Groningen casino ideal

  1. Goksites Nederland Legaal: Nog steeds, Er kunnen een aantal nadelen die je niet zou willen over online casino's voor Android, maar deze zijn niet zo problematisch, noch deze invloed op de algehele gokervaring en prestaties.
  2. Gokkasten Fair Play - John Russell was de eerste hoofd coach van de Boston Celtics van 1946 tot 1948.
  3. Nieuwe Blackjack: Sommige casino's verwijzen naar alle voordelen die een gebruiker krijgt voor het aanmelden als een welkomstbonus pakket.

Loterij jeugd sport Almere

Geld Winnen Gratis Spins
Met de ventilator kan de speloperator de ballen in een buis dwingen, met behulp van lucht.
Casino Zonder Storten
Om te informeren over reserveringen, bel 800-804-2024 en vraag om te spreken met een tafel spellen Manager.
Het spel ontleent zijn invloed aan poker en is eenvoudig te spelen.

Casino aanbiedingen Haarlemmermeer

Sun Of Egypt 3 Online Gokkast Spelen Gratis En Met Geld
Als u de juiste kleur van de kaart raadt, wordt uw winst verviervoudigd.
Pay By Phone Casino No Deposit Bonus
Het wordt bestuurd door een algemeen directeur, benoemd door de Minister van Financiën.
Baccarat Spelregels

Guus Schrijvers

Welcome to Guus Schrijvers

Jeugdhulp: gemeenten voorkom dweilen met de kraan open

De vraag naar jeugdzorg stijgt. Daarom is het goed dat er extra geld voor de jeugdhulp komt. Maar gemeenten moeten zichzelf eerste een aantal fundamentele vragen stellen als de budgetten verhoogd worden. En meer gaan doen aan preventie.

Stijging jeugdzorg

Het aantal jongeren dat gebruik maakt van jeugdzorg is in de periode 2015-2017 gestegen met ongeveer 12%. Een statistische analyse daarvan verklaart slechts 30% tot 40% door factoren als de ontwikkeling van het aantal jongeren in de gemeenten. De rest van de verschillen (60-70%) hangt samen met verschillen tussen gemeenten in beleid en uitvoering.

Buffers

Er bestaan diverse buffers in onze samenleving die ervoor zorgen dat maatschappelijke problematiek niet meteen leidt tot jeugdhulp. Het onderwijs, de jeugdgezondheidszorg en huisartsen zijn daar drie van. Deze buffers zijn gericht op alle kinderen én hebben allereerst het doel om te normaliseren. Want kinderen laten in hun ontwikkeling veel “normale problemen” zien. Anderzijds hebben deze buffers de taak tijdig te signaleren als er bij kinderen/jongeren en ouders sprake is van problematiek waarbij specialistische jeugdhulp nodig is.

Rol onderwijs

Vijfenzeventig procent van de psychische aandoeningen ontstaat voor het 24e levensjaar. Een periode waarin het onderwijs (naast de ouders) een belangrijk tweede opvoedmilieu is. Naar schatting heeft 20-25% van de leerlingen tussen de 11 en 18 jaar last van gedrags-of psychosociale problemen.

Bewezen interventies

Er bestaan tal van bewezen interventies om deze problemen binnen en buiten het onderwijs te voorkomen of vroeger op te pakken. Dat gebeurt te weinig. Van de 1.454 scholen voor voortgezet onderwijs doen er slechts 329 mee aan het programma “de gezonde school”. Van de 6.200 basisscholen doen er 1.129 mee. Voor het voortgezet onderwijs geldt dat preventie van ziekteverzuim van scholieren werkt. Er is een effectieve methodiek ontwikkeld: m@zl (mazzel). In slechts 142 van de 380 gemeenten wordt deze methodiek gebruikt.

Extra activiteiten

Gemeenten kunnen de jeugdgezondheidszorg ook opdragen om voor kwetsbare gezinnen extra activiteiten uit te voeren. Bijvoorbeeld om de projecten “Nu niet zwanger” (gericht op kwetsbare vrouwen met een kinderwens), Voorzorg (kwetsbare tienermoeders), en Samen Starten uit te voeren. Deze programma’s worden nu slechts in een beperkt aantal gemeenten aangeboden: respectievelijk in 60, 78 en circa 110 van de 380 gemeenten.

Rol gemeenten

Gemeenten hebben te weinig geïnvesteerd in de genoemde buffers. Die kunnen hun normaliserende rol onvoldoende vervullen. Deze conclusie leidt tot zes vragen die elk gemeentebestuur zou moeten stellen, voordat zij extra geld besteden aan jeugdhulp.

  • Vraag 1: Wat hebben huisartsen, jeugdgezondheidszorg en onderwijs nodig om de druk op jeugdhulp te verminderen? Hierboven gaven wij al enkele interventies aan om hun buffer-functie te versterken.
  • Vraag 2.Wat hebben de sociale wijkteams nodig om verwijzing naar gespecialiseerde jeugdhulp te verminderen? Zijn de teams goed samengesteld en de medewerkers voldoende geschoold?
  • Vraag 3: Hoe verlopen de klantstromen tussen jeugdzorg enerzijds, en onderwijs, huisartsen, jeugdgezondheidszorg en wijkteams anderzijds? Wordt bij elke verwijzing naar jeugdhulp beoordeeld of deze terecht of onterecht is?
  • Vraag 4: Heeft de gemeente de afhandeling van de schuldenproblematiek van individuele gezinnen op orde? Deze leidt vaak tot stress en depressie bij ouders en kinderen.
  • Vraag 5: Wordt de zorgbehoefte van de cliënt administratief zwaarder voorgesteld dan in werkelijkheid het geval is? (upcoding). Het kan zijn dat een huisarts, jeugdarts of leerkracht best zelf een probleem zou kunnen oppakken, maar er de tijd of deskundigheid niet voor heeft.
  • Vraag 6: Is de preventie die we in vroeg stadium inzetten niet te licht? Het gaat erom op het juiste moment duurdere hulp (goed geschoolde hulpverleners) in te zetten om (nog) duurdere hulp later te voorkomen.
Kortom

Gemeenten willen meer geld van het Rijk vanwege de stijging van de vraag naar jeugdhulp. Maar zij zouden ook bovenstaande vragen dienen te beantwoorden. Twee dingen weten wij zeker: er moet meer geld komen voor jeugdhulp, maar dat alleen volstaat niet. Dan dweilen gemeenten met de kraan open.

