Guus Schrijvers

Welcome to Guus Schrijvers

Sociaal gebiedsteam in dienst van gemeente: dat werkt beter in Nijkerk

In 2018  kwamen meer dan dertig professionals van de sociaal teams in Nijkerk  in dienst van de gemeente.  Tot dat jaar detacheerden zorgaanbieders  deze sociaal werkers naar deze teams. Gemeentelijk beleidsadviseur en jurist Henk Krooi heeft een lange carrière in de jeugdzorg achter de rug. Hij was  betrokken bij het ontwerp en implementatie van deze overgang. Guus Schrijvers interviewde hem.

Wat inspireerde jou om de overgang te ontwerpen?

Nou ja, ik ben niet de enige ontwerper ervan, het is een teamgebeuren met collegae.  Het college van B en W en de ambtelijke top dachten in dezelfde richting. Ik noem enkele redenen. Sinds de decentralisaties in 2015 detacheerden de moederorganisaties sociaal werkers aan de teams. Voor deze professionals was het moeilijk zich te verbinden aan deze teams.   Want individuele supervisie en bijscholing bleef ten eerste komen van de moederorganisaties. Ten tweede hadden deze bovendien als prioriteit behoud van continuïteit van gespecialiseerde zorg en het behoud van de totale omzet.  Ten derde was het zelf in dienst nemen goedkoper. Vanwege  de uitbesteding van deze gemeentelijke taak betaalden wij meer per professional  dan bij zelf in dienst nemen.

Jullie hadden toch ook kunnen kiezen voor een stichting of zo, los van de moederorganisaties en van de gemeente Nijkerk?

Ja, dat had gekund. We zijn in de gemeente Amersfoort gaan kijken waar zoiets bestaat. We hebben ook twee adviesbureaus ingeschakeld. De ene adviseerde een dienstverband  bij ons en de andere een onafhankelijke rechtspersoon. Vele discussies volgden  binnen en buiten de gemeenteraad en binnen het sociale domein. Uiteindelijk kozen wij voor een dienstverband bij de gemeente.  Want het College van B &W in Nijkerk wil dichtbij haar inwoners staan. De casuïstiek van bijvoorbeeld multi problem families  moet zowel in verhalen en als statistische data het gemeentelijke beleid voeden. Dus een wisselwerking tussen beleid en uitvoering. Dat was het doel van de decentralisaties in 2015. Verder hangen wij het principe aan van één gezin, één plan en één regie. Daar hoort dan bij één systeem, De Gemeente voerde al grotendeels  de Participatiewet en de WMO-oud en sinds 2015 komt daar WMO nieuw en de jeugdwet bij. Voor de gemeente gold: Keep it simple. Geen tussenlaag van een onafhankelijke stichting met eigen beleid, governance,  bestuur, directeur en kantoor. 

Nu is het  2020. Sta je nog steeds achter het besluit van toen?

Van de 35 sociaal werkers gingen er ca. dertig over. Vijf wilden niet in dienst van een gemeente werken. Enkele gespecialiseerde krachten, zoals een gedragswetenschapper of een dyslexiespecialist bleven bij de moederorganisaties werken en zijn contractueel verbonden aan het lokale team. Wij wilden geen een éénpitters binnen de gemeente. De salarissen van de professionals bleven grosso modo gelijk. Hun lange-termijnperspectief werd wel beter. Immers, de gemeente als grote organisatie kan meer carrière perspectieven bieden. En misschien ook meer zekerheid, want de moederorganisaties hebben het vaak zwaar onder alle vernieuwingen en administratieve last die dat geeft. Wij werken in de stad nu met vier hechte teams met professionals die alle hetzelfde doel nastreven: hoge kwaliteit leveren, snelle, laagdrempelige toegang bieden, hulpvragen helpen beantwoorden, soms met inzet van eigen kracht van het sociaal systeem  van de client en doorverwijzen naar gespecialiseerde zorg als dat moet. Je moet de overgang naar een dienstverband niet overschatten: het was niet een geneesmiddel dat burgers, cliënten,  professionals en onszelf onmiddellijk van alle ongemak, pijn en schaarste afhielp.  Niemand wil nog terug naar vroeger.  Wij zijn nu bezig om binnen het sociaal domein de uitvoering van de  Participatiewet, zeg maar meer mensen, ook met een beperking aan het werk te helpen en de bijstandsverlening van burgers te verbinden met de hulp op grond van de Wmo en Jeugdwet. Één loket en één integrale aanpak. Want de burger ziet de gemeente als een geheel. Bij de Jeugdwet is ook de jeugdbescherming ( raad voor de kinderbescherming gezinsvoogdij, jeugdreclassering en veilig Thuis) onder de verantwoordelijkheid  van de gemeente gekomen. Best lastig omdat deze functies (die in het buitenland in een team zitten onder de gemeente) in Nederland versnipperd zijn helemaal los van de gemeente.  Hier is ook nog veel te vereenvoudigen. (Hierbij begint Henk Krooi enthousiast te spreken en met vele voorbeelden toe te lichten dat hier nog veel kwaliteitswinst te behalen is.)

