Guus Schrijvers

Welcome to Guus Schrijvers

45ste praktijkcursus gezondheidsrecht gaat van start op 7 september 2021

Je komt als hulpverlener, klachtenfunctionaris of manager dagelijks in contact met veranderingen in gezondheidszorgwetgeving zoals de WGBO, de wet BIG, de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz), of met vraagstukken over jouw aansprakelijkheid als hulpverlener. Sommige wetten zoals de Zorgverzekeringswet, de Wet Zorg en Dwang, de Wet Langdurige Zorg  en de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen ken je mogelijk al uit de praktijk, afhankelijk van je werkterrein. Dat werkterrein kan de GGZ zijn of de somatische zorg, intra- of extramuraal, de care of de cure, gericht op individuele hulpverlening of op preventieve activiteiten bij bevolkingsgroepen.

Tien dinsdagen van 16.00 tot 19.00 uur

Als jij hoort tot de groep professionals, managers, beleidsmakers of onderzoekers die dagelijks contact heeft met veranderingen in gezondheidswetten, dan biedt  de praktijkcursus gezondheidsrecht jou een uitstekende kans om snel en efficiënt op de hoogte te raken van de achtergronden van deze ontwikkelingen. Deze cursus loopt vanaf 7 september tot en met 23 november op tien dinsdagen van 16.00 uur tot 19.00 uur in Utrecht. De Guus Schrijvers Academie organiseert de cursus. Wij bieden je theoretische kennis in woord en geschrift over het Nederlandse gezondheidsrecht. Wetsontwerpen en wetsevaluaties worden op deskundige wijze belicht. Zo nodig worden jou vóór een nieuwe bijeenkomst actuele kamerstukken en/of tijdschriftartikelen per mail toegezonden.

Veel ruimte om eigen casuïstiek in te brengen

Hoewel de overdracht van kennis door de sprekers centraal staat, is er ook ruimte voor het inbrengen van eigen casussen. Zo kun je in discussies je inzichten aan die van medecursisten en docenten toetsen. Als nieuwe publicaties en recente rechtspraak daar aanleiding toe geven, spelen de sprekers hierop in. De ervaren cursusleider, gezondheidsjurist en advocaat Ivo Sindram geeft daartoe alle ruimte. Wij verwachten veel casuïstiek rondom het (niet-) behandelen van patiënten met Covid-19, de evaluatie van de Wkkgz, de nieuwe bepalingen over Shared Decision Making in de WGBO, de nieuwe ointwikkelingen in de Euthanasie-regelgeving   en de invoeringsproblemen met de Wet Zorg en Dwang.

Gerenommeerde inleiders

Tijdens de bijeenkomsten treden deskundige en gerenommeerde inleiders op. Wij zijn daar trots op. in evaluaties wordt dat al jarenlang als uniek punt van deze cursus genoemd. Zij benaderen de verschillende onderwerpen vanuit hun eigen achtergrond; dat kan zijn vanuit de juridische discipline of vanuit hun functie als hulpverlener. Wij beogen hiermee het gezondheidsrecht te belichten vanuit het recht én vanuit de zorgpraktijk van alledag. Tevens komt hiermee het multidisciplinaire karakter van de cursus tot uitdrukking. Uit evaluaties van de vele vorige cursussen is gebleken dat de deelnemers de cursus goed tot zeer goed waarderen.

Doelgroep

Deze cursus is geschikt voor: artsen, verpleegkundigen, klachtfunctionarissen, hulp- verleners in de intra- en extramurale (geestelijke) gezondheidszorg en verslavingszorg, managers/leidinggevenden in zorginstellingen, docenten gezondheidsrecht in HBO en WO, juristen, vertrouwenspersonen, bestuurders en medewerkers van patiëntenverenigingen. De laatste jaren  nemen ook jonge juristen met enige kennis  van gezondheidswetten maar zonder ervaring in de zorg  deel aan de cursus.

Certificaat/Accreditatie/Prijs

Een certificaat wordt verstrekt na deelname aan tenminste 8 van de 10 bijeenkomsten. Accreditatie voor de cursus kan in overleg worden aangevraagd uiterlijk 6 weken voor aanvang van de cursus. De prijs bedraagt 1.495,00 euro (btw-vrij) voor 10 colleges van 16.00 tot 19.00 uur.

Fysiek maar…..

De geldende maatregelen op het moment van de cursus (zoals deelnemersaantallen en de 1,5 meter samenleving) zullen worden toegepast. Daarnaast zorgen wij voor extra maatregelen en schoonmaak en zijn zaken als desinfectiemiddel en mondkapjes bij de balie beschikbaar. Wie de cursus online wil volgen, neemt contact op met cursus organisator Petra Schimmel. Bij voldoende aanmeldingen door online deelnemers organiseren wij een onlineverbinding met jou thuis.

Indien de adviezen van het RIVM tegen de tijd van de uitvoering van de cursus zodanig veranderd zijn dat doorgaan van een fysieke bijeenkomst niet verstandig is, dan zullen wij u hiervan op de hoogte brengen en de cursus alleen als webinar beschikbaar maken. In dit geval kunt u uw inschrijving ook kosteloos annuleren.

Tijdig inschrijven

Omdat er maar een beperkt aantal plekken beschikbaar zijn raden wij u aan tijdig in te schrijven; vol = vol.

Inschrijven en meer informatie treft u hier.

Contact

Voor vragen kun je mailen of bellen met Petra Schimmel, secretariaat@guusschrijvers.nl , 06-53370437.

Leuk om te weten

De Medische Faculteit Utrecht (nu UMC Utrecht) startte deze cursus in 1971. Dat deze nog steeds bestaat, komt omdat prof. Guus Schrijvers en vijf achtereenvolgende cursusleiders (Ivo Sindram is dat nu) ieder jaar de cursus opnieuw uitvonden met nieuwe thema’s, andere docenten en nieuw educatieve methoden. Enkele jaren geleden stopte het UMC Utrecht met deze 45ste cursus. Thans blaast de GSA deze cursus nieuw leven in met actuele thema’s  en casuïstiek.

Voorbeeldige hulp aan jeugd in vijf gemeenten

Guus Schrijvers, gezondheidseconoom en em. hoogleraar Public Health  bij het UMC Utrecht.

3 juli 2021. In de gemeenten Deventer, Peel en Maas, Roosendaal, Utrecht en Zaltbommel is de hulpverlening aan kinderen en jongeren effectiever en goedkoper. Dat blijkt uit een recente studie van het Verweij-Jonker Instituut (VJI). Hieronder volgt een beschrijving en een beoordeling van dit onderzoek. Het stuk eindigt met een antwoord op de vraag: Hoe zijn de  ervaringen van deze goede voorbeelden snel toe te passen in de andere 342 gemeenten?

Kenmerken van de VJI studie

Van het hier besproken onderzoeksverslag staan enkele kenmerken hieronder aangegeven.

  • Titel: Eigenwijs transformeren
  • Auteurs: Frouke Sondeijker, Jan-Kees Helderman, Onno de Zwart, Johan de Kruijf en Maarten Kwakernaak 
  • Aantal pagina’s: 145
  • Uitgekomen: april 2021
  • Onderzoeksmethode: vergelijkende case study met behulp van desk research, zelfevaluatie gemeenten, visitatieronde, vergelijking reguliere databestanden over kosten  en kwaliteit van zorg. De onderzoekers interviewden per gemeente vele professionals, managers, cliëntvertegenwoordigers en beleidsmakers.
  • selectie van de vijf gemeenten: De onderzoekers selecteerden  gemeenten met een  beheersbaar financieel perspectief en/of met een innovatieve preventieve aanpak. Verder hielden de onderzoekers rekening met landelijke spreiding, mate van verstedelijking en de Sociaal-economische status van de vijf gemeenten.
  • Indeling onderzoeksverslag: Het rapport bevat een deel A  van 27 pagina’s met gezamenlijk resultaten van de vijf gemeenten, een deel B van 109 pagina’s met rapportages per gemeente en 9 pagina’s met bijlagen. Dit samenvatting van drie pagina’s is te kort en daarom nogal abstract. 

Onderzoeksvragen

De studie beantwoordt twee vragen:

1. Hoe zijn de vijf  gemeenten gekomen tot een succesvolle/beheersbare transformatie en welke interventies en institutionele inrichtingskeuzen hebben daaraan bijgedragen?

2. Welke aanknopingspunten zijn op basis van de onderzoeksresultaten te vinden om richting te geven aan het beleid van Rijk, gemeenten, aanbieders en beroepsgroepen?

Kostenbeheersing is inderdaad goed geregeld

De onderzoekers spreken van een succesvolle en beheersbare transformatie van de hulp aan de jeugd  sinds 2015 vanwege ten eerste de kostenbeheersing. Hieronder  een toelichting hierop voor de gemeente Deventer. Deze gemeente geeft  in 2019 een bedrag van 240 euro per inwoner uit aan jeugdhulp. Dat is minder dan in de vergelijkbare gemeenten  Apeldoorn, Arnhem, Zutphen en in Zwolle. Die scoren 332 tot 392 euro.  De onderzoekers stellen in hun rapport de kosten voor jeugdhulp per Deventenaar in 2017 gelijk aan 100. In 2019 liggen deze kosten 8 procent hoger. Dat is veel minder dan in de vergelijkbare gemeenten.  Voor Apeldoorn bijvoorbeeld bedraagt die stijging  163 procent.

Van de onderzochte gemeenten gelden vergelijkbare resultaten  voor Peel en Maas, Roosendaal en Utrecht. Voor Zaltbommel scoren sommige vergelijkingsgemeenten beter  op de resultaten voor de kosten.

Kwaliteitsborging vooral door middel van continu leren

Kwaliteitsborging vindt vooral plaats door het hanteren van kwaliteitscirkels en veel minder door het hanteren van indicatoren voor cliënttevredenheid. Hieronder volgen weer als voorbeeld de kwaliteitsresultaten voor Deventer met de opmerking dat vergelijkbare opmerkingen ook voor de vier andere gemeenten te maken zijn. Wat in Deventer opvalt, is de laagdrempelige toegang voor aanbieders van het backoffice bij gemeente.  Eens in het kwartaal vindt er een overleg plaats tussen gemeente en aanbieders.  Aan de orde is dan, wat goed gaat in de hulpverlening, en wat beter kan. Aanbieders en gemeente ervaren dit overleg als prettig. Monitoring is gericht op het continu leren over wat werkt en wat niet. Aanbieders signaleren dat zij cliënten krijgen die beter bij passen bij het hulpaanbod. De selectie van cliënten wordt in de loop der jaren beter. Er vinden in Deventer geen enquêtes plaats naar cliënt-tevredenheid.  Want de ervaring leert dat de respons daarbij te laag is. Binnen de gemeente Deventer bestaat twijfel of de cijfers een goed beeld geven van tevredenheid van cliënten, wanneer een beslissing negatief uitpakt voor ouders en/of jeugdigen.

De onderzoekers hebben één kwaliteitsaspect niet meegenomen: dat is de toegang tot de hulp. Bestaan er in de onderzochte gemeenten wachtlijsten voor jeugdhulp? Hoe functioneren de spoedprocedures voor hulpinzet? De lezer van het onderzoeksverslag blijft hierover in het ongewisse.

Wat ook buiten de scoop van de kwaliteitsaspecten viel, was de samenwerking met de geboortezorg en jeugdgezondheidszorg.  Vindt die niet plaats in de onderzochte gemeenten?   Waren samenwerking -programma’s als Een Kansrijke Start , Nu-niet zwanger  en Spark  en in het algemeen hulp aan de allerkleinsten en hun ouders niet van belang voor de studie?

De succesfactoren die  in het onderzoek naar voren komen 

Negen factoren komen uit de studie naar voor die geleid hebben tot de successen op de uitkomsten kostenbeheersing en kwaliteitsborging. Ze volgen hier puntsgewijs met een korte toelichting. Ze gelden voor alle vijf onderzochte gemeenten.

  • politiek-sociale stabiliteit.  Dit betreft de stabiliteit en het ontbreken van conflicten binnen het college van B & W en gemeenteraad, tussen gemeente en de aanbieders en binnen de groep van aanbieders.  
  • gemeenten zijn vroeg begonnen. De vijf gemeenten zijn reeds begonnen met jeugdbeleid bij de introductie van de Centra voor Jeugd en Gezin in 2004.
  • een sterk wijkteam. De teams doen zowel kortdurende hulp  als indicatiestelling voor gespecialiseerde jeugdzorg. De teamleden hebben één werkgever buiten of binnen de gemeente.
  • samenwerking met onderwijs, huisarts, , wijkbeleid, veiligheidssector  en Wmo-teams voor volwassenen. Hierover staan in het onderzoeksverslag inspirerende opmerkingen. 
  • specialistische jeugdzorg dichtbij.  Er bestaan veelal afspraken over wanneer wel of niet doorverwijzen van cliënten.
  • visie consistent uitgevoerd.   Gemeentebestuur, beleidsmedewerkers bij de gemeente, managers en  professionals onderschrijven de visie en voeren die uit.
  • gemeente is stevig opdrachtgever. Gaat het fout met de kwaliteitsborging of de kostenbeheersing dan grijpt de gemeente in.
  • regio werkt mee  De kleine onderzochte gemeenten zoals Zaltbommel en Peel en Maas kregen voldoende steun van het regionaal samenwerkingsverband van gemeenten om binnen het regionale kader toch een eigen jeugdbeleid te realiseren. 
  • Monitoring: De gemeente volgde nauwgezet de ontwikkeling van kosten en volumen van de jeugdhulp.   