Paul van der Velpen, oud-directeur van de GGD Amsterdam en Guus Schrijvers, oud-hoogleraar Public Health bij het UMC Utrecht

Nalatenschapszorg en bewindvoering voor ouderen door vrijwilligers

Bij Stichting Raad en Daad werken vrijwilligers die ouderen zonder partner, kinderen, of mantelzorgers bijstaan in hun laatste levensfase. Het gaat hier niet alleen om zorg bij de regeling van de nalatenschap, maar ook om allerlei administratieve hulp aan ouderen.

Casus

Mevrouw De Vries is dement, maar woont volgens eigen zeggen nog relatief zelfstandig in een zorginstelling. Eten, drinken, de was en alles wordt voor haar verzorgd. Zij heeft echter een zoon die niet van haar geld kan afblijven. Met zachte overreding heeft hij zijn moeder een bankmachtiging laten tekenen, met forse schulden tot gevolg. Met behulp van een vrijwilliger van de Nieuwegeinse stichting Raad en Daad wordt dit via schuldsanering opgelost.

Bewindvoering en mentorschap

Mevrouw De Vries kan zonder hulp niet meer goed begrijpend lezen. Raad en Daad wordt weer gevraagd en bepleit bewindvoering. Dat lukt via de rechtbank. Als eerste komt de vrijwilliger onbetaalde rekeningen voor medicijnen en de huur van een hoog-laag bed tegen. Ook deze kwestie wordt opgelost. Maar wat nu als er vergaande besluiten genomen moeten worden? Bijvoorbeeld als mevrouw De Vries ernstig ziek wordt en er uit diverse opties gekozen moet worden? En wie regelt haar uitvaart? Als niemand in de omgeving dit op zich kan nemen, zal naast bewindvoering ook mentorschap gewenst zijn. De vrijwilliger tracht dit te regelen. Maar mevrouw De Vries moet hiervoor tekenen en zij begrijpt het allemaal niet meer zo goed.

Uitgebreide dienstverlening

Deze casus schetst de werkzaamheden van Raad en Daad waar vrijwilligers ouderen zonder partner, kinderen, of mantelzorgers bijstaan in hun laatste levensfase. Zij bieden de volgende diensten aan: administratieve dienstverlening, bewindvoering, en mentoraat. Maar ook nalatenschapszorg, zoals het opstellen en uitvoeren van een testament en het regelen van een uitvaart. De vrijwilligers zijn allen opgeleid en beëdigd. Zij werken in Nieuwegein en omgeving.

Controle en toezicht

Bij Raad en Daad vindt controle en toezicht op meerdere niveaus plaats: binnen de stichting zelf door het bestuur en door collegiale toetsing. Maar ook door controle via een externe accountant. Jaarlijks wordt over elke cliënt verantwoording afgelegd aan de Rechtbank. Al die controles beschermen de bezittingen van een cliënt tegen oneigenlijk gebruik. De vrijwilligers van Raad en Daad behartigen de belangen van de cliënten, zoals tijdig aanvragen van uitkeringen en toeslagen. Zij zorgen ook voor goede hulpmiddelen en passende recreatieve activiteiten.

Andere casus

Mijnheer Janssen is een slimme man. Hij is cum laude afgestudeerd en reist voor zijn goede baan de hele wereld over. Hierdoor zit hij veel in hotelbars en raakt aan de drank. Door de drank verliest hij tevens zijn baan. Op enig moment stelt de verslavingszorg vast dat mijnheer Janssen niet alleen aan Korsakov lijdt, maar hij ook vergaand dement is. Hij gaat naar een zorgcentrum, maar is daarnaast nog eigenaar van een appartement. Het zorgcentrum benadert Raad en Daad. Bewindvoering en mentorschap wordt aangevraagd. De rechtbank kent beide toe. De vrijwilliger ontvangt apart toestemming van de rechtbank om het appartement te verkopen, maar laat het eerst grondig opknappen. Bij de verkoop melden zich tot dan toe onbekende schuldeisers. Ook dat wordt via onderhandelingen opgelost. Mijnheer Janssen is aangesterkt en krijgt goed te eten. Vrijwilligers dammen regelmatig met hem en genieten van zijn geestige en spitsvondige opmerkingen.

Kosten

De heer Jansen betaalt Raad en Daad ongeveer 20 euro per uur. Dit is voor de overheadkosten van de Stichting en wordt dus niet uitbetaald aan de vrijwilliger. Het tarief is laag: betaalde bewindvoerders hanteren een uurtarief van soms wel 80 euro. De Gemeente Nieuwegein betaalt de inzet van de stichting voor mensen met die alleen bijstand of AOW hebben.

Goed voorbeeld doet goed volgen

Volgens de voorzitter van Raad en Daad, Evert van Linge, zijn zij de enige stichting in Nederland die met vrijwilligers dergelijke diensten verleent. De stichting groeit en bloeit en voorziet in een grote behoefte. Begin mei vierde Raad en Daad haar derde lustrum. Ondergetekende hield een feestrede over geïntegreerde ouderenzorg voor zowel sociale als medische kwesties. Van Linge presenteerde de hier genoemde casussen en pleitte voor stichtingen zoals Raad en Daad in alle gemeenten in Nederland. Graag geef ik deze boodschap door.

20e Spoedzorgcongres: Juiste acute zorg op de juiste plek

‘De juiste acute zorg op de juiste plek.’ Dat is het thema van het 20e Nationale Spoedzorg Congres dat op 6 november gehouden wordt in Utrecht.

Samenwerken, organiseren en coördineren

De toenemende vraag naar acute zorg vraagt om steeds effectievere oplossingen om met schaarse middelen (menskracht en materieel) steeds meer zorg te kunnen bieden. In het belang van de patiënt moeten acute zorgvragen daarom zoveel mogelijk voorkomen worden. Als de patiënt toch een acute zorgvraag heeft, moet hij of zij 24/7 spoedzorg van goede kwaliteit krijgen.

Volgens het Kwaliteitskader Spoedzorgketen betekent dit dat de zorg patiëntgericht, veilig, effectief, tijdig, doelmatig, toegankelijk en beschikbaar moet zijn: ‘Patiëntgerichte spoedzorg vraagt om het gezamenlijk organiseren van de acute zorg en de inzet van de juiste zorgverlener op het juiste moment, ofwel goede zorgcoördinatie.’ Deze passage uit het Kwaliteitskader vormt de rode draad voor het 20e spoedzorgcongres op 6 november.

