Guus Schrijvers

Welcome to Guus Schrijvers

Regionale samenwerking – een Paard van Troje voor het zorgstelsel?

Joris Rijken – advocaat | partner bij AKD Benelux Lawyers

Inleiding

Regionale samenwerking is de laatste mode voor de ordening van de curatieve gezondheidszorg. In een belangrijke discussiedocument uit 2020, Zorg voor de toekomst, beschrijft het ministerie van VWS dat de huidige organisatie van de gezondheidszorg in de weg kan staan aan het voorkomen, verplaatsen en vervangen van zorg. Dat komt volgens het ministerie door de decentrale organisatie van de zorg, en door de grensvlakken tussen de verschillenden ‘domeinen’ van de zorg (zorgverzekering, langdurige zorg, gemeentelijke zorg).

De remedie voor deze problemen ziet VWS in intensievere samenwerking van zorgaanbieders en zorginkopers. Die samenwerking start met het opstellen van een ‘regiobeeld’: een overzicht van het zorgaanbod in een regio, de ontwikkelingen in de zorg en de toekomstige zorgvraag die daarvan het gevolg is. Op basis daarvan “kan worden gekomen tot een gezamenlijke visie over hoe de noodzakelijke transformatie in de desbetreffende regio moet worden georganiseerd”.

De ACM kijkt mee

Opvallende afwezigen in Zorg voor de toekomst zijn de Mededingingswet (Mw) en de Autoriteit Consument en Markt (ACM), die toezicht houdt op de naleving van de Mw. Dat is niet terecht. De Mw verbiedt namelijk afspraken tussen ondernemingen die de mededinging beperken. En dat kan een ‘gezamenlijke visie’ van zorgaanbieders en zorginkopers over het zorgaanbod in een regio gemakkelijk doen.

De afgelopen jaren heeft de ACM laten zien dat zij samenwerkingsinitiatieven in de zorg kritisch beoordeelt. Dat leidt geregeld tot positieve oordelen, zoals over de concentratie van oncologische chirurgie en over de verplaatsing van basisziekenhuiszorg. Maar het gaat niet altijd goed. Initiatieven voor de concentratie van protonentherapie en de herordening van SEH-afdelingen vonden bij de ACM geen genade.

De kern van de oordelen van de ACM is dat afspraken die de mededinging (de keuzevrijheid van patiënten) beperken verboden zijn, tenzij de initiatiefnemers kunnen aantonen dat de afspraken voordelen hebben die opwegen tegen de beperking en bovendien niet verder gaan dan nodig is. Dat gaat goed als er objectieve criteria zijn die de afspraken rechtvaardigen, zoals de SONCOS-minimumnormen voor aantallen oncologische operaties.

De ACM is en blijft echter een mededingingstoezichthouder. Zij beschouwt het niet als haar taak om abstracte belangen als toegankelijkheid, kwaliteit en betaalbaarheid tegen elkaar af te wegen. Zonder ‘harde’ rechtvaardiging mag de ACM mededingingsbeperkende afspraken niet goedkeuren. De ACM heeft zelf gesignaleerd dat er zo een situatie kan onstaan waarin:

“zij de voordelen – die er misschien wel zijn – niet kan verifiëren en zij een negatief besluit moet nemen in het belang van de ‘mededinging’. Dit leidt mogelijk niet tot de beste uitkomst voor de patiënt en verzekerde. Dat is maatschappelijk een onwenselijke situatie.”

De ACM heeft in 2019 een beleidsregel vastgesteld over haar toezicht op afspraken in het kader van ‘de Juiste Zorg op de Juiste Plek’. In de beleidsregel heeft de ACM een evenwicht proberen te vinden tussen haar wettelijke toetsingskader en de politieke opportuniteit. Dat evenwicht bestaat eruit dat de ACM een aantal procedurele voorwaarden heeft ontwikkeld. Als samenwerkende zorgaanbieders of zorgverzekeraars aan deze voorwaarden voldoen, zal de ACM geen boetes opleggen.

Het is mogelijk dat afspraken aan de procedurele voorwaarden voldoen, maar inhoudelijk niet voldoende hard zijn om als rechtvaardiging te dienen voor een vermindering van de concurrentie. De ACM verlangt in dat geval wel van de betrokken partijen dat de afspraken worden aangepast. Kortom: de regels zijn niet veranderd, maar de handhaving is wat ontspannener.

De ACM over Zorg voor de toekomst

VWS heeft belangstellenden met een ‘internetconsultatie’ gevraagd te reageren op het document Zorg voor de toekomst. Eén van de 287 reacties was afkomstig van de ACM. De ACM geeft over de plannen voor regionale samenwerking een bijzonder helder signaal af:

“Indien naar marktpartijen wordt gekeken voor meer regie en sturing, en zorgaanbieders,

zorgverzekeraars of andere betrokkenen daar zelf invulling aan geven, verandert er voor het

toezicht van de ACM niets. De wijze waarop partijen, al dan niet gezamenlijk, doorzettingsmacht

organiseren moet dan plaatsvinden binnen de mededingingsregels.”

Concreter: als zorgaanbieders en zorginkopers in een regio besluiten tot de reductie van capaciteit of het concentreren van bepaalde zorg, dan is dat alleen toegestaan als daarvoor een ‘harde’ rechtvaardiging bestaat.

De ACM wijst erop dat de zaak anders ligt als de overheid dit soort besluiten neemt. Publiekrechtelijke beslissingen over de ordening van de zorg zijn voor de ACM namelijk een gegeven. Dat soort beslissingen kan dus, anders dan private afspraken, wel het gevolg zijn van een meer genuanceerde afweging tussen publieke belangen.

Slot

Een consensusmodel waarin zorgaanbieders en zorgverzekeraars samen de regionale inrichting van de zorg bepalen: het zal velen als muziek in de oren klinken. De ruimte voor dit soort besluitvorming is echter beperkt. De Mw is van Europese herkomst en kan daarom niet zomaar worden ‘uitgeschakeld’ voor de zorg.

Er is voor dit besluitvormingsdeficit een oplossing beschikbaar: beslissingen over spreiding en concentratie van zorg in een regio worden genomen door de overheid. Zorg voor de toekomst identificeert die oplossing ook, onder meer in de vorm van old school capaciteitsregulering. In zoverre heeft het ministerie het Paard van Troje al voor de poorten van de curatieve zorg gezet.

Zorgverzekeraars zoeken de regio op.

Door Martien Bouwmans.