Ik mis in het sociaal domein het aanbieden van huisvesting aan mensen met beperkingen. Letten jullie sociale team daar nu beter op?

Je hebt gelijk. Vele ouderen met mobiliteitsproblemen en geheugenstoornissen hebben behoefte aan specifieke woningen. Hetzelfde geldt voor  ernstige psychiatrische patiënten en mensen met verstandelijke beperkingen.  Wij beschikken als gemeente Nijkerk  over weinig woningen. Woningbouwcoöperaties bieden hier, net zoals elders, huisvesting aan.  Maar de sociale teams signaleren de behoefte aan specifieke huisvesting. Zij weten de weg te vinden binnen de gemeente Nijkerk om samen een Wmo-cliënt een urgentie-verklaring voor huisvesting aan te vragen.

Lokale politiek kan soms leiden tot machtsmisbruik:  krijgt een  demente moeder van een gemeentelijk politicus  een voorkeursbehandeling door een sociaal team?

Ja, je stelt nu een impertinente vraag. Laat ik het zo zeggen. Er zijn binnen een gemeente checks en balances. Zo is er een onafhankelijke commissie voor urgentiegevallen. De wethouder gaat niet over individuele casuïstiek. Het is belangrijk als overheid objectief te blijven en je afwegingen goed te kunnen verantwoorden naar de inwoners.  Dankzij de social media zitten lokale politici en ook hun  topambtenaren in een glazen huis. Een klein ding kan de schijn van vriendjespolitiek wekken, een verkeerde borreltafel-uitspraak leidt tot een storm van protest in de social media en de traditionele massamedia.  Ik zie machtsmisbruik niet gauw plaatsvinden mede dankzij de regionale media.

Ik speel nog even de advocaat van de duivel. Hebben jullie de privacy van de Wmo cliënten goed geregeld? Gaat er geen informatie over Wmo-cliënten  automatisch over naar de uitkeringsinstanties van de participatiewet?

Gemeenten hebben een goede traditie van bewaken van de privacy zoals bij het omgaan met het bevolkingsregister. Ook in Nijkerk zitten we erboven op dat elke informatie overdracht AVG-proof is. Nijkerk en samenwerkende gemeenten hebben een privacy officer aangesteld om de gegevensdeling te borgen. Door de grote ervaring en kennis op ons stadhuis zijn de gegevens optimaal beschermd. Maar er zit wel spanning op als je in het gebiedsteam “een gezin een plan een regie” moet uitvoeren over verschillende leefgebieden die onder verschillende afdelingen valt. De beste oplossing hiervoor is om de inwoner daar nauw bij te betrekken en toestemming te vragen voor het delen van informatie

Beveel je nu alle gemeenten aan om sociaal werkers in dienst te nemen?

Er zijn veel wegen die naar Rome leiden. Wij kiezen voor een eigen dienstverband met de sociaal werkers. Die hebben we vooral beargumenteerd vanuit de inhoud: 1. het gemeentebestuur dichtbij de burgers brengen 2 een hecht team opbouwen gericht op één gezin, één plan, één regie en één systeem. Een bijkomend bestuurlijk argument was houd de aansturing eenvoudig en goedkoop. Ik adviseer alle collega gemeenten na te denken over deze drie argumenten  en dan hun eigen afweging te maken. Wij zijn gelukkig met onze keuze. 