Onderwerpen

De volgende vragen worden besproken tijdens het congres:

  • Hoe kunnen we de coördinatie en de continuïteit van de acute zorg in Nederland verbeteren?
  • Hoe blijft de acute zorg toegankelijk, van hoge kwaliteit en betaalbaar?
  • Welke goede voorbeelden zijn er van de juiste acute zorg op de juiste plek? En hoe kunnen we deze implementeren in andere regio’s?
  • Hoe kunnen we de samenwerking tussen de ketenpartners in de acute zorg verbeteren?
  • Wat kunnen we leren van de geïntegreerde spoedzorg in het buitenland?
Praktijkgerichte oplossingen

Op het congres 6 november kunt u praktijkgerichte plenaire sessies verwachten van gerenommeerde sprekers uit de acute zorg. Daarnaast zal een buitenlandse spreker iets vertellen over de geïntegreerde spoedzorg in zijn land. De sessies zijn interactief: via een stemapp worden levendige discussies tussen sprekers en deelnemers en deelnemers onderling gestimuleerd. Naast plenaire sprekers kunt u kiezen uit diverse parallelsessies, waaronder flitspresentaties.

Flitspresentaties gezocht

De Guus Schrijvers Academie zoekt nog enkele sprekers die als ‘flitspresentator’ in tien minuten tijd een goed voorbeeld, onderzoek, of actueel project rond de juiste acute zorg op de juiste plek willen bespreken. Interesse? Stuur dan vóór 1 september 2019 een mail met daarin kort beschreven wat het onderwerp en doel van de presentatie is naar: marcelstam@guusschrijversacademie.nl.

Organisatie

Het congres wordt inhoudelijk vormgegeven door Arold Reusken (Hoofd bureau Landelijk Netwerk Acute Zorg), Jack Versluis (Bestuurder Regionale Ambulance Voorziening Utrecht) en Guus Schrijvers (gezondheidseconoom en oud-hoogleraar Public Health). De Guus Schrijvers Academie is organisator.

Save the date

Bent u als huisarts, medisch specialist of leidinggevende verpleegkundige actief in de acute zorg? Of manager in de ambulancezorg of bij een mobiel medisch team? Of bent u beleidsmedewerker bij een ziekenhuis, inkoper bij een zorgverzekeraar, projectleider, organisatieadviseur, beleidsambtenaar, of vertegenwoordiger van een branche- of patiëntenorganisatie? Reserveer dan 6 november alvast in uw agenda!

Als u op de hoogte gehouden wilt worden over het congres ‘De juiste acute zorg op de juiste plek’, stuur dan even een mail naar congresorganisator Petra Schimmel: secretariaat@guusschrijvers.nl. Het volledige programma, de sprekers en alle andere informatie vindt u binnenkort op de website van de Guus Schrijvers Academie.

Herinrichting ziekenhuislandschap: do or die?

Er zijn tal van goede voorbeelden bekend van regionale samenwerking tussen ziekenhuizen en tussen maatschappen. Deze samenwerking leidt vaak tot een andere taakverdeling over de bestaande ziekenhuislocaties. Maar deze voorbeelden worden nauwelijks overgenomen in andere regio’s. Hoe effectief ze ook zijn en hoeveel kosten ze ook besparen. Met als mogelijk gevolg: sluiting van ziekenhuislocaties en een verschraling van het (regionale) zorgaanbod.

Goede voorbeelden

Veel goede samenwerkingsinitiatieven tussen ziekenhuizen en tussen maatschappen zijn de afgelopen jaren tot stand gekomen. Ik denk bijvoorbeeld aan de gezamenlijke prostaatkliniek van zeven ziekenhuizen in de Rijnmond, die willen concurreren met de wereldberoemde Martini kliniek in Hamburg. En aan de Maartenskliniek en haar samenwerking met het Radboud UMC, die zo veel betere kwaliteit en doelmatigheid oplevert. Ik noem ook de regiomaatschap Heelkunde Friesland. Hierin draaien 34 chirurgen van vier ziekenhuizen kwaliteitsprojecten, nemen elkaars diensten waar en verdelen de werkdruk.

Apparatuur en ICT

En niet te vergeten; de MRON (Maatschap Radiologie Oost Nederland) die voor de gezamenlijke radiologen van drie Twentse ziekenhuizen dure apparatuur inkoopt en voor goede onderlinge internetverbindingen zorgt. Mijn laatste twee goede voorbeelden staan in de provincies Zeeland en Groningen. Daar werken het Admiraal de Ruyterziekenhuis te Goes respectievelijk de Ommerlandergroep uitstekend samen met hun naburige UMC’s te Rotterdam en Groningen.

Andere taakverdeling

Al deze goede voorbeelden dragen bij aan de herinrichting van het zorglandschap in hun regio. Of anders gezegd: ze leiden tot een andere verdeling van taken over de bestaande ziekenhuislocaties. Hoe effectief ze ook zijn en hoeveel kosten ze ook besparen, de meeste van deze voorbeelden zijn tot nu toe uniek en hebben niet of nauwelijks tot navolging geleid. Zo verwachtte ik bijvoorbeeld dat de genoemde prostaatkliniek copy paste zou verschijnen in andere grote steden dan Rotterdam, maar dat gebeurde niet tot nu toe.

Tele-IC en -radiologie

Het zorglandschap zou nog meer kunnen veranderen, als tele-Intensive Care en tele-radiologie hun intrede zouden doen in Nederland. Tele-IC komt in de VS voor bij honderden kleine ziekenhuizen. Philips is daarvan de grote animator. Vanuit een centraal IC-centrum in een regio bewaken intensivisten 24/7 de IC’s van kleine zelfstandige ziekenhuizen. Dat gebeurt via contact tussen intensivisten in dat centrum en de IC-verpleegkundigen die op de IC’s van kleine ziekenhuizen werken. Ik heb diverse wetenschappelijke artikelen gelezen, waaruit blijkt dat dergelijke digitale zorgverlening even goed werkt als de traditionele.

Zorg op afstand

Radiologie is het vakgebied waarbij zorg-op-afstand het verste is ontwikkeld in de VS. Foto’s, scans en films worden bijvoorbeeld buiten kantoortijd en in kleine ziekenhuizen gemaakt, via het internet doorgezonden naar een topklinisch ziekenhuis waar ze 24/7 beoordeeld worden.

Concurrentie

Hoe komt het nu toch dat regionale samenwerking in Nederland niet goed loopt? Terwijl er zat goede voorbeelden uit binnen- en buitenland bestaan. Ik denk dat dat ten eerste te maken heeft met de concurrentie tussen ziekenhuizen. Hierdoor streven vele ziekenhuizen zo lang mogelijk onafhankelijkheid na en geen samenwerking waarbij zij enige autonomie opgeven. Zodra één van de ziekenhuizen het niet redt, zijn de collega’s er als de kippen bij om delen van de zorg over te nemen. Recente voorbeelden als het faillissement van het Zuiderzee ziekenhuis te Lelystad en het Slotervaart in Amsterdam illustreren dit. Tijdige samenwerking had de faillissementen waarschijnlijk kunnen voorkomen.

Bekostiging via DBC’s

Dat regionale samenwerking (nog) niet goed loopt, komt ook door de methode van bekostiging, via de DBC’s. Daar passen oplossingen als tele-IC’s niet goed in. Evenmin wordt rekening gehouden met transformatiekosten om regionale oplossingen te realiseren. Wellicht bieden de transformatiegelden van 475 miljoen euro binnen het beleid De Juiste Zorg op de Juiste Plek mogelijkheden. Maar het JZJP-beleid richt zich op substitutie van chronische zorg van ziekenhuizen naar de eerste lijn, niet op herschikking van taken tussen ziekenhuizen.

Do or die

De herinrichting van het zorglandschap verloopt niet snel genoeg. Dit komt door de ervaren concurrentie tussen ziekenhuizen, vanwege samenwerking die niet via DBC’s te bekostigen is en het ontbreken van transformatiegeld voor taakherschikking. Kleine ziekenhuizen vallen als eerste om, indien de grotere ziekenhuizen hen niet bijstaat met bijvoorbeeld tele-zorg. Dan verschraalt het zorglandschap. Herinrichting van ons zorglandschap is dus van levensbelang voor de ziekenhuizen: do it or die.

Herverdelen dienstverlening ziekenhuizen

Woensdag 26 juni vindt het congres Regionale samenwerking tussen ziekenhuizen plaats in Utrecht. Dan komen de meeste van de hier genoemde goede voorbeelden aan de orde. Ook de realisatie ervan krijgt aandacht.

Doelgroep

Het congres is bestemd voor leden van Raden van Bestuur en Raden van Toezicht van ziekenhuizen, medisch specialistische bedrijven en coöperaties, divisiemanagers, RVE-managers, afdelingshoofden en specialistenvertegenwoordigers. Maar ook voor patiëntenorganisaties en -vertegenwoordigers, zorgmanagers, zorgverzekeraars, bestuursorganen, beleidsmakers van overheidsorganisaties en organisatieadviseurs.

Informatie

Wil jij kennis nemen van de goede voorbeelden en van recente ontwikkelingen in het beleid van NVZ, de DSAZ ziekenhuizen, de STZ-ziekenhuizen, de Autoriteit Consument en Markt, de NZA en de zorgverzekeraars? klik dan hier, bekijk het programma en meld je aan.

Ouderenzorg in de wijk: samenwerking met regionaal ziekenhuis essentieel

De ouderenzorg verandert snel. Ouderen blijven langer thuis wonen en willen zorg in de eigen omgeving ontvangen. De druk op de eerstelijnszorg neemt daardoor fors toe. Integrale ouderenzorg vergt goede samenwerking tussen huisartsen en de wijkverpleging. En goede samenwerking met het sociaal domein van de gemeente. Maar ook het regionale ziekenhuis kan de eerstelijns ouderenzorg ondersteunen, faciliteren en ontlasten.

Zorg op de juiste plek

Alle partijen in de zorg hebben het beleid van de overheid om zorg op de juiste plek te leveren, onderschreven. Dat betekent dat het ziekenhuis eenvoudige behandelingen, die niet noodzakelijkerwijs een gang naar het ziekenhuis vergen (denk bijvoorbeeld aan de vele na-controles), zou moeten gaan overdoen naar de eerstelijnszorg. Geen gemakkelijke opgave: huisartsen zitten nu al niet bepaald verlegen om werk.

Telemonitoring

Mede daarom komt het steeds vaker voor dat ziekenhuizen patiënten thuis monitoren. De ontwikkelingen op het gebied van tele-monitoring gaan snel. Patiënten krijgen meetapparatuur in huis, waarmee de arts hun gezondheid in de gaten houdt. Ze hoeven zo minder vaak naar de huisarts of het ziekenhuis. Steeds meer specialisten, huisartsen en thuiszorgorganisaties maken gebruik van deze vorm van begeleiding.

Spoedeisende hulp

Ziekenhuizen hebben dikwijls te maken een overbelaste Spoedeisende Hulp. Het zijn vaak oudere patiënten die via de SEH het ziekenhuis binnenkomen. Een betere organisatie van de lokale ouderenzorg kan dat aantal mogelijk terugbrengen. Want vaak gaat het om opnames die voorkomen hadden kunnen worden. Gelukkig zijn er steeds meer goede voorbeelden en initiatieven op dit gebied bekend. Alleen de verspreiding hiervan laat vaak nog te wensen over…

Transfer ziekenhuis naar huis

Ook de terugkeer naar huis, ná een ziekenhuisopname, vergt goede afstemming tussen ziekenhuis en de eerstelijnszorg (en mantelzorg) die de zorg thuis weer gaan overnemen. Ook hier zijn tal van verbeteringen mogelijk. Een goed voorbeeld daarvan speelt in Almere. Daar vormen huisartsen, wijkverpleegkundigen en apothekers samen een kernteam voor een multidisciplinair zorgprogramma voor kwetsbare ouderen. Dit kernteam wordt, indien nodig, aangevuld met fysiotherapie en de Specialist Ouderengeneeskunde. Hierbij krijgt het zorgpad met het Flevoziekenhuis rond opname en ontslag speciale aandacht. Dit goede voorbeeld wordt besproken door kaderarts ouderenzorg Anneke Pahlplatz op de studiedag Ouderenzorg in de eerstelijn, die de Guus Schrijvers Academie op 3 oktober organiseert in Utrecht.

Het ‘reactiverend ziekenhuis’

Een andere sessie op deze studiedag wordt verzorgd door Lotte kramer, projectleider ouderen in het Diakonessenhuis. Zij beantwoordt de volgende vragen: Wat kan het (regionale) ziekenhuis betekenen in de zorg voor ouderen thuis? Hoe kan het ziekenhuis een ondersteunende rol spelen? En hoe werkt ze hierin samen in een regionaal netwerk? Het Diaconessen ziekenhuis in Utrecht heeft onder meer afspraken met de verpleeghuissector gemaakt, om patiënten eerst te monitoren voordat er sprake is van ziekenhuisopname. Kramer spreekt over de verschillende initiatieven die het Diakonessenhuis heeft genomen rond de zorg voor ouderen. Ook vertelt zij over het ontwikkelen van het ‘reactiverend ziekenhuis’ om de gezondheid van oudere patiënten te stimuleren.