De zorgverzekeraars stonden vóór de verkiezingen zwaar onder druk. Met name van de partijen ter linkerzijde die hun functie aanzienlijk wilden beperken, dan wel omvormen tot publieke fondsen. De vraag is of de soep na de verkiezingen nog zo heet gegeten gaat worden.

Voor de verkiezingen hebben de zorgverzekeraars bij monde van ZN gereageerd op de VWS-discussienota “Zorg voor de Toekomst”. Die reactie is interessant omdat de zorgverzekeraars een belangrijke verandering richting méér regio-georiënteerd werken bepleiten. Tevens doen ze voorstellen voor met name de organisatie en inrichting van de eerstelijnszorg en de samenwerking met de gemeenten. Dat laatste weer mede gericht op preventie.

Proactief.

De zorgverzekeraars claimen een meer pro-actieve houding te gaan aannemen op het gebied van (her)inrichting van de zorg. Daarmee wil men meer rekening houden met het publieke belang. Marktwerking in de eerstelijnszorg wordt zo enigszins teruggedreven. Maar dat laat onverlet dat  ZN pleit voor “behoud van een competitief stelsel dat samenwerking bevordert”.  ZN stelt voor dat voortaan 2 zorgverzekeraars (de grootsten) in de regio het initiatief nemen met name voor de basisinfrastructuur in de zorg. De anderen gaan dan “gelijkgericht” werken. Het komt de zorgverzekeraars maar moeilijk over de lippen, maar ze bedoelen dat de overige zorgverzekeraars de afspraken van de marktleiders gaan volgen

Netwerkzorg

De zorgverzekeraars geven aan zich meer in te gaan zetten voor samenhang in de zorg: “de samenwerking in het netwerk rondom de patiënt verdient meer aandacht om deze voor de patiënt soepeler te laten verlopen: de juiste zorg op de juiste plek”. Op zichzelf prima. Maar merk op : netwerkzorg wordt op één lijn gezet met zorg op de juiste plek. Die relatie is niet zo evident. Bij netwerkzorg blijft iedereen wel zijn eigen dingetje doen. Bij substitutie, dat veel eerder de achtergrond vormt van juiste zorg op de juiste plek,  gaat er daadwerkelijk geschoven worden in wie nu wat doet in de zorgverlening (met doelmatigheid als uitgangspunt). Dat is wezenlijk iets anders.

Eén hoofdlijnenakkoord, met ruimte in de regio.

De zorgverzekeraars willen (terecht) af van afzonderlijke hoofdlijnenakkoorden met de verschillende beroepsgroepen. Zij willen toewerken naar één landelijk hoofdlijnenakkoord. Dat zal nog niet zo eenvoudig zijn. Men wil vervolgens ruimte laten in de regio voor, waar relevant, nadere invulling. 

Het regionaal werken steunt op een “regiobeeld”. Dat komt tot stand “met inachtneming van ieders verantwoordelijkheden en in afstemming en dialoog met zorgaanbieders, patiëntenorganisaties, zorgkantoren en gemeenten”. Hier hebben de woorden betekenis:  “in afstemming en dialoog met”, “met inachtneming van ieders verantwoordelijkheden”. Even verderop : “Gemeenten, zorgaanbieders en patiënten in de regio organiseren een representatie met mandaat.”. Dat laatste  zal een schier onmogelijke klus worden. Want zie de zorgaanbieders maar eens op één lijn te krijgen als het gaat om de in de regio gewenste zorgverlening. En een woordvoerder aan te wijzen die kan spreken met mandaat van de andere zorgaanbieders. Ook bij de patiënten, ouderen en consumenten is dat niet zomaar geregeld. Betekent dat in feite dat de zorgverzekeraars wanneer dat mandaat ontbreekt, zélf meer regie gaan nemen?

Samenwerking met gemeenten

Die samenwerking wordt ook door de zorgverzekeraars  hoger op de prioriteitenlijst gezet. Met name om preventie méér te kunnen bevorderen. Opmerkelijk, maar ook positief,  is het voorstel dat méér bewezen interventies op het gebied van preventie in het basispakket moeten worden opgenomen. Genoemd worden:  gecombineerde leefstijlinterventie (GLI) voor kinderen vanaf 10jaar, leefstijlinterventies bij diabetes (zowel voor patiënten als risicogroepen) en valpreventie voor ouderen. Dat zou inderdaad een goede zaak zijn en lokale preventie-activiteiten een boost kunnen geven.

Het is nu wachten op de nieuwe regering en het nieuwe regeerakkoord. Dat zal in hoge mate bepalen of de zorgverzekeraars hun ambitie gaan vasthouden.

Van deze auteur, Martien Bouwmans, verschijnt binnenkort het boek: Het zorgstelsel ontrafeld.

Kijk op de congresagenda van de Guus Schrijvers Academie: Op 6 april start de online serie over Verkiezingen en de Zorg en 4 juni 2021 vindt het Congres Juiste Zorg op de Juiste plek; voor, tijdens en na de Covid-19 uitbraak plaats. Vooraanstaande sprekers delen dan actuele inzichten over deze onderwerpen. Alle congressen van de Guus Schrijvers Academie zijn ook online te volgen!

De regio als aangrijpingspunt

Door Wiro Gruisen, manager regioregie CZ.

Grenzen aan de zorg, de regio als aangrijpingspunt

Vrijwel iedereen is het erover eens dat de grenzen van onze gezondheidszorg bereikt zijn. Dat geldt voor het volume en de kosten van de zorg maar ook voor de beschikbaarheid van zorgpersoneel. Het kabinet ging  daarom in het najaar van 2019 op zoek naar manieren om de toegang tot goede zorg in de toekomst veilig te stellen. Daarbij vormt de regio volgens het kabinet een belangrijk aangrijpingspunt waar zorgpartijen tot afspraken moeten komen op en rond grensvlakken van de verschillende zorgdomeinen.

