachten gaan ze soms te lang door totdat mentaal of fysiek de koek echt op is en professionele hulp een noodzaak is geworden. De veerkracht en weerbaarheid die bij jongeren aanwezig is, kan dan ook een valkuil zijn en door aanhoudende klachten zijn rek verliezen. Dit kan ook te maken hebben met opvoeding (“stel je niet aan”), “het zelf willen doen”, schaamte of eerdere (slechte) ervaringen met hulpverlening en zorg. Met het stijgen van de leeftijd nemen emotionele problemen (somberheid, angst en paniek) sterk toe, deze hebben direct gevolgen in het hier-en-nu en kunnen wel degelijk schadelijk zijn voor een gezonde fysieke, mentale en emotionele ontwikkeling.

“Lekker in je vel zitten”, is een uitdrukking die u vast kent, net als veel gebruikte uitdrukkingen zoals; “op je tenen lopen”, “een brok in je keel hebben”, “iets ligt je zwaar op de maag”, “vlinders in je buik hebben” of “een zucht van verlichting”. Wat deze uitdrukkingen gemeen hebben is dat ze de taal van ons lijf zijn en verbinden het “hoofd met ons hart en buik” oftewel ons denken met ons voelen. De relatie tussen ons fysieke lichaam en brein (denken/voelen) is evident en je daarvan bewust zijn (of worden) is van grote waarde voor het behoud en onderhoud van je persoonlijke gezondheid en welbevinden. Toen ik nog werkzaam was als jeugdarts, sprak ik veel met jongeren waarbij sprake was van een verhoogd (en langdurig) schoolverzuim door ziekte. In eerste instantie was de reden van dit verzuim vaak een lichamelijke klacht; zoals buikpijn, hoofdpijn en/of vermoeidheid. Als gevolg hadden ze bijkomend last van slecht slapen, matige eetlust en minder of geen zin in sport of sociale contacten. Uit het gesprek bleek dat er lichamelijk vaak helemaal niets kapot is, dat “gerepareerd” diende te worden, maar dat ze niet “lekker in hun vel” zaten en reeds lange tijd rondliepen met nare gevoelens en gedachten. Veel jongeren staan ver af of zijn zich niet bewust van hun emoties. Overmatig studeren, veel ondernemen met vrienden of werken maar ook de afleiding zoeken in bijvoorbeeld een verslaving (sociale media, roken, alcohol en drugs etc.) zijn bekende afweermechanismen om pijnlijke emoties niet te hoeven voelen. Het wegstoppen van emotionele pijn of je er niet van bewust zijn, kan echter wel degelijk een oorzaak zijn van aanhoudende lichamelijke klachten en daarom is het oog hebben voor en bespreekbaar maken van je emoties; bijvoorbeeld de angst om niet goed genoeg te zijn of boosheid en verdriet door afwijzing, uiterst belangrijk.

Het is voor de ontwikkeling van jongeren van grote meerwaarde dat we hen – op tijd – de juiste laagdrempelige ondersteuning bieden. Het achterhalen wat het “signaal is achter de klacht” is, het scheppen van overzicht, het kunnen plaatsen van de klachten binnen de context van een jongere en het realiseren van inzicht is een uitdagende taak. Het bespreekbaar en inzichtelijk maken van emoties en gevoelens in relatie tot gezondheid heeft preventieve meerwaarde voor de gezonde ontwikkeling van kinderen. Je kunt niet vroeg genoeg aangeleerd krijgen hoe je je lichaam en geest (gevoelens en gedachten) traint en onderhoudt. Dit draagt bij aan weerbaarheid en lijkt momenteel urgenter en noodzakelijker dan ooit om je staande te kunnen houden in onze complexe maatschappij.

Voor het creëren van herstel en balans is het bespreken en geven van tips over leefstijl ondersteunend. Inzicht en kennis over bijvoorbeeld ontspanning, slaap, gezonde voeding, sport en bewegen maar ook de rol en impact van roken, alcohol, gaming en sociale media, is van grote meerwaarde omdat deze een positief effect hebben op herstel, het voorkomen van terugval ondersteunen en aspecten zijn waar je jezelf mee kunt helpen; je leven lang. Zelfredzaamheid en verantwoordelijkheid ontwikkelen, nemen en krijgen ten aanzien van een gezonde leefstijl hoort ook bij opgroeien en het leven.