Het advies op basis van  de studie

De onderzoekers komen met formuleren met twaalf aanbevelingen. Die komen vooral neer op het realiseren van de hierboven genoemde succesfactoren.  Kennelijk gaan de onderzoekers ervan uit dat kennisname van hun studie voldoende is om te komen tot implementatie van de ervaringen elders dan in de vijf onderzochte gemeenten.  Zij hadden ook kunnen pleiten voor een aanpak zoals bij de invoering van de Centra jeugd en Gezin in 2005. Toen  realiseerden VWS (met een minister voor Jeugd en Gezin!)  en VNG samen met gemeenten en tal van professionele veranderteams  binnen enkele jaren deze centra.

Mijn oordeel

De vijf case studies bieden vele interessante suggesties voor kostenbeheersing en kwaliteitsborging. Ik raad professionals, managers en beleidsmakers aan om eerst te bepalen in wat voor gemeente zij zelf werken en  met welk voorbeeld uit deze studie zij zich willen  meten. De onderzoekers reiken een zelftest  aan om te toetsen of de succesfactoren voldoende aanwezig zijn. Lees daarna het rapport over oplossingen in jouw voorbeeld-gemeente. Voeg daaraan wel bovenstaande opmerkingen toe over toegang tot de jeugdhulp en samenwerking met de geboortezorg.

Al met al verdient  het onderzoeksverslag vier sterren op een schaal van vijf. 

Netwerkzorg krijgt eigen bekostiging, maar….

door Guus Schrijvers.

Stel dat regionale zorgaanbieders zorgpaden hebben ontworpen voor patiënten met chronische aandoeningen. Hiervoor willen zij onder meer gebruik maken van een sterk digitaal netwerk voor de telecommunicatie tussen patiënten en professionals en tussen deze laatsten onderling. Dat netwerk komt niet van de grond: er is geen geld voor software-aanschaf, een ICT-helpdesk en scholing van mantelzorgers, patiënten en professionals. Als het aan de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) ligt, is de bekostiging hiervan binnenkort mogelijk. Want zij bereidt een betaaltitel voor van activiteiten die zowel de Zorgverzekeringswet als de Wet Langdurige Zorg betreffen. Gezondheidseconoom Guus Schrijvers licht toe  en beoordeelt een goed plan.

Wat is de status van het NZa-voorstel?

De  Informatiekaart Sectoroverstijgende betaaltitel  bevat  het NZa-voorstel dat  structurele  betaling van het digitale netwerk hierboven mogelijk maakt. De kaart telt zes pagina’s. en een vragenlijst met drie vragen. De antwoorden daarop kan de lezer opsturen naar de NZa. Dit vormt een onderdeel van de openbare consultatieronde die loopt tot eind mei. Op basis van de reacties gaat de NZa een voorstel doen aan regering en parlement om de Zvw en de Wlz te wijzigen om de genoemde betaaltitel wettelijk mogelijk te maken.

Waar gaat het over?

Als het voorstel in de wet is opgenomen, kunnen zorgaanbieders, zorgverzekeraars en zorgkantoren afspraken maken over initiatieven die lastig te bekostigen zijn met de reguliere betaaltitels.  De NZa verwacht dat dit bijdraagt aan meer passende zorg voor patiënten. Zorgaanbieders, zorgkantoor en/of zorgverzekeraar vragen de nieuwe betaaltitel aan. De NZa toets die snel en marginaal. Zo ontstaat er bij de aanvragers ruimte en flexibiliteit voor samenwerking en maatwerk. De NZa benadrukt dat het gaat om een aanvullende mogelijkheid voor maatwerk voor het samen leveren van zorg, die geldt naast de reguliere bekostiging. Die vervalt, als partijen ervoor kiezen gebruik te maken van de aanvullende mogelijkheid.

Drie voorbeelden 

Ter bepaling van de gedachten noemt de NZa drie voorbeelden. Met het eerste begint dit artikel. Het tweede betreft een heup- en knieketen dat lijkt op het eerste voorbeeld. Het derde voorbeeld betreft een jonge verslaafde vrouw met een verstandelijke beperking. Zij ontvangt én langdurige begeleiding (Wlz) én kortdurende geneeskundige zorg vanwege haar verslaving (Zvw). Er is altijd gedoe wie wat betaalt. Door de nieuwe betaaltitel wordt het mogelijk dat WLZ-begeleiders  ook assisterende medische taken uitvoeren en overleggen met de arts. 

Waar gaat het voorstel niet over?

Het sociale domein en niet-verzekerde preventieve activiteiten vallen niet onder Zvw en Wlz, dus ook niet onder de sector overstijgende betaaltitel, die de NZa voorstelt.  De wijzigingen in de Wlz en Zvw betreffen 1. De betaling van eigen risico’s door cliënten/patiënten die in beide wetten verschillen en 2.   De verdeling van de totale kosten van deze nieuwe betaaltitel over de Zvw- en de Wlz-uitkeringen die zorgverzekeraars ontvangen.    

Voordelen van het NZa voorstel

De NZa noemt als voordeel van het voorstel dat de zorgverlening beter kan aansluiten bij de zorgvraag van de patiënt. Verder krijgen substitutie en samenwerking een betere betaaltitel. Als derde voordeel noemt zij het verdwijnen van discussies over ongecontracteerde zorg van bijvoorbeeld een praktijkondersteuner van een huisarts, omdat er een afspraak onder ligt in de vorm van de nieuwe betaaltitel. 

NZa: richt je op drie groepen patiënten

Het is een goede poging van de NZa om zorg-op-maat en professionele samenwerking een eigen betaaltitel aan te bieden. Het voorstel ondersteun ik graag. Hieronder volgt een uitwerking ervan voor drie groepen patiënten waar het voorstel tot betere zorg leidt. Ten eerste zijn er de mensen met ernstige psychiatrische aandoeningen (EPA). Zij verblijven tegenwoordig veelal in beschermde woonvormen op kosten van de  Wlz. De Nieuwsbrief Zorg en Innovatie schreef hierover al eerderVoor hun psychiatrische behandeling en medicatie zijn zij aangewezen op de Zvw. Veelal staat die los van de Wlz-begeleiding die zich onder meer richt op therapietrouw bij medicatie.   Net als in het derde NZa-voorbeeld hierboven biedt de nieuwe betaaltitel hier ruimte voor de samenwerking. De tweede groep bestaat uit patiënten onder palliatieve behandeling, veelal aangeboden door huisartsen en wijkverpleegkundigen maar ook door speciale teams.  Vooral indien patiënten vóór hun terminale fase waren aangewezen op het volledige of modulaire WLZ pakket, lukt het thans zelden om tot samenwerking te komen met wijkverpleegkundigen (Zvw) of met de hulpverleners van eerstelijnsverblijf (Zvw).  Verder komt adequate multidisciplinaire pijnbestrijding zelden tot stand. De nieuwer betaaltitel kan hier lucht bieden voor samenwerking.  De derde groep bestaat uit thuis wonende kwetsbare ouderen. Veelal hebben zij dagelijks wijkverpleegkundigen (Zvw) over de vloer, bij een val komen eerstelijns-verblijf (Zvw) of geriatrische revalidatie (Zvw) om de hoek kijken.  Indien de kwetsbare ouderen reeds beschikten over het modulair of complete Wlz-pakket thuis, wordt het borgen van de afstemming en continuïteit van de zorg nog   ingewikkelder.   Bij elk van de drie groepen patiënten biedt een sector-overstijgende betaaltitel de mogelijkheid dat reeds aanwezige hulpverleners beschikbaar blijven bij verslechtering van de gezondheid van een cliënt. Zij gaan niet over naar een ander team dat functioneert op basis van een andere betaaltitel. Het bestaande team wordt dan alleen uitgebreid. 

Geen lege huls maar cocreatie

De invoering van de sector overstijgende betaaltitel kan samenwerking, zorg-op-maat, kwaliteitsborging en digitalisering van de zorg verbeteren.  Of dat gebeurt, hangt af van 1. de bereidheid van zorgverzekeraars om onderling samen te werken bij het aanvragen bij de NZa van deze betaaltitel en 2. de hoeveelheid geld die beschikbaar komt voor het uitvoeren van deze betaaltitel.  Is de score op beide punten minimaal, dan wordt de betaaltitel een lege huls. Dit is te voorkomen, indien de branche-organisaties voor beschermd wonen, de ggz, de palliatieve zorg, Verenso en de integrale ouderenzorgnetwerken in co-creatie overleggen met Zorgverzekeraars Nederland en NZa over het ambitieniveau voor de nieuwe  betaaltitel  en welke bestaande regelingen deze zou kunnen vervangen. 

Netwerken bepalen het succes van regionalisatie

Door Guus Schrijvers, gezondheidseconoom  en Paul van der Velpen, oud-directeur GGD Amsterdam.

Om patiënten, burgers,  goede zorg of hulp te bieden zijn vaak meerdere hulpverleners nodig. Een integrale aanpak is vaak effectiever dan een enkelvoudige. Daarom werken zorgprofessionals  tegenwoordig vaak in een of meer netwerken. Regelmatig valt zelfs de term netwerkgeneeskunde. Zo formuleert de  Federatie van Medisch Specialisten (FMS) als haar eigen doel   voor 2025: In 2025 is de medisch specialist onderdeel van een netwerk rondom de patiënt. Zorg wordt gepland rondom de patiënt, voor een deel fysiek en voor een deel virtueel. En het betekent dat  het werk van de medisch specialist zich niet beperkt tot één gebouw of één lijn.

Zorgprofessionals werken in netwerken uit intrinsieke motivatie, met de focus op de patiënt.   De meeste van die netwerken  lopen thans stuk op digitale communicatie, regeldruk en niet passende bekostiging. De extrinsieke demotivatie die hiervan uitgaat, belemmert verdere netwerkvorming. Gezondheidseconoom Guus Schrijvers en oud-GGD topman Paul van der Velpen leggen uit hoe regionalisatie in te zetten is om de netwerken te faciliteren en de demotiverende factoren te verminderen.

Zorgnetwerken in vogelvlucht

In de jaren zeventig van de vorige eeuw kwamen de eerste zorgnetwerken op: de hometeams bestaande uit huisartsen, wijkverpleegkundigen en maatschappelijk werkers.  Zij gingen vooral werken voor patiënten met multimorbiditeit en bio-psycho-sociale klachten. Dat was hun missie. Gezondheidscentra boden structuur aan deze teams. Tegenwoordig is het mainstream dat eerste lijn en sociaal domein netwerken vormen. In de jaren tachtig en negentig drong het besef door dat ook netwerken noodzakelijk zijn tussen eerste lijn en ziekenhuizen. De termen transmurale  zorg  en ketenzorg raakten in zwang. Tal van zorgnetwerken ontstonden rond personen met chronische aandoeningen zoals diabetes, COPD, CVA, hartfalen en rond personen met cardiovasculaire risico’s zoals hoge bloeddruk en overgewicht. In 2011 bood minister Klink structuur aan enkele van deze netwerken: hij introduceerde de keten-DBC’s die programma’s financierden van zorggroepen, gericht op diabetes, COPD  en enkele andere chronische aandoeningen. 

 In de jaren nul van deze eeuw  bouwden ziekenhuizen eigen netwerken op: De traumacentra en hun regionale zorgnetwerken kwamen op en bleken een groot succes: de overlevingskans van ongevalsslachtoffers steeg de afgelopen  twintig jaar. Zij verbreedden  hun taken naar alle acute zorg en werden netwerken met de naam Regionaal Overleg  Acute Zorg (ROAZ). Deze  kwamen rond 2010 op. Sinds het begin van deze eeuw ontwikkelden zich ook regionale netwerken voor de ambulancezorg, die  in 2020 uiteindelijk structuur kreeg binnen de Wet Ambulancezorg voorzieningen met 25 regio’s.  In de pilotfase zijn thans coördinatiecentra voor het netwerk van huisartsenposten, meldkamers ambulancezorg en seh’s van ziekenhuizen, crisisdiensten ggz en spoedopnamen in ouderenzorginstellingen.  Tijdens de coronacrisis  speelden de ROAZ’s een grote rol bij de afstemming van de coronazorg van ziekenhuizen en  verpleeghuizen.