De regio: boven en tussen belangen

De regio als schaal om bij complexe maatschappelijke problematiek slagvaardig en efficiënt te kunnen opereren is geen nieuw verschijnsel. In de hoofdlijnenakkoorden die VWS en de curatieve zorgpartijen in 2018 hebben gesloten is afgesproken dat er in elke regio gezamenlijk een regiobeeld en een daarop gebaseerde regioplan wordt gemaakt. Ook buiten de curatieve zorg wordt er steeds meer op regionaal niveau samengewerkt. Een voorbeeld hiervan is de gemeentelijke samenwerking bij de inkoop van thuishulp. De coronacrisis heeft het belang van regionale samenwerking vergroot. De 25 veiligheidsregio’s kwamen bij de bestrijding van de crisis tevoorschijn als bestuurlijk orgaan in de regio en de samenwerking binnen die verbanden leidt aantoonbaar tot resultaat. De belangen van de afzonderlijke organisaties worden in deze situatie ondergeschikt gemaakt aan het maatschappelijke belang om de crisis te beteugelen. Tegelijkertijd legt  deze aanpak het spanningsveld tussen de regio en de centrale aansturing door de rijksoverheid bloot.  Dit leidt tot voortdurend zoeken naar een beter evenwicht tussen beide sturingsprincipes. Zodra de acute crisis voorbij is, gaan bovendien andere belangen om meer aandacht vragen, zoals de betaalbaarheid van de zorg. Dat maakt de samenwerking nog complexer maar ook noodzakelijker.

Berenschot geeft een tussenstand

Onderzoeksbureau Berenschot heeft vorig jaar onderzocht wat van de afspraken in de hoofdlijnenakkoorden terecht is gekomen.  De belangrijkste conclusie is dat er hard aan de regiobeelden wordt gewerkt, maar ook dat er sprake is van een grote diversiteit. Iedereen onderschrijft het belang dat de regio voldoende ruimte moet krijgen om oplossingen binnen de eigen specifieke context te realiseren. Er zijn echter grote verschillen bij de afbakening van een regio en de partijen aan tafel. De vertegenwoordiging van patiënten/burgers is bijvoorbeeld niet vanzelfsprekend. De Berenschot-onderzoekers noemen het samen formuleren van de gezamenlijke opgave hét fundament voor goede samenwerking, met vertrouwen en verbinding als belangrijke onderliggende kernwaarden.

De rapportage van Berenschot heeft mede als input gediend voor de Contourennota, die VWS begin van dit jaar onder de titel ‘Zorg voor de Toekomst’ als discussienota heeft gepubliceerd. Daarin doet het departement  voorstellen om de toekomstbestendigheid van de gezondheidszorg te waarborgen.

Regio: van aangrijpingspunt naar panacee?

Vele partijen hebben op de nota gereageerd, waaronder de redactie van de Nieuwsbrief. Nadat VWS de reacties van partijen heeft verwerkt,  gaat de Contourennota naar de Tweede Kamer. In feite wordt het hiermee een advies dat aan het volgend Kabinet is gericht. Niet verrassend is het dat verdergaande afspraken over het voorkomen, verplaatsen en vervangen zorg, zoals met de ‘Juiste Zorg op de Juiste Plek’ wordt beoogd, volgens VWS een intensivering van samenwerking in de regio vergt tussen alle betrokken partijen, over de grenzen van traditionele domeinen heen.

Van panacee naar regiobeelden, regionale samenwerking en financiële prikkels

Bij deze laatste  aanbevelingen  besteedt VWS  terecht aandacht voor het regiobeeld als basis om tot een gezamenlijke visie te komen op noodzakelijke transformatie in de betreffende regio. Zorginkopers en zorgaanbieders moeten deze gezamenlijk organiseren.. Om de coördinatie tussen het zorgdomein en het sociaal domein te bevorderen wil VWS dit als een verplichting in de verschillende wetten verankeren. Een aparte paragraaf besteedt het ministerie  aan de juiste financiële prikkels voor het intensiveren van regionale samenwerking. De literatuur biedt overtuigend bewijs dat financiële prikkels van invloed zijn op het gedrag van zorgaanbieders en dat de verkeerde prikkels ongewenste effecten sorteren, zoals onnodige zorg en gefragmenteerde zorg, en bovendien preventie ontmoedigen.

Complexiteit, integrated care en Triple Aim

Toch is hier een waarschuwing op zijn plaats. De juiste financiële prikkels vormen weliswaar een kritische succesfactor, maar de literatuur laat ook zien dat deze factor niet alleenzaligmakend is. Dat geldt zeker in situaties waarbij er over organisaties en zelfs over domeinen heen moet worden samengewerkt. Het slechte nieuws is dat de normale spelregels, die bij verandering binnen één organisatie worden toegepast, in deze complexe context  die in de literatuur ‘integrated care’ heet niet werken. Daarvoor zijn de deelsystemen waar deze organisaties deel van uitmaken te verschillend en dat geldt ook voor de deelbelangen waar men voor staat, de eigen cultuur en zelfs de taal die men spreekt. Het goede nieuws is, dat er in de hele wereld ondertussen ervaring is opgedaan met diverse varianten van integrated care in zowel private als publieke zorgstelsels en dat hier lessen uit te trekken zijn hoe integrated care het beste is te implementeren. Het gaat hierbij niet om een blauwdruk, maar een set van onderling samenhangende kernelementen die op verschillende niveaus van toepassing zijn (micro, meso, regio, macro). The King’s Fund, een Engelse denktank, heeft deze elementen op basis van een internationale literatuurstudie in 2010 beschreven. Dit onderzoek heeft samen met het concept van The Triple Aim    als inspiratiebron gediend voor het regioregie model, dat CZ sinds 2012 samen met partners in regionale proeftuinen ontwikkelt.  Deze zorgverzekeraar past dit toe door niet-vrijblijvende regionale samenwerking na te streven die gericht is op drie onlosmakelijke doelen: verbetering van de gezondheid,de kwaliteit en betaalbaarheid van de zorg. Een voorbeeld van deze aanpak zijn de PlusPraktijken, een onderdeel van regioregie in de Mijnstreek, die een belangrijke bijdrage aan de regionale opgave leveren. Hoe deze precies werken beschreef ik al eerder in deze Nieuwsbrief.  

Kortom

Het realiseren van goede regionale samenwerking is een kwestie van lange adem. Het realiseren ervan houdt in het stimuleren van niet-vrijblijvende samenwerking, het gebruiken van de juiste financiële prikkels, de andere kernelementen uit de integrated care literatuur en het werken met voorbeeldprojecten. Een regioplan daarvoor is te  maken vanuit de reeds overal gemaakte regiobeelden. Wel moet daarbij de invloed van patiënten en hun vertegenwoordigers toenemen.   Deze aanpak lukt in Zuid-Limburg. Moge het een voorbeeld worden voor de aanpak die de regering in haar Contourennota gaat bepleiten.