Minder lang doorlopen met fysiek klachten als gevolg van stress en spanningen om te voorkomen dat problemen erger worden en bij voorkeur voorkomen dat jongeren langdurig professionele hulp nodig hebben; dat is wat ik veel jongeren toewens en in ieders voordeel.

Van belang hierin is dat we jongere écht zien, horen wat er speelt. Oog hebben voor de diepere en lastige vragen, fundamentele problemen waar iemand mee worstelt maar ook aandacht hebben voor wat er wel goed gaat of welke wensen en dromen er zijn. Dit realiseer je door verder te durven kijken dan diagnostiek, het stellen van een diagnose en het naleven van protocollen en richtlijnen. De basis is het contact; verbinding maken, goed luisteren, vragen te stellen zodat een jongeren zich ook echt gezien, gehoord en begrepen voelt. Een dergelijke grondhouding maakt het verschil en vergroot de kans op verslechtering en bevordert herstel. Dit sluit naadloos aan bij het onlangs verschenen en waardevolle rapport van de RVS “Hoor Mij Nou”. Daarom vind ik het initiatief van @ease (en @ease-online) zo ontzettend gaaf en belangrijk. Ik ben blij dat ik aan de ontwikkeling en realisatie ervan mijn steentje kan bijdragen en dat steeds meer jongeren op steeds meer plekken in Nederland voor een écht gesprek, gratis en anoniem kunnen binnen lopen bij @ease. Het werkt! Op het congres dat hierover in het voorjaar van 2021 door de Guus Schrijvers academie wordt gehouden, zal ik u er alles over vertellen. Wedden dat u na het horen hierover, u de jongeren in uw woonplaats ook een @ease gunt.

Kan je niet wachten en wil je nu al meer weten; kijk dan alvast op www.ease.nl. En als je daar dan toch bent, neem dan ook eens kijkje op www.ziemijnu.nl en www.jongerenhulponline.nl.

De vraag die ik u mee wil geven ter voorbereiding op het congres is;

Waar liep u mee rond als kind en wat had u toen nodig gehad en met de kennis van nu; uzelf gewenst. M.a.w.; wat maakt het verschil?

Geluk van de jeugd onder druk door school en minder door thuis

Jongeren ervaren het vaakst stress door school en minder door thuis of social media, dat zegt UNICEF op basis van een  onlangs gepubliceerd rapport Geluk onder Druk dat 160 pagina’s telt. Eerste auteur is Marloes Kleinjan. Guus Schrijvers interviewt haar erover, nadat hij eerst het stuk heeft samenvat.   

Conclusies en aanbevelingen van de Unicef studie

Kleinjan en haar zes collega’s van het Trimbos instituut, Stichting Alexander en de Universiteit Utrecht  voerden geavanceerde statistische analyses op grote bestanden over de jeugd tussen tien en achttien jaar.  Het is een prestatie, zeg ik, dat zij deze bestanden  wisten te koppelen en verbanden en trends konden toetsen. Daarnaast hield de onderzoeksgroep 25 diepte-interviews, organiseerde focusgroepen en deed ze actie-onderzoek door scholieren drie weken te volgen. Op basis van al deze deelonderzoeken trekken zij vele boeiende conclusies. Ik beperk mij tot de punten die interessant zijn voor jeugdprofessionals en  beleidsmakers bij zorgaanbieders, gemeenten, zorgverzekeraars en nationale instanties.

