Guus Schrijvers

Welcome to Guus Schrijvers

Task force wonen zorg loopt vertraging op.

Niet verwonderlijk, natuurlijk, dat de task force wonen-zorg door alle coronaperikelen in het afgelopen jaar vertraging oploopt. Naar het zich laat aanzien met een half jaar, schrijven ministers de Jonge en Ollongren in antwoord op kamervragen.

Wat is de tasforce Wonen Zorg.

De taskforce staat onder het voorzitterschap van wethouder Adriani (Nieuwegein) en biedt sinds het najaar van 2019 via het Ondersteuningsteam Wonen en Zorg maatwerk-ondersteuning aan gemeenten, corporaties en zorgorganisaties, die vragen hebben over bijvoorbeeld het maken van een woonzorganalyse, het opstellen van een woonzorgvisie, het formuleren van prestatieafspraken of het op gang brengen van de samenwerking tussen de relevante partners.

Monitor Ouderenhuisvesting

De minister geeft aan dat de tweede kamer aan het einde van dit jaar de Monitor Ouderenhuisvesting ontvangt. Daarin wordt de geraamde ontwikkeling van de vraag naar woningen voor ouderen gelegd naast het huidige aanbod. Het tekort in 2030 of 2040 voor zelfstandig wonende ouderen met somatische of psychogeriatrische beperkingen is overigens lastig vast te stellen. Dit is afhankelijk van veel factoren, zoals het aantal mensen dat zijn woning de komende 10 of 20 jaar aanpast, de jaarlijkse bouw van levensloopbestendige woningen en het verhuisgedrag van ouderen, zo schrijven de bewindslieden.. Het aantal levensloopbestendige, aanpasbare of drempelloze woningen kan voldoende zijn, maar bewoond worden door mensen of gezinnen die geen beperkingen hebben. Het tekort in 2030 of 2040 naar woningen voor mensen met een psychogeriatrische beperking is zo mogelijk nog moeilijker te bepalen: niet zozeer de woning is van belang maar de ondersteuning van de mantelzorger en/of zorgverleners.

Woon-zorgvisies

De Taskforce is opgericht door de VNG, Aedes, Actiz en de ministeries van VWS en BZK.

De Taskforce maakt zich er sterk voor dat in de komende jaren overal in Nederland partijen op lokaal niveau komen tot uitvoering van gezamenlijke prestatieafspraken op het gebied van wonen, zorg, welzijn en leefbaarheid. Hans Adriani, wethouder Wonen in Nieuwegein is voorzitter van Taskforce.

De doelstelling is dat en er in iedere gemeente door de gemeenteraad vastgestelde woonzorgvisies zijn, met daar op gebaseerde prestatieafspraken, de uitvoering op lokaal niveau is geborgd en de inzet van de taskforce niet langer nodig is.

Knelpunten

Via een digitaal platform kan eenieder melding maken van vragen en knelpunten bij de taskforce. De taskforce organiseert ook werksessies waarin knelpunten besproken kunnen worden. Voor vragen die meer expertise nodig hebben stelt de Taskforce Wonen en Zorg het Ondersteuningsteam Wonen en Zorg beschikbaar. Sinds het najaar van 2019 levert het Ondersteuningsteam Wonen en Zorg maatwerkondersteuning aan gemeenten, corporaties en zorgorganisaties die vragen hebben over bijvoorbeeld het maken van een woonzorganalyse, het opstellen van een woonzorgvisie, het formuleren van prestatieafspraken of het op gang brengen van de samenwerking tussen de relevante partners.

Op de vraag of het uitvoerbaar is om voor te schrijven dat binnen enkele jaren minimaal 20% of 30% van alle nieuwbouw levensloopbestendig dient te zijn antwoorden de bewindslieden ontkennend (of ze branden zich er niet aan): “ Er bestaat geen uniforme definitie van levensloopbestendig wonen. Hierdoor is het niet uitvoerbaar om een percentage nieuwbouw dat levensloopbestendig is voor te schrijven”.

Wat leren we over de lange termijn effecten van telemonitoring op gebruik en kosten van zorg voor patiënten met hartfalen en COPD?

Rolien de Jong, verbonden aan de Hogeschool Utrecht, geeft naar aanleiding van een recente publicatie van Van der Burg et al een overzichtelijke inleiding en wijst op vervolgvragen en de verantwoordelijkheid van de overheid in deze.

In de langdurende zorg is telemonitoring (het verzamelen van data door de patiënt die op afstand door professionals worden beoordeeld om de behandeling in goede banen te leiden) al sinds de komst van internet een belofte. Potentieel kan het bijdragen aan alle doelen van Triple Aim[1]: verbeterde ervaren zorg voor de individuele patiënt, verbeterde gezondheid voor de burgers en verlaagde kosten. Ondanks ondersteunende programma’s vanuit VWS[2], enthousiaste ehealth ondernemers, innovatieve zorgprofessionals en onderzoeksresultaten die veelal of geen verslechtering of verbetering laten zien[3], heeft opschaling nog niet op grote schaal plaatsgevonden.

Hoewel we inmiddels weten dat techniek geen belemmering voor gebruik door de patiënt hoeft te zijn, is er nog veel dat we niet weten. We kunnen stellen dat er nog veel te weinig bekend is over welke e-health-toepassing voor welke doelgroep, in welke context, op welke plek in het zorgproces en in combinatie met welke frequentie van reguliere praktijkconsulten, relevant en toepasbaar is[4]. Het is daarom waardevol dat Van der Burg etal. bestaande data nader hebben bestudeerd en daarover onlangs hebben gepubliceerd.

Samenvatting

In deze studie is de effectiviteit van telemonitoring bij thuiswonende patiënten met ernstig hartfalen en COPD geëvalueerd. Dit werd gedaan door te onderzoeken of, bij gebruik van telemonitoring, het aantal en de duur van ziekenhuisopnames afnam evenals de kosten van de zorg. Er werd gebruik gemaakt van bestaande data, waarbij er tