Guus Schrijvers

Welcome to Guus Schrijvers

Wat leren we over de lange termijn effecten van telemonitoring op gebruik en kosten van zorg voor patiënten met hartfalen en COPD?

Rolien de Jong, verbonden aan de Hogeschool Utrecht, geeft naar aanleiding van een recente publicatie van Van der Burg et al een overzichtelijke inleiding en wijst op vervolgvragen en de verantwoordelijkheid van de overheid in deze.

In de langdurende zorg is telemonitoring (het verzamelen van data door de patiënt die op afstand door professionals worden beoordeeld om de behandeling in goede banen te leiden) al sinds de komst van internet een belofte. Potentieel kan het bijdragen aan alle doelen van Triple Aim[1]: verbeterde ervaren zorg voor de individuele patiënt, verbeterde gezondheid voor de burgers en verlaagde kosten. Ondanks ondersteunende programma’s vanuit VWS[2], enthousiaste ehealth ondernemers, innovatieve zorgprofessionals en onderzoeksresultaten die veelal of geen verslechtering of verbetering laten zien[3], heeft opschaling nog niet op grote schaal plaatsgevonden.

Hoewel we inmiddels weten dat techniek geen belemmering voor gebruik door de patiënt hoeft te zijn, is er nog veel dat we niet weten. We kunnen stellen dat er nog veel te weinig bekend is over welke e-health-toepassing voor welke doelgroep, in welke context, op welke plek in het zorgproces en in combinatie met welke frequentie van reguliere praktijkconsulten, relevant en toepasbaar is[4]. Het is daarom waardevol dat Van der Burg etal. bestaande data nader hebben bestudeerd en daarover onlangs hebben gepubliceerd.

Samenvatting

In deze studie is de effectiviteit van telemonitoring bij thuiswonende patiënten met ernstig hartfalen en COPD geëvalueerd. Dit werd gedaan door te onderzoeken of, bij gebruik van telemonitoring, het aantal en de duur van ziekenhuisopnames afnam evenals de kosten van de zorg. Er werd gebruik gemaakt van bestaande data, waarbij er tot 3 jaar opvolging plaats vond.

De resultaten lieten zien dat bij patiënten met hartfalen zowel het aantal als de duur van de ziekenhuisopnames significant afnam, evenals de zorgkosten. Bij COPD patiënten namen alleen de zorgkosten af (met 54%). Geconcludeerd werd dat telemonitoren effectief is voor patiënten met hartfalen maar niet voor patiënten met COPD, maar dat de kosten in beide gevallen substantieel verminderen.

Verklaringen voor deze uitkomst voor COPD wordt gezocht in dat er voor COPD geen duidelijke, thuis-meetbare, indicatoren om exacerbatie te voorkomen zijn onderzocht. Dit in tegenstelling tot hartfalen, waarbij gewicht een duidelijke, behandelbare indicator is. De hypothese voor de dalende zorgkosten zou kunnen zijn dat er bij gebruik van telemonitoring minder gebruik wordt gemaakt van consultaties en andere onderzoeken, terwijl opnames niet te voorkomen zijn.

Bijzonder is dat er weinig verloop is onder de patienten. Ze bleven data aanleveren tegen verwachting in.

Betekenis voor Nederland

Van belang voor de langdurige zorg in Nederland is dat er positieve (of gelijkblijvende) resultaten zijn bereikt bij twee grote groepen patiënten met een chronische ziekte, door gepersonaliseerde en geintegreerde zorg te leveren.

  • Gepersonaliseerd omdat voor iedere patiënt een eigen bandbreedte voor signalering wordt vastgesteld en de patiënt kan zelf ook zien en handelen als de bandbreedte wordt overschreden.
  • Geïntegreerd omdat telemonitoring is ingebed in de bestaande behandeling. Mogelijk zou verdere integratie plaats kunnen vinden met de eerstelijn. Door gezamenlijke validering van de telemonitoring-meetinstrumenten ontstaat vertrouwen en consistent beleid met alle betrokken professionals.

Hoe versnellen we de inzet van telemonitoring in de zorg voor chronisch zieken?

Van belang voor versnellen van de toepassing van telemonitoring is de cocreatie tussen professionals, patiënten en ontwikkelaars. De initiële gebruikers kunnen helpen om het ontwerp aan te passen zodat ook grotere groepen patiënten telemonitoring gaan gebruiken.

Het integreren van de telemonitoring in de gebruikelijke zorg voorkomt overlast en gebrek aan motivatie bij professionals. Een pilot naast de zorg vraagt extra aandacht.

Nader onderzoek naar de vragen die deze studie oproept:

  • Wat is het mechanisme achter telemonitoring thuis?

Het lijkt mensen te helpen eerder een verslechtering te detecteren en eerder aanvullende ondersteuning te vragen. Zijn er nog meer aspecten die invloed hebben op zelfmanagement?

  • Met welke groep patiënten hebben we te maken (early adopters?[5])? En hoe zou telemonitoring werken voor patiënten met andere kenmerken?

Overheid en managers zijn verantwoordelijk dat er een landelijke infrastructuur komt om op veilige wijze de data uit te wisselen. Bestuurders hebben de verantwoordelijkheid om regionale afspraken te maken voor het organiseren en afstemmen van deze geïntegreerde, gepersonaliseerde zorg. Om ook economisch rendement te halen is dit een voorwaarde.

Kijk op de congresagenda van de Guus Schrijvers Academie: op 3 december 2020 vindt het congres Juiste Zorg op de Juiste Plek; voor, tijdens en na de Covid-19 uitbraak plaats. Vooraanstaande sprekers delen dan met jou  actuele inzichten over dit onderwerp. Alle congressen van de Guus Schrijvers Academie zijn online te volgen!


[1] https://www.healthaffairs.org/doi/full/10.1377/hlthaff.27.3.759

[2] https://www.zonmw.nl/nl/over-zonmw/ehealth-en-ict-in-de-zorg/programmas/programma-detail/stimuleringsregeling-ehealth-thuis/

[3] https://www.jmir.org/2017/5/e172/

[4] https://nivel.nl/sites/default/files/bestanden/1003608.pdf

[5] https://books.google.nl/books?hl=nl&lr=&id=v1ii4QsB7jIC&oi=fnd&pg=PR15&dq=everett+rogers+diffusion+of+innovations&ots=DMSoyRQm9O&sig=qWuScB837JwNp-pfOWmK1ATuw4s#v=onepage&q=everett%20rogers%20diffusion%20of%20innovations&f=false

Contourennota moet orde in de regionale samenwerking scheppen

In de zomer, zo is in de miljoenennota aangekondigd, komt het kabinet met een contourennota, waarin de hoofdlijnen worden neergezet hoe er gekomen kan worden “tot een betere organiseerbaarheid van de zorg”. De regio krijgt daarin weer een belangrijke rol. 

Gefragmenteerde eerste lijn

Dat de zorg, nu ingericht via verschillende wetten en uitvoerders (WLZ,ZVW.WMO, jeugdwet) , meer samenhang en onderlinge afstemming moet krijgen, is duidelijk. Méér mensen die langer thuis wonen in plaats van in verpleeghuizen (en vroeger verzorgingshuizen), vergt dat de zorgverlening rondom de thuissituatie goed ingericht is, een goede onderlinge samenwerking kent tussen hulpverleners, niet alleen binnen de zorg maar ook tussen de domeinen, tussen zorg en gemeente (en zorgkantoor), tussen zorg en ondersteuning.

De eerstelijnszorg is echter nog erg gefragmenteerd en staat niet bekend om goed onderlinge samenhang. Meer regie op die samenwerking en samenhang is gewenst. Maar hoe?