Sprekers gezocht

De Guus Schrijvers Academie is voor deze studiedag nog op zoek naar andere goede voorbeelden van de rol van het ziekenhuis in de zorg voor ouderen in de eerstelijn. Er is nog ruimte voor enkele sprekers die als ‘flitspresentator’ in tien minuten tijd een goed voorbeeld, onderzoek, of actueel project willen bespreken. Interesse? Stuur dan vóór 15 augustus 2019 een mail met daarin kort beschreven wat het onderwerp en doel van de presentatie is naar: marcelstam@guusschrijvers.nl. Het volledige programma van de studiedag Ouderenzorg in de eerste lijn vindt u hier.

Nabeschouwing Congres ‘Vroeg begonnen, veel gewonnen’

Het gaat goed met de Nederlandse jeugd blijkt uit veel cijfers. Tegelijkertijd dreigt een op tien jongeren overboord te slaan en verloren te raken. Behalve meer budget voor hulp en preventie, vraagt aanpak van dit probleem vooral veel durf, inhoudelijke moed en oprecht vertrouwen in ouders en kinderen.

Probleem- en diagnosegestuurde aanpak

Het gaat goed en het gaat niet goed met onze jeugd. Niet goed gaat het met de jeugdhulp in Nederland. Door een probleem- en diagnosegestuurde aanpak worden veel te veel jongeren de specialistische jeugdzorg ingejaagd. Het aantal jongeren dat daar een beroep op doet, is sinds de eeuwwisseling verdubbeld tot ruim 400.000 nu. Er wordt echt samengewerkt, maar er is ook een enorme administratieve belasting. De transitie van de jeugdzorg lijkt deze trend nog niet te kunnen keren.

Positieve cijfers

Andere (cijfer)signalen staan gelukkig wel op groen: de jeugd is alsmaar gezonder, gelukkiger, succesvoller en beter opgeleid. Europees gezien doet de Nederlandse jeugd het prima. Bijna altijd staan ze in de top vijf.

Langetermijnvisie en lef

Er is kortom een merkwaardige, maar ook verontrustende discrepantie gaande. Waar het aan de ene kant goed gaat met de Nederlandse jeugd, dreigt tegelijk een groot aantal van hen – Prof. Van Yperen sprak al over een op tien – overboord te slaan en verloren te raken. Dit vraagt om een totaal andere reactie dan de huidige roep om meer budget voor nog meer specialistische zorg: er moet geld naar de voorkant! Maar dat vraagt lef en een langetermijnvisie.

Preventie loont

Tijdens het congres Vroeg begonnen, veel gewonnen!’ van de Guus Schrijvers Academie en de JeugdZaak op 17 mei in Utrecht, waren daarvan de eerste tekenen zichtbaar. Hoogleraar Tessa Roosenboom poneerde de stelling dat niets beter werkt dan vroege preventie. Zij verwees hierbij onder meer naar Heckman’s studie over economisch rendement van preventieve aanpakken.

Goede voorbeelden

Steun op maat voor alle kinderen en ouders in de eerste 1.000 dagen, opdat elk kind een kansrijke start krijgt. Tessa Roseboom gaf diverse voorbeelden van rendabele en effectieve preventieve ingrepen hiervoor. Zij deed dit samen met onder meer verloskundige Katja van Groesen, de Apeldoornse huisarts Martin Dieleman, orthopedagoge Saskia Blom, jeugdarts Mascha Kamphuis en jeugdverpleegkundige Liesbeth Staal. Talloze goede voorbeelden passeerden de revue op 17 mei. Van Centering Pregnancy tot VoorZorg. Van de SPARK tot de gehoorscreening en van het preventief conceptieconsult tot wraparound care, of de Vlaamse Huizen van het Kind.

Participatie en samenwerking

Vroegtijdig echt doen wat nodig is vanuit een preventief ondersteunende beroepshouding die ouders in hun kracht zet, biedt een positief tegenwicht aan de toenemende problematisering van de Nederlandse jeugd. Dat daarvoor budget nodig is, spreekt voor zich. Wethouder Marcelle Hendrickx van Tilburg liet in een inspirerende voordracht zien hoe daar vanuit haar gemeente aan gewerkt wordt, door de bevolking -waar dat maar mogelijk is- erbij te betrekken. Participatie is dan niet alleen een naamwoord, maar vooral een werkwoord, dat verwijst naar de noodzakelijke samenwerking van beleid (gemeente), uitvoerders (professionals) en gebruikers (ouders, patiënten, burgers).

Vroeg is niet vroeg genoeg

Onder het motto “vroeg is niet vroeg genoeg” bevordert men in Tilburg een kansrijke start voor alle kinderen. Los van je postcode en al voorafgaande aan de zwangerschap. Steeds is daarbij de vraag:

  1. Wat kan ik zelf doen als ouder, kind, professional of beleidsmaker?
  2. Als ik niets kan, wie kan ik dan inschakelen om iets te doen?
Normaliseren van opvoed- en opgroeiproblemen

Bovenstaande vragen mogen en moeten altijd gesteld worden, opdat professionele en persoonlijke handelingsverlegenheid verdwijnt. En het nodeloos verwijzen en doorschuiven van cliënten afneemt. Daarmee wordt het ongewenst shoppen van cliënten in de jeugdzorg tegen gegaan en kan het normaliseren van opvoed- en opgroeiproblemen beginnen. Dit indringende appèl werd door de zaal met enthousiasme ontvangen. Een ding is hierbij duidelijk: dat vraagt behalve budget voor de basisvoorzieningen en preventieve instanties vooral veel durf, inhoudelijke moed en een oprecht vertrouwen in ouders en kinderen.

Bert Prinsen, senior-adviseur de JeugdZaak

Veel animo voor studiedag over indicatiestelling

De studiedag van de Guus Schrijvers Academie op 13 juni over indicatiestelling en afstemming van de wetten voor de care sector trekt veel deelnemers. Het onderwerp is actueel en spreekt tot de verbeelding. Ondergetekende geeft vijf oorzaken hiervoor.