Congresagenda

Op 6 november vindt in stadion Galgenwaard het congres Ouderenzorg thuis eerstelijn en corona. Henk Krooi houdt dan een inleiding over het realiseren van integrale hulpverlening aan ouderen die gelijktijdig behoefte hebben aan andere huisvesting dichtbij hun kinderen, respijtzorg van de WMO en wijkverpleging van de Zorgverzekeringswet.

Evidentie van interventies van het sociaal gebiedsteam: wat is dat?

Goed onderbouwd, is de op een na laagste niveau van evidentie ofwel van wetenschappelijk bewijs voor de effectiviteit van een interventie in het sociaal domein. Het laagste niveau heet Goed Beschreven. Op dat niveau is de doelgroep van de interventie helder beschreven aan de hand van relevante kenmerken; eventuele exclusiecriteria of contra-indicaties zijn gegeven. Verder is de opzet beschreven, dat wil zeggen vorm, volgorde, frequentie, duur, timing van activiteiten en locatie van uitvoering. Bij Goed onderbouwd voldoet de interventie aan de criteria van goed beschreven, waarvan ik hierboven slecht twee noemde.Bovendien wordt in een theoretische onderbouwing de werkzaamheid van de interventie aannemelijk gemaakt met theorieën en empirische kennis. Voor een erkenning als ‘goed onderbouwd’ hoeft geen effectonderzoek beschikbaar te zijn. Wel vraagt de erkenningscommissie om een procesevaluatie.

Ik schrijf dit bericht omdat op dinsdag 12 november de gemeente Nijkerk een inspiratie-avond organiseerde over de toekomstige inrichting van de jeugdzorg. Het Nijkerkse hoofd jeugdzaken, mr. Henk Krooi, had mij uitgenodigd om het begrip evidentie toe te lichten. Want de gemeenteraad overwoog voortaan alleen maar wetenschappelijk bewezen interventies in te kopen bij de gespecialiseerde jeugdzorg. En haar eigen vier gebiedsteams  -in dienst van de gemeente zelf- zouden ook alleen maar diensten moeten aanbieden waarbij wetenschappelijke evidentie bestaat voor de werking ervan. Dit streven van de gemeenteraad van Nijkerk is niet bijzonder. Tal van gemeenten streven naar het aanbieden van alleen evidente jeugdzorg. De gemeente Rotterdam beperkt zich reeds hiertoe . Hieronder volgt eerst een opsomming van de niveaus van evidentie. Daarna vergelijk ik deze met de niveaus van evidence based medicine. Dit stuk eindigt met discussie van de haalbaarheid om gebiedteams alleen met wetenschappelijk bewezen interventie te laten werken. In mijn PP presentatie van 12 november staan, ter bepaling van de gedachten, voorbeelden van sociale interventies.

De niveaus Goed beschreven en Goed Onderbouwd  ontleen ik aan de websites van zeven kenniscentra die sociale interventies beoordelen op evidentie. Deze zeven zijn  Nederlands Jeugd Instituut, Nederlands Centrum Jeugdgezondheid, IVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu  afdeling Gezond Leven, Kenniscentrum Sport ism RIVM Centrum Gezond Leven, Movisie Landelijk Kennisinstituut Sociale Vraagstukken, Vilans en het Trimbos Instituut. Zij hanteren voor evidentie  een schaal van vijf niveau. Met de laagste twee begint dit stuk. De drie hogere niveaus zijn:

3. Eerste aanwijzingen voor effectiviteit

Effectiviteit is aangetoond met een voor- en nameting. Er zijn twee studies beschikbaar, waarvan minimaal één is uitgevoerd in Nederland. De studies omvatten geen controlegroep en geen follow up metingen.

4. Goede aanwijzingen voor effectiviteit

Effectiviteit is aangetoond met twee studies met redelijke bewijskracht (bijvoorbeeld quasi-experimenteel onderzoek met controlegroep maar zonder follow-up) waarvan minimaal één is uitgevoerd in Nederland. Voor erkenning op dit niveau volstaat ook één Nederlands onderzoek met sterke bewijskracht (gerandomiseerd onderzoek met een controlegroep en zes maanden follow-up).

