Guus Schrijvers

Welcome to Guus Schrijvers

Zelfstandige ouderen gaan op reis met Commissie Bos. Waar leidt de reis naartoe?

Op 15 januari van dit jaar heeft de Commissie Toekomst zorg thuiswonende ouderen (de Commissie Bos) haar advies 1.0: ‘Oud en zelfstandig in 2030, Een reisadvies’, overhandigd aan Minister de Jonge. Voor de zomer 2020 volgt nog een 2.0. versie waarin reacties vanuit het veld in zijn verwerkt.

Echter in deze 1.0 versie zijn de reisdoelen helder:

-1- Ga (ver)bouwen!

Steeds meer ouderen blijven thuis wonen en om dit zelfstandig te kunnen (blijven) doen, zonder onafhankelijk te worden van zorg, moet er hard gewerkt worden aan de fysieke woonomgeving van ouderen aangezien deze cruciaal is. Ten eerste moet er meer gebouwd worden. Maar er moet ook meer verbouwd worden waarbij zeker ook gedacht moet worden aan woonvormen die het midden houden tussen het aloude eigen huis en het verpleeghuis.

-2- Ga digitaal!

Ouderen moeten zelf veel meer gebruik maken van digitale technologieën, om hun dagelijks leven makkelijker en aangenamer te maken. Wanneer ouderen hiertoe gestimuleerd kunnen worden en grootschalig digitale technologieën gaan gebruiken, zijn zij beter in staat de regie in eigen handen te nemen en hun leven aangenamer te maken. Een belangrijke bijkomstigheid is dat hierdoor, naar verwachting, minder arbeidskrachten nodig zijn om de zorg te kunnen leveren en dus een belangrijke bijdrage kan leveren aan de schaarste aan zorgverleners en doelmatigheid van zorg.

-3- Werk samen!

Het staat vast dat er in de komende decennia in de zorg voor ouderen een schaarste aan middelen en mensen zal blijven bestaan. Een zo’n optimaal mogelijke lokale en regionale samenwerking is daarbij cruciaal en verdient een hogere prioriteit dan keuzevrijheid en concurrentie.

Op 16 april aanstaande organiseert de Guus Schrijvers Academie het congres: ‘Goede voorbeelden van samenhangende toegang tot ouderenzorg en gehandicaptenzorg’, waarin adviezen en praktische voorbeelden worden besproken die nu al genomen (kunnen) worden om de drie, vaak niet goed afgebakende wetten; Zvw, Wmo en Wlz, te kunnen ‘ontschotten’ ,in gevallen waarbij (zelfstandig wonende) ouderen toch zorg en ondersteuning kunnen krijgen wanneer de indicatie niet helder op een specifieke wet aan lijkt te sluiten.

Om deze reden gaat voor het artikel in deze nieuwsbrief speciale interesse uit naar het derde reisdoel en dan met name wat de Commissie Bos is hoofdstuk 8 van haar advies hierover zegt.

Hoofdstuk 8 van ‘Oud en zelfstandig in 2030, Een reisadvies’Zorgen, wetten, regels en rollen

De Commissie Bos zet hoog in en zet een stip op de horizon die heel vergaand is. In zijn meest rigoureuze vorm acht de Commissie het wenselijk om alle wetten binnen het sociale en medische terrein op het gebied van zorg en ondersteuning aan ouderen in één enkele wet te verenigen.

Iets minder vergaand stelt de Commissie dat ook het onderbrengen van alle verpleegkundige en medische zorg voor ouderen in één enkele wet een enorme stap voorwaarts zou betekenen. Hiermee zou voor de ouderenzorg in feite de Wlz komen te vervallen, welk dan alleen voor de gehandicaptenzorg voort zou blijven bestaan.

Echter, voor beide ingrepen zijn fundamentele stelselwijzigingen nodig, waarbij veel tijd en transitiekosten zijn gemoeid, waardoor de Commissie in feite adviseert om dit niet echt door te voeren maar wel te doen alsof het zo is. De term die de Commissie daarbij introduceert is de no regret strategie

Aan de regering adviseert de Commissie om bij iedere stap de no regret toets te doen om het wenkend perspectief van integrale zorg en ondersteuning voor zelfstandig wonende ouderen, ongeacht wet of financiering, altijd na te streven.

Aan VWS adviseert de Commissie om de Wlz voor ouderen terug te brengen tot het domein waarvoor de wet oorspronkelijk bedoeld was: dat van de langdurige institutionele, intramurale zorg. Voor de woonzorginitiatieven die op dit moment vanuit de Wlz via VPT, MPT of PGB worden gefinancierd, dient dan een overgangsregeling getroffen te worden (aangezien die dan ophouden te bestaan). Voor zelfstandig wonende ouderen wordt de Wlz dan overgeheveld naar de Zvw en Wmo. De NZa zal erop moeten toezien dat adequate financiering en continuïteit van de zorg voor zelfstandig wonende ouderen gewaarborgd worden.

De Commissie adviseert verder aan Zorgverzekeraars en VWS om maatregelen te nemen waarbij het aantal(kleine) aanbieders voor Wijkverpleging wordt terug gebracht naar maximaal 2 a 3 grotere aanbieders per wijk. De Zorgverzekeraars zouden daarvoor een soort preferentiebeleid moeten hanteren, waarbij alle Zorgverzekeraars de contracterings afspraken voor wijkverpleging van een preferente Zorgverzekeraar overnemen. VWS moet daarvoor artikel 13 van de Zvw (vrije keuze zorgaanbieder) voor de wijkverpleging buiten werking stellen.

De Commissie wil ook een grotere verantwoordelijkheid voor de indicatiestelling bij de wijkverpleging neerleggen door deze ‘zwaarwegend’ te maken. Door het uitschakelen van de Wlz voor de zelfstandig wonende ouderen, heeft de wijkverpleging alleen te maken met het CiZ en de Gemeente en deze loketten zouden veel meer moeten varen op het advies van de wijkverpleegkundige, tenzij. Hierbij stelt de Commissie tevens dat VWS de Wmo zodanig moet veranderen dat Gemeenten Wmo-ondersteuning niet mogen weigeren zolang de zorg thuis verantwoord en doelmatig te verlenen is.