Kijk op de congresagenda van de Guus Schrijvers Academie: Op 6 april start de online serie over Gezondheidsbeleid 2021-2025 op 20 mei is het congres Voldoende plek voor reguliere ziekenhuiszorg, en 4 juni 2021 vindt het Congres Juiste Zorg op de Juiste plek; voor, tijdens en na de Covid-19 uitbraak plaats. Vooraanstaande sprekers delen dan actuele inzichten over deze onderwerpen. Alle congressen van de Guus Schrijvers Academie zijn ook online te volgen!

Discussienota “Zorg voor de Toekomst” (VWS, 2020)

Door Robert Mouton en Pieter Vos.

Lang verwacht en uiteindelijk gekomen: de voorloper van de contourennota voor de Zorg. Deze nota zal in de loop der tijd van gedaante wisselen. Is het nu een discussienota, later zal het een contourennota worden die als agenda zal dienen in de formatie: zo kan hij naast de partijprogramma’s worden gehouden. Robert Mouton en Pieter Vos lazen de discussienota en constateren dat de agenda duidelijk is, maar dat er ook het nodige mist. In het komende kwartaal zal deze Nieuwsbrief structureel aandacht besteden aan de Zorgparagrafen uit de (concept)programma’s. 

Thema’s

De thema’s waartoe de discussienota zich beperkt zijn Preventie & Gezondheid, Organisatie & Regie en Vernieuwing en Werkplezier. Dat is een iets andere ordening dan het rapport “Zorg voor de Toekomst” van de SER (2020)– waarom dezelfde titel is gebruikt is de vraag – maar loopt er wel redelijk gelijk mee op. En hoewel het niet is hard te maken: de nadruk op organisatie & regie sijpelt  door de hele nota: er wordt feitelijk beweerd dat er op dat vlak ernstige tekortkomingen zijn. Met de juiste zorg op de juiste plek zijn we echter op de goede weg, is de gedachte. Daar borduurt de nota op voort.

Context : budgettair denken

Om enige feeling te krijgen met deze discussienota is het van belang om het in context te plaatsen: Na het invoeren van het jargon waarin zorginstellingen zorgaanbieders werden, ziekenfondsen, gemeenten en zorgverzekeraars zorginkopers werden en burgers en patiënten respectievelijk zorgvragers en cliënten werden, zijn er ruwweg twee bewegingen ontstaan: Aan de ene kant profiteerde het land, omdat keuzevrijheid en volwassen verhoudingen ontstonden tussen partijen. Niet dat dat overal goed werkt overigens. Aan de andere kant kreeg de zorgvraag zowel kwalitatief als kwantitatief de ruimte zich te ontwikkelen: de wetgeving is zodanig dat die groeiende zorgvraag betaald moet worden. Ook dat werkt niet overal goed overigens. Deze mechanismen zijn vanuit de patiënt gezien grosso modo positief. We noemen dat marktwerking. Een term die niet voorkomt in de discussienota.  De overheid is deze marktwerking blijkbaar een doorn in het oog: de discussienota staat bol van maatregelen om het komende stelsel vooral niet op marktwerking te laten lijken. De zorgvraag staat alleen in de inleiding centraal en het zorgaanbod op zijn beurt wordt in de nota vaak geframed als niet gepast, niet zinnig of niet effectief. De vergrijzingsgolf, de multimorbiditeit en de technologische vooruitgang zorgen echter voor enorme vraaggroei, waardoor voorspeld wordt dat de kosten de pan uitrijzen … en daarmee is de toon gezet voor een reeks denkoefeningen, die zonder berekeningen of analyses als beleidsopties de revue passeren.

Veronderstellingen en gebrek aan visie

Het abstractieniveau van de discussienota is dus hoog. Er staan niet veel concrete maatregelen in en aanbevelingen staan in de vorm van ruw geformuleerde beleidsopties opgesomd, er zijn geen kwantitatieve gegevens. De stelling is dat samenwerking, regie en verandering van financiële prikkels leiden tot ander gedrag van actoren. Stelling is ook dat vraaggroei is in te perken of af te buigen en dat gepaste zorg en waardentoevoeging een positief effect zullen hebben. En hoewel nergens expliciet genoemd: de nota ademt een mix van stevig overheidsingrijpen en gepolder, maar dat is niet zo verwonderlijk voor een VWS-nota. Ook de literatuurlijst bevat op enkele uitzonderingen na overheidsrapporten (bestuursorganen, adviesorganen) met soortgelijke strekkingen. Zal zo’n mix het gewenste resultaat opleveren? En kunnen alle genoemde beleidsopties zonder stelselwijziging? Of, en dat is een vraag die eraan voorafgaat, waar is de systematische analyse van de noodzaak voor wel of niet een stelselwijziging: wanneer moet het wel en wanneer moet het niet? Kortom, onder welke voorwaarden kan een optie gerealiseerd worden?  In dit stadium kan de discussienota niet betrapt worden op een visie, daartoe zou gekeken moeten worden naar de (concept)verkiezingsprogramma’s. Daarin komen de hier genoemde thema’s overigens wel stelselmatig terug.

Sleutelwoorden: samenwerking, regie, regio, bekostiging, informatie, communicatie en aandacht voor zorgmedewerkers

Er moet dus meer gestuurd worden op samenwerking, op werken tussen de schotten, er moeten betere afspraken komen tussen partijen. Daar moet regie op worden gevoerd. In de regio. Ook moet de bekostiging goed worden beschouwd: diverse opties passeren de revue. Op het gebied van zorgvernieuwing zoomt de nota vrij eenzijdig in op vormen van communicatieverbetering en informatieuitwisseling. En voor medewerkers in de zorg moet veel meer aandacht komen. Bij dit alles is de vraag of alle zorg over één kam kan worden geschoren: veel zorg, zeker medische zorg is regio-overstijgend en in sommige opzichten zelfs landelijk georganiseerd. Daarnaast duidt het gebruik van deze sleutelwoorden op betere afstemming, coördinatie en samenwerking en wordt een vraag over de toekomst (zoals zelf ingeleid in de nota, een capaciteitsvraag) beantwoord door een afstemmingsantwoord tussen het aanbod. Zit hier werkelijk het antwoord? Of voeg je nog meer complexiteit toe aan toch al complexe zorgsystemen? Groeit hierdoor de efficiency of de bureaucratie?