Zorgverzekeraar aanspreekbaar

De zorgverzekeraars hebben bij brief vorig jaar aangegeven daaraan te willen werken.  Twee zorgverzekeraars (de grootsten in de regio) worden er op aanspreekbaar dat een” feitelijk beeld tot stand komt  van de sociale en gezondheidssituatie en opgaven in de regio, gemeente of wijk.” Nog belangrijker zou zijn dat de inkoopafspraken die deze, of beter nog één marktleider-zorgverzekeraar in de regio maakt, door de andere zorgverzekeraars gevolgd zouden worden. Maar dat staat er nou net weer niet.

Meer samenwerking tussen gemeenten 

Voor gemeenten wordt zonder twijfel de boodschap dat meer intergemeentelijke samenwerking nodig is om de inkoop van (gespecialiseerde) jeugdzorg meer gezamenlijk in te kopen. Goede zaak.

Één wijkteam van wijkverpleegkundigen

Minister de Jonge heeft in het voorjaar van 2019 al iets concreter aangegeven waar hij naar toe wil, met name in de wijkverpleging. Minder marktwerking, méér samenwerking, één herkenbaar team in de wijk van wijkverpleging in iedere wijk, die goed samenwerkt met het sociaal domein. Het kan niet anders dat in dat geval de inkooprol van de zorgverzekeraars om dat ene team te contracteren versterkt moet worden. Niet iedere aanbieder krijgt dan een contract of vergoeding.

Contourennota ter discussie op 16 april

contoWordt de contourennota méér dan het schetsen van contouren en de uitwerking doorschuiven naar een volgend kabinet? In het congres op 16 april over meer samenhang in de toegang tot o.a. de ouderenzorg gaat de VWS Directeur Generaal Langdurige Zorg, Ernst van Koesveld, enkele tipjes van de sluier oplichten. Meer informatie vindt u hier .

Zelfstandige ouderen gaan op reis met Commissie Bos. Waar leidt de reis naartoe?

Op 15 januari van dit jaar heeft de Commissie Toekomst zorg thuiswonende ouderen (de Commissie Bos) haar advies 1.0: ‘Oud en zelfstandig in 2030, Een reisadvies’, overhandigd aan Minister de Jonge. Voor de zomer 2020 volgt nog een 2.0. versie waarin reacties vanuit het veld in zijn verwerkt.

Echter in deze 1.0 versie zijn de reisdoelen helder:

-1- Ga (ver)bouwen!

Steeds meer ouderen blijven thuis wonen en om dit zelfstandig te kunnen (blijven) doen, zonder onafhankelijk te worden van zorg, moet er hard gewerkt worden aan de fysieke woonomgeving van ouderen aangezien deze cruciaal is. Ten eerste moet er meer gebouwd worden. Maar er moet ook meer verbouwd worden waarbij zeker ook gedacht moet worden aan woonvormen die het midden houden tussen het aloude eigen huis en het verpleeghuis.

-2- Ga digitaal!

Ouderen moeten zelf veel meer gebruik maken van digitale technologieën, om hun dagelijks leven makkelijker en aangenamer te maken. Wanneer ouderen hiertoe gestimuleerd kunnen worden en grootschalig digitale technologieën gaan gebruiken, zijn zij beter in staat de regie in eigen handen te nemen en hun leven aangenamer te maken. Een belangrijke bijkomstigheid is dat hierdoor, naar verwachting, minder arbeidskrachten nodig zijn om de zorg te kunnen leveren en dus een belangrijke bijdrage kan leveren aan de schaarste aan zorgverleners en doelmatigheid van zorg.

-3- Werk samen!

Het staat vast dat er in de komende decennia in de zorg voor ouderen een schaarste aan middelen en mensen zal blijven bestaan. Een zo’n optimaal mogelijke lokale en regionale samenwerking is daarbij cruciaal en verdient een hogere prioriteit dan keuzevrijheid en concurrentie.