Voor een en ander moeten Gemeenten wel voldoende middelen ter beschikking staan waardoor de Commissie ook nog een opdracht heeft voor zowel VWS als BZK, namelijk; om de verdeling van het gemeentefonds zó in te richten dat gemeenten met een vergelijkbare bevolkings samenstelling een hogere uitkering uit het fonds ontvangen naarmate de instroom van hun inwoners in de Wlz lager is.

Om tot dit advies te komen is de Commissie Bos rigoureus te werk gegaan en schroomt het niet om zeer fundamentele stelsel wijzigingen aan de horizon te zetten. Maar afgezien van vergezichten, komt de Commissie ook met vele praktische adviezen en last but not least, vindt de Commissie het belangrijk dat eventuele invoering van haar adviezen plaats gaat vinden op basis van breed draagvlak. Daarvoor heeft de Commissie haar rapport opengesteld voor commentaar vanuit het veld, waarvoor een reactietermijn tot 1 april aanstaande is gegeven.

Tot slot belangrijke data voor uw agenda:

(Als u wilt dat uw reactie openbaar gemaakt wordt met een volgende versie van het advies, kunt u dat aangeven).16 April: Congres van de Guus Schrijvers Academie in de Galgenwaard: – ‘Goede toegang tot ouderenzorg . Op dit congres hoort u wat veldpartijen, zorgaanbieders, gemeente, beleidsmakers, nu al zelf doen/ hebben gedaan (en niet alleen beperkt tot de thuiswonende ouderen) om de lacunes tussen de Wlz, Wmo en Zvw te overbruggen. Kijk hier voor het programma en alle informatie.

Amsterdamse huisartsen missen verzorgingshuizen enorm

Interview met huisarts Stella Zonneveld

“In het algemeen is de eerste lijn in Amsterdam van goede kwaliteit, goed toegankelijk en doelmatig. Maar goed zorg kan altijd beter. Vooral de ouderenzorg willen wij huisartsen anders vormgeven dan nu het geval is. Lang thuis blijven wonen is natuurlijk prima voor alle, oudere burgers in Amsterdam. Maar als de gezondheid dan toch te zeer verslechtert, dan merken wij het wegvallen van verzorgingshuizen enorm. Dat waren uitstekende beschermende woonvormen, die eenzaamheid voorkomen.

Daarnaast, Amsterdamse huisartsen en hun medewerkers komen nu niet toe aan pro-actieve ouderenzorg zoals een huisbezoek ter voorkoming van vallen. Ook de acute zorg voor ouderen functioneert niet optimaal. We hebben dan wel één centraal telefoonnummer voor spoedopnamen in een Eerste Lijns Verblijf (ELV), maar de capaciteit in spoedplaatsen is te gering”. Woorden van deze strekking spreekt Stella Zonneveld. Ik interview Stella Zonneveld in een reeks voorbeschouwingen op het congres De eerste lijn in 2020- 2030: regionalisatie, zorgvernieuwing en governance. Dat vindt plaats op 6 maart in stadion Galgenwaard te Utrecht.

Wie is Stella Zonneveld?
Ik werk sinds 2007 als huisarts in een Amsterdamse duo-praktijk. Ik begon mijn carrière als tropenarts in Zambia. Van 2012 tot voor kort was ik bestuurslid van de Huisartsenkring Amsterdam met een brede portefeuille: ICT en het sociale domein. Sinds kort ben ik niet alleen huisarts maar ook medisch directeur van de ROHA, een samenwerkingsverband van tweehonderd huisartsen met in totaal 360 duizend patiënten. In 2019 en 2020 gaat bij ROHA veel aandacht naar verdere ontwikkeling van persoonsgerichte zorg; ICT en eHealth; de huisartsenwijkgroepen en de Geïntegreerde Leefstijlinterventie (GLI). Ik zet me graag in om de ROHA hierin verder te ontwikkelen. Ik doe dat samen met mijn collega-directeur Marianne Bramson.

Groeien ouderenzorg en chronische zorg naar elkaar toe?

Ja zeker. Praktijkondersteuners bij chronische aandoeningen zoals diabetes, COPD en Cardio Vasculaire Risico’s zijn tot nu toe gewend aan standaard-werkprocessen en het registreren van indicatoren daarbij. Als zij die maar goed hebben ingevuld, doen zij het goed. Vaak zijn de POH’s aangesteld per chronische aandoening: één voor patiënten met diabetes, de andere voor COPD, enzovoorts. Welnu, we moeten van die strikte standaarden en POH-functies af. De ene patiënt hoeft de huisarts of de POH maar één keer per jaar te zien. Want de patiënt stuurt verder de bloeddruk op via het internet. Een andere heeft meer begeleiding nodig. Vele anderen hebben multimorbiditeit: bijvoorbeeld diabetes én een depressie of COPD én hartfalen. Wat nodig is in de eerste lijn, is persoonsgerichte zorg aan mensen met complexe aandoeningen, complexe behandelingen en complexe contexten thuis.

Standaard Ketenzorg leverde toch wel kwaliteitswinst op?

De afgelopen jaren heeft de standaard-ketenzorg heel veel opgeleverd. Er treden minder complicaties op door verwaarlozing van de chronische aandoening. De volgende stap is meer zorg op maat. Nieuwe vormen van aandacht kan bestaan uit digitale contacten of het faciliteren van groepsbijeenkomsten van mensen in vergelijkbare omstandigheden en met vergelijkbare beperkingen of aandoeningen. Daar is bij bijvoorbeeld persoonsgerichte ouderenzorg ruimte voor. De meeste praktijkondersteuners willen dat ook bieden, mits er voldoende bijscholing mogelijk is.

Amsterdamse huisartsen, vele kikkers in een kruiwagen?