Bespreking

Het is een goede discussienota in de zin dat de elementen die in de aangehaalde adviesrapporten zijn genoemd er gestructureerd in terugkomen, de thema’s (wederom) duidelijk benoemd zijn en meerdere beleidsopties worden belicht. Een discussienota behoort volgens ons wel een aantal vragen te behandelen waar VWS antwoord op wil hebben. Voorbeelden: welke punten ziet u graag terug in de contourennota, herkent u in de geschetste problematiek in uw eigen werksetting of sector? Welke van de besproken beleidsinstrumenten heeft u nodig om zinnige zorg in uw eigen setting te stimuleren? De discussienota geeft deze vragen niet, zodat men straks een ongerichte hoeveelheid reacties zal moeten verwerken die men in een black box moet omtoveren naar een contourennota. 

Wat ook mist is richting en visie: marktwerking krijgt geen steun maar ook geen kritiek. Scenario’s met doorrekeningen ontbreken, veronderstellingen aan het begin van de nota zijn nog steeds dezelfde veronderstellingen aan het eind van de nota. En hoe het huwelijk tussen marktwerking en regie in de regio uit zal werken is onbesproken. Ook de rol van de zorgvrager is niet goed belicht: informatie, keuzes, data, ICT … het vergt regie bij de burger. Of deze nota daarom de panacee bevat om de geconstateerde groei van de zorgvraag te beantwoorden valt te betwijfelen. Sterker nog: is in het SER-rapport de zorgvraag expliciet uitgangspunt, in deze nota is dit minder duidelijk: Het is meer een nog vrijblijvende denkoefening  in beheersbaarheid. Het is (natuurlijk) aan de politiek om die vrijblijvendheid om te buigen in een nota “Visie op zorg”.

Een VWS-nota met visie: ja, dat had gekund

door Guus Schrijvers.

Zorg voor de toekomst , dat is de titel van de discussienota die VWS medio december 2020 uitbracht. Elders in deze Nieuwsbrief noemen Robert Mouton en Pieter Vos het een stuk zonder visie. Gezondheidseconoom Guus Schrijvers is het daarmee eens. Hieronder geeft hij aan wat de VWS-visie in de nota had kunnen inhouden. 

Wat is een visie?

In dit stuk omschrijf ik als visie: een beschrijving van de gewenste gezondheidszorg op een termijn van vier tot acht jaar. Deze staat in een document  dat 1. de visie in termen van doelstellingen verwoordt; ingaat op 2. urgentie van gewenste veranderingen, 3. een beschrijving bevat van de financiële en niet-financiële beleidsinstrumenten om de veranderingen te realiseren 4. een stappenplan kent voor geleidelijke invoering van de visie en 5. afsluit met een paragraaf over gevolgen op lange termijn voor medewerkers, IT-programma’s en vastgoed. Een document dat deze vijf elementen tezamen behandelt, noem ik een beleidsnota. De theorie achter deze vijf besprak in het slothoofdstuk van mijn laatste boek. Hieronder vul ik punten 1 (over visie) en 4 (stappenplan) in. De VWS-nota gaat voldoende in op de drie andere.    

Triple Aim-doelstellingen

Wereldwijd gelden kent de zorg drie samenhangende doelstellingen voor de langere termijn: 1. Verbeteren gezondheid van de populatie 2. Verhoging kwaliteit van individuele zorg waaronder toegang tot de zorg en 3. Verhoging betaalbaarheid van de zorg.  Berwick en collega’s  gebruikten als eersten in 2008 de term Triple Aim voor deze drie doelstellingen. Bodenheimer en Sinsky  voegden daaraan in 2014  een vierde doelstelling toe  : een hogere arbeidssatisfactie van zorgprofessionals. Zij introduceerden de term  Quadruple Aim. Ik neem deze  niet over. Immers een hoge arbeidssatisfactie is geen doel van de zorg maar een noodzakelijk middel om de Triple Aim te realiseren. Ook samenwerking, integratie, regionalisatie, governance en regelgeving zijn geen doelen van de zorg maar een middel om de Triple Aim  te bereiken. Het had de VWS-discussienota gesierd indien deze de doelen en middelen goed had onderscheiden. De auteurs hadden kunnen aansluiten bij het gedachtengoed van Triple Aim en de term waardegedreven zorg die Ahaus hieruit in 2018  afleidde. 

Doelstellingen  per sector van de gezondheidszorg

De kracht van Triple Aim (wereldwijde acceptatie, wervende woorden) is tevens haar zwakte: de doelen zijn te algemeen geformuleerd om professionals, onderzoekers, beleidsmakers en patiëntvertegenwoordigers concreet  uit te dagen. Ik doe met behulp van onderstaande schema een poging tot precisering van de Triple-Aimdoelen voor diverse zorgsectoren voor de periode 2021 – 2030.   

                 doelstellingdoelgroep1. Bevorderen gezondheid2. verbeteren kwaliteit van de zorg3. betaalbare zorg
Preventie Verkleinen sociaal economische gezondheidsverschillen  Betere vindbaarheid en toegankelijkheid van preventieve interventies   kostenverlaging dankzij preventie    
Eerste lijn en sociaal teamZorginhoudelijke afspraken; Zie hoofdstuk 7 van Integrated Care: Better and Cheaper.  Meer continuïteit van zorg  lagere kosten dankzij samenwerking eerste lijn en sociaal domein
Jeugdzorg Meer participatie en zelfredzaamheid  Betere vindbaarheid en toegankelijkheid van interventies    Minder bestuurslagen en arbeidsbesparende software programma’s  
Ouderen met beperkingen en multi-morbiditeitMeer levensloop bestendige huisvesting bieden    Meer kennis over multimorbiditeit in de eerste lijn  Scheiden van wonen en zorg  
Cliënten met beperkingen van de mentale gezondheid Meer aandacht voor mensen met een ernstige psychische aandoening en/of verslavingen  Vernieuwing bestaand zorgaanbod   Meer voor hetzelfde geld en dezelfde menskracht  
Patiënten met (een vermoeden van) een Corona-virusHet regulier maken van zorg aan deze doelgroep  Toegang tot IC en triage verbeterenCorona-Lessen toepassen in  de public health

In dit schema staan in de kolommen de Triple Aim doelstellingen voor de genoemde periode. In de rijen passeren verschillende doelgroepen als voorbeeld de revue. Doelgroepen van medisch specialistische zorg ontbreken: Daarover schreef ik uitgebreid in mijn Cappuccinoboek,( zie hoofdstuk 16).  Bij preventie en eerste lijn is de doelgroep de gehele bevolking. De andere aanduidingen spreken voor zich. In de kolommen staan de belangrijkste veranderingen per doelgroep aangegeven die in 2030 in de zorg gerealiseerd zijn. Een hyperlink in de cellen van het schema  biedt toelichting op het geformuleerde doel.  De eerste quote die ik wel  toelicht betreft meer continuïteit van zorg. Dit kwaliteitsaspect valt uiteen in vier dimensies : continuïteit-in-persoon; continuïteit-in-informatie; continuïteit-van-behandeling en logistieke continuïteit. De tweede quote  Minder bestuurslagen en arbeidsbesparende software programma’s betekent een verlaging van  overheadkosten zoals bestuurskosten, transactiekosten  en registratiekosten.  Tenslotte een relativerende opmerking over het schema. De hier opgeschreven doelen per doelgroep zijn nog steeds vaag. Ze kunnen preciezer worden door ze af te leiden uit de regiobeelden , waarvan er inmiddels tientallen zijn verschenen. De discussienota van VWS gaat terecht vele malen in op  deze beelden.  