  1. Er bestaan vier wetten voor langdurige zorg: de Wet langdurige Zorg, de Zorgverzekeringswet voor wijkverpleging, de Wet Maatschappelijke Ondersteuning en de Jeugdwet (voor kinderen met meervoudige beperkingen). Niet alleen patiënten en cliënten, maar ook zorgverleners ondervinden veel last van het ontbreken van afstemming tussen deze vier wetten. Zij verwachten oplossingen en tips op de studiedag. En die komen er ook. Onder andere van medewerkers van het Zilveren Kruis en Menzis. Zie hiervoor het programma.
  2. De automatisering voor het toewijzen van een Persoons Gebonden Budget vordert gestaag. Per Saldo directeur Aline Molenaar biedt een overzicht hoe dat gaat bij elk van de vier genoemde wetten. Studiedagdeelnemers willen zich graag bijscholen op dit terrein. Die informatie kunnen ze namelijk goed gebruiken in hun keukentafelgesprekken en adviesgesprekken met cliënten.
  3. De zorgkantoren gaan in 2020 op een andere manier inkopen en gaan minder werken met kwaliteitsindicatoren. Na de zomer beginnen tal van deelnemers met het overleg over de begroting 2020. Ze krijgen van sprekers van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) en zorgkantoren informatie die ze hiervoor kunnen gebruiken. Zo houdt de directeur Langdurige Zorg van de NZa een plenaire voordracht over dit onderwerp. Zie het programma.
  4. De gemeenten zitten met forse financiële tekorten op de WMO-uitvoering. Wat gaat er in 2020 gebeuren met de sociale teams en met de gespecialiseerde zorgverlening? Antwoord op die vraag geeft Jantine Kriens, algemeen directeur van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG).
  5. In Vlaanderen wordt geëxperimenteerd met een tussenvorm van langdurige zorg in natura en in PGB-verpakking. De Vlamingen zijn sinds 2015 daarmee bezig. Zij presenteren op de studiedag de eerste resultaten van een externe evaluatie. Zijn de Belgische oplossingen ook toepasbaar in ons land?

Informatie

Deze vijf punten brachten veel professionals werkzaam bij aanbieders van langdurige zorg, bij gemeenten, zorgkantoren, zorgverzekeraars en andere instanties ertoe zich in te schrijven voor de studiedag op 13 juni. Ook geïnteresseerd? Bekijk dan op de speciale congrespagina het programma van de studiedag en schrijf je in.

Studiedag ouderenzorg in de eerste lijn

Hoe gaan de zorg en dienstverlening rond thuiswonende ouderen eruitzien de komende jaren? Welke goede voorbeelden en actuele ontwikkelingen zijn er? Wat willen ouderen zelf? En hoe kan de eerste lijn omgaan met de groeiende groep kwetsbare ouderen die de meeste zorg nodig heeft? Deze (en andere) vragen staan centraal op de studiedag ‘Ouderenzorg in de eerste lijn’, die op 3 oktober 2019 plaatsvindt in Utrecht.

Meer ouderen, grotere zorgvraag

De ouderenzorg is volop in ontwikkeling. Het aantal ouderen neemt toe: in 2030 zijn er circa 1 miljoen 65-plussers meer dan nu. En ouderen van tegenwoordig zijn veel vitaler en assertiever dan de ouderen van ‘vroeger’. Ook verblijven steeds minder ouderen in grote woonzorgvoorzieningen of instellingen, maar wonen het liefst zo lang mogelijk thuis. Ze willen in hun eigen omgeving zorg en ondersteuning op maat krijgen; ook bij complexe problemen. Hoe kunnen we inspelen op de veranderende en stijgende vraag naar ouderenzorg? Hoe komen we tot persoonsgerichte zorg waarbij de gezondheid en het geluk van ouderen centraal staat?

Hoofdthema’s

Tijdens deze studiedag krijgt u praktische kennis en kunt u ervaringen uitwisselen over:

  • De stand van zaken rond de zorg van thuiswonende (kwetsbare) ouderen in de eerste lijn. Wat zijn de actuele ontwikkelingen? Welke goede voorbeelden zijn er op dit gebied?
  • Het plan van aanpak ‘Zorg en ondersteuning voor kwetsbare ouderen thuis’ Een groot aantal organisaties werken samen aan dit plan, dat deze zomer gepresenteerd wordt: VWS, ZN , KNGF, KNMP, Laego, LHV, NHG, Patiëntenfederatie, V&VN, InEen en Verenso. Wat kan dit plan bijdragen aan de ouderenzorg in de eerste lijn? Hoe kan het geïmplementeerd worden?
  • Integrale samenwerking: hoe kunnen de verschillende zorgverleners in de ouderenzorg (huisarts, SO, POH, wijkverpleegkundige en sociaal domein) goed samenwerken? En hoe verloopt de samenwerking met gemeentes en zorgverzekeraars?
Plenaire sprekers

De studiedag wordt geopend door Henk Nies. Hij is lid van de Raad van Bestuur en de Kwaliteitsraad van Vilans en gaat in op de belangrijkste trends en ontwikkelingen in de ouderenzorg.
De tweede spreker is Liane den Haan, Directeur-bestuurder van de Algemene Nederlandse Bond voor Ouderen (ANBO). Zij beantwoordt de vraag: wat willen de ouderen zélf? Niet alleen qua zorg, maar ook op het gebied van (veilig) wonen, maatschappelijke ontplooiing en dergelijke.
Peter van Linschoten, Directeur van onderzoeksbureau ARGO, is de derde plenaire spreker. Hij vertelt over het plan van aanpak ‘Zorg en ondersteuning voor kwetsbare ouderen thuis’, dat deze zomer verschijnt.

Parallelsessies en workshops

Naast plenaire sprekers zijn er twee rondes met parallelsessies en workshops over uiteenlopende onderwerpen. Van de Specialist Ouderengeneeskunde en de rol van de casemanager tot inzicht in data rond ouderenzorg. De verschillende sessies kunt u hier bekijken.

Flitspresentaties

Een van de parallelsessies bestaat uit een aantal flitspresentaties. Wij zoeken nog enkele sprekers die als ‘flitspresentator’ in tien minuten tijd een goed voorbeeld, onderzoek, of actueel project rond (geïntegreerde) ouderenzorg in de eerste lijn willen bespreken. Interesse? Stuur dan vóór 12 augustus 2019 een mail met daarin kort beschreven wat het onderwerp en doel van de presentatie is naar: marcelstam@guusschrijvers.nl.

Praktische tips

De studiedag eindigt met een aantal tips en een plenair debat over de vraag: waar liggen de grootste prioriteiten voor een goede ouderenzorg in de eerste lijn in de komende jaren?

Voor wie?

De studiedag over ouderenzorg in de eerste lijn op 3 oktober 2019 is interessant voor huisartsen, praktijkverpleegkundigen, managers gezondheidscentra, casemanagers, specialisten ouderengeneeskunde, zorgmanagers, zorgkantoren, verpleeg- en verzorgingshuizen, revalidatiecentra, thuiszorgorganisaties en andere langdurige zorgorganisaties. Maar ook voor inkopers bij zorgverzekeraars, CIZ-indicatieadviseurs, vertegenwoordigers van brancheorganisaties, wijkteams, wijkverpleegkundigen, ouderenbonden, patiënten- en gehandicaptenorganisaties en alle anderen die mee willen denken over de toekomst van goede, persoonsgerichte ouderenzorg dicht bij huis.