Amsterdam kent veertien zorggroepen, van klein tot groot. Daarnaast bestaat er een Huisartsenkring Amsterdam-Almere,  waarvan ikzelf jaren bestuurslid was, zijn er gezamenlijke huisartsenposten en kennen we een uitstekende regionale Ondersteuning, de Elaa. Zij zijn de buren van de ROHA. Op veel gebieden vindt een bundeling van krachten plaats zoals in overleg met het Zilveren Kruis (1), de Amsterdamse ziekenhuizen (2), de gemeente Amsterdam en het sociale domein (3) en de vaak grote organisaties voor thuiszorg en ouderenzorg (4). Over de richting van het beleid bestaan geen spanningen onder Amsterdamse huisartsen: allen willen meer persoonsgerichte zorg en meer tijd voor de patiënt. Dat is een intrinsieke motivatie. Op termijn zou die gezamenlijke richting kunnen leiden tot één Amsterdamse organisatie voor de eerste lijn. Voor de korte termijn werkt een netwerk beter vanwege de gegroeide financiële en bestuurlijke  verhoudingen. Er bestaat al een naam voor dat netwerk: Alliantie Huisartsen Amsterdam.

Beschikt Amsterdam over voldoende professionals voor persoonsgerichte zorg?

De arbeidsmarkt problematiek is een van de centrale thema’ van onze alliantie. Er bestaat een grote bereidheid om als stagiair en als professionals in de eerste lijn te werken. Maar de huisvesting is zo duur in Amsterdam. Ooit moet het ervan komen dat de Amsterdamse zorg een woontoeslag aan haar professionals betaalt. Verder is besparing op arbeidstijd te vinden als de IT-systemen van huisartsen, specialisten, wijkverpleegkundigen en ouderenzorg met elkaar kunnen communiceren. Dat heet in vakjargon dat er interoperabiliteit tot stand komt. Hiervoor is niet noodzakelijk dat alle Huisartsen Informatie Systemen (His’sen) hetzelfde worden. Als ze maar met elkaar en met andere professionals kunnen praten.

Lukt samenwerking met de ziekenhuizen?

De huisartsen nemen deel aan het Transmuraal Platform Amsterdam, dat bestuurlijk onder de SIGRA valt. Alle ziekenhuizen in de regio en Zelfstandige Behandel Centra (ZBC’s) doen daaraan ook mee. We maken daar inhoudelijke afspraken over bijvoorbeeld verwijzen en terugverwijzen en ook over voorkeursopties bij medicatie. Het maken van regionale afspraken gaat langzaam. Want ziekenhuizen, hun medisch specialistische bedrijven  en ZBC’s trekken alle hun eigen plan. 

Juiste Zorg op de juiste Plek?

Het VWS programma Juiste Zorg op de Juiste Plek betekent voor de Amsterdamse huisartsen een voortborduren op eerder ingeslagen weg. Er vond al veel stille substitutie plaats. Het is zaak daar de juiste (financiele) voorwaarden aan te koppelen. Het verder ontwikkelen van teleconsultatie met specialisten en uitbreiden van eenmalige consultatie van specialisten door de huisarts wat nu is georganiseerd in het Huisarts+punt.

Waar moet het congres op 6 maart vooral gaan?

De richting van het beleid in de eerste lijn is wel duidelijk. Ik kijk uit naar de goede voorbeelden die jullie presenteren op 6 maart. Die komen uit Zuid-Holland, Zuid -Limburg, Midden-Nederland, Twente en ook Amsterdam, eigenlijk van overal uit Nederland. Interessant is ook dat de plenaire inleiders vooral aandacht hebben voor het aansturen en stimuleren van ontwikkelingen zonder uitgewerkte blauwdrukken aan te geven voor 2030.

Congres Agenda

Op 6 maart vindt in het stadion Galgenwaard het congres  plaats over de eerstelijn in  de jaren 2020- 2030. Daarin komen tal van goede voorbeelden aan de orde zoals hierboven genoemd. Klik hier voor meer informatie en inschrijving.

Betere toegang tot ouderenzorg en gehandicaptenzorg is nu al mogelijk, zo bewijzen goede voorbeelden

Patiënten, cliënten, mantelzorgers en hun hulpverleners weten vaak niet bij welke instantie ze precies moeten aankloppen als ze langdurige zorg nodig hebben. Ze worden geregeld van het kastje naar de muur gestuurd. De vier verschillende zorgwetten, regels en geldpotjes staan te vaak centraal, in plaats van de burger. Dit blijkt uit het rapport Zorgen voor burgers uit mei 2018 van de Nationale Ombudsman: ‘Hoewel de overheid de zorg dichter bij de burger wilde brengen, is versnippering ontstaan. Dat komt door systeemdenken in wet- en de regelgeving en door de zorg- en dienstverlening over meerdere wetten te verdelen met alle bureaucratische rompslomp van dien.’ 

Geen nieuwe wetgeving 

De organisatoren van dit congres hebben het pad verlaten om te pleiten voor nieuwe kaderwetgeving waarbinnen de Jeugdwet, de Wet Maatschappelijke Ondersteuning, de Wet Langdurige Zorg en de Zorgverzekeringswet op elkaar worden afgestemd. Hier is het betere de vijand van het goede. Want nieuwe wetgeving (1) duurt zes tot acht jaar, (2) veroorzaakt weer nieuwe implementatie-problemen en (3) biedt geen garantie dat er dan minder bureaucratische rompslomp optreedt.

Minder rompslomp en bureaucratie  

Beter is het om te kijken naar

1. goede voorbeelden die hier en daar beschikbaar zijn en nu al leiden tot minder versnippering en rompslomp en

2. Partijen die betrokken zijn of uitvoerder de ruimte te geven zélf met praktisch voorstellen tot afstemming en/of samenwerking te komen of reeds bestaande jurisprudentie te benutten. 

Goede voorbeelden van goede toegangWel nu, op het congres goede toegang tot ouderenzorg bieden alle sprekers óf goede voorbeelden óf ze gaan in op de ruimte die de wetten in hun teksten of in de jurisprudentie toch bieden voor onderlinge afstemming. Dat congres vindt plaats op 16 april in het stadion Galgenwaard te Utrecht.  Voordat wij hieronder hier nader op ingaan, volgt een opsomming van de wetten die, gedeeltelijk of geheel, gaan over langdurige zorg. Onder dit laatste verstaan wij op dit congres de langdurige ouderenzorg en de gehandicaptenzorg, waaronder ook die aan kinderen. De langdurige geestelijke gezondheidzorg blijft buiten beschouwing.

Centrale vragen op het congres 

Het congres geeft antwoorden op twee centrale vragen:

  • Welke goede voorbeelden geven experts en collega’s? 
  • Hoe ga ik goed om met de jurisprudentie van de vier wetten die gaan over  toegang en afstemming van langdurige zorg? 