Sinds 2010 komen ook andere ziekenhuisnetwerken op, rond specifieke specialismen. Thans bestaan er goed functionerende oncologische,  cardiologische, verloskundige en Intensive Care netwerken.  Last but not least vermelden wij het recente ontstaan van  regionale preventieve netwerken . Deze gaan meestal over roken, problematisch alcoholgebruik en overgewicht. Ze betreffen veelal samenwerking tussen de  sectoren sport, zorg en onderwijs, met gemiddeld 41 aangesloten partijen per akkoord.  Daarnaast bestaan er lokale coalities, gestimuleerd door VWS, met de naam Kansrijke Start , die zich richten op preventieve interventies en vroegtijdige behandeling gedurende de eerste 1000 dagen van een kind.   De 25 GGD’s met elk een eigen regio trekken al deze netwerken.

Enkele lessen uit deze netwerkvorming

Terugblikkend op deze periode sinds de jaren zeventig van de vorige eeuw komen wij tot de volgende bevindingen:

  1. De netwerken kwamen tot stand op basis van maatschappelijke urgentie. Twee voorbeelden: 1. De toename van het aantal mensen met chronische aandoeningen leidden tot de netwerken voor diabetes- en  COPD-zorg. 2. Ten gevolge van  de hoge perinatale sterfte gemeld in 2010  kwamen verloskundige  samenwerkingsverbanden op.  
  2. De netwerken kwamen tot stand van onderop, op basis van intrinsieke motivatie van gedreven professionals.
  3. in sommige regio’s ontstonden ze eerder dan in andere. Wetenschappelijke verenigingen en onderzoekscentra ondersteunden  steeds het ontstaan en doorgroei van de netwerken. Geleidelijk ontstonden landelijke netwerken met eigen regio’s.
  4. Alle netwerken die sinds de jaren zeventig ontstonden bleven bestaan.  Anno nu is hun ontwikkeling niet in een steady state gekomen. Nieuwe netwerken rond integrale ouderenzorg, ggz en sociaal domein, patiënten met dementie, zeldzame aandoeningen en multimorbiditeit komen op.
  5. De structuren waarbinnen de netwerken opkwamen, pasten zich meestal NIET aan. De inrichting van de bekostiging,  telecommunicatie en governance bleven veelal  bij elk netwerk berusten bij specifieke zorgverzekeraars, zorgkantoren en gemeenten en daardoor bij specifieke professionals van de netwerken. 

Regionalisatie als stimulans voor netwerken

De vijfde les hierboven over structuren die zich niet aanpassen staat haaks op de theorie van de wereldberoemde onderzoeker en auteur  Henry Mintzberg. Hij schreef vele boeken over strategisch beleid en structuur van onderneming. Zijn grondige werk vatten wij samen met de normatieve wet van Mintzberg: Structuur volgt de strategie zoals de linkervoet de rechter.  Wij zien de beschreven netwerkvorming sinds de jaren zeventig  als een strategische ontwikkeling. Bij sommige netwerken volgden wel structurele financiering en governance zoals bij de ambulancezorg en de zorggroepen voor mensen met chronische aandoeningen.  Maar bij de meeste netwerken was dat niet het geval. De vraag die hieronder aan bod komt is de volgende: Welke structuur in termen van governance, digitale communicatie en bekostiging is  nuttig voor de verdere groei en bloei van effectieve, klantgerichte, preventieve en  zorgnetwerken?   Ons korte antwoord: dat is een regionale structuur.  Wij plaatsen onmiddellijk hierbij  enkele voorbehouden: 1. De vorming van regionale structuren ofwel regionalisatie is dus een middel (om de netwerken te stimuleren) en geen doel op zich.   2.  Een stap richting regiovorming vindt alleen plaats indien deze zorgnetwerken stimuleert. 3. De te vormen regio’s hoeven niet alle gelijktijdig te gaan functioneren voor overal dezelfde netwerken. Zoals netwerken zich geleidelijk hebben ontwikkeld met voorlopers, pelotons en achterblijvers, zo moet dat ook kunnen met structuurvorming. 4. De regionalisatie betreft de backoffices van de zorg: de beleidsvorming en taakverdeling van zorgverzekeraars, zorgkantoren en gemeenten.   5. Deze laatste netwerken volgen de zorgnetwerken zoals de linkervoet de rechtervoet en streven naar Samenhangende bekostiging, governance en telecommunicatie zonder wijzigingen in de regelgeving. Of anders gezegd: er komt wel eenheid van beleid maar geen eenheid van bestuur.

Ons voorstel voor regionalisatie: 1 + 10 + 25 + 352

Thans beschikt Nederland over tientallen regio-indelingen voor de zorg: elk netwerk heeft zijn eigen verzorgingsgebieden ofwel  regio’s.  Gemiddeld neemt een gemeente deel aan 33 samenwerkingsverbanden. Drie regio-indelingen zijn wettelijk onderbouwd. 1. De ambulancezorgregio’s op basis van een eigen wet   2. De GGD-regio’s op basis van de Wet Veiligheidsregio’s en 3. De Zorgkantoorregio’s   op basis van de Wet Langdurige Zorg. De 25 regio’s voor de ambulancezorg  en de GGD’s vallen samen.  Zie onderstaand kaartje. In de praktijk omvatten, volgens onze eigen waarneming,  vele gemeenschappelijke regelingen voor het sociale domein (Wmo, Jeugdwet, Participatiewet)  dezelfde gebieden  als de veiligheidsregio’s. 

De 32 zorgkantoor-regio’s hebben voor een groot deel  zelfde regio-indeling als die van GGD’s en ambulancezorg.  Bouwsteen 1 van ons structuurvoorstel is daarom:  Deel de zorgkantoorregio’s opnieuw in conform de indeling van de GGD-regio’s.   Er verdwijnen dan dus op termijn zeven zorgkantoren.  Hierdoor ontstaat een regionaal netwerk van back office instanties voor  GGD’s, ggz, ouderenzorg en acute zorg.  Deze regionalisatie hoeft niet tegelijkertijd te verlopen in alle delen van Nederland. Voorop zullen lopen regio’s waar 1. GGD- en zorgkantoorregio’s reeds samenvallen en 2. reeds een samenwerkingscultuur bestaat tussen de netwerken van ggz, ggd, ouderenzorg  en  acute zorg. 

Tien regio’s voor grootschalige interventies                        

Deze 25 regio’s zijn geen oplossing  voor grootschalige flitsrampen  en de bestrijding van de corona en latere  pandemieën.  De Wet Veiligheidsregio’s heeft hiervoor tal van uitwerkingen voor opschaling en afschaling en modelrampen, alleen nog niet voor het  bestrijden van een pandemie en evenmin voor lokale infectieziekten-uitbraken.  Wij pleiten daarom als bouwsteen 2voor om de buitengrenzen van de 25  veiligheidsregio’s  binnen de buitengrenzen van de tien  ROAZ-regio’s te laten vallen.   Zo vormen de drie noordelijke provincies nu al één ROAZ-regio.  Op dit moment telt  Nederland elf acute-zorgregio’s. Het terugbrengen van dit aantal naar tien is niet moeilijk: De twee traumacentra van Amsterdam worden binnenkort één.  De tien genoemde ROAZ_regio’s zijn ook te gebruiken voor het wegwerken van reguliere zorg die vanwege de Covid-19 pandemie is uitgesteld. 

Slechts  twee zorgverzekeraars per GGD-regio

Zorgverzekeraars Nederland (ZN)  heeft in 2019 en ook recentelijk gepleit om per regio één of twee zorgverzekeraars aan te wijzen als primaire onderhandelaar met de zorgaanbieders. Onderstaande indeling over 2019 gebruikt ZN ter inspiratie.

De vele andere zorgverzekeraars stellen zich dan in principe congruent op. Dat wil zeggen: zij nemen een onafhankelijke beslissing om samen te werken om de kwaliteit van zorg te verbeteren en niet om gezamenlijk een inkoop monopolie te vormen.   Wij geven de regionaal werkende zorgverzekeraars vier tips mee:  1. Probeer de indeling van afbeelding 2 aan te passen aan die van de GGD-regio’s  2. Sluit meerjaren-overeenkomsten met zorgaanbieders. Dat biedt hen bestaanszekerheid. 3. Laat deze  overeenkomsten aansluiten op de visie ontwikkeling binnen de GGD- regio.   4. Geef zorgaanbieders  de ruimte om bijvoorbeeld één procent van hun toegewezen budget te besteden buiten het eigen domein. Dan kan een ggz instelling bijvoorbeeld een deel van haar budget  verschuiven naar een ander domein. Gemeenten zouden tegelijk moeten uitspreken dat ook zij soms een klein deel van hun Wmo-begroting besteden buiten hun eigen domein.  Het soms overnemen door professionals van elkaars taken heet binnen zorgnetwerken dakpanzorg. Wel nu, zorgverzekeraars en gemeenten zouden ook zo iets moeten doen.        

Maatschappelijke urgentie

 Stel dat het lukt om 25 en 10 regionale netwerken in te richten voor beleidsinstanties die gezamenlijk de genoemde zorgnetwerken gaan ondersteunen. Welke beleidsvraagstukken staan dan hoog op hun agenda’s?  Ons antwoord: dit zijn de prioriteiten die van nationaal belang zijn en waaraan regering en parlement voorrang geven. In ieder geval deze drie : 1. Het inrichten en voorbereiden van het zorgaanbod op een nieuwe uitbraak van een pandemie en van lokale uitbraken op bijvoorbeeld een school, kerkgenootschap of tijdens een evenement.  2. Het wegwerken van de zorguitval  en 3. Het verder terugdringen van roken, overmatig alcoholgebruik en overgewicht .  Naast deze algemene speerpunten staat het vrij aan de regionale beleidsinstanties  eigen prioriteiten te benoemen. In Twente en Friesland en Noord Limburg zal dat wel de werving van huisartsen worden.   In grote steden krijgen  ongetwijfeld het terugdringen van sociaal-economische gezondheidsverschillen  prioriteit.

Afbreukrisico’s

Wij onderkennen drie risico’s waardoor ons vooropstel van eenheid van regionaal beleid zonder eenheid van bestuur kan mislukken.

  1. De legitimatie bij de bevolking ontbreekt. In regionale massamedia ontstaat een   anti-stemming en actiecomité’s organiseren petities. Dit is te voorkomen indien de drie beleidspartijen gemeenten, zorgverzekeraars en zorgkantoren  reeds bij de beleidsvoorbereiding patiënten en andere burgers betrekt. Mouton en Vos gaven eerder in deze Nieuwsbrief  aan hoe burgers  op een moderne manier regionaal mee kunnen praten.
  2. De cultuur binnen de zorgnetwerken is gericht op verbeteren van gezondheid en die van beleidsinstanties op  betaalbaarheid en rechtmatigheid  van zorg en op gelijke toegang voor iedereen. Als deze twee culturen te veel clashen vanwege wantrouwen, raden wij af om samenwerking tussen beide netwerken verder te ontwikkelen.
  3. Het derde afbreukrisico is van juridische aard. Wellicht  verbiedt de Europese mededingingswet en de zorgverzekeringswetgeving  het samenwerken van zorgverzekeraars en zorgaanbieders  binnen regio’s. Hoogleraar Gezondheidsrecht Jaap Sijmons erkende dit probleem eerder  in deze Nieuwsbrief. Wij herhalen hier zijn slotwoorden van toen: Laten we hopen dat lokale en nationale partijen in goed overleg en met brede steun van het parlement de pandemie weten te keren. Zelfregulering, oftewel polderen, is een groot goed.  

Ten slotte

Wij zijn het eens met Sijmons.  De zorgnetwerken hebben bestrijding van Covid-19 en haar gevolgen  als belangrijke doelen. Als regionale beleidsnetwerken hun belangrijke werk ondersteunen, ja dan hebben zij succes.

Kijk op de congresagenda van de Guus Schrijvers Academie: Op 23 juni vindt het congres over Voldoende plek voor de juiste reguliere ziekenhuizorg plaats. Vooraanstaande sprekers delen dan actuele inzichten over uitstelzorg en het weer opstarten van de reguliere ziekenhuiszorg. Wij kijken hierbij ook naar andere landen en 4 internationale sprekers delen hun ervaring en mening. Alle congressen van de Guus Schrijvers Academie zijn ook online te volgen!

Zorgverzekeraar en gemeente: pak de regie!

door Guus Schrijvers.

Recensie over:
Martien, Bouwmans, Het zorgstelsel ontrafeld, zin en onzin in het Nederlandse zorgsysteem. BSL, Houten, 2021. 251 blz.

Waar gaat het boek over?