Prijs

Tot en met 3 augustus 2019 kunnen deelnemers gebruik maken van een vroegboekkorting en betalen dan 280 euro (btw-vrij). Vanaf 4 augustus 2019 zijn de deelnemerskosten 330 euro (btw-vrij). Bij vier deelnemers of meer geldt een speciaal tarief. Neem hiervoor contact op met organisator Petra Schimmel: secretariaat@guusschrijvers.nl.

Organisatie

De Guus Schrijvers Academie organiseert de studiedag. De inhoud van de dag wordt verzorgd door Martien Bouwmans (beleidsadviseur), Stephan Hermsen (senior adviseur persoonsgerichte zorg en Triple Aim Vilans) en prof. Guus Schrijvers (gezondheidseconoom en oud-hoogleraar Public Health).

Accreditatie

Accreditatie wordt aangevraagd.

Meer informatie

Wilt u meer informatie over het congres over ouderenzorg in de eerste lijn op 3 oktober 2019 in Utrecht? Kijk dan voor het programma, de sprekers en het inschrijfformulier op de congrespagina van de GSA.

Studiedag Ouderenzorg in de eerste lijn op 3 oktober

Hoe gaan de zorg en dienstverlening rond thuiswonende ouderen eruitzien de komende jaren? Welke goede voorbeelden en actuele ontwikkelingen zijn er? Wat willen ouderen zelf? En hoe kan de eerste lijn omgaan met de groeiende groep kwetsbare ouderen die de meeste zorg nodig heeft? Deze (en andere vragen) staan centraal op de studiedag ‘Ouderenzorg in de eerste lijn’, die op 3 oktober 2019 plaatsvindt in Utrecht.

Thema’s

Anno 2019 zitten eerstelijnszorgverleners, gemeenten, zorgverzekeraars en dergelijke met tal van vragen. Een groot aantal daarvan wordt besproken op de studiedag op 3 oktober in Utrecht, zoals:

  • Hoe gaan de zorg en dienstverlening rond thuiswonende ouderen eruit zien de komende jaren? Wat zijn de belangrijkste trends en ontwikkelingen? Welke goede voorbeelden zijn er?
  • Hoe kunnen we voor een betere samenhang en afstemming zorgen in de keten van eerstelijnsouderenzorg (huisarts, SO, POHO, wijkverpleegkundige)?
  • Hoe kan de eerste lijn omgaan met de groep kwetsbare ouderen die de grootse zorg nodig heeft?
  • Wat willen de ouderen zélf? Niet alleen qua zorg, maar ook op het gebied van (veilig) wonen, maatschappelijke ontplooiing en dergelijke.
  • Wat kunnen we in de praktijk met het plan van aanpak ‘Zorg en ondersteuning voor kwetsbare ouderen’?
  • Hoe kun je casemanagement efficiënt inzetten in de ouderenzorg?
  • Wat kan het (regionale) ziekenhuis betekenen in de zorg voor ouderen in de wijk?
  • Hoe kan een Specialist Ouderenzorg de (huisartsen)zorg in de wijk versterken?
  • Hoe kun je de grote hoeveelheid statistische data die beschikbaar is over de ouderenzorg inzetten om de ouderenzorg te verbeteren en efficiënter te maken?
Plenaire sprekers

De studiedag wordt geopend door Henk Nies. Hij is lid van de Raad van Bestuur en de Kwaliteitsraad van Vilans en gaat in op de belangrijkste trends en ontwikkelingen in de ouderenzorg.
De tweede spreker is Liane den Haan, Directeur-bestuurder van de Algemene Nederlandse Bond voor Ouderen (ANBO). Zij beantwoordt de vraag: wat willen de ouderen zélf? Niet alleen qua zorg, maar ook op het gebied van (veilig) wonen, maatschappelijke ontplooiing en dergelijke.
Peter van Linschoten, Directeur van onderzoeksbureau ARGO, is de derde plenaire spreker. Hij vertelt over het plan van aanpak ‘Zorg en ondersteuning voor kwetsbare ouderen thuis’, dat deze zomer verschijnt.

Parallelsessies en workshops

Naast plenaire sprekers zijn er twee rondes met parallelsessies en workshops over uiteenlopende onderwerpen. Van de Specialist Ouderengeneeskunde en de rol van de casemanager tot inzicht in data rond ouderenzorg. De verschillende sessies kunt u hier bekijken.

Flitspresentaties

Een van de parallelsessies bestaat uit een aantal flitspresentaties. Wij zoeken nog enkele sprekers die als ‘flitspresentator’ in tien minuten tijd een goed voorbeeld, onderzoek, of actueel project rond (geïntegreerde) ouderenzorg in de eerste lijn willen bespreken. Interesse? Stuur dan vóór 12 augustus 2019 een mail met daarin kort beschreven wat het onderwerp en doel van de presentatie is naar: marcelstam@guusschrijvers.nl.

Praktische tips

De studiedag eindigt met een aantal tips en een plenair debat over de vraag: waar liggen de grootste prioriteiten voor een goede ouderenzorg in de eerste lijn in de komende jaren?

Voor wie?

De studiedag is interessant voor huisartsen, praktijkverpleegkundigen, managers gezondheidscentra, casemanagers, specialisten ouderengeneeskunde, zorgmanagers, zorgkantoren, verpleeg- en verzorgingshuizen, revalidatiecentra, thuiszorgorganisaties en andere langdurige zorgorganisaties. Maar ook voor inkopers bij zorgverzekeraars, CIZ-indicatieadviseurs, vertegenwoordigers van brancheorganisaties, wijkteams, wijkverpleegkundigen, ouderenbonden, patiënten- en gehandicaptenorganisaties en alle anderen die mee willen denken over de toekomst van goede, persoonsgerichte ouderenzorg dicht bij huis.

Meer informatie

De Guus Schrijvers Academie (GSA) organiseert de studiedag over ouderenzorg in de eerste lijn op 3 oktober 2019 in Utrecht. De inhoud van de dag wordt verzorgd door Martien Bouwmans (beleidsadviseur), Stephan Hermsen (senior adviseur persoonsgerichte zorg en Triple Aim Vilans) en ondergetekende. Wilt u meer informatie? Kijk dan voor het programma, de sprekers en het inschrijfformulier op de congrespagina. Accreditatie is aangevraagd.