Op 16 april aanstaande organiseert de Guus Schrijvers Academie het congres: ‘Goede voorbeelden van samenhangende toegang tot ouderenzorg en gehandicaptenzorg’, waarin adviezen en praktische voorbeelden worden besproken die nu al genomen (kunnen) worden om de drie, vaak niet goed afgebakende wetten; Zvw, Wmo en Wlz, te kunnen ‘ontschotten’ ,in gevallen waarbij (zelfstandig wonende) ouderen toch zorg en ondersteuning kunnen krijgen wanneer de indicatie niet helder op een specifieke wet aan lijkt te sluiten.

Om deze reden gaat voor het artikel in deze nieuwsbrief speciale interesse uit naar het derde reisdoel en dan met name wat de Commissie Bos is hoofdstuk 8 van haar advies hierover zegt.

Hoofdstuk 8 van ‘Oud en zelfstandig in 2030, Een reisadvies’Zorgen, wetten, regels en rollen

De Commissie Bos zet hoog in en zet een stip op de horizon die heel vergaand is. In zijn meest rigoureuze vorm acht de Commissie het wenselijk om alle wetten binnen het sociale en medische terrein op het gebied van zorg en ondersteuning aan ouderen in één enkele wet te verenigen.

Iets minder vergaand stelt de Commissie dat ook het onderbrengen van alle verpleegkundige en medische zorg voor ouderen in één enkele wet een enorme stap voorwaarts zou betekenen. Hiermee zou voor de ouderenzorg in feite de Wlz komen te vervallen, welk dan alleen voor de gehandicaptenzorg voort zou blijven bestaan.

Echter, voor beide ingrepen zijn fundamentele stelselwijzigingen nodig, waarbij veel tijd en transitiekosten zijn gemoeid, waardoor de Commissie in feite adviseert om dit niet echt door te voeren maar wel te doen alsof het zo is. De term die de Commissie daarbij introduceert is de no regret strategie

Aan de regering adviseert de Commissie om bij iedere stap de no regret toets te doen om het wenkend perspectief van integrale zorg en ondersteuning voor zelfstandig wonende ouderen, ongeacht wet of financiering, altijd na te streven.

Aan VWS adviseert de Commissie om de Wlz voor ouderen terug te brengen tot het domein waarvoor de wet oorspronkelijk bedoeld was: dat van de langdurige institutionele, intramurale zorg. Voor de woonzorginitiatieven die op dit moment vanuit de Wlz via VPT, MPT of PGB worden gefinancierd, dient dan een overgangsregeling getroffen te worden (aangezien die dan ophouden te bestaan). Voor zelfstandig wonende ouderen wordt de Wlz dan overgeheveld naar de Zvw en Wmo. De NZa zal erop moeten toezien dat adequate financiering en continuïteit van de zorg voor zelfstandig wonende ouderen gewaarborgd worden.

De Commissie adviseert verder aan Zorgverzekeraars en VWS om maatregelen te nemen waarbij het aantal(kleine) aanbieders voor Wijkverpleging wordt terug gebracht naar maximaal 2 a 3 grotere aanbieders per wijk. De Zorgverzekeraars zouden daarvoor een soort preferentiebeleid moeten hanteren, waarbij alle Zorgverzekeraars de contracterings afspraken voor wijkverpleging van een preferente Zorgverzekeraar overnemen. VWS moet daarvoor artikel 13 van de Zvw (vrije keuze zorgaanbieder) voor de wijkverpleging buiten werking stellen.

De Commissie wil ook een grotere verantwoordelijkheid voor de indicatiestelling bij de wijkverpleging neerleggen door deze ‘zwaarwegend’ te maken. Door het uitschakelen van de Wlz voor de zelfstandig wonende ouderen, heeft de wijkverpleging alleen te maken met het CiZ en de Gemeente en deze loketten zouden veel meer moeten varen op het advies van de wijkverpleegkundige, tenzij. Hierbij stelt de Commissie tevens dat VWS de Wmo zodanig moet veranderen dat Gemeenten Wmo-ondersteuning niet mogen weigeren zolang de zorg thuis verantwoord en doelmatig te verlenen is.