In dit boek staat de Zorgverzekeringswet centraal. Die is omstreden vooral vanwege de marktwerking en de rol van zorgverzekeraars. Maar werkt de wet inderdaad zo slecht?  En wie bepaalt eigenlijk wat en wel of niet door deze wet wordt gedekt?  En wie bepaalt de hoogte van de premie? Al dit soort vragen komen aan de orde in dit boek.  Het telt 251 pagina’s verdeeld over de volgende secties: 1. historie en ontwikkelingen in het stelsel; 2. hoe werkt de basisverzekering?; 3. zorgverzekeraars en zorgaanbieders in de zorg, samenwerking en bekostiging; 4. zorgverzekeraars en gemeenten; 5. langdurige zorg; 6. kostenbeheersing; 7. op weg naar een duurzaam zorgstelsel; en als laatste  8. rode draden voor de toekomst.  Elke sectie bestaat uit gemiddeld vijf tot  zes blogs. Enkele van de in totaal 45 columns daarvan verschenen eerder in Zorgvisie, Skipr of deze Nieuwsbrief Zorg en Innovatie. De meeste blogs schreef Bouwmans speciaal voor het boek  dat nu een compleet overzicht van de Zorgverzekeringswet biedt.  Zijn laatste blog heeft als titel Wie neemt de regie: in de regio en landelijk? Bouwmans  grijpt terug op alle eerdere columns en stelt:  De regiefunctie van zorgverzekeraars tezamen met gemeenten moet verstevigd worden. (…) Alleen wanneer de eerstelijnszorg een krachtig e organisatievorm kent en niet allemaal winkeltjes in de zorg, is het mogelijk af te komen van productgerichte bekostiging. Dan kun je populatiegericht gaan werken en betalen. Het boek eindigt met de zin: Polderen is vaak nuttig en regie is zeker zo belangrijk.

Hoe komt de auteur aan zijn kennis?

Bouwmans (1952) studeerde sociologie in Utrecht. Hij werkte daarna bijna veertig jaar in de financiering en organisatie van de zorg: tot 1979 als PSP-fractiemedewerker in de Tweede Kamer. Daarna stapte hij over naar de FNV en werkte daar aan zorgstelsel tot 1998. In dat laatste jaar werd hij  als manager bij een zorgkantoor. Vanaf 2005 tot 2018  funcvtioneerde Bouwmans als beleidsmedewerker van Zorgverzekeraars Nederland. Daar was hij ook verantwoordelijk voor bijscholing van medewerkers van zorgverzekeraars. Eenmaal gepensioneerd in 2018 pakte hij de pen op en plaatste  actuele kwesties in een lange termijnperspectief. Hij mengde aldus ervaring met actualiteit. Ondergetekende coachte hem bij het schrijve nvan blogs. Dat hield vooral in, dat ik enthousiaste opmerkingen plaatste bij de concepten van een in het begin onzekere auteur. Dat ging in de trant van: Prima zo. Niets aan veranderen.

Concrete casuïstiek en humor

Omdat Bouwmans de algemene aspecten van de Zorgverzekeringswet ophangt aan actuele kwestie van de laatste jaren, is het boek goed toegankelijk voor professionals en beleidsmedewerkers van grote zorgorganisaties, gemeenten, zorgverzekeraars en overheidsinstanties. Zoals men een boom herkent aan de vruchten, zo introduceert de auteur een algemeen tijdloos probleem aan de hand van een recente casus. Twee voorbeelden zij de volgende.   In zijn zesde column met als titel Leve het contract gaat Bouwmans in op het werken zonder contract door ZZP’ers. Hij schetst de historie van het contracteren sinds 1952. Hij  wil wildwest voorkomen: ZZP’ers   moeten daarom alleen voor de Zorgverzekeringswet werken met een contract waarin toegang, kwaliteit en betaling is geregeld. Hij brengt zijn ervaring in en verwondert zich dat vele hulpverleners tegen marktwerking zijn maar zelf het liefste als ondernemer optreden.  De vorm van een blog in een vakblad  maakt het mogelijk de toon luchtig te houden en met humor te schrijven.

Samenwerken met gemeenten

Het tweede onderwerp gaat over column 26 met de titel De gemeente mag haar eigen zorgbedrijf oprichten.  Bouwmans  schetst dat De meeste  vele gemeenten wel eigen sociale teams in dienst nemen en die functioneren prima.  Maar zorgverzekeraars mogen geen eigen eerstelijnsteams of apotheken runnen.  Iets wat vroeger wel kon. Het boeiende van Bouwmans is dat hij het bestaande zorgstelsel niet als vanzelfsprekend accepteert, maar steeds weer intelligente kanttekeningen plaatst.  Het voordeel is dat hij vanuit ervaring schrijft en met concrete voorbeelden. Omdat de blogs zelden meer dan 1000 woorden en liefde voor het vak zijn geschreven, is het aanrader voor een ieder die zich in wat voor functie dan ook  met de Zorgverzekeringswet bezig houdt.  Ik heb het al als naslagwerk geraadpleegd bij het actuele onderwerp keuzevrijheid en goed geregelde zorg als de nood aan de man is. Ook in de zorg geldt: de geschiedenis herhaalt zich.

Mijn oordeel    

Op een schaal van vijf sterren krijgt dit boek van mij er vier. Als het boek een trefwoordenregister had gehad en een pakkender titel (bijvoorbeeld: Wat iedereen moet weten over de Zorgverzekeringswet ) dan had het vijf sterren gescoord. 

Kijk op de congresagenda van de Guus Schrijvers Academie: Op 23 juni vindt het congres over Voldoende plek voor de juiste reguliere ziekenhuizorg plaats. Vooraanstaande sprekers delen dan actuele inzichten over uitstelzorg en het weer opstarten van de reguliere ziekenhuiszorg. Wij kijken hierbij ook naar andere landen en 4 internationale sprekers delen hun ervaring en mening. Alle congressen van de Guus Schrijvers Academie zijn ook online te volgen!

Bij Code Zwart: iedereen blijft thuis

Door Guus Schrijvers, gezondheidseconoom, Wim Schellekens, voormalig hoofdinspecteur en Piet Melief, intensivist.

Tot medio mei blijft het spannend. Neemt het aantal opnamen op de Intensive Care (IC) nog verder toe en treedt Code Zwart in werking?  Of neemt dit aantal af en kunnen de versoepelingen ongestoord doorgaan? Voor dit laatste heeft de regering een gedetailleerd draaiboek opgesteld. Dat geldt niet voor het Code-Zwart scenario. Bij Code Zwart is een totale lockdown van enkele weken noodzakelijk. Hier volgt een uitwerking.

Het begrip Code-Zwart

Het begrip Code-Zwart komt aan de orde in het Draaiboek Keuzes ic-opname bij schaarste. Dat beoogt zoveel mogelijk levens te redden. Het treedt in werking bij een crisis, dat wil zeggen nadat alle andere maatregelen zoals uitbreiding van de IC-capaciteit zijn getroffen. Het Draaiboek omschrijft het begrip crisis nauwkeurig. Het onderscheidt verder drie fases van triage van IC-patiënten. In eerste instantie vindt er triage plaats op medische criteria zonder vergelijking met andere patiënten. Daarna vindt triage plaats op basis van vergelijking: patiënten met betere kansen en/of een verwachte korte opnameduur gaan voor patiënten met mindere kansen of een verwachte lange opname duur. Pas als er op basis van die gronden geen keus kan worden gemaakt, wordt over gegaan op triage op ethische gronden. Dat laatste stadium heet Code Zwart. Het Draaiboek onderscheidt in deze fase drie niet-medische selectiecriteria: 1. wel of niet werkzaam in de patiëntenzorg 2. leeftijdsgroep van de patiënt en 3. loting. De massamedia stellen de invoering van het genoemde draaiboek gelijk aan de invoering Code-Zwart. Wij reserveren het laatste begrip voor de toepassing van niet-medische criteria en verwijzen voor de nauwkeurige omschrijvingen van deze laatste naar het genoemde draaiboek.

Een casus ter illustratie

Stel dat het draaiboek geldt. Stel, de volgende casus doet zich voor.  Op een IC is één bed beschikbaar. Tegelijk presenteren zich hiervoor twee patiënten. De eerste is een vrouw van 54 jaar: een vrachtauto heeft haar aangereden. Haar nieren en de ademhaling werken slecht. De intensivisten denken dat de kans dat de patiënte het overleeft, klein is. Maar soms herstelt zo’n patiënt toch, wonder boven wonder. De andere patiënt, een man van 34 jaar, is ernstig benauwd vanwege Covid-19-besmetting., Hij heeft beademing nodig om te overleven. De intensivisten schatten zijn overlevingskansen gelijk aan die van de vrouw en besluiten de man in behandeling te nemen. Die is immers jonger. Zij passen een niet medisch criterium toe en handelen hiermee volgens het triage-protocol van Code-Zwart. 

De casus biedt de mogelijkheid enkele kanttekeningen te plaatsen ter verduidelijking van   de Code-Zwart.  Daarna volgt een beschouwing over de kans dat deze code medio-mei noodzakelijk wordt. Het artikel eindigt met het pleidooi voor een volledige lockdown van enkele weken, indien Code-Zwart onverhoopt realiteit wordt om daarmee ook weer perspectief te geven voor de periode daarna.

Kanttekeningen bij Code-Zwart

  • De minister van VWS kondigt af vanaf wanneer het genoemde draaiboek geldt voor het gehele land. Er bestaan twee routes om tot dit besluit te komen: 1. via de voorzitter van het Landelijk Netwerk Acute Zorg (LNAZ) bij een zorgbrede crisis en 2. via overleg tussen het Landelijk Coördinatiecentrum Patiënten Spreiding (LCPS), de Federatie van Medisch Specialisten en de Nederlandse Vereniging voor Intensive Care (NVIC) bij een crisis op de IC’s. De LCPS  spreidt COVID-patiënten van ziekenhuizen over de elf Nederlandse ziekenhuisregio’s. Bij Code-Zwart monitort dit gremium of er in alle regio’s nog een tekort aan bedden bestaat. Op deze manier blijven alle regio’s in dezelfde fase van wel of niet toepassing van Code-Zwart.
  • Het selecteren van IC-patiënten is dagelijkse praktijk van intensivisten. Immers een IC-unit is bedoeld om levens te redden. Het is geen hospice. Steeds speelt bij opname de medische inschatting een grote rol: is behandeling wel of niet zinvol? Hier komt, net zoals in de casus, de lage-kansgeneeskunde naar voren. De ene intensivist schat de overlevingskans hoger in dan de andere. De vraag is of intensivisten stilzwijgend hun inschattingen inmiddels naar beneden hebben bijgesteld. Wij denken dat zij thans, vooruitlopend op Code-Zwart en gelet op de context van schaarste, de kans van mogelijk herstel thans kritischer beoordelen dan voorheen en op die wijze zo lang mogelijk proberen Code-Zwart voor zich uit te schuiven.
  • Een punt van aandacht blijft de verdere zorg aan het verkeersslachtoffer uit de casus.   Ontvangt zij direct palliatieve zorg binnen of buiten het ziekenhuis?  Wij merken op dat een dergelijke patiënt een enorme belasting vormt voor de gewone afdelingen van het ziekenhuis. Gelukkig bestaan er transmurale en andere thuiszorgprogramma’s, zo bleek al tijdens de eerste coronagolf. Blijven deze programma’s overeind indien het Draaiboek geldt?
  • De beroepsvereniging voor Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland (V&VN) heeft handreikingen opgesteld over het handelen van haar beroepsgroep, indien Code-Zwart geldt. Met de Groningse emeritus hoogleraar verplegingswetenschappen Petrie Roodbol zijn wij van mening dat dit een uitstekend, inzichtgevend, stuk is. Met haar signaleren wij echter dat de handreikingen geen prioritering betreffen bij keuzes tussen individuele patiënten.  Zijn huisartsen, specialisten ouderengeneeskunde en Nurse Practitioners voorbereid op het voeren van gesprekken met bijvoorbeeld onthutste familieleden van de vrouw in de casus?
  • Het constateren dat code zwart onvermijdelijk is, heeft grote consequenties voor massamediale beeldvorming.  Bijvoorbeeld via een talkshow-interview met de echtgenoot van de aangereden vrouw in de casus. De besluitvorming over de corona-aanpak binnen regering en parlement tijdens Code-Zwart wordt hierdoor ongewis. 
  • Last but not least deze kanttekening: Alvorens code zwart voor te stellen zullen naar onze verwachting intensivisten en andere zorgprofessionals zich maximaal inspannen om deze te vermijden. Totdat het echt niet anders kan. Immers Code Zwart is de meest ongewenste consequentie van de aanpak van de coronacrisis in Nederland met mogelijk grote (ook politieke) consequenties. Gewaakt moet worden voor een glijdende schaal, waarbij onder druk van buitenaf toenemend geweld wordt gedaan aan minimale kwaliteitseisen bij de behandeling van patiënten die niet (meer) op de IC kunnen worden opgenomen.