Vier wetten

De vier genoemde wetten en hun afstemmingsproblemen zijn de volgende:

Eigen regie en inzet mantelzorg NIET van belang

De Wet Langdurige Zorg (Wlz) is erop gericht lichamelijke- en andere beperkingen op te heffen die levenslang blijven en op alle levensgebieden invloed hebben. Eigen regie en inzet van mantelzorgers komen minder aan de orde. Dat sluit niet aan op de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo) en de Jeugdwet, waarin eigen regie juist wel centraal staat. En als mensen langdurige beperkingen hebben en toch willen participeren, op welke wet doen zij dan in eerste instantie een beroep? En hoe verhoudt zich het Volledig Pakket Thuis binnen de WLZ zich tot Eerstelijnsverblijf en wijkverpleegkundige zorg van de Zorgverzekeringswet?  Dit gebrek aan afstemming veroorzaakt veel ergernis bij cliënten, mantelzorgers, professionals, onafhankelijke cliëntondersteuners en CIZ-indicatiestellers.

Eigen regie en inzet mantelzorg WEL van belang

De Wmo beoogt eigen regie en participatie van cliënten te bevorderen.  Wijkverpleegkundigen in de Zorgverzekeringswet doen hetzelfde. Maar zij zitten meestal niet in het sociale wijkteam van de Wmo. Ook hebben zij een eigen team van verzorgenden om zich heen die bij cliënten over de vloer komen. Dat zijn weer anderen dan de huishoudelijke hulpen van de Wmo. De Wlz, de Zorgverzekeringswet en de Wmo: in de praktijk ontbreekt vaak afstemming. 

Maar wijkverpleging valt onder de Zorgverzekeringswet

De Zorgverzekeringswet betaalt huisartsenzorg, praktijkondersteuners bij huisartsen, wijkverpleegkundigen, eerstelijnsverblijf en geriatrische revalidatie. Dat is meestal zorgverlening met een tijdelijk karakter. Maar wat te doen, als die tijdelijke zorg toch permanent nodig is? En als cliënten langdurig wijkverpleging nodig hebben, doen zij dan een beroep op het Wlz-thuispakket of op een samengesteld pakket van de andere wetten? Wordt wel in alle gevallen op de juiste, zorggronden gekozen of spelen financiële overwegingen mede een rol? Hoe is de onderlinge samenwerking tussen al deze spelers vormgegeven

18-minners en 18-plussers en de kloof blijft maar voortbestaan

De Jeugdwet bekommert zich onder meer om kinderen met verstandelijke en/of lichamelijke beperkingen. Deze wet tracht welzijn, zorg en onderwijs te integreren. Op papier is dat natuurlijk uitstekend. Maar hoe vindt de aansluiting met de Zorgverzekeringswet, de samenwerking met de huisarts, en het vervoer van huis naar zorginstelling plaats? En kan de bekende kloof tussen 18-minners (die onder de Jeugdwet vallen) en de 18-plussers (die met de Wmo te maken hebben) in de praktijk toch gedicht worden? 

Een aantal sprekers uit de kring van het Ministerie van VWS, de zorgverzekeraars en de rechtspraak gaat in algemene zin op bovengenoemde problematiek.

De goede voorbeelden

Op dit congres komen de volgende goede voorbeelden aan bod:

  1. Het verbeteren van de afstemming van de wetten voor langdurige zorg via een wijkcoöperatie (Bart Bongers)
  2. Zorgcoördinatie: één fysieke zorgmeldkamer. Ervaringen uit Zwolle en Twente (Douwe Hatenboer)
  3. Geintegreerde PGB’s: de laatste stand (Aline Molenaar)
  4. Betaling en ondersteuning aan mantelzorgers, de laatste stand (Natalia Vermeulen)
  5. Afstemming in de praktijk van de drie wetten voor de indicatiestelling rond personen met dementie (Monique Spierenburg)
  6. Één sessie met goede voorbeelden die thans lopen. Deelnemers kunnen zich hiervoor aanmelden. 

Let op: de drie plenaire sprekers plaatsen enkele kanttekeningen bij deze goede voorbeelden en geven aan welke ze nog missen.

Tijdens de plenaire afsluiting vormen deze goede voorbeelden het eerste agendapunt. Aan de orde komen de volgende vragen:

1. Zijn de goede voorbeelden voldoende om bureaucratie en rompslomp te verminderen?

2. Op welke manieren is de nationale opschaling van de goede voorbeelden te versnellen?    

De jurisprudentie

De volgende sprekers bersteden aandacht aan jurisprudentie die afstemming tussen de wetten meer dan aanvankelijk mogelijk maken:

  1. De jurisprudentie in brede zin rond afstemming van de vier wetten, Plenaire spreker Elly Koning, advocaat bij Lex Sigma health care advocaten te Amsterdam. 
  2. Één sessie met flitspresentaties over jurisprudentie over meer samenhang in de wetten: Gewonnen en verloren rechtszaken.  Deelnemers kunnen zich hiervoor aanmelden.
  3. Openbaar spreekuur waarin congresdeelnemers casuïstiek kunnen voorleggen (Zorgverzekeraar, CIZ en Gemeente)
  4. Met Bestuurlijke ongehoorzaamheid kom je een heel eind (Hans Adriani Wethouder Nieuwegein)

Let op: de drie plenaire sprekers plaatsen enkele kanttekeningen bij de jurisprudentie en geven aan welke uitspraken door de rechter ook elders van belang zijn. 

Tijdens de plenaire afsluiting vormt de jurisprudentie het tweede agendapunt. Aan de orde komen de volgende vragen: 

(1) Biedt een andere interpretatie van bestaande wetgeving voldoende ruimte voor variatie per patiënt en per regio? 

(2) Of zijn toch wetswijzigingen nodig?  

(3) Bestaat er casuïstiek die nog onvoldoende door rechters zijn getoetst?

(4) Leiden eigen bijdragen (die tussen de wetten sterk verschillen), tot professioneel ongewenste instroom of ongewenste weigeringen door cliënten om van een tot wet gebruik te maken?    

Voor het volledige programma klik je hier .


Ga je op 14 november mee op werkbezoek in eerste lijn te Almere?