  • Het mentaal welbevinden van jongeren door de jaren heen blijft relatief stabiel. Ook het percentage jongeren dat verhoogd scoort op emotionele problemen blijft gelijk. De ervaren druk door schoolwerk is de afgelopen tien jaar behoorlijk gestegen en blijft tussen 2017 en 2019 hoog. Stress wordt door jongeren voornamelijk ervaren vanuit school en huiswerk en in interactie met leeftijdsgenoten, minder vanuit de thuissituatie of door sociale media.
  • De kwantitatieve onderzoeksresultaten over stress en druk onder jongeren laten zien dat bijna de helft van de 16-jarigen druk ervaart door schoolwerk. Daarnaast ervaren bijna één op de drie jongeren tussen de 12 en 16 jaar druk om aan hun eigen of andermans verwachtingen te voldoen (prestatiedruk). Leerlingen uit groep 7 en 8 van het basisonderwijs ondervinden de meeste stress van de mening van anderen, gevolgd door stress van huiswerk of school.
  • Jongeren zien veel positieve aspecten aan sociale media. Deze vormen voor  hen een vorm van sociale steun, wat juist een belangrijke beschermende factor is voor het mentaal welbevinden.
  • Driekwart van de jongeren ervaart een hoge mate van floreren. Twee derde van de jongeren noemt veerkracht en een sterke eigenwaarde. Een minderheid van de jongeren maakt zich zorgen over de toekomst (minder dan 10 procent). Die zorgen zijn het grootst bij jongeren in het voortgezet onderwijs (20 procent). Kinderen uit onvolledige gezinnen floreren over de hele linie minder.
  • Ook jongeren met een migratieachtergrond floreren minder. Zij ervaren meer stress, minder sociale steun en een goede gezondheid en meer druk door schoolwerk dan jongeren met een Nederlandse achtergrond.
  • Meisjes ervaren vaker emotionele problemen dan jongens.  Op het voortgezet onderwijs zijn zij minder tevreden met hun leven. Daarnaast rapporteren meisjes vaker dat hun eigenwaarde afhankelijk is van anderen (sociale vergelijking). Wel vinden  zij  vaker dan jongens dat er naast school voldoende vrije tijd overblijft.

Tot zover enkele conclusies. Marloes Kleinjan leidde de studie. Haar hele carrière houdt zij zich al bezig met de mentale gezondheid en middelengebruik van de jeugd, waarbij epidemiologie en preventie haar grootste interesse hebben.  Zij leidt het Programma Jeugd  van het Trimbos Instituut met tal van boeiende  projecten en onderzoeken.  Daarnaast is zij één dag in de week hoogleraar bij de Universiteit Utrecht met als leeropdracht Youth Mental Health Promotion. Ik stelde haar enkele vragen over bovenstaande bevindingen.

Wat kunnen jeugdprofessionals met de Unicef studie?

‘Wie in het onderwijs, het sociale domein, eerste lijn of de ggz werkt met jeugd moet weten hoe het staat met de mentale gezondheid van jongeren. Binnen dit Unicef rapport gaan we er van uit dat mentale gezondheid niet alleen gekenmerkt wordt door de afwezigheid van mentale problemen, maar ook door het ervaren van floreren (blijheid, een goede kwaliteit van leven, zingeving en betekenis), eigenwaarde (zelfacceptatie, zelfvertrouwen, autonomie, jezelf kunnen zijn) en veerkracht (herstel na stressvolle gebeurtenis en omgaan met moeilijke situaties). Het zou mooi zijn wanneer elke professional bijvoorbeeld een huisarts, onderwijzer, sociaal werker, voetbaltrainer en eigenlijk ook ouders zelf een beeld hebben van zowel de kenmerken als de beschermende en risicofactoren van mentale gezondheid en dat zij kunnen signaleren als bij een kind de mentale gezondheid achter uitgaat. Zij hoeven niet allemaal hulp aan te bieden. Het gaat bij tekort schietende mentale gezondheid om vroegtijdig signaleren, bescherming en steun bieden, druk en stress verlagen en gerichte hulp en doorverwijzen bij ernstige klachten.

Wat hebben beleidsmakers aan de Unicef studie?

 ‘Modern beleid maken gebeurt vaak op basis van cijfers en casuïstiek.  Ons onderzoek biedt belangrijke landelijke en regionale aanknopingspunten om de mentale gezondheid van jongeren te verbeteren  Nu zijn onze nationale bevindingen waarschijnlijk niet altijd één op één te vertalen naar inwoners, leerlingen  of verzekerden uit een bepaalde regio. Maar gemeenten of zorgverzekeraars kunnen ook een eigen beeld  opstellen van de mentale gezondheid van de jeugd in hun verzorgingsgebied.  Ik begrijp wel dat niet iedere gemeente of zorgverzekeraar complexe statistische analyses kan uitvoeren per regio. Maar er kan meer dan tot nu toe, bijvoorbeeld met behulp van de epidemiologen en data van de GGD of databestanden van diverse instanties.’