Het stappenplan

In het begin van dit artikel noem ik een stappenplan als vierde element van een beleidsnota. Het VWS-discussiestuk gaat niet daarop in.  Hieronder, doe ik dat wel.

Eind januari 2021 sluit de termijn waarop burgers en rechtspersonen kunnen reageren op het VWS-stuk. Ik verwacht vele ja-maarreacties.  Veel adhesie voor diverse passages in het stuk maar nog meer verzoeken om uitwerking voordat belangrijke veldpartijen bereid zijn tot medewerking. Het zal niet makkelijk worden om deze landelijke partijen zoals de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, Federatie van Medisch Specialisten, Zorgverzekeraars Nederland, Actiz en de Nederlandse Vereniging  van Ziekenhuizen tot gemeenschappelijke  Triple Aim doelen per doelgroep te bewegen. Ik baseer mijn vrees op de eerste reacties op de Houtskoolschets over de zorg aan acute patiënten, waarin 103 organisaties  veelal met ja maar of openlijk negatief reageren. Ik telde weinig suggesties om de houtskoolschets nader uit te tekenen. 

SER voorzitter Marriëtte Hamer

De  laatste ambitieuze VWS beleidsnota uit 2018  heette  Juiste Zorg op de Juiste Plek: wie durft? De Task Force daarvoor stond onder ambtelijke leiding  van VWS en telde alleen experts op persoonlijke titel. Het stuk vormde de prelude op de hoofdlijnenakkoorden die gingen gelden van 2018 tot en met 2022. Gelet op de te verwachten weerstanden uit het veld en gemeenten stel ik voor dat de leiding van een nieuwe task force die een echte beleidsnota gaat voorbereiden, berust bij een externe voorzitter. Ik denk hierbij aan Mariët Hamer, voorzitter van de SER. Deze raad heeft een nota  uitgebracht met dezelfde titel als het hier besproken VWS-discussiestuk. Ik wees er al eerder op, dat het werken met een externe voorzitter met een hoge status steeds vaker voorkomt bij het voorbereiden van overheidsbeleid. 

Één hoofdlijnenakkoord

Daarna is het zaak om de beleidsnota-in-wording voor te leggen aan de belangrijke partijen die ik eerder noemde. Deze zouden moeten instemmen met een samenvatting ervan. Dat is dan tevens het enige hoofdlijnenakkoord dat zij met elkaar sluiten. Uitwerking volgt   in regionale akkoorden. In dit akkoord krijgt ook het derde Triple-Aimdoel, betaalbaarheid van de zorg,  een plaats naast de doelen voor gezondheidsbevordering en kwaliteit van zorg. De zorguitgaven inclusief welzijn daalden van 13,9 procent in 2012  naar 13,0  procent van het BNP in 2018 (in 2019  13,1 procent). Het hoofdlijnenakkoord zou vanuit deze optiek redenerend op een streefpercentage voor de komende jaren moeten uitkomen dat ligt tussen de 13,0 en 14,0 procent.  Hoe het hoofdlijnenakkoord regionaal en per doelgroep uit te werken is naar de drie Triple Aim doelen, daarop kom ik graag terug in een volgende bijdrage in de Nieuwsbrief Zorg en Innovatie.  

Hoe preventie binnen het hele zorgstelsel te stimuleren?

Nagenoeg iedereen wil méér accent op preventie in het hele zorgstelsel. Maar het structureel en integraal financieren van preventie is tot nu toe erg lastig gebleken. Hoe komt dat? Martien Bouwmans, adviseur zorg en welzijn, geeft zijn overwegingen.

Om te beginnen zijn er verschillende stelselwetten (Wet publieke gezondheid, Zorgverzekeringswet, Wet langdurige zorg, Wet maatschappelijke ondersteuning, Jeugdwet) waarmee gemeenten, zorgverleners, zorgverzekeraars en welzijnswerkers mee te maken hebben als het gaat om preventie. De uitvoerders van die wetten werken weinig of stroef samen, concludeert de SER, die een belangrijk hoofdstuk aan preventie wijdde in haar advies Zorg voor de toekomst.

Het is tot nu toe lastig gebleken om verschillende vormen van preventie goed op elkaar af te stemmen of, -nog beter- gezamenlijk te gaan organiseren, laat staan gezamenlijk te financieren. Maar dat zou wel moeten, stelt de SER (p. 117) . Steeds vaker wordt een Preventie Fonds als oplossing voor dat gezamenlijk financieren naar voren geschoven. Vooral de VNG is er warm pleitbezorger van. Een fonds zou kunnen, er zijn internationale voorbeelden van,  maar dat heeft ook nadelen want creëert ook weer een nieuw , wellicht erg bureaucratisch circuit met regels en uitvoering.

Als het gaat om gezamenlijk financieren  van preventie pleit ik ervoor om met name voor de korte termijn  te bekijken of de afstemming tussen van de verschillende stelselwetten beter kan . Als dat mogelijk zou zijn ontstaat een veel structurelere basis voor continue financiering van preventie dan via een Preventie Fonds waarover ieder jaar weer politieke discussie zal ontstaan. Dat laat onverlet dat een fonds een goede aanvulling zou kunnen op alles wat niet binnen het zorgstelsel opgelost kan worden.

Wie betaalt nu welke preventieactiviteiten?

De landelijke overheid bekostigt doorgaans de landelijke campagnes en bevolkingsonderzoeken (collectieve preventie) De gemeentelijke overheden gaan over lokale preventie-activiteiten op groepsniveau (selectieve preventie). De zorgverzekeraars betalen zorggerelateerde preventie (het voorkomen dat een bestaande aandoening nog een keer gaat optreden of verergert) . En zorgverzekeraars gaan over geïndiceerde preventie, gemakshalve te omschrijven als het voorkomen dat iemand die nog géén ziekte heeft, maar wel sterke risicofactoren, de aandoening ontwikkelt.