Gezondheidscentrum Castrovalva biedt eerstelijnsgezondheidszorg aan zo’n 13.000 bewoners van de wijk Tussen de Vaarten in Almere. Het gezondheidscentrum zit samen in één gebouw met het woonzorgcentrum waarin vooral mensen met een PG-indicatie wonen. Zowel het gezondheidscentrum als het woonzorgcentrum zijn onderdeel van Zorggroep Almere.

Multidisciplinair overleg: wijkverpleegkundige is de spil

Het kernteam voor de eerstelijnszorg voor kwetsbare ouderen is de verpleegkundige praktijk. Hierin werken de praktijkondersteuners somatiek, de wijkverpleegkundigen en de casemanager dementie (persoonlijk begeleider) nauw samen via een multidisciplinair discipline overleg, waar ook de huisarts, apotheker, fysiotherapeut en op indicatie de Specialist Ouderengeneeskunde aan deelneemt. De wijkverpleegkundige is ook de spil naar het sociale wijkteam. Vanuit het woonzorgcentrum organiseert de activiteitenbegeleider samen met de wijkverpleegkundige activiteiten voor ouderen intramuraal en extramuraal.

Breed aanbod van innovatieve interventies

Bij elkaar is er zo een breed aanbod ontstaan voor zorg en welzijn voor de ouderen van de wijk Tussen de Vaarten:

  • MDO/verpleegkundige praktijk voor de bespreking van kwetsbare ouderen volgens het zorgprogramma kwetsbare ouderen met onderling afgestemde behandelplannen
  • Polyfarmacie besprekingen en medicatie-overdracht samen met de apotheek-huisarts-wijkverpleging
  • Samen met het sociale wijkteam-huisartsen-geestelijk verzorger: Welzijn op Recept, buurtmobiel het Vaartje, samen 70+, project Omgaan met verlies, project Levenseinde gesprekken
  • Samen met activiteitenbegeleider van intramuraal: Gouden koffieclub en andere activiteiten voor de buurt, in het gebouw van Castrovalva

Werkbezoek op 14 november

Gedurende het werkbezoek zullen de hulpverleners, vrijwilligers en cliënten die betrokken zijn bij deze activiteiten hierover vertellen, de deelnemers rondleiden door het gebouw van Castrovalva en de wijk, en gelegenheid geven tot vragen over de organisatie en samenhang van deze activiteiten.

Doe mee, ga mee!

Al deze activiteiten kwamen aan de orde tijdens de studiedag Ouderenzorg in de eerste lijn. Ze waren zo interessant dat programmamaker Martien Bouwmans en Erwin Koreman, praktijkmanager huisartsen, voor belangstellenden een werkbezoek arrangeren op 14 november 2019, 14.00 – 17.00 uur. Klik hier voor het programma, schrijf je in en ervaar wat geïntegreerde ouderenzorg in de eerste lijn, aangestuurd vanuit één regie aan meerwaarde heeft voor ouderen met complexe zorgvragen. 

Niet somberen over de ouderenzorg

De vergrijzing en de daarmee gemoeide kosten hangen als een loden last over het debat rondom de kosten van de gezondheidzorg. Moeten we ons druk maken? Is het op langere termijn betaalbaar? Deze vragen kwamen uitgebreid aan de orde tijdens de drukke  studiedag over ouderenzorg in de eerste lijn op 3 oktober in stadion Galgenwaard. Martien Bouwmans blikt hieronder terug op de twee eerste plenaire sprekers: prof.dr. Henk Nies en Liane de haan, directeur-bestuurder van de Anbo. Bouwmans maakte samen met Stephan Hermsen van Vilans en Guus Schrijvers het congresprogramma.

Vergrijzing is kostenfactor maar niet de enige

De vergrijzing is overigens maar één factor in de kostenstijgingen die op de middellange termijn te wachten staan. En niet eens de belangrijkste. Hogere loonkosten, nieuwe technieken, dure geneesmiddelen, vervanging van verouderde gebouwen: die hebben grotere invloed.  Dat laat onverlet dat de kosten voor de ouderenzorg hoe dan ook zullen stijgen. Ook al maken we méér geld vrij voor de ouderenzorg, dan is er het arbeidsmarktprobleem dat het aantrekken van nieuw personeel ernstig bemoeilijkt.

Henk Nies is niet somber

Henk Nies, directeur van Vilans, is niet somber over de toekomst van de ouderenzorg. Aan de hand van internationale vergelijkingen wijst hij allereerst op het onbenutte arbeidspotentieel. Veel werkers in Nederland werken in deeltijd, maar zouden veel méér uren kunnen werken. Een kwestie van mobiliseren en de arbeidsvoorwaarden zo aanpassen dat méér werken aantrekkelijk wordt.  Er is nog voldoende arbeidspotentieel, zeker in vergelijking met andere landen, in Nederland voorhanden.

Geld anders besteden

Geld voor ouderenzorg moet wel anders besteed dan nu. Dat kan, zo blijkt ook uit internationale vergelijkingen. We geven verreweg  het meeste geld uit aan ouderenzorg. Veel meer dan andere Europese landen. Maar of dat zo doelmatig is? Henk Nies beveelt o.a. aan: investeren in zorg en ondersteuning thuis,  gebruik nieuwe technologie, zet zelfredzaamheid centraal, méér samenhang aanbrengen in zorg en ondersteuning thuis en kwaliteit laten definiëren door de patiënt en zijn naasten (samen beslissen). Niet alles wat kan moet.

Liane de Haan: wonen belangrijker dan zorg

Henk Nies sprak op het congres ouderenzorg in de eerstelijn Ook Liane de Haan (directeur van de ANBO) deed dat. Die ontnuchterde de aanwezige hulpverleners en beleidsmakers met de stelling dat voor de ouderen feitelijk alles draait om “wonen”, vellig wonen, en in de eigen omgeving. Dat moet centraal staan, dat is wat ouderen willen, de zorg kom veel later en op een lagere plaats. Zo bezien is 2 miljard extra investeren in de verpleeghuissector in de visie van de Haan ook géén juiste keuze.

Dagelijks functioneren centraal stellen

Misschien een mooi thema voor een volgend congres: moet het dagelijks functioneren, het ondersteund wonen in eigen omgeving niet veel centraler komen te staan dan de zorg en de zorgverlening? Dat zou dan wel eens een drastische verschuiving van middelen van zorgverlening naar gemeenten kunnen impliceren.