Voor een en ander moeten Gemeenten wel voldoende middelen ter beschikking staan waardoor de Commissie ook nog een opdracht heeft voor zowel VWS als BZK, namelijk; om de verdeling van het gemeentefonds zó in te richten dat gemeenten met een vergelijkbare bevolkings samenstelling een hogere uitkering uit het fonds ontvangen naarmate de instroom van hun inwoners in de Wlz lager is.

Om tot dit advies te komen is de Commissie Bos rigoureus te werk gegaan en schroomt het niet om zeer fundamentele stelsel wijzigingen aan de horizon te zetten. Maar afgezien van vergezichten, komt de Commissie ook met vele praktische adviezen en last but not least, vindt de Commissie het belangrijk dat eventuele invoering van haar adviezen plaats gaat vinden op basis van breed draagvlak. Daarvoor heeft de Commissie haar rapport opengesteld voor commentaar vanuit het veld, waarvoor een reactietermijn tot 1 april aanstaande is gegeven.

Tot slot belangrijke data voor uw agenda:

(Als u wilt dat uw reactie openbaar gemaakt wordt met een volgende versie van het advies, kunt u dat aangeven).16 April: Congres van de Guus Schrijvers Academie in de Galgenwaard: – ‘Goede toegang tot ouderenzorg . Op dit congres hoort u wat veldpartijen, zorgaanbieders, gemeente, beleidsmakers, nu al zelf doen/ hebben gedaan (en niet alleen beperkt tot de thuiswonende ouderen) om de lacunes tussen de Wlz, Wmo en Zvw te overbruggen. Kijk hier voor het programma en alle informatie.

Blokhuis over ambulantisering GGZ op 26 maart 2020

Op donderdag 26 maart 2020 houd VWS-staatssecretaris Paul Blokland een plenaire voordracht op het interprofessioneel congres Ambulantisering van de ggz: wat gaat goed en wat kan beter? De voorlopige  titel van zijn inleiding is  “Hoe nu verder met de ambulantisering van de ggz?”.  Andere plenaire sprekers zijn Prof. dr. Hans Kroon, senior medewerker bij het Trimbos Instituut en hoogleraar Ambulantisering en deïnstitutionalisering van de ggz te Tilburg, Bert Frings, VNG-commissie-voorzitter en wethouder in Nijmegen en Elsbeth de Ruijter psychiater en lid RvB van GGZ Noord Holland Noord. Daarnaast telt het congres vele parallelsessies met goede voorbeelden en flitspresentaties over pas gestarte projecten en uitgekomen studies.

Het congres is voor jou bedoeld

Het congres beoogt een ontmoetingsplaats te zijn voor professionals en cliënten; alle typen professionals werkzaam in de ggz; ggz-bestuurders en managers, wethouders, beleidsmedewerkers van gemeenten en inkopers van ggz bij zorgverzekeraars; kortom  voor een ieder met hart en solidariteit met mensen met psychiatrische aandoeningen.

Veelzijdig congres

Ondergetekende  maakte, samen met  Bert van der Hoek, bestuursvoorzitter Trimbos Instituut, het programma van het congres. Wij hebben getracht een veelzijdig congres  op te zetten waar kennisoverdracht, ervaringsuitwisseling, botsing van meningen en humor naar voren komen. Klik hier voor het programma op de website of ga naar www.guusschrijversacademie.nl

Tot ziens op 26 maart

Graag ontmoeten wij jou op donderdag 26 maart in het Stadion Galgenwaard te Utrecht.

Zes scenario’s om SEH’s te sluiten in Nederland

1. Net zoals bij de ambulantisering ggz, Dat is de naam van het eerste scenario om  het aantal Spoedeisende Hulpafdelingen (SEHs) in Nederland te verminderen. In 2012 sloten brancheorganisaties, zorgverzekeraars en VWS een hoofdlijnenakkoord om 30% van de intramurale psychiatrische bedden in te leveren per 1 januari 2020.  Dit was een grote trendbreuk. Die norm is thans (najaar 2019) grotendeels gehaald. Het succes smaakt naar meer. Het hoofdlijnenakkoord over de curatieve zorg dat na de verkiezingen in maart 2021 tot stand komt,   zou kunnen pleiten tot 30% reductie van het aantal SEHs in 2028. Ik kom op dit percentage op basis van een rapport  uit 2013 van Zorgverzekeraars Nederland.  Dat moet dan wel worden geactualiseerd.