De lezers van deze Nieuwsbrief zijn vooral geïnteresseerd in zorgvernieuwing. Heb je een boodschap voor hen op basis van het rapport?

‘O ja, zeker. Investeer in een getrapte, sluitende, ontwikkelings- sensitieve en evidence-based preventielijn. De nuldelijn betreft het intact houden van de mentale gezondheid van de jeugd door beschermende factoren te versterken en risicofactoren te verkleinen. Professionals en ook ouders zouden, waar nodig, competentie moeten verwerven om die bescherming nog beter te bieden en eigen ondermijnende verwachtingen te reduceren. Verder kan de nuldelijn signaleren, wanneer kinderen dreigen om te vallen en niet meer lekker in hun vel zitten.  De eerste lijn bestaat uit professionals zoals schoolmaatschappelijk werkers, ( praktijkondersteuners-Jeugd van) huisartsen, jeugdverpleegkundigen en jeugdartsen en sociaal werkers van het buurtteam. Die werken nu nog vaak versnipperd. Pas als tweedelijn komt de ggz en de jeugdzorg  aan zet.  Zo’n  opbouw van preventie in lijnen zou ook de kosten kunnen afremmen bij deze laatste twee. Al is het belangrijk te realiseren dat er altijd kosten zullen zijn voor jongeren met meer complexe problematiek en dit is ook nodig, want zij moeten de zorg kunnen krijgen die ze nodig hebben’

In internationale statistieken scoort de Nederlandse jeugd uitstekend. Kan het nog beter dan?

‘Inderdaad horen Nederlandse kinderen tot de gelukkigste ter wereld. Dat komt mede omdat zij veel steun ontvangen van ouders en leeftijdsgenoten. Verder zijn wij een niet-hiërarchisch land en jongeren ervaren hier doorgaans relatief veel vrijheid. Die vrijheid kan een gunstig effect hebben op de mentale gezondheid van de jeugd. Verder valt op dat de score techniek bij het invullen van internationale vragenlijsten per land verschilt. Onze kinderen geven veel zessen, zevens en achten. Weinig uitschieters naar negens en tienen of naar onvoldoendes. Dus mijn antwoord op je vraag: ja, het kan nog beter. Ik denk zeker dat er ruimte is om van onvoldoendes een voldoende te maken en bijvoorbeeld van zevens een acht.’  

Congresagenda

Kijk op de congresagenda van de Guus Schrijvers Academie

Profvoetballers kunnen behandeltrouw jonge verslaafden stimuleren

Jonge verslaafden hebben vaak een geringe therapietrouw, met hoge terugvalpercentages en slechte gezondheidsverwachtingen tot gevolg. Uit een evidence based pilotonderzoek blijkt dat het gecombineerd inzetten van rolmodellen zoals profvoetballers en van beloningen de therapietrouw kan bevorderen bij verslaafde jongeren.

FC Utrecht
Voor dit onderzoek kregen 32 verslaafde jongeren in 2013 at random een standaardbehandeling bij het centrum voor verslavingszorg Victas of een standaardbehandeling aangevuld met motiverende sessies door profvoetballers van FC Utrecht. Na zes maanden was de uitval bij de groep die alleen een standaardbehandeling kreeg 44%. Bij de groep jongeren die ook motiverende sessies hadden gehad was de drop-out 6%. Daarnaast gaven de jongeren uit deze laatste groep aan minder trek te hebben in drank of drugs, minder stress te hebben en een hogere kwaliteit van leven te ervaren.

Vervolgonderzoek
Het onderzoek van Jermaine Goveia, Gerdien de Weert, Gisèle Hoevenaars, Rob de Leeuw en ondergetekende is gepubliceerd in het blad Verslaving. Het artikel in Verslavingszorg kan je hier downloaden. Verder onderzoek is nodig om de uitkomsten te bevestigen en te generaliseren naar andere patiëntenpopulaties en andere typen rolmodellen.