Nederland, bereid je ook voor op Code-Zwart

Op Koningsdag (27 april) was de Amsterdamse Prinsengracht bijna even druk als in pre-coronatijden.  Gisteren (wij schrijven dit stuk op 29 april) vond de eerste versoepeling plaats. Terrassen liepen vol en er ontstond een stormloop op bepaalde winkels. Ongetwijfeld leidt deze toename van drukte over 10-14 dagen tot meer ziekenhuisopnamen van IC- en andere patiënten.  Daarnaast dienen nieuwe virusvarianten uit India en Brazilië zich aan. Kijken wij hiernaar en naar 1. de huidige en aangekondigde versoepelingen en 2. de huidige reeds vrijwel volle bezetting van ziekenhuizen en IC’s, dan is het risico groot dat er medio-mei een tekort aan IC-bedden in heel Nederland ontstaat. Dan is Code-Zwart onvermijdelijk. Maar inmiddels neemt ook de vaccinatiegraad toe. Een vergelijkbare vaccinatiestijging in combinatie met een lockdown zonder versoepelingen leidde tot een daling van ziekenhuisopnamen in Israël en Engeland.  Wellicht biedt de hogere vaccinatiegraad in eigen land medio mei voldoende soelaas om de gevolgen van de versoepelingen en Koningsdag-drukte op te vangen.  De RIVM-modellen laten een grote spreiding zien over het resultaat van deze gunstige en ongunstige ontwikkelingen.  Vooralsnog pleiten wij er daarom voor dat Nederland zich toch even goed voorbereidt op Code-Zwart als op verdere versoepelingen. Met Nederland bedoelen wij overheid, burgers, bedrijfsleven, ziekenhuizen en instellingen voor langdurige zorg.

Een totale lockdown bij Code-Zwart

Vorig jaar in februari was Italië het eerste Europese land waar de pandemie uitbrak. Het land kondigde een absolute lockdown af.  Alle niet-essentiële winkels gingen dicht. Reizen werd verboden.  Een avondklok werd ingesteld. Alle scholen gingen dicht. Geen enkele burger mocht de straat op zonder een verklaring waarom. De auteur Ilja Pfeiffer schreef hierover hartverscheurende columns  in de NRC. Onlangs is bekend  geworden dat dergelijke, totale, lockdowns binnen enkele weken leidden tot een aanzienlijke daling van het aantal besmettingen en ziekenhuisopnamen. Onderstaande afbeelding uit een artikel in The Lancet   van 28 april 2021 illustreert dit effect. Nederland hoort tot te landen die het virus afremmen (mitigation) in plaats van indammen.  Enkele OECD-landen waaronder Australië, Ierland, Canada, Italië en Nieuw-Zeeland kozen voor bijna-uitroeiing van het virus (elimination, indammen).

In deze laatste landen stonden intensieve bron- en contactopsporing, hotel-quarantaine en de sluiting van scholen hoog op de agenda. Die leverden grote bijdragen aan de verlaging van de besmettingsgraad.  Bij deze indringende maatregelen duurt een lockdown kort en heeft de burger perspectief. De lockdown die we inmiddels in Nederland gewend zijn is een slecht voorbeeld: deze is niet krachtig genoeg, is niet in staat het aantal besmettingen weer omlaag te brengen en duurt eindeloos. Het gebrek aan perspectief demotiveert burger, zorgverleners, en bedrijven. Na zo’n totale lockdown moet het aantal besmettingen laag worden gehouden door intensief indambeleid. Daardoor is te voorkómen dat Nederland in het najaar weer in dezelfde ellende terecht komt als nu. In een later artikel gaan wij in op de exit strategie die gericht is op het laag houden van het aantal besmettingen.

Kortom

Mocht medio-mei Code-Zwart van toepassing worden, dan is een totale lockdown van enkele weken in Nederland onvermijdelijk en noodzakelijk zoals dat vorig jaar was in Italië en later is toegepast in landen als Ierland, Canada, Australië en Nieuw-Zeeland. Wij verwachten bij de bevolking draagvlak hiervoor op voorwaarde dat de lockdown krachtig genoeg is om kort te duren (4-6 weken) waardoor er perspectief is op een redelijk normaal leven.

Invloed van patiëntengroepen op Europees beleid is best groot

Interview met dr. Cees Smit, door Guus Schrijvers

8 april 2021. Overleven met hemofilie dat is de titel van de biografie die Cees Smit onlangs publiceerde. Het boek leest als een  reisverslag door de wereld  van de gezondheidszorg in Nederland en Europa. Meer dan veertig jaar trad Smit op als patiëntvertegenwoordiger in onderzoek, beleidsorganen en projecten. Guus Schrijvers interviewde een ervaren, intelligente en geestige man die van zijn aandoening zijn kracht en zijn levensmissie maakte.

Multi Stakeholders Conferences in Brussel

‘Rondetafelconferenties  van alle veldpartijen voorafgaande aan Europees beleid  over weesgeneesmiddelen of andere gezondheidsonderwerpen zijn gebruikelijk in Brussel. Farmaceutische industrie, zorgverzekeraars, apothekers, wetenschappers, medewerkers van de Europese Commissie, leden van het Europees parlement en patiëntvertegenwoordigers  en andere  belangengroepen gaan dan met elkaar  in discussie. Ze heten in Europees jargon: Multi Stakeholders Conferences.’  Woorden van deze strekking spreekt Cees Smit uit halverwege het interview dat collega-redacteur Robert Mouton en ik in maart hebben. Hij vervolgt: ‘De andere patiëntvertegenwoordigers  en ik hadden op die conferenties invloed. Wij konden vragen stellen aan de andere stakeholders.  Die anderen waren Vertegenwoordigers van de Europese Commissie, onderzoekers en vertegenwoordigers van de farmaceutische industrie.   Tijdens die sessies ontvingen we de precieze informatie over de verdere beleidsvorming.   Wij wisten dan precies wanneer en bij wie wij wanneer en waar moesten inspreken.  In de jaren negentig hebben onze conferenties over biotechnologie en zeldzame ziekten geleid tot Europese wetgeving en dan met name de Europese Orphan Drug Act van 2000. In Nederland ontbreken dergelijke   rondetafelconferenties.   Verder is  het in Diemen en Den Haag  vaak onduidelijk  hoe de besluitvorming van overheid en overheidsinstanties verlopen of komt de inspraak pas in een laat stadium aan de orde’.

Wie is Cees Smit?

Aan het woord is een man met grote ervaring in Brussel. Op de vraag hoe dat zo is gekomen, antwoordt hij: ‘Ik ben geboren in 1951. Sinds mijn jeugd heb ik ernstige hemofilie A.   Ik heb bedrijfseconomie gestudeerd aan de Vrije Universiteit van Amsterdam . Vanaf 1978  was ik betrokken bij onderzoek over hemofilie door een team  van het Leids Universitair Medisch Centrum. Van 1987 tot 1998 coördineerde de Nederlandse Vereniging van Hemofilie-Patiënten  (NVHP). In 2003 ontving ik een eredoctoraat van het College van Decanen van de Universiteit van Amsterdam.’

Inhoud van de biografie

  In zijn autobiografie beschrijft Smit de achterhaalde hormoonbehandelingen met DES van de jaren vijftig van de vorige eeuw die hem voor het leven zouden tekenen. Hij vertelt over de allesbepalende rol die de ziekte in zijn leven speelde. In zijn boek verhaalt hij uitvoerig over de aids-epidemie in het laatste kwart van de 20ste eeuw die ook mensen met hemofilie trof, en over de groeiende internationale handel in bloedproducten. Hij reikt mij nog een video  van een paar minuten aan over zijn leven.

Waarom moet een zorgvernieuwer  de biografie lezen?

Deze vraag beantwoordt niet Cees maar de interviewer. Ik som  vier redenen op.

  • Dit boek is een sterk pleidooi voor de Europese zelfvoorziening in ‘rood’ bloed en ‘geel’ plasma van onbetaalde, vrijwillige donors. Het is zorgwekkend dat politici zo weinig aandacht besteden aan de wereld van bloedtransfusie en plasmaproducten. In een neoliberale markteconomie wordt de handel in menselijk weefsel te gemakkelijk geaccepteerd. Dit korte statement licht  de biografie toe met indringende voorbeelden.
  • De patiëntenparticipatie komt uitvoerig aan bod, ook die op Europees niveau.
  • Via de bloedproducten werd Cees besmet met HIV en andere infectieziekten. Hij hield vol en overleefde. Een patiënt of professional die in de put zit, trekt zich op aan de veerkracht van hem. 
  • Het boek is goed leesbaar en verzorgd.

Cees is het met mij eens.  Het interview gaat verder over patiëntenparticipatie, een belangrijk onderwerp voor de lezers van deze Nieuwsbrief.  

Samen beslissen in de spreekkamer formaliseren?

‘Ik heb zestig jaar ervaring met artsen. Vele contacten waren prima. Er was sprake van serieus nemen en samen beslissen. De bejegening was meestal wel op orde. Nou ben ik wel hoog opgeleid. Het grootste probleem in de spreekkamer is de laaggeletterdheid van tal van mensen. Zij begrijpen vaak niet de taal van de professional. Daar is iets aan te doen door cliëntondersteuning, tekenfilmpjes en gesprekstraining van medisch studenten  door professionals. Daarmee bereik je meer gezamenlijke besluitvorming. Niet door extra regels over verplicht gebruik maken van keuzehulpen of wijzigingen in  de Wet Geneeskundige Behandelovereenkomst (WGBO).  

Zie jij mogelijkheden om de invloed van patiënten op het beleid te vergroten?

Bij deze vraag brengt hij ten eerste zijn ervaringen in op Europees niveau, waarmee deze tekst begint. Daarna gaat Smit verder: ‘Een ander voorbeeld van goede beleidsbeïnvloeding komt van het Europese Patiënts Forum, de koepel van alle patiëntenorganisaties in Europa. Zij bracht onlangs een uitgebreid advies aan de Europese commissie uit over vijf onderwerpen: 1. Directe participatie van patiënten en burgers in het gezondheidsbeleid 2. meer investeringen in gezondheid 3. gelijke en betaalbare toegang tot de zorg 4. Europese coördinatie om na de pandemie onze gezondheid te beschermen en 5. Veilige digitale transformatie van gezondheid en zorg.’ Mede door de inspanningen van Europese patienten- en consumentenorganisaties is gezondheid een veel belangrijker thema geworden voor de nieuwe Europese Commissie. COVID-19 heeft hierbij zeker een rol gespeeld, maar de patiënten- en consumentengroepen hadden daar al voor die tijd op aangedrongen.

Heb je een schema of zo voor beleidsbeïnvloeding?

 ‘In het algemeen hanteert men bij beleid de verticale patiëntenparticipatie-ladder zoals in deze afbeelding aangegeven. (zie figuur)

Zelf ben ik er groot voorstander van om deze participatieladder horizontaal te leggen om aan te geven dat patientenparticipatie op al die niveau’s even belangrijk is. Voor mij hoeft een patiëntenorganisatie niet per se mee te beslissen. Bij weesgeneesmiddelen voor zeldzame ziekten zie je heel vaak dat mensen met die ziekte of hun ouders het initiatief nemen voor het starten van bedrijven om zelf een behandeling van de grond te krijgen. In Europa wordt dat gezien en wordt in co-creatie verder gewerkt aan beleid en ondersteuning van research, zoals het stimuleren van ‘European Reference Networks’. In Nederland zie je vaak dat de participatie in het beleid van zorgverzekeraars, gemeenten, zorgaanbieders en overheid blijft hangen op de laagste treden.  Dat moet veel en veel beter. Het participatiekompas   geeft concrete tips hierover.

Is er voldoende invloed van patiënten op wetenschappelijk onderzoek?

‘In de wereld van de zeldzame aandoeningen heeft Eurordis, , de Europese vereniging van patiënten met zeldzame aandoeningen. Die heeft grote beleidsinvloed op Europees niveau. In mei 2020 hielden wij een grote online Europees congres, waarin alle veldpartijen en medewerkers van de EU deelnamen. Er bestaat een pijplijn aan nieuwe gentherapieën.  Hoe moet Europa die evalueren en beslissen of ze wel of niet worden toegelaten op de markt? Bij zeldzame geneesmiddelen kun je de discussie nauwelijks per klein land organiseren. Ik ben trots op het stuk  dat Eurordis na afloop publiceerde.

Is de invloed van patiënten op beleid en onderzoek wettelijk voldoende geborgd?

‘Nee. Institutionele patient empowerment is onvoldoende gerealiseerd in Nederland.  Dit ondanks vele patiëntenorganisaties, koepels, cliëntenraden en verzekerdenraden. Daadwerkelijke inbreng op beleidsniveau moet immers in concurrentie plaatsvinden met tal van andere maatschappelijke organisaties. Het is nu allemaal erg gefragmenteerd.’

 Is de biografie het einde van de wereldreis in de gezondheidszorg?

 ‘ Nou, niet echt. Ik ga genieten van het schilderen van landschappen en ,als het weer kan, van reizen. Incidenteel blijf  ik graag bijdragen aan patiëntenparticipatie in het algemeen en die van  mensen met hemofilie in het bijzonder. Ik heb genoten van de reis, al stond ik vaak voor onverwachte gebeurtenissen. Maar dat staat allemaal in de biografie.

Cees Smit en Annemarie de Knecht-van Eekelen, Overleven met hemofilie: Een reis door de wereld van de gezondheidszorg. Uitgeverij  Eburon.  25 euro. In de boekhandel te koop. Ook als e-book en in het Engels verkrijgbaar.