5. Sterke aanwijzingen voor effectiviteit

Effectiviteit is aangetoond met twee Nederlandse onderzoeken met sterke bewijskracht (gerandomiseerd onderzoek met een controlegroep en zes maanden follow-up) of één Nederlands onderzoek met sterke bewijskracht in combinatie met dergelijk onderzoek uit het buitenland.

Alle zeven websites werken op dezelfde manier alle criteria per niveau uit. Zie bijvoorbeeld de website van het Nederlands Jeugd Instituut. Tussen 2008 en 2014 zijn in totaal 503 jeugdinterventies aangemeld voor beoordeling bij het Nederlands Jeugdinstituut en het RIVM Centrum Gezond Leven.  Daarvan zijn er 399 beoordeeld.  In 2014 stonden 205 erkende interventies in de databank Effectieve jeugdinterventies en de database Gezond en Actief Leven. Najaar 2019 waren dat er 234, verdeeld over de genoemde categorieën goed beschreven/goed onderbouwd  (een ster),  eerste (2 sterren), goede (3 sterren) en sterke (4 sterren) aanwijzing van bewezen effectiviteit.  

Medische effectiviteit onderscheidt andere niveaus

Hierboven staan in een pyramide de zes niveaus van wetenschappelijk bewijs voor medische interventies. Het laagste scoort de mening van een expert en het hoogste  de systematische review met meestal veel meer dan twee artikelen worden vergeleken op hun bewijskracht. De tussenliggende niveaus zijn wel vergelijkbaar met de niveaus 3, 4 en 5 voor de sociale interventies.

Kanttekeningen

1. Het gaat mij in dit stuk niet om het volledig uitleggen van de medische pyramide. Ik geef ermee aan dat huisartsen en jeugdartsen  moeite kunnen hebben om de vijfdeling uit het sociale domein over te nemen en  sociale interventies van de laagste drie niveaus te accepteren.

2. Vele sociale interventies zijn talig. Ze veronderstellen dat ouders en kind het Nederlands goed beheersing en goedkunnen lezen. Laaggeletterden kunnen weinig met dergelijke  interventies ook al beloven zij een hoge effectiviteit. Ik vraag mij af hoe de gemeente Rotterdam haar laaggeletterden bereikt als zij alleen maar talige interventies inkoopt. Van niveau 4 en 5

3. Leefstijlinterventies (daar hebben wij het over in der jeugdzorg) kenmerken zich natuurlijk door succes en betere kwaliteit van leven van cliënten maar ook door   1. Gering bereik 2. uitval en drop-outs en 3. Doorverwijzing. Het is zaak ook deze uitkomsten te registeren als eindpunt van een interventie.

4. de hier beoordeelde interventies zijn alle van therapeutische aard.  De wijze waarop de gebiedteams probleemverheldering, behoeftebepaling en diagnostiek kunnen uitvoeren, is in deze evidentieniveaus niet aan de orde.

5. Bij de meeste sociale interventies staan opleidingsniveau en competenties van de professionals beschreven. Dei zijn cruciaal om de bewezen effectiviteit te realiseren. Sociale interventies zijn geen pillen die werken ongeacht degene die die toedienen.

Advies aan de gemeenteraad van Nijkerk

In mijn voordracht op 12 november heb ik professionals en politici in Nijkerk aangeraden een pakket aan interventies samen te stellen als aanbod aan de Nijkerkse kinderen en hun ouders. Daarnaast is standaardisering nodig van de laatst genoemde probleemverheldering en behoeftebepaling.

Masterclass Zorgvernieuwing en evaluatie start op 12 maart 2020

Jaarlijks ontwikkelen kenniscentra en universiteiten  nieuwe sociale interventies van niveau 4 en 5, dat wil zeggen met goede of sterke aanwijzingen voor evidentie. De kunst is om deze in de gebiedsteams te absorberen en oudere interventies te verfvangen door betere. Hoe dat het beste kan gebeuren, vormt een van de onderwerpen van de    Zorgvernieuwing van drie dagdelen ( van 1500 – 19.30 uur op 12 maart, 16 april en 14 mei 2020). Wil jij graag nieuwe sociale  interventies probleemloos in jouw gemeente implementeren?  Klik dan hier, lees de brochure van de Masterclass en raak in 1,2,3  op de hoogte van de laatste interventies, beoordelingstechnieken en implementatie-methoden!