Opschaling succesvolle zorgvernieuwing: landelijke aanpak noodzakelijk

Er is veel kennis beschikbaar en er zijn veel succesvolle innovaties op allerlei gebied. En Elke week worden aansprekende verbeteringen gepubliceerd hoe de zorg beter, veiliger, meer patiëntgericht en doelmatiger kan zijn. Je zou denken dat alle professionals en bestuurders deze optimale zorg direct zouden overnemen. Quod non! Dat gebeurt niet en we hebben in ons land ook geen gestructureerd proces om deze verworvenheden systematisch te implementeren en breed te verspreiden.

Geen landelijke blauwdruk

In Medisch Contact van 2 mei pleiten wij (Wim Schellekens en Guus Schrijvers) niet voor landelijke blauwdrukken of het opleggen van best practices. Zorg verbetert alleen als regionale/lokale partners zelf om de tafel gaan zitten, hun zorgprocessen analyseren en ambitieuze doelen stellen. En vervolgens samen met patiënten deze zorgprocessen herontwerpen om deze doelstellingen te bereiken. Daarbij kunnen ze heel goed gebruik maken van de vele goede voorbeelden van innovaties, verbeteringen en best practices die beschikbaar zijn.

Regionale invulling

Als Nederlanders kopiëren we echter niet, maar willen we toch het liefst zelf het wiel weer uitvinden. Bij herontwerpen van de wijze waarop de zorg wordt verleend speelt de eigen context een belangrijke rol en de uitkomsten van dit proces kan er dus per regio anders uitzien met behoud van ambitieniveau. Dus geen landelijke blauwdruk!

Incentives

Wat naar onze mening essentieel is om daadwerkelijk regionale en lokale implementatie en opschaling tot stand te brengen is competentie. Herontwerp van zorg gaat niet vanzelf. Intrinsieke motivatie om het belang van de patiënt te dienen is basisvoorwaarde. Deze is eigenlijk altijd aanwezig, maar dat blijkt toch niet voldoende. Om de brede groep van professionals en bestuurders in beweging te krijgen zijn incentives nodig, wegnemen van belemmeringen, voldoende faciliteiten en vooral beantwoording van de vraag: ‘What is in it for me?’

Noodzakelijke competenties

Zelfs als aan deze voorwaarden is voldaan zal het opnieuw ontwerpen van de zorg niet vanzelf gaan. Waar halen professionals en bestuurders de competentie vandaan om dit effectief te kunnen doen? Zoals het toepassen van kwaliteitsinstrumenten als meten, verbeteren, borgen en het gebruik maken van belangrijke hulpmiddelen als een stroomdiagram, pareto-analyse en een oorzaak-gevolg-diagram. Maar ook het maken en beoordelen van regelkaarten en het toepassen van korte verbetercycli. Of het betrekken van professionals en patiënten en het omgaan met weerstanden. En dan gaat het ook nog om cultuurverandering, leiderschap, onderling vertrouwen, einde vrijblijvendheid, omgaan met dwarsliggers, enz..

Train de trainer

In onze rondgang door het land in gesprekken met bestuurders, professionals en leidinggevenden blijkt steeds weer dat deze competenties niet vanzelfsprekend aanwezig zijn. Daarom wordt er vaak wel met veel goede bedoelingen begonnen, maar bij ontbreken van competenties is mislukking en frustratie ingebouwd. Het ‘wat’ en ‘waarom’ zijn wel duidelijk, maar het ‘hoe’ en ‘door wie’ ontbreken. Juist daarom pleiten wij voor een landelijke initiatief om via landelijke ondersteuning regionale teams competent te maken en te werken via het ‘train de trainer’-principe.

Succesvolle aanpak

Dit ‘train de trainer’-principe is tussen 2000 en 2010 door het CBO succesvol toegepast bij de landelijke thematische ‘Doorbraakprojecten’ en bij het integrale programma voor ziekenhuizen ‘Sneller Beter’ (24 ziekenhuizen). In de care wordt deze aanpak nog steeds succesvol uitgevoerd in de door Vilans landelijk ondersteunde programma’s ‘Zorg voor Beter’ en ‘Waardigheid en Trots’ (168 verpleeghuizen!).

Landelijke ondersteuning essentieel

Met de nadruk op regionale/lokale uitvoering, waarbij rekening wordt gehouden met de eigen context, is landelijke ondersteuning onmisbaar om de ambitieuze doelstellingen waar te maken van de Hoofdlijnenakkoorden (‘Juiste Zorg op de Juiste Plaats’). Maar ook om de resultaten van het mooie programma van het Zorginstuut (‘Zorgevaluatie en Gepast Gebruik’) breed te implementeren. Net als de resultaten van het NFU-programma Citrienfonds (‘Juiste Zorg Juiste Informatie Juiste Plek’) en Santeonprogramma’s zoals ‘Value-Based-Healthcare’ en het programma ‘Meetbaar Beter’ voor hartziekten. En niet te vergeten de kwaliteitsinitiatieven van zorgverzekeraars, talrijke E-health innovaties en dergelijke.
Hieronder geven wij aan wat moet gebeuren op nationaal niveau en wat binnen regio’s.

Wat moet er nationaal gebeuren?
  • Vaststellen van de urgentie
  • Bepalen van het ambitieniveau
  • Formuleren van een visie
  • Formuleren van doelstellingen
  • Aanreiken van kaders
  • Afspraken maken met veldpartijen
  • Aanreiken van faciliteiten en financiën
  • Bieden van positieve incentives
  • Wegnemen van belemmeringen
Wat moet er regionaal/lokaal gebeuren?
  • Lokaal leiderschap, bestuurlijk en professioneel
  • Regionale stuurgroep
  • Formuleren van een regiovisie
  • Ambitie en doelen vertalen naar eigen context
  • Eigen prioriteitsstelling
  • Programmatische aanpak
  • Gebruik maken van landelijke ondersteuning
  • Borging van resultaten regelen
  • Cashen van doelmatigheid
  • Successen vieren
  • Einde vrijblijvendheid
Wie neemt het initiatief?

Sleutelvraag is nu: Wie neemt landelijk het initiatief voor het (opnieuw) opzetten van een landelijke ondersteuningsstructuur om een gestructureerd proces van regionale/lokale implementatie en brede verspreiding van excellente zorg mogelijk te maken? Toch een opdracht voor onze Minister?

Wim Schellekens, voormalig huisarts, ziekenhuisbestuurder, directeur CBO, hoofdinspecteur en Guus Schrijvers, oud-hoogleraar Public Health bij het UMC Utrecht.