Hanteer dezelfde definities.

Niet alle spelers onderschrijven de indeling in collectieve-selectieve-geïndiceerde en zorggerelateerde preventie. Dat maakt het ook lastig de bijbehorende verantwoordelijkheden goed te benoemen. De terminologie (de taal) is nog niet uniform. Dat is wel een randvoorwaarde. Deze indeling is overigens sterke geënt op de stelselwetten en op de financiering, minder op de inhoud van preventie.

Voor de collectieve preventie zijn er weinig problemen, verantwoordelijkheden en financiering zijn wel duidelijk. Ook als het gaat om zorggerelateerde preventie halen medici alles uit de kast (betaald door de zorgverzekeraars via de ZVW) om allerlei preventieve acties in de zorgverlening in te zetten om te voorkomen dat de aandoening verergert of zich herhaalt. In deze laatste categorie gaat overigens veel geld om.

De crux zit ‘m in de selectieve preventie, de groepsgewijze aanpak van preventie activiteiten. Denk aan obesitas bij kinderen, valpreventie bij ouderen, etc. Veel gemeenten erkennen de verantwoordelijkheid die ze hebben om dat soort acties te financieren (nog) niet of maken er geen prioriteit van. De SER ziet dat ook. Nog meer onderontwikkeld is de geïndiceerde preventie. Dat is voor zorgverzekeraars ook lastig: er is nog geen ziekte en geen zorg nodig  en tóch moet er actie ondernomen worden. Binnen het zorgverzekeringspakket komen nog maar weinig preventie-acties op dit gebied voor vergoeding in aanmerking. Uitzonderingen : hulp bij stoppen met roken en de zgn.  gecombineerde leefstijlinterventie.

Selectieve en geïndiceerde preventie

Op het snijvlak van de selectieve preventie en de geïndiceerde preventie zou samenwerking erg kunnen lonen. Maar dat wordt in de praktijk sterk bemoeilijkt door de verschillende kenmerken van het gemeentelijk domein en de structuur van de zorgverzekeringswet (ZVW). De ZVW is een individuele verzekering met nauwkeurig omschreven  aanspraken. Je moet een indicatie hebben (meestal gesteld door de huisarts) om voor vergoeding in aanmerking te komen. Is een aanspraak eenmaal in de wet vastgelegd dan is, in tegenstelling tot wat de SER lijkt te denken (p. 100 ) structurele financiering geborgd.

Een zorgverzekeraar betaalt in beginsel alléén voor de kosten van bij hem ingeschreven verzekerden. De gemeente daarentegen werkt voor alle burgers, kent geen vastgelegde aanspraken, maar is afhankelijk van door de gemeenteraad vast gestelde prioriteiten en financiële middelen. Daar waar de ZVW-aanspraak door heel Nederland dezelfde is, heeft de gemeente juist ruimte om eigen accenten te leggen. Juist bij gemeenten is de financiering niet structureel geborgd.

Deze fundamentele stelsel-verschillen nemen we niet op korte termijn weg. Daar komt nog bij dat zorgverzekeraars binnen de gemeentegrenzen onderling concurreren.

Samenwerking tussen gemeente en de grootste zorgverzekeraar.

Maar wil het tot samenwerkingsafspraken of beter nog gezamenlijk gefinancierde preventie-activiteiten komen dan vereist dat op lokaal niveau intensieve samenwerking tussen de gemeenten en de in die gemeente aanwezige grootste zorgverzekeraar. Waarbij de zorgverzekeraar de andere zorgverzekeraars zover moet krijgen ook mee te betalen voor de lokaal ontwikkelde preventieprogramma’s.

Onmogelijk? Zeker niet. Er zijn her en der wel voorbeelden van goede samenwerking te vinden. Maar dat zijn vaak niet-structurele, projectmatige activiteiten, met een begin maar ook  een eind.

Willen we grotere inzet en nadruk op preventie in het gehele zorgstelsel realiseren,  dan dient aan een aantal randvoorwaarden voldaan te worden:

  • Spreek één taal, hanteer dezelfde terminologie (dus niet meer spreken over primaire, secundaire en tertiaire preventie). Kom daarover tot overeenstemming.
  • Zorgverzekeraars zouden gezamenlijk bereidheid moeten tonen meer innovatieve, geïndiceerde preventie-activiteiten in het zorgverzekeringspakket op te willen nemen.
  • Het Zorginstituut, als adviseur over het verzekeringspakket,  moet actiever geïndiceerde preventie  uitwerken en ruimhartiger opzetten en initiëren. De Tweede Kamer dient opname in het pakket te accorderen.

Met andere woorden: schep eerst een positief, uitnodigend klimaat waarin samenwerkingsverbanden tussen vooral selectieve en geïndiceerde preventie op lokaal niveau wat gemakkelijker tot stand kunnen komen. Hoe dat zou kunnen? Daarover een volgende keer.

Een eerdere versie van dit artikel werd gepubliceerd in Zorgvisie onder de titel “Zo krijgt preventie een vaste plek in het Zorgstelsel” op 6 oktober 2020.

Kijk op de congresagenda van de Guus Schrijvers Academie: op 26 november 2020 vindt het Congres Financiering van Preventie plaats. Vooraanstaande sprekers delen dan actuele inzichten over dit onderwerp. Alle congressen van de Guus Schrijvers Academie zijn ook online te volgen!

Zorg voor of zorgen om de toekomst?

  • van het SER-rapport, Zorg voor de toekomst, Over de toekomstbestendigheid van de zorg (juni 2020)
  • door Robert Mouton, bestuursadviseur

De Sociaal Economische Raad, de SER, het belangrijkste adviesorgaan van de regering, bracht in juni een rapport uit met daarin een analyse, bespreking, conclusies en aanbevelingen voor de toekomst van de zorgsector. 

Opzet

Het rapport bevat negen hoofdstukken: de inleiding (1), een hoofdstuk over de waarde van de zorg in de samenleving (2), een over de financiering (3), toekomstverwachtingen over financiering en zorgvraag (4), uitgavenbeheersing (5), preventie (6), organisatie en digitale transformatie (7), werken in de zorg (8) en de samenvatting en conclusies (9). 