Chief Nurse Officer op VWS, maar dan wel voltijds

Door Guus Schrijvers.

1 april 2021. Verontwaardigd heeft Den Treek-groep  gereageerd op het  voornemen om een CNO aan te stellen voor vijf uur per week. Janneke van Vliet, verpleegkundige NP en oud-bestuurder van het Bravis ziekenhuis te Roosendaal en Bergen op Zoom is lid van dat netwerk. Guus Schrijvers interviewt haar over de boosheid bij  deze verpleegkundigen.

Janneke, Wat is er aan de hand?

Op 15 februari verscheen een advertentie voor een Chief Nurse Officer  bij VWS. De vacature ontstond omdat de zittende CNO, prof.dr. Bianca Buurman, op 14 januari  voorzitter werd bij V & VN. De advertentie betreft een functie van vijftien tot twintig werkdagen per jaar, hetgeen neerkomt op 5 uur per week. Dit is een veel te laag aantal uren en een slecht voorbeeld voor al die CNO’s die er moeten komen bij ziekenhuizen en grote aanbieders van langdurige zorg. Deze geringe omvang wekte de verontwaardiging op van Den Treekgroep. Dit informele gezelschap van verpleegkundigen bestaat zo’n dertig jaar. We komen driemaal maal per jaar bijeen en hebben ruim twintig deelnemers.  Marianne Lensink, verpleegkundige en oud-directeur van Zorgverzekeraars Nederland, is onze voorzitter. Zelf heb ik meer dan  vijfenveertig jaar gewerkt als verpleegkundige, beleidsadviseur, manager. bestuurder en toezichthouder.  Ik ben al 25 jaar lid van de Den Treek groep  en geef een interview. Want ook ik vind dat het nu tijd is voor een krachtig signaal .

Wat is jullie punt? 

 Op 2 september 2020 bracht Buurman -zij was toen nog de CNO-  een advies uit aan VWS met de titel Niets over ons, zonder ons. Daarin schrijft zij, ik citeer: Te  verwachten is in 2025 een tekort van 100.000 verpleegkundigen en verzorgenden op een beroepsgroep die nu 385.000  professionals omvat. Jaarlijks verlaten veel mensen het vak.  Door de corona pandemie is nog duidelijker geworden wat een tekort aan verpleegkundigen en verzorgenden betekent  In het afgelopen jaar hebben verpleegkundigen en verzorgenden klaar gestaan voor de Nederlandse gezondheidszorg. Dat is intensief geweest en deze periode heeft een grote indruk achtergelaten. Verpleegkundigen en verzorgenden hebben een grote mate van flexibiliteit, inzet en kennis van zaken laten zien. Laten we dat vasthouden  in de periode na de pandemie door hen meer te betrekken bij beleidsbeslissingen op alle niveaus.

Wat is het voorstel van  Bianca Buurman?

Buurman stelde daarom drie maatregelen voor om de kwaliteit van zorg te verbeteren door verpleegkundigen meer zeggenschap te bieden over hun werk. Deze drie waren. Kort samengevat:

1. Maak tijd en ruimte vrij: zet maximaal in op behoud van verpleegkundigen en verzorgenden met een waarderingssysteem bestaande uit goede arbeidsvoorwaarden, loopbaanpaden, ontwikkelmogelijkheden en betere contracten.

2. Erken de professionele zeggenschap in de organisatie en landelijk. Het moet de norm worden dat verpleegkundigen en verzorgenden daar waar het gaat over de dagelijkse zorg, het beroep en de beroepsontwikkeling vanaf de start aan tafel zitten. Zowel op de werkvloer, op het niveau van de raad van bestuur als ook landelijk.

3. Veranker scholings- en loopbaanmogelijkheden in de CAOs, zowel met budget als met tijd. Dit maakt het mogelijk voor verpleegkundigen en verzorgenden om zich verder te kunnen ontwikkelen.

Buurman pleit voor een onafhankelijke commissie Verpleging & Verzorging die direct rapporteert aan de minister van medische zorg. Deze krijgt als taak  deze drie voorstellen uit te werken. De Chief Nurse Officer zit de commissie voor en heeft enkele medewerkers  om die uitwerking voor te bereiden. Dan schiet zo’n aanstelling van vijf uur per week voor alleen een CNO bij de Treek groep in het verkeerde keelgat.

Hoe ging het verder , nadat dat advies Niets over ons, Zonder ons, was uitgebracht?

VWS benoemde in het afgelopen najaar Nicolette van Gestel om bij 31 invloedrijke personen na te gaan of er draagvlak bestaat voor de drie voorstellen van Buurman. Van Gestel is verbonden aan de Universiteit Tilburg  als gewoon hoogleraar Nieuwe Sturingsvormen in Sociale Zekerheid en Arbeidsvoorziening. Zij kwam op 17 december met haar bevindingen.   Twee kleine wijzigingen op het advies Buurman komen in haar stuk naar voren. Ten eerste legden de 31 van Van Gestel nog meer nadruk op de directe relatie tussen meer zeggenschap en  een betere kwaliteit en organisatie van de zorg. Zij geven daarbij  aan dat het wel erg lang duurt voordat VWS en andere partijen deze relatie erkennen en borgen. Ten tweede zien de 31 minder in een brede commissie: die zijn er al genoeg. Van Gestel constateert bij haar respondenten de behoefte aan een kernteam binnen VWS rond de CNO. Dat team bestaat dan uit vertegenwoordigerts van de VWS  Directies Langdurige Zorg, Publieke Gezondheid en Curatieve Zorg en niet alleen MEVA (Macro Economische Vraagstukken en Arbeidsmarkt). Dat kernteam heeft dan contacten  met lokale en regionale innovaties en initiatieven in de zorg.

Hoe is het gegaan na de het uitkomen van de genoemde advertentie?

Wij hebben kort na 15 februari een brief aan Minister Van Ark geschreven waarin wij pleiten voor een grotere aanstelling  en betere ambtelijke ondersteuning   voor de CNO bij VWS. VWS heeft de Treekgroep later die maand een brief teruggeschreven.  Er is misschien uitbreiding van de aanstelling mogelijk als er plannen voorliggen. Tja, maar het ontwikkelen van goede plannen daar heeft een CNO echt meer tijd en medewerkers nodig dan die vijf uur per week. Er wordt niets gezegd over de relatie zeggenschap en kwaliteit, er wordt niets gezegd over dat VWS kernteam en het vervolg op de adviezen van Buurman en  van Gestel, terwijl het onderwerp actueler is dan ooit en de tijd dringt. Daarom zoekt De Treekgroep nu de publiciteit. In het algemeen  werken wij liever met stille diplomatie achter de schermen.

De lezers van deze Nieuwsbrief  zijn vooral geïnteresseerd in zorgvernieuwing. Hebben zij baat bij een CNO?

Ja, natuurlijk. Ik hoop dat jullie lezers  het belang van voldoende , bekwame en betrokken verpleegkundigen en verzorgenden erkennen. Voor de directe patiëntenzorg , die steeds vaker multidisciplinair , transmuraal en in netwerken verleend wordt. Verpleegkundigen spelen daarin een cruciale  en verbindende rol. Maar ook omdat verpleegkundigen en verzorgenden door hun kennis en ervaring dichtbij de patiënt/ cliënt goed zien wat er beter moet en kan en hierdoor  vaak motor en kartrekker zijn van zorginnovatie  op allerlei gebied. Gun verpleegkundigen de regie bij het bijeenbrengen van verschillende professionals rond de patiënt(engroep).  Ik heb contact  met tal van innovatieve projecten op het terrein van chronische aandoeningen, rond kwetsbare ouderen en in de palliatieve zorg., waar verpleegkundigen en  verpleegkundig specialisten een sleutelpositie vervullen.  Uiteraard is daar tijd , geld en ook scholing nodig. Ik zou graag zien dat bij elke zorgaanbieder een verpleegkundige beleidsverantwoordelijk is voor zaken, die de beroepsgroep  en de patiëntenzorg raken en invloed heeft op bestuursniveau . Bij grote innovatieprojecten ,zowel op instellingsniveau, regionaal en landelijk, moeten verpleegkundigen en/of verzorgenden, niet alleen meedoen , maar ook meebeslissen.

Kijk op de congresagenda van de Guus Schrijvers Academie: Op 13 april is de volgende bijeenkomst in de online serie over Verkiezingen en de Zorg en 4 juni 2021 vindt het Congres Juiste Zorg op de Juiste plek; voor, tijdens en na de Covid-19 uitbraak plaats. Vooraanstaande sprekers delen dan actuele inzichten over deze onderwerpen. Alle congressen van de Guus Schrijvers Academie zijn ook online te volgen!

Hypothese: de brandweerstrategie is vanaf juli kosten-effectiever dan voortzetting van de bestaande covid-strategie

Door Guus Schrijvers, gezondheidseconoom, Piet Melief, intensivist en Wim Schellekens, voormalig hoofdinspecteur bij de IGZ en lid van het RedTeam.

Het Coronabeleid van de regering bestaat uit tien interventies, die elk hun eigen kosten en effecten hebben. In de komende maanden kan Nederland deze interventies hopelijk grotendeels terugdraaien. Immers meer en meer mensen worden er maandelijks gevaccineerd.  De vraag is: welke COVID-strategie komt in aanmerking voor opnieuw inzetten als er toch weer een brandhaard ontstaat.  Drie experts gaan hieronder daarop in. Zij verwachten dat een no-covid ofwel brandweer-strategie vanaf de zomer kosten-effectiever is dan het bestaande beleid gericht op afremming van de virusverspreiding.  Maar zij beschikken nog niet over een kosten-effectiviteitanalyse.  

Tien corona-interventies

Het huidige gezondheidsbeleid rond corona betreft vijf sociale interventies: 1. afstand houden en geen handen schudden 2. mondkapjes dragen en vaker handen wassen 3. Bij klachten thuis blijven en laten testen 4. lockdown van winkels, restaurants en scholen en 5. de avondklok. Deze vijf hebben als doel de verspreiding van het Covid-19 virus af te remmen.

Daarnaast zijn er vijf zorginterventies die het effect van een virus verkleinen: 6. vaccineren van de bevolking 7. contactopsporing 8. begeleiding van burgers in isolatie en quarantaine 9. behandeling van Covid-19-patiënten en uitstellen van reguliere zorg 10. behandeling van patiënten met langdurige gevolgen van de covid-besmetting. 

Het in onderlinge samenhang organiseren van deze tien interventies noemen wij hieronder de covidstrategie. In het Nederlandse publieke debat komen in grote lijnen vier (alternatieve) covid-strategieën voor: 1. Niets doen: geen enkele interventie behalve vaccineren wordt toegepast 2. De isolatiestrategie van kwetsbare personen door middel van sociale interventies 3. Mitigatie-strategie: de verspreiding van het virus wordt afgeremd opdat er geen chaos ontstaat in de zorg  4. De no-covid-strategie ofwel brandweer strategie: de brandweer blust net zo lang en intensief tot het vuur uit is en laat het niet smeulen met het gevaar dat het vuur zich verspreidt. Hierbij worden beginnende brandhaarden van besmettingen onmiddellijk geblust door testen, contactopsporing en isolatie.  Onderstaand schema licht deze vier toe (schema niet zichtbaar? klik hier).

Uit dit overzicht blijkt, dat wij de niets-doen strategie en de isolatie-strategie afwijzen. Hieronder komt eerst de bestaande Covid-strategie aan bod en daarna de brandweer strategie. Daarna volgt de conclusie die al vermeld staat in de titel van dit artikel. 

Pandemie voorbij, endemie blijft

Nederland zal met het coronavirus moeten leren leven. Algemeen bekend zijn de logistieke hobbels tot nu toe met het vaccineren en de problemen met levering en recent veiligheid (AstraZeneca). Alle energie moet nu gestoken worden in het zo snel mogelijk vaccineren van alle burgers. 

Stel dat aan het einde van de zomer 2021 Nederland voor een groot deel is gevaccineerd. Dan is de reproductiefactor aanzienlijk gedaald. Bovendien werkt het seizoen mee: afgelopen zomer bleek het Covid-19 virus minder actief dan in de herfst en winter. Dit zou de regering en het RIVM kunnen verleiden om snel lockdown en de avondklok op nationaal niveau af te schaffen. Dit vinden wij penny wise, pound foolish. Het moet om vijf redenen mogelijk blijven om lokale lockdowns en avondklokken in te stellen. 