De Guus Schrijvers Academie organiseert op 16 april een congres over Goede toegang tot de Ouderenzorg. Klik hier voor meer informatie en het programma

Wie betaalt de kosten van de organisatie van integrale zorg- en dienstverlening.

Integrale zorg-en dienstverlening rondom kwetsbare ouderen kent veel verschillende hulp- en dienstverleners. Kijk in uw eigen omgeving of put uit eigen ervaringen: de afstemming, organisatie en communicatie tussen de betrokken  hulpverleners rondom het bed en daarbuiten, is vaak erg gebrekkig. Bij wie moet u zijn? Vaak gaat het van het kastje naar de muur….

Integrale zorg is lastig. Niet alleen omdat er zoveel verschillende hulpverleners  zijn, maar ook omdat er verschillende financiers betrokken zijn. Ieder betaalt zijn deel in de zorg : de ZVW betaalt huisarts, poh en wijkverpleging, het sociaal domein loopt via de gemeente, en verreweg de meeste zorg voor ouderen (ook voor een deel aan huis) wordt bekostigd door de WLZ (het zorgkantoor).

De uren zorg- en dienstverlening zélf zijn wel geregeld, die worden gewoon betaald,  maar de organisatiekosten van het geheel, integraal, over de domeinen heen, wie is daar verantwoordelijk voor, wie gaat dat betalen?   Financiers zijn terughoudend en verwijzen  deels naar elkaar. Er zijn geen betaaltitels over de financiële domeinen heen. Dat is jammer, want de organisatie van integrale zorg komt niet vanzelf tot stand.

In den lande zijn er inmiddels al diverse integrale programma’s voor zorg en dienstverlening aan kwetsbare ouderen. Vaak vindt men lokaal voor de organisatie van het geheel wel een  ad hoc  oplossing:  soms betaalt de verzekeraar, soms voor een deel de gemeente, soms betaalt de aanbieder de organisatie uit eigen (reserve)middelen. Maar weer nergens betaalt het zorgkantoor mee voor het organiseren van de noodzakelijke afstemming en taakverdeling. Dat is toch vreemd?

Met enkele kleine, maar cruciale maatregelen kan de integrale zorg- en dienstverlening een flinke stap voorwaarts maken. Dat hoeft niet veel te kosten, maar het moet wel geregeld, anders komt integrale zorg niet voldoende en standaard tot stand. Hoe? Meer hierover in een flits-presentatie op de studiedag van de Guus Schrijvers Academie op 3 oktober.

Plan van aanpak zorg voor kwetsbare ouderen compleet

Eind september komen de producten uit het plan van aanpak zorg voor kwetsbare ouderen met alle bijbehorende tools en instrumenten volledig beschikbaar. De handreiking bestaat uit zes stappen om de zorg voor kwetsbare ouderen in de praktijk vorm te geven. Deze is al begin juni openbaar gemaakt. Eind september komt het bijbehorende instrumentarium beschikbaar, zoals een gereedschapskist met daarin een rekentool en een gesprekshandleiding voor partijen die in de regio stappen willen maken om de zorg en dienstverlening aan kwetsbare ouderen integraal vorm te geven.

Via een infographic, een ander nieuw instrument, kan op wijkniveau, stapsgewijs ingevuld worden wie wat zou moeten doen om integrale zorg en dienstverlening vorm te geven.

Tenslotte komt er een matrix beschikbaar met goede voorbeelden hoe elders in den lande de organisatie van integrale zorgverlening wordt vormgegeven en bekostigd.

Met handreiking en bijbehorende instrumenten ontstaat zo een compleet pakket, waarmee zorg en dienstverlening zowel op regio – als op wijkniveau een flinke impuls kan krijgen.

Alle instrumenten worden gepresenteerd op de studiedag ouderenzorg in de eerstelijn op 3 oktober a.s. In een aparte workshop worden niet alleen alle nieuwe instrumenten gepresenteerd; er wordt ook mee proefgedraaid. Ook het volledige plan van aanpak wordt daar gepresenteerd. Informatie over de studiedag vind je hier.

Lees de brochure op www.guusschrijversacademie.nl en meld je aan. Velen gingen jou reeds voor.

Particuliere woonvormen van kwetsbare ouderen staan centraal op 3 oktober

ING-economen verwachten dat de Nederlandse vraag naar thuiszorg en woonvormen voor senioren tot 2030 met respectievelijk 5 en 7 procent per jaar gaat toenemen. Deze 65-plussers zijn bereid en in staat daar extra geld voor uit te trekken. Dit komt door de verhoudingsgewijs goede pensioenvoorzieningen en veel eigen woningbezit. Bovendien stijgt het aantal ouderen in Nederland sneller dan elders in Europa. Conclusies van deze strekking staan te lezen in een ING-rapport dat onlangs uitkwam. Op de studiedag Ouderenzorg in de eerste lijn  op 3 oktober vormt huisvesting  van ouderen een van de centrale thema’s.  Dit artikel is een voorbeschouwing op dit  congres. De eerste conclusie is dat gemeenten in hun woningbouwbeleid rekening moeten houden met dat groeipercentage van 5 tot 7%. Anders lukt dat zo lang mogelijk zelfstandig wonen al helemaal niet.