Hieronder som ik vijf andere scenario’s op zonder de haalbaarheid van elk scenario expliciet te benoemen. Ik kom aan het einde van dit stuk wel daarop terug. Ik bedacht de scenario’s op de vooravond van het twintigste Nationale Spoedzorg Congres op 6 november, waarvoor grote belangstelling bestaat.

Regiobeelden

2. Op basis van regiobeelden. In elke regio zijn regiobeelden in voorbereiding. Voor Flevoland, Zuid-Limburg en Zeeland bestaan ze al. RIVM , Regionale Overlegorganen Acute Zorg (ROAZs), Menzis  en andere zorgverzekeraars  zijn er volop mee bezig. Vanuit die regiobeelden is het een kleine stap om regionale scenario’s te maken en een voorkeurssscenario te ontwerpen in een regionaal hoofdlijnenakkoord.

Nieuwe wetgeving

3. Op basis van wetgeving. Elders  lichtte ik reeds toe dat politieke partijen in hun programma voor de verkiezingen in maart 2021 de acute zorg meer in het publiek domein willen brengen. De Jonge en Bruins bereiden al een nota voor over regionalisatie van de zorg. Door bekostiging en aansturing van de acute zorg te regionaliseren en te beleggen bij specifieke bestuursorganen wordt regionaal beleid eenvoudiger: er is maar één machtscentrum.

4. Op basis van geografische overbodigheid. In Nederland liggen tien SEHs op een afstand van elkaar van  rond vijf kilometer. Het RIVM berekende dat en ik publiceerde erover. Sluiting of wisseldiensten (de ene week ziekenhuis A en de andere ziekenhuis B) zijn te realiseren. Voor de bevolking maakt het niet veel  uit als een van beide dicht gaan. Wel krijgt de open blijvende SEH het drukker.  

5. Net als bij VGZ. Zorgverzekeraar VGZ  tracht zinnige zorg te verspreiden op basis van goede voorbeelden in Gorinchem en Bernhoven. Zij doet dat binnen een groep van twaalf ziekenhuizen en andere zorgaanbieders.  Een zorgverzekeraar zou zo’n groep zou ook kunnen formeren rondom  het thema sluiting en hervorming van SEHs. Eventueel met financiële steun uit het transformatiefonds van Juiste Zorg op de Juiste Plek.

6.  Net als bij Waardigheid en Trots. In dit zesde scenario neemt   VWS de rol van VGZ in het vijfde scenario over. Het Ministerie heeft grote ervaringen met het aansturen van zorgprogramma’s van overheid en veld. Het meest recente is Waardigheid en Trots (2017- 2019). Eerdere programma’s waren Sneller Beter (2003- 2008), InvoorZorg!(2009-2017) en Experiment Regelarme Instellingen (2010- 2015). Zo’n programma is ook te formeren rond een thema SEH-sluiting en herinrichting van de acute zorg.

Collectief besef

Elk van deze zes scenario’s valt en staat met de aanwezigheid van een collectief besef dat  het aantal SEHs omlaag moet. Want er zijn niet genoeg professionals  om buiten kantooruren acute zorg te bieden. Bovendien zijn er buiten kantoren te weinig patiënten om meer dan één locatie open te houden binnen een stad of een regio. Dat wordt te duur. Als dit collectieve besef eenmaal bestaat, komen bovenstaande scenario’s aan de orde.

Zorgverzekeraars waren te vroeg

Binnen het veld van de zorg bestaat dit besef intussen wel, zo merk ik de laatste maanden na afloop van eigen voordrachten en congressen. Zorgverzekeraars Nederland begon al in 2013 te pleiten voor die reductie. ZN stopte daarmee toen de Tweede Kamer en de Federatie van Medisch Specialisten zich hiertegen uitspraken. Ik hoop maar dat de tijd nu wel rijp is voor dat collectieve besef.