Ten eerste is onduidelijk hoe lang de vaccins werken. Levenslang zoals bij polio-vaccinatie? Of tijdelijk zoals bij een griepvaccinatie? Als dat laatste het geval is, blijven lokale uitbraken optreden. De tweede reden is dat er virusvarianten optreden waartegen de vaccins minder goed werken en die een hoge reproductiefactor kennen. Denk aan de bestaande onrust over het Engelse, Braziliaanse en Zuidafrikaanse virus. Immers, hoe hoger het besmettingsniveau in nog niet-gevaccineerde landen, hoe groter de kans is op nieuwe virusmutanten. Ondanks een hoge vaccinatiegraad kan dit leiden tot lokale uitbraken, vooral in grote steden met veel intercontinentale contacten. Ten derde, het is nog niet onomstotelijk vastgesteld dat gevaccineerden het virus niet kunnen overbrengen. Ten vierde, het feit dat kinderen onder de 18 jaar (nog) niet gevaccineerd worden, leidt ertoe dat deze leeftijdsgroep mogelijk de epidemie blijft aanjagen. Tenslotte bestaat er de kans dat sommige jongeren of personen met een strenge religie het vaccin weigeren. Dit kan leiden tot brandhaarden op scholen, sportmanifestaties en muziekfestivals en in de Bible Belt. 

De brandweer strategie 

Enkele weken geleden presenteerden de arts Ikkersheim, werkzaam bij adviesbureau KPMG, en de Xander Koolman, hoogleraar gezondheidseconomie aan de CVU, een rapport met de titel ‘Hoe verder in 2021’?  Het VNO/NCW had hen om dit stuk gevraagd. Hun stuk omvat maatregelen die nu al toe te passen zijn en die wij meenemen als onderdeel van de brandweerstrategie.  De auteurs geven aan (net als wij zelf hierboven) dat met de vaccinatie-campagne niet alle leed geleden is en lokale uitbraken zich blijven voordoen. Zij pleiten voor massaal testen en werken dit als volgt uit:

  • Voer de testcapaciteit op tot minimaal 20 miljoen testen per maand.
  • Zet parallel fieldlabs in werking om via het testen zicht te krijgen op verspreidingsniveaus bij verschillende activiteiten zoals deelnemen aan festivals, winkelen, sportbijeenkomsten en onderwijs.
  • Zet in op zelfsneltests: stel het wettelijk kader hiervoor zo snel mogelijk op en maak vlotte validatie van zelftesten met CE keurmerk mogelijk.

Ikkersheim en Koolman adviseren om onderzoek op te starten naar veiligheid en effectiviteit van de vaccins bij minderjarigen en mogelijk ook hen zo snel mogelijk te vaccineren. Zij komen tot hun corona-strategie op basis van een uitgebreide, internationale literatuurstudie en goede voorbeelden uit Australië en Nieuw Zeeland. 

Duitse hoogleraren: streef naar No-covid

Op 18 januari 2021 bracht een groep Duitse hoogleraren een vergelijkbaar advies  uit voor Duitsland en de rest van Europa. Wij voegen hun voorstel toe als tweede onderdeel van de brandweerstrategie. Vooraanstaand lid van deze groep is Ilona Kickbusch, die eerder verbonden was aan de WHO in Geneve en het programma Global Health Promotion Program leidde. De groep baseert zich op goede voorbeelden uit Australië, Nieuw Zeeland, Zuid Korea en Taiwan. De wetenschappers pleiten voor een coronastrategie met drie kenmerken: een snelle reductie van het aantal besmettingen naar het niveau nul; het voorkomen dat virussen in virusvrije groene zones binnendringen en ten derde kortdurende, volledige  lockdowns  als lokale uitbraken zich voordoen. Duitsland bereikte net als Nederland het niveau Zero-Covid bijna in juli 2020 met een incidentie van 2,5 besmetting per dag per 100.000 inwoners. Toen dat lage niveau was bereikt, verzaakte dit land net als Nederland om het aantal besmettingen ook laag te houden en bij een stijging vanaf dit lage niveau snel, krachtig en kort in te grijpen. De groep Duitse hoogleraren pleit voor de volgende maatregelen om het aantal besmettingen maximaal laag te houden: snel en grootschalig testen van risicogroepen, intensief bron- en contactonderzoek en onmiddellijke ondersteunde en niet-vrijblijvende isolatie van besmette personen en quarantaine van hun contacten. Deze maatregelen, ook bepleit door Ickeresheim en Koolman, plus kortdurende lokale lockdowns noemen wij tezamen: de brandweer strategie.

Kosten per gewonnen levensjaar is 81.000 tot 121.000 euro

In januari 2021 berekende epidemioloog Mackenbach in deze Nieuwbrief  de kosten-effectiviteit van de Nederlandse lockdown met cijfers van het najaar 2020. Wij actualiseerden zijn verhaal met cijfers van februari en maart 2021. Onze eigen volledige berekening is beschikbaar bij de eerste auteur (GS).  Gedurende de twaalf maanden vanaf 1 februari 2020 zouden zonder coronastrategie 134.000 mensen zijn overleden, aldus een recent  artikel van Nijmeegse onderzoekers.  Hiervan heeft het coronabeleid 118.500 sterfgevallen kunnen vermijden: 15.500 personen op IC’s, thuis en in verpleeghuizen overleden toch aan corona. Deze personen hadden gemiddelde verwachte levensduur van vier tot zes jaar, aldus beredeneert Mackenbach. Ten opzichte van niets doen is dit bij die vier jaar een effectiviteit van 4 x 118.500 = 474.000 gewonnen levensjaren. 

Volgens de Algemene Rekenkamer had de Nederlandse overheid op 8 februari jl. 57,5 miljard euro besteed voor het coronabeleid: vooral via de NOW of te wel de Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid.

Uiteindelijk komen wij tot een kosten effectiviteit bij die vier jaar van ten minste 121 000 euro per gewonnen levensjaar (57,5  mld euro gedeeld door 474.000 levensjaren).  Bij een verwachte levensduur van 6 jaar bedraagt de kosten-effectiviteit ten minste 81.000 euro.

Wij benadrukken de woorden ten minste: vele corona-kosten buiten die van de overheid zijn gemaakt door bedrijven en particuliere personen. Wij schatten in dat de kosten per gewonnen levensjaar hierdoor hoger worden dan het maximum van 80.000  euro per gewonnen levensjaar die gelden  voor het toelaten van nieuwe therapieën in de zorg. Het geheel spoort aan om te zoeken naar een andere Covid-strategie dan de bestaande. Is een brandweer-strategie kosten-effectiever?

Hypothese: Brandweerstrategie werkt beter en is goedkoper

Een empirisch antwoord op deze laatste vraag is thans niet beschikbaar. Het valt buiten de scope van dit theorie-vormende artikel om vooraf een volledige kosten-effectiviteitsanalyse op te stellen voor een nieuwe covid-strategie. Immers, wij kunnen alleen indicaties geven dat de brandweer strategie kosten-effectiever is dan voortzetting van de bestaande strategie.  Enkele van deze indicaties zijn:

  • Snel en grootschalig testen bij activiteiten, risicomomenten en risicogroepen leidt tot eerder ontdekken van besmette personen. Door directe, intensieve contactopsporing en quarantaine-handhaving is de exponentiële groei daardoor snel terug te dringen.
  • Is dit testen onvoldoende en blijft in een gebied de reproductiefactor boven de één, dan is aan de bevolking goed uit te leggen waarom een snelle, krachtige en daardoor ook korte lockdown gedurende een of enkele weken nodig is. 
  • In een eerder artikel  beschreven Schrijvers en Melief hoe flexibele inzet van IC-professionals te realiseren en zorgchaos te vermijden is bij een onverhoopte lokale uitbraak van het covid-virus. Wij voegen deze gedachten graag toe als onderdeel van de brandweer-strategie. 
  • een contra-indicatie is de volgende. Bij de recente eerste experimenten van het fieldlab viel op dat een significant groot deel van de deelnemers zich aan de testcontroles onttrok. Dat maakte al dat over sommige bijeenkomsten niet genoeg data beschikbaar waren om tot goede conclusies te komen. Als dat al zo is bij een dergelijk experiment, dan werpt dat wel de vraag op of mensen zich zullen laten testen als de maatschappij weer “open” is. Misschien moet er dan wel verplicht worden getest. 

Kortom

Dit artikel is een bijdrage aan het openbare debat over de covid strategie nadat de Nederlandse bevolking grotendeels is gevaccineerd.  Van de vier in dit debat voorgestelde strategieën blijven er twee over voor nadere bespreking: voortzetting van de bestaande strategie of opstarten van de brandweerstrategie. Wij pleiten voor een indicatieve kosten-effectiviteitsanalyse van beide opties, voordat een keuze tussen beide plaatsvindt.  

Kijk op de congresagenda van de Guus Schrijvers Academie: Op 6 april start de online serie over Verkiezingen en de Zorg en 4 juni 2021 vindt het Congres Juiste Zorg op de Juiste plek; voor, tijdens en na de Covid-19 uitbraak plaats. Vooraanstaande sprekers delen dan actuele inzichten over deze onderwerpen. Alle congressen van de Guus Schrijvers Academie zijn ook online te volgen!

Verkiezingsprogramma’s en de Zorg (Deel IX); Minder (strenge) maatregelen bij flexibele opschaling IC capaciteit

Door Guus Schrijvers, gezondheidseconoom en Piet Melief, intensivist.

De verkiezingsprogramma’s geven vijf beleidsvoornemens voor de periode 2021- 2025 aan voor de acute zorg aan mensen met Covid-19. Want, als de IC-capaciteit in de komende vier jaar toeneemt, neemt de kans op een lockdown af.

Wat politieke partijen willen met corona en acute zorg

 Acht grotere partijen komen in aanmerking voor deelname in het kabinet voor de periode 2021-2025. Over corona en acute zorg merken zij het volgende op:

  • CDA: Om bij een volgende gezondheidscrisis snel te kunnen opschalen willen wij net als bij defensie een aanstelling voor reservisten in de zorg. Dit zijn oud-medewerkers of mensen die op een andere manier ervaring hebben in de zorg. Als reservist loop je elk jaar een paar dagen mee en houd je via cursussen je kennis op peil.
  • Christen Unie: In de coronatijd hebben we geleerd dat we op alles voorbereid moeten zijn. Daarom wordt het nieuwe capaciteitsorgaan tevens verantwoordelijk voor het plannen van voldoende noodcapaciteit van intensive care, laboratoria en hulpmiddelen.
  • D66: Naar aanleiding van de coronacrisis willen wij investeren in een grotere buffercapaciteit in de zorg. Zo krijgen we een wendbaar zorgsysteem dat sneller kan inspelen op een grotere vraag. Bijvoorbeeld met goed getrainde verpleegkundigen die flexibel kunnen worden ingezet als opschaling nodig is. De coronacrisis toont hoe afhankelijk we zijn van de farmaceutische multinationals, die wél grote winsten
  • maakten, maar niet wilden investeerden in medicijnen en hulpmiddelen. We moeten zorgen voor voldoende
  • bedden, apparatuur, artsen en verplegersDe overheid moet werken aan een betere buffercapaciteit van IC’s.
  • Groenlinks: De coronacrisis laat nog meer zien. Concurrentie tussen zorgverzekeraars, zorgorganisaties en zorgprofessionals maakt plaats voor samenwerking. Ziekenhuizen wisselen materiaal en medewerkers uit en nemen patiënten van elkaar over.( …) Zorg kan en moet gaan over samenwerking tussen organisaties, solidariteit tussen mensen die ziek en gezond zijn en waardering voor professionals.
  • Partij voor de dieren: Er komt meer capaciteit in de zorg. Meer IC-bedden, apparatuur, en vooral meer personeel zorgen voor een algeheel betere zorg en kunnen een eventuele ziekte-uitbraak beter opvangen.
  • PvdA: Basisvoorzieningen als ic-capaciteit, beschermingsmiddelen en een goed ontwikkelde testinfrastructuur moeten op orde zijn.
  • SP: De coronacrisis toont hoe afhankelijk we zijn van de farmaceutische multinationals, die wél grote winsten maakten, maar niet wilden investeerden in medicijnen en hulpmiddelen. We moeten zorgen voor voldoende bedden, apparatuur, artsen en verplegers.
  • VVD. Een centraal punt is nodig dat tijdens een crisis de capaciteit van ziekenhuizen in de gaten houdt en besluit over opschaling en de verspreiding van patiënten. De coronacrisis heeft daarbij aangetoond hoe belangrijk het is dat de zorg over voldoende capaciteit beschikt. De komende jaren moeten we blijven investeren om de gezondheidszorg structureel te versterken. Er komen noodprotocollen voor flexibele opschaling van de IC-capaciteit en de inzet van personeel van andere afdelingen ten tijde van gezondheidscrises, en voor afschalen als de situatie dat weer toelaat.

 Twee partijen komen hier niet aan bod, omdat zij worden uitgesloten door deze  acht(PVV en FvD).  Uit de  acht programma’s blijkt politieke steun voor vier punten: 1. Extra noodcapaciteit op de IC’s, 2. het creëren van een groep (zorg)reservisten 3. landelijk triage protocol voor IC’s en 4. een centraal punt voor patiëntenspreiding tijdens een coronagolf.  We merken op, dat alle hiergenoemde partijen pleiten voor een betere positie van verpleegkundigen en verzorgenden. Het CDA, Groenlinks, SP en de PvdA spreken zich hiervoor het duidelijkste uit. Dit vijfde punt komt verderop in ons betoog terug.