Wonen met zorg

Een ander belangrijke nota voor het congres vormt de publicatie van het Sociaal Planbureau met de titel Wonen met zorg. Op basis van gesprekken met sleutelfiguren  en vijf site visits komen onderzoekers van dit bureau tot de volgende zeven conclusies:

  1. De particuliere huizen waar ouderen langdurige zorg kunnen krijgen, zijn in het algemeen kleinschalig. Bestaande, reguliere zorginstellingen hebben tegenwoordig vaak ook kleinschalig wonen in hun aanbod.
  2. Ouderen die er wonen en langdurige zorg ontvangen, hebben doorgaans een indicatie voor de Wlz. De kosten voor de zorg worden betaald uit een persoonsgebonden budget (pgb) of via een Volledig Pakket Thuis (VPT).
  3. Er is weinig verschil in de voorwaarden voor het leveren van zorg: reguliere en particuliere organisaties moeten veelal aan dezelfde kwaliteitseisen voldoen.
  4. Particuliere aanbieders bieden geen Zorg in natura (Zin), dat wil zeggen, het complete pakket aan zorg, verblijf en medische behandeling ineen.
  5. Voor hoog complexe zorgvragen zijn ouderen doorgaans alsnog op reguliere zorgorganisaties aangewezen.
  6. Particulier woonzorgaanbod bedient veelal ouderen met hogere inkomens, maar er is ook (steeds meer) aanbod voor ouderen met een middeninkomen. Er is zelfs aanbod voor ouderen met alleen AOW, al is dat nog erg schaars. Er lijkt een groeiende behoefte te zijn aan kleinschalige woonzorg voor ouderen met midden- en lage inkomens.
  7. Voor complexe zorgvragen van ouderen, hebben particuliere woonzorgaanbieders vaak niet voldoende deskundigheid en mogelijkheden in huis, en soms blijkt de huisvesting ook niet geschikt. Een specialist ouderengeneeskunde is in de particuliere woonzorg doorgaans niet beschikbaar. Voor medische vragen zijn ouderen vaak aangewezen op de huisarts, maar die kunnen zich overvraagd voelen als een particuliere aanbieder zich in hun wijk vestigt. Dit vraagt om een goede inbedding in de lokale zorginfrastructuur.

Studiedag Ouderenzorg in de eerste lijn op 3 oktober

Voor de studiedag op 3 oktober vormen het ING-rapport en het SCP-onderzoek bouwstenen voor de discussie over goede voorbeelden van samenhangende huisvesting en zorg. Hierbij zijn de aantrekkelijke, kleinschalige woonvormen ingebed in de eerstelijnszorg. Bovendien kunnen zij dan ook huisvesting bieden aan ouderen met complexe zorgvragen.  Het onderwerp Zorgbehoeften en huisvesting komt in de plenaire voordrachten van Vilans-topman prof. Henk Nies en van ANBO directeur/bestuurder Liane den Haan aan de orde.  Ook is er tijdens de studiedag  een aparte sessie aan het vraagstuk wonen en zorg gewijd. Vivian Broex en Penny Senior bespreken aan de hand van een praktijkvoorbeeld hoe moderne ouderenhuisvesting gecombineerd kan worden met zorg vanuit de eerste lijn. Vivian Broex is bestuurder Zorgspectrum te Nieuwegein en Penny Senior is adviseur wonen en zorg bij ActiZ. Zij nemen samen met de sessiedeelnemers goede voorbeelden door en bespreken de opschaling daarvan naar andere regio’s en gemeenten.

Wil je deelnemen aan deze sessie en aan de studiedag?  Klik dan hier, lees de brochure, schrijf je in en doe nieuwe kennis(sen) op. 

Nieuwe handreiking kwetsbare ouderen

12 juni jl. verscheen de nieuwe handreiking kwetsbare ouderen. Deze bevat een 6-stappenplan en een overzicht van rollen en taken bij het organiseren van ondersteuning en zorg aan zeer kwetsbare thuiswonende ouderen. Een mooie volgende stap om tot integrale zorg te komen voor deze groep mensen.

Actuele inzichten

De handreiking komt voort uit het Plan van Aanpak Zorg voor kwetsbare ouderen van het Bestuurlijk Overleg Eerste Lijn. Dit is onderdeel van het Programma Langer Thuis van het ministerie van VWS. Dertien landelijke partijen uit het medische-, sociale- en zorgdomein hebben actuele inzichten over de zorg en ondersteuning aan thuiswonende kwetsbare ouderen bijeengebracht in de handreiking. Deelnemende partijen zijn: LHV, V&VN, InEen, NHG, KNGF, Laego, Patiëntenfederatie Nederland, ZN, VWS, Sociaal Werk Nederland, de VNG, KNMP en Actiz. De handreiking is gebaseerd op de ‘Handreiking Kwetsbare Ouderen’ uit 2014 van Vilans.

6-stappenplan integrale zorg

Kern van de handreiking is een 6-stappenplan. Het nieuwe, vereenvoudigde en geactualiseerde stappenplan beschrijft wat persoonsgerichte, proactieve en samenhangende zorg en ondersteuning voor thuiswonende kwetsbare ouderen betekent. De integrale zorg in de handreiking richt zich specifiek op zeer kwetsbare thuiswonende ouderen waarbij sprake is van multidomein problematiek en/of extreme kwetsbaarheid.

Verdeling rollen en verantwoordelijkheden

Per stap worden instrumenten, werkwijzen en methodieken aangereikt die helpen om afspraken te maken over de invulling van de zorg. Ook worden suggesties gedaan voor de verdeling van rollen en verantwoordelijkheden tussen de betrokken professionals en de kwetsbare oudere zelf. De basis hiervoor is een inventarisatie van rollen en verantwoordelijkheden die eveneens binnen het Plan van Aanpak Zorg voor kwetsbare ouderen is uitgevoerd.

Kwetsbare ouderen

De handreiking ondersteunt de zorg voor kwetsbare ouderen op drie niveaus:

  1. individuele zorgverleners maken kennis met bruikbare ideeën en suggesties en kunnen hiermee snel aan de slag;
  2. lokale en regionale samenwerkingsinitiatieven krijgen handvatten om de zorg op lokaal en regionaal niveau te organiseren;
  3. landelijke partijen krijgen aanknopingspunten om op landelijk niveau te werken aan het oplossen van knelpunten en belemmeringen.
Regionale afspraken

Persoonsgerichte, proactieve en samenhangende zorg en ondersteuning voor kwetsbare ouderen is uitsluitend mogelijk als aan bepaalde randvoorwaarden is voldaan. De afspraken over deze randvoorwaarden worden regionaal tussen de betrokken partijen gemaakt.

Dynamisch document

De handreiking is een dynamisch document. Een redactieraad vanuit de dertien landelijk partijen zorgt ervoor dat deze up-to-date blijft en de ervaringen en ontwikkelingen in zorg en welzijn volgt.

Workshop

3 oktober 2019 verzorgen Frederik Vogelzang, Programmamanager bij InEen en Peter van Linschoten eigenaar van onderzoeksbureau Argo, een workshop over de handreiking. Zijn doen dit op de studiedag Ouderenzorg in de eerste lijn op 3 oktober in Utrecht.