Een eerste indruk is dat dit rapport gericht is op kosten en baten in financiële zin. Het gaat echter veel breder en dieper dan dat: de grote thema’s in de zorg(aansturing) zijn voorzien van goed samengevatte recente inzichten en onderzoeksgegevens, goed geformuleerde aanbevelingen, overwegingen, deelconclusies en in het laatste hoofdstuk van eindconclusies. Het rapport (240 pagina’s) is goed leesbaar. De opzet is zodanig dat elk hoofdstuk ook goed apart te lezen is. Voor degenen die direct richtingen en aanbevelingen willen vinden: ze staan er wel degelijk in, maar niet altijd met grote letters. Alles overziend biedt het rapport een schat aan informatie en boodschappen, vanuit communicatie-oogpunt misschien zelfs wat veel. 

Samenvatting

De samenvatting in het rapport (hoofdstuk 9) is summier: de waarde van zorg is onbetwist, het uitgavenbeleid heeft continu aandacht nodig en de prognoses zijn dat de uitgaven sterk groeien en de zorgvraag verdubbelt. Dat doet geen recht aan het rapport: een duidelijk statement in het rapport is dat de vraag naar zorg leidend moet zijn, dat prognoses voor de ontwikkeling van de zorguitgaven door het RIVM berekend zijn op 174 miljard in 2040, ofwel een stijging van 2,9% per jaar (hoofdstuk 4). Bovendien zijn er de komende decennia 700.000 extra medewerkers nodig (hoofdstuk 8). In 2022 zijn er al 80.000 tekort (hoofdstuk 4). Uitgavenbeheersing is daarom noodzaak (hoofdstuk 5) in zowel de cure, de care als in het gemeentelijk domein. Daarom zijn aanbevelingen geformuleerd, bijvoorbeeld: (a) stimuleer zinnige zorg en gepast gebruik onder één regime en betrek de bevolking daarbij; (b) zet meer regie op het verplaatsen van zorg en (c) richt je op regionale organisatie. Het hoofdstuk Preventie (6) geeft expliciet aan dat preventie loont in termen van gezondheidswinst, maar dat dit op het gebied van uitgaven onzeker is. Het hoofdstuk biedt verder een goed overzicht en beschouwing. De raad stelt dat preventie een lange termijn visie vergt en beveelt aan dat lokale gemeenschappen versterkt worden en integrale programma’s worden opgezet. Opvallend is dat gericht wordt op school, werk, wijk en digitalisering. Afsluitend is er een pleidooi voor structurele financiering van preventie, echter zonder een oplossingsrichting te geven. In het hoofdstuk organisatie en digitale transformatie (7) worden de vier belangrijkste trends genoemd en behandeld: (a) artificiële intelligentie en data (deep medicine), (b) telemonitoring, (c) augmented en virtual reality en (d) robotica. In dit hoofdstuk wordt ook “de juiste zorg op de juiste plek” uitvoerig besproken. Het hoofdstuk sluit af met een aantal belangrijke conclusies en overwegingen, onder andere: (i) regie is nodig om een gezamenlijke routekaart van partijen (rond digitalisering) te ontwikkelen en te hanteren, (ii) een stevig signaal voor het doorpakken van het EPD en zijn toepassingen, (iii) opschaling van best practices, (iv) regionale samenwerking (en meer). Het hoofdstuk (8) over werken in de zorg onderkent onder meer dat we een enorm kwantitatief probleem hebben, dat er meer ruimte voor de zorgprofessional moet komen en dat de informele en mantelzorg onder druk staat. De aanbevelingen zijn niet voorzien van berekeningen of scenario’s, zodat het stellen van doelen lastig is. Voorbeelden: (a) meer ruimte voor professionals en minder regeldruk in de sector, (b) professionals beter voorbereiden op ingrijpende veranderingen, (c) breng stabiliteit in financiering en beleid, (d) aandacht voor duurzame inzetbaarheid (d) beheers groei van het ZZP-schap, etc.

De Hoofdconclusies

In hoofdstuk 9 zijn de conclusies opgenomen gelet op het totale rapport. Deze zijn:

  • Blijvend onderhoud op de uitgavenbeheersing en daarom blijven werken aan zinnige zorg.
  • Integraal, samenhangend en ontkokerd preventiebeleid.
  • Benutten van de kansen die de digitale transformatie biedt.
  • Richt op een stabiele arbeidsmarkt met ruimte voor de zorgprofessional.

Daarnaast stelt de Raad dan iedereen behoefte heeft aan perspectief, aan duidelijkheid voor de lange termijn, dat de huidige organisatie van de zorg niet houdbaar is en dat er vragen zijn rond de governance (in de brede zin van het woord) van de zorg zijn. 

Transitie

Dit alles overziend voorziet de Raad dat een transitie nodig is met breed draagvlak. Een belangrijke conclusie in de laatste regels van het rapport.

Hoe nu verder?

De regering, maar zeker ook de politieke partijen op weg naar een verkiezingsprogramma, kunnen dit SER-rapport gebruiken om een lange termijn visie te ontwikkelen en stappen voor een transitie uit te denken: de thema’s, de aanbevelingen en cijfers liegen er niet om. Tegelijk weten we dat het zoeken naar draagvlak voor (grondige) transities brede maatschappelijke discussie vergt. De vraag is natuurlijk hoeveel tijd in welke fase nodig is. Hoewel het rapport urgentiebesef ademt, is het in de reeks rapporten en voorstellen voor de toekomst van de zorg niet de enige. Dat er grote zorgen voor de toekomst zijn staat nu wel vast, hoe deze weg te nemen nog niet. 

Waardering

In het kader van zorginnovatie en -transformatie is dit rapport te beschouwen als een belangrijk advies, niet alleen aan de regering maar aan het hele veld. Het zit zeer gedegen in elkaar, heeft vanwege de aard en positie van de Raad groot belang en kan de focus van en de urgentie achter het overheidsbeleid helpen concreet te maken. De timing is gelet op de verkiezingen goed. Het bevat geen “coronahoofdstuk”, maar dat kan ook niet gelet op het tijdstip van de adviesaanvraag.  Als rapport geef ik het vier van de vijf sterren.

Congresagenda

9 oktober –  Covid-19 brengt het ziekenhuis sneller naar het jaar 2030 

3 december –Juiste Zorg op de Juiste Plek; voor, tijdens en na de covid-19 uitbraak 

Op beide congressen komt de lange termijn van de zorg uitvoerig aan de orde. Klik op de genoemde links, lees de congresbrochure en schrijf je in.