Een compliment voor de politiek

Met deze vijf voornemens voor het coronabeleid 2021-2025 lopen deze zeven politieke partijen voor op het Ministerie van WVS. Dat bracht wel een Houtskoolschets uit over de acute zorg, maar die ging niet in op gevolgen van de corona-pandemie voor deze sector.  Adviesgremia als het Outbreak Management Team (OMT), de Nederlandse Zorg Autoriteit (NZa), het Zorg Instituut Nederland en de Raad voor de Volksgezondheid en Samenleving (RVS) hebben evenmin documenten geschreven die ingaan op het coronabeleid 2021 – 2025. 

Er bestaan vier nationale organisaties die zich thans nadrukkelijk bezig houden met de coronazorg: het RIVM, het landelijk Netwerk Acute Zorg dat alle acute-zorgregio’s overkoepelt, de Federatie van Medisch Specialisten (FMS) en de Nederlandse Vereniging voor Intensive Care. Binnen deze vier gremia lopen wel discussies over het (covid)beleid 2021-2025.  Zij hebben evenwel thans hun handen vol met de aanpak van de derde coronagolf.  Tegen deze achtergrond geven wij een compliment aan de politieke partijen. Zij komen toch met de genoemde vijf beleidssuggesties. Immers, ook zij hebben het druk met dringende, parlementaire beslissingen over avondklok, lockdown en vaccinaties. 

Hieronder volgt een uitwerking van de vijf punten.

IC gebruik en de corona pandemie

Vóór de Corona-pandemie stonden er gemiddeld zo’n 1000 IC-bedden gereed voor onmiddellijk gebruik. Die capaciteit wordt niet bepaald door het aantal bedden of plaatsen maar door het aantal beschikbare IC-verpleegkundigen. Bij een piekbelasting (zoals een griepgolf in de winter) liep de capaciteit op tot zo’n 1150.  Die was alleen nodig bij zo’n piek. Het was mogelijk  bedden operationeel te maken omdat er ’s winters minder IC-verpleegkundigen op vakantie zijn. In de opschalingsplannen die afgelopen zomer zijn gemaakt is de nieuwe noodzakelijke maximale capaciteit gesteld op 1350 IC bedden. Deze bedden zijn inmiddels (bouwkundig) gerealiseerd maar gezien het korte tijdbestek was het nog niet mogelijk om voldoende personeel te werven of op te leiden.

Bij het schrijven van dit artikel begin februari 2021 telden de IC’s tussen de 520 en 550 patiënten mét en rond de 500 zonder corona. In de maand januari lag het eerste aantal zelfs rond de 700 en was die maximale capaciteit van 1350 IC bedden feitelijk bezet (er moeten altijd nog bedden beschikbaar zijn voor echte spoedgevallen). Dit was alleen mogelijk door tal van reguliere operaties uit te stellen, afwezigheidsverloven voor IC-personeel in te trekken en vaker over te werken. Op termijn is dit niet vol te houden.

Uit berekeningen van mei 2020 bleek dat door corona er behoefte is om het aantal plaatsen met 600 als noodcapaciteit uit te breiden. Dan kunnen de meeste reguliere operaties gewoon doorgaan. De opschalingsplannen voorzien dan ook in een opschaling tot 1700 IC bedden bij een maximale inspanning. De NVIC heeft een formatierichtlijn  voor IC personeel. Voor intensivisten 0,45-0,55 per bed, voor arts-assistenten 0,55 per bed en voor IC verpleegkundigen 3,5-4,2 fte per IC bed. Deze getallen betreffen de dagelijkse 24/7 aanwezigheid van betreffende IC-medewerkers. Omgerekend naar FTE’s van 36 uur en naar het benodigde aantal van 600 bedden, komt dit uit op 2100 FTE verpleegkundigen op de IC. De berekeningen hiervoor zijn bij de auteurs beschikbaar.  Als deze 2100 erbij komen, kan de reguliere zorg vrijwel altijd doorgaan zonder uitstel van operaties. Dan wordt een lockdown minder noodzakelijk, want de acute zorg wordt niet meer overbelast.  Dan vermindert bovendien het gevaar van toepassing van het zwarte scenario, waarbij IC-patiënten overlijden wegens een tekort aan de IC capaciteit.

Het inzetten van reservisten

Hiermee hebben wij punt 1 van de politieke partijen uitgewerkt: het creëren van een noodcapaciteit.  Punt 2 betreft het kunnen inzetten van reservisten tijdens een coronagolf. Dit zijn per definitie geen IC verpleegkundigen (meer): om die registratie te behouden moeten ze een te hoog aantal “vlieguren” maken. Het zijn wel verpleegkundigen met een basis diploma. De reservisten worden ingezet als “buddy”. Dat wil zeggen ze lopen met de IC-verpleegkundigen mee. Zodra een eenvoudige taak zich voordoet, nemen zij die over. Vergelijk het maar met het inzetten van een onderwijs-assistent naast een docent.  De reservisten ontvangen jaarlijks een opfriscursus en bootsen in oefeningen het functioneren na tijdens een corona-uitbraak. Wij merken op dat deze reservisten moeten komen van buiten de zorg. In de zomer 2020 werden verpleegkundigen van gewone ziekenhuisafdelingen of van de OK getraind als buddy. Maar dat had als gevolg dat er bij opschaling van de IC elders in het ziekenhuis gaten vielen. Dat is een van de redenen dat er zoveel zorg is uitgesteld.

Vaccinatie voorkomt niet de overbelasting van de zorg in 2021- 2025

Tegen het voorstel van 2100 buddies is weerwerk mogelijk.  Over een half jaar is immers een groot deel van de Nederlandse bevolking gevaccineerd. Dan komen er toch veel minder opnamen op een IC? Wij twijfelen daaraan om drie redenen. Ten eerste komen er virusmutanten naar voren uit bijvoorbeeld Engeland, Zuid-Afrika en Brazilië. Niet zeker is of de vaccins daartegen goede bescherming bieden. Ten tweede geldt dat het reizigersverkeer met bijvoorbeeld Azië en Afrika leidt tot nieuwe uitbraken in Nederland vanwege import-besmettingen al dan niet met een pandemie van een ander virus. Ten derde  is het nog onduidelijk of de vaccins langdurige bescherming bieden. Het is mogelijk dat er jaarlijks gevaccineerd zal moeten worden net als bij de griep. Dit houdt in dat zich  in de komende jaren onverwachte uitbraken  kunnen voordoen, omdat vaccins hun beschermende kracht kwijt zijn. Om deze drie redenen is het verstandig om vooralsnog een groep van 2100 reservisten te vormen.

Door vaccinatie en virusremmers kortere verblijfsduur op IC, tja

Niet alle vaccins werken even goed. Sommige beschermen slechts 60 procent van de burgers. De hoop van vele experts is dat vaccins die slechts voor 60 procent werken, het beloop van de aandoening bij toch-besmette personen gunstig beïnvloedt. Dat betekent dat de vaccins in ieder geval leiden tot minder IC-opnamen.

Ook bestaat de hoop dat het arsenaal aan virusremmers toeneemt. Besmette personen worden bij tijdige toediening van deze medicatie minder ziek. Dit leidt ook tot minder opnamen op de IC. Of vaccins en virusremmers samen de ligduur op IC-s gaan verkorten, is nog niet door onderzoek aangetoond.  De vaccins zijn daarop nog niet breed getoetst. De IC-ligduur in Nederland is het afgelopen halfjaar wel korter geworden dankzij tijdige toediening van ontstekingsremmers, maar die daling stagneert nu.

Wij pleiten daarom en vanwege de eerdere redenen bij vaccinaties ervoor om die oproepbare reservegroep van buddies wel te creëren.

Landelijk triage-protocol

Hierboven hebben wij de eerste twee politieke punten uitgewerkt. Punt 3 betreft het landelijke triage-protocol voor IC-patiënten. Er bestaat inmiddels een dergelijk triage- protocol. Daar is het nodige om te doen geweest: de minister wilde het deels laten verbieden met een spoedwet. Maar onder druk van de Kamer is dat document voor de IC’s er toch gekomen. Ook voor de andere zorgsectoren worden er inmiddels plannen gemaakt die hier op aansluiten.

Centraal punt voor patiëntenspreiding

Nergens ter wereld, behalve in Nederland, heeft de pandemie geleid tot een centraal punt voor het spreiden van IC-patiënten. Nederland kan hierop trots zijn. Dat de VVD pleit om dit punt te continueren in de periode 2021- 2025 is voor ons vanzelfsprekend. Deze spreiding kan nog verbeteren door de spreiding bij een onafhankelijke organisatie neer te leggen met doorzettingsmacht. Het Landelijk Coördinatie Centrum voor Patinten Spreiding is een stap in de goede richting. Het  zou bij doorontwikkeling een permanente plaats in het zorgstelsel verdienen.  Hierbij is ook te denken aan het maken van afspraken met Zelfstandige Behandel Centra (ZBC) over uitvoering van reguliere operaties, indien ziekenhuizen vol zijn ten gevolge van het opnemen van corona-patiënten. Dit verlicht de taken van de gewone verpleegafdelingen maar niet van die van de IC’s. In dit artikel ontbreekt ons de ruimte om een deltaplan uit te werken om het stuwmeer van uitgestelde zorg te verkleinen. 

Het werven van IC verpleegkundigen en buddies

Hoe creëert Nederland extra IC-verpleegkundigen en buddies, die tijdens coronagolven kunnen bijspringen, hetzij als reservist, hetzij met een continue aanstelling op de IC? Dit betreft het vijfde punt van de politieke partijen. Wij gaan hierop dieper in zonder alle onderbouwende getallen te publiceren. Die zijn wel beschikbaar bij de eerste auteur. Eerst een paar feiten:

  • Een jonge IC-verpleegkundige heeft vrijwel altijd een HBO- met enkele jaren nascholing.
  • Die nascholing vindt vooral plaats in de praktijk en met een klein theoretisch deel dat via een hogeschool loopt.
  • Docenten op de IC voor de nascholing zijn moeilijk te krijgen. Zij verdienen aanzienlijk meer als docent binnen een HBO-opleiding voor verpleegkundigen.
  • Ambulance-verpleegkundigen verdienen per maand meer dan IC-verpleegkundigen. Daardoor bestaat er een uitstroom naar de ambulance-sector.
  • In het algemeen verdwijnen IC-verpleegkundigen naar andere ziekenhuisafdelingen om een functie te accepteren als Nurse Practitioner of Physician’s Assistant. Deze beroepen bieden meer mogelijkheid voor zelfstandigheid, betalen beter en/of brengen minder avond/nacht werk met zich mee. 

Reservisten en extra IC-verpleegkundigen zijn te werven op verschillende manieren:

  • door hun salarissen op te trekken tot het niveau van docenten voor het voortgezet onderwijs en van hun docenten, en gelijk te trekken met die van ambulance-verpleegkundigen.
  • door hun docenten niet bij het ziekenhuis aan te stellen maar via een hogeschool.
  • door het inrichten van goede kinderopvang zijn per professional afspraken te maken over uitbreiding van hun deeltijd-aanstelling.
  • door vertrokken IC-verpleegkundigen oproepcontracten te bieden als buddy voor inzet tijdens een coronagolf.
  • door IC verpleegkundigen een flexibele aanstelling te geven: bijvoorbeeld in de zomer (met weinig kans op corona-uitbraken) een aanstelling van 40 procent en in de winter van 100 procent.

Een boeiende suggestie komt van de Christen Unie. Deze partij wil het Capaciteitsorgaan de behoefte aan reservisten laten bepalen en randvoorwaarden voor hen laten benoemen.  Dit is een prima suggestie. Maar er ligt ook een taak voor beroepsorganisaties als V &VN en de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen (NVZ) om met voorrang de werkomstandigheden van IC-verpleegkundigen en toekomstige buddies aantrekkelijk in te richten en hun aantal met spoed te verhogen.

Kortom

Door de basiscapaciteit van de IC’s te vergroten en noodcapaciteit te creëren door een groep reservisten als buddy op te leiden, wordt de noodzaak van een lockdown kleiner. Tevens is het nodig om te werken aan een zelfstandig spreidingsorgaan voor toewijzing van patiënten tijdens een uitbraak van een besmettelijke ziekte. Een IC triage-protocol voor Covid-19 en niet-Covid patiënten is beschikbaar. Onze uitwerking volgt de politieke wil van zeven partijen, die waarschijnlijk een groot deel van het toekomstige parlement uitmaken.   

Kijk op de congresagenda van de Guus Schrijvers Academie: Op 6 april start de online serie over Gezondheidsbeleid 2021-2025 op 20 mei is het congres Voldoende plek voor reguliere ziekenhuiszorg, en 4 juni 2021 vindt het Congres Juiste Zorg op de Juiste plek; voor, tijdens en na de Covid-19 uitbraak plaats. Vooraanstaande sprekers delen dan actuele inzichten over deze onderwerpen. Alle congressen van de Guus Schrijvers Academie zijn ook online te volgen!