Resultaten delen en monitoren

Bij de handreiking zit een disclaimer, waar ik blij van word. Hierin staat dat het gebruik van de handreiking in de praktijk zal moeten uitwijzen of deze aanpak kan worden gevolgd en bijdraagt aan kwaliteit van leven, kwaliteit van zorg, arbeidssatisfactie en doelmatigheid van zorg voor kwetsbare ouderen thuis. Het advies is daarom om lokaal en regionaal de resultaten van zorg en ondersteuning, vanuit meerdere invalshoeken, te blijven monitoren en de resultaten daarvan te delen om zo te kunnen leren wat werkt bij de zorg voor ouderen.

Eigen invulling

Dit advies sluit aan bij prikkelende column in het FD van Pauline Meurs (Voorzitter van de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving): Wat beter gaat in de ogen van beleidsmakers en toezichthouders, is niet altijd een echte verbetering. Wat in theorie best goed lijkt te werken, kan soms door de context en mogelijkheden moeilijk gekopieerd worden. En dat spreekt mij nu zo aan in de handreiking: het is geen waarheid, maar een uitnodiging om in je eigen regionale context invulling te geven aan integrale zorg voor kwetsbare ouderen.

Studiedag

Ik kijk uit naar de workshop die Frederik Vogelzang en Peter van Linschoten gaan houden op 3 oktober op de studiedag. Want ik ben nieuwsgierig naar de ideeën van mensen uit het veld hierover. Het programma, de sprekers en alle andere informatie over de Studiedag Ouderenzorg in de eerste lijn vind je hier.

Stephan Hermsen, Adviseur Vilans
Bron: Beter Oud Nieuws, 12 juni 2019

Data ouderenzorg goed uitgangspunt voor lokale samenwerking

Regionale samenwerking tussen financiers en zorgaanbieders komt vaak in een stroomversnelling als zij over statistische gegevens beschikken over de zorgverlening. Dat geeft inzicht in de ontwikkeling van de kosten en laat lacunes, verbetermogelijkheden en win-win-mogelijkheden zien.

Katalysator

De laatste tijd vragen steeds meer zorgaanbieders, gemeenten en zorgverzekeraars zich af hoe zij de kwaliteit van de zorg kunnen verbeteren door hun eigen data te combineren met big data die openbaar beschikbaar zijn. Bij de organisatie en infrastructuur voor integrale ouderenzorg fungeert het beschikbaar hebben van goede, relevante data vaak zelfs als katalysator. De samenwerking in de regio tussen verschillende financiers (zorgverzekeraars en gemeenten) en zorgaanbieders komt in een stroomversnelling, als zij over statistische gegevens beschikken over de zorgverlening in de regio.

Data vergelijken

Maar zijn deze data ook beschikbaar? Zijn ze gemakkelijk te ontsluiten en met elkaar te vergelijken? Hier zit vaak een probleem. De data van de zorgverzekeraars worden opgebouwd via de declaratie-gegevens van zorgkosten door de aanbieders. Vektis, het gemeenschappelijk data-beheerbedrijf van de zorgverzekeraars, beschikt over een schat aan informatie, inmiddels opgebouwd op basis van 12 jaar zorgverzekeringswet.

Data combineren

Voor integrale ouderenzorg zijn behalve data van de zorgverzekeraars en de zorgkantoren ook de data van gemeenten van belang. Uitgaven in het sociaal domein, zoals in de WMO spelen een essentiële rol om ouderen langer thuis te kunnen laten wonen. De zorgverzekeraars beschikken over data op individueel cliënt niveau, die zij naar verschillende groepsniveaus kunnen vertalen, de gemeenten hebben dat niet. Zij werken met budgetten, de data zijn vaak op groepsniveau. Dat hangt samen met de wijze van bekostigen. Dit maakt het lastig deze bestanden met elkaar te combineren.

Openbare data

Er zijn over de ontwikkelingen in de ouderenzorg desalniettemin al veel data openbaar beschikbaar. Vektis heeft daarvoor de website www.zorgprismapubliek.nl ontwikkeld. Op deze website vind je veel data, bijvoorbeeld over ontwikkelingen in de ouderenzorg, die vaak op gemeenteniveau uit te splitsen zijn. Maar deze gegevens zijn niet in één oogopslag te vinden, laat staan gemakkelijk te ontsluiten. De gemeenten beschikken voor hun data ook over een website: www.waarstaatjegemeente.nl

Inzicht data ouderenzorg

Ronald Luijk en Harry post zijn respectievelijk consultant en onderzoeker bij Vektis. Zij geven een workshop over inzicht in de beschikbare data rond ouderenzorg op de studiedag over ouderenzorg in de eerste lijn op 3 oktober a.s. Zij zullen onder andere demonstreren waar de (openbare) data staan en hoe die te ontsluiten zijn. Maar ook hoe die gegevens te combineren zijn met data uit andere bestanden. Daarbij zoomen zij in op subpopulaties (bijvoorbeeld kwetsbare ouderen) of op doelgroepniveau. Naast het breed ter beschikking stellen van data helpt Vektis ook gemeenten, zorgaanbieders en andere opdrachtgevers om (zeer) specifieke onderzoeksvragen te onderzoeken. Uitgangspunt hierbij is dat er geen bedrijfsgevoelige gegevens van de zorgverzekeraars in het geding zijn, of data naar individuele cliënten te herleiden zijn.

Ouderenzorg eerste lijn

Naast de workshop over data in de ouderenzorg, kunnen deelnemers aan de studiedag op 3 oktober kiezen uit tal van andere workshops en parallelsessies. Van de Specialist Ouderengeneeskunde tot de rol van de casemanager en de implementatie van het plan van aanpak ‘Zorg en ondersteuning voor kwetsbare ouderen thuis’.
Wilt u weten hoe de zorg en dienstverlening rond thuiswonende ouderen eruit gaan zien de komende jaren? Welke goede voorbeelden en actuele ontwikkelingen er zijn op dit gebied? En hoe de eerste lijn kan omgaan met de groeiende groep kwetsbare ouderen die de meeste zorg nodig heeft? Kijk dan voor het programma en de sprekers op de informatiepagina van de Guus Schrijvers Academie en schrijf u in.