VWS steunt Maasziekenhuis te Boxmeer: en terecht

Dezer dagen meldde De Volkskrant  dat ziekenhuisbestuurders en wetenschappers drie bezwaren maken tegen de financieel steun van minister Bruins aan het Maasziekenhuis te Boxmeer. Die steun komt neer op een jaarlijks exploitatiebijdrage  van 2,5 miljoen euro tot 2022.  Gezondheidseconoom Guus Schrijvers staat achter de minister. Hier volgt zijn betoog.

bevoordeling van samenwerkende ziekenhuizen: ja graag

Het eerste bezwaar betreft oneerlijke bevoordeling van één enkel ziekenhuis, terwijl andere ziekenhuizen het moeten redden zonder steun. Het Maasziekenhuis vormt een onderdeel van de Panteingroep, die verder ook vrijwel alle ouderenzorg, thuiszorg en kraamzorg in De Peel omvat. De groep werkt nauw samen met de huisartsen. Door al die samenwerking is de omzet van het ziekenhuis minder gegroeid. Het is daarmee een voorloper van ziekenhuizen die dit  nastreven als onderdeel van het VWS programma Juiste Zorg op de Juiste Plek. Wie nu het Maasziekenhuis failliet laat gaan, slacht de ossen als de kar zijn bestemming heeft bereikt.  Zo’n feit heeft gevolgen voor alle ziekenhuizen die substitutie regionaal aanpakken en niet alleen in losse pilots. Ik  gun hen  graag financiële steun bij het voorkomen van een faillissement. Het Maasziekenhuis is dan een goed precedent.

Spoedzorg niet nu afbouwen

Het tweede bezwaar gaat erover, dat alle inwoners van Boxmeer en omgeving met de  ambulance binnen 45 minuten naar een SEH kunnen komen, ook als het Maasziekenhuis failliet is.  Ik raad af om ziekenhuizen te sluiten op basis van deze verouderde norm. Wel is het wenselijk dat vòòr 2022 een samenhangend plan voor De Peel komt voor alle acute zorg. Dat moet passen binnen het Kwaliteitskader Spoedzorgketen. Dan zou kunnen blijken welke functies van de SEH  in het Maasziekenhuis uitbreiding of inkrimping behoeven.

De overheid greep al eerder in

Het derde bezwaar is van juridische aard: De Zorgverzekeringswet en de Wet op de Marktordening Gezondheidszorg zouden niet toestaan dat de overheid de marktwerking belemmert. In 2014 en 2015 heeft Minister Edith Schippers twee kleine ziekenhuizen gered van een faillissement. Dat lukte  zonder wetsovertreding. Het eerste is de Ommelandergroep in de provincie Groningen. Het UMC Groningen sprong op verzoek van de minister bij toen dit ziekenhuis failliet dreigde te gaan. Thans is dit UMC eigenaar van deze groep. Er is geen sprake van een fusie.  Want de Ommelandergroep beschikt over een eigen Raad van Bestuur en een eigen Raad van Commissarissen. Een vergelijkbaar verhaal geldt voor het Admiraal de Ruiterziekenhuis te Goes en het Erasmus MC.  Graag gun ik het Maasziekenhuis dat het Radboud UMC  vanaf 2022 haar eigenaar-op-afstand wordt.

Kortom

Laten we de drie ingebrachte  bezwaren niet gebruiken om het Maasziekenhuis failliet te laten gaan. Laten wij ze benutten als start voor een moderne invulling van een ziekenhuis binnen de locale en regionale context.

Op het congres  over de Juiste Zorg op de Juiste Plek op 28 november komen wij uitgebreid terug op de toekomst van ziekenhuizen die chronische zorg verplaatsen. Klik hier voor meer informatie, lees de brochure en doe nieuwe kennis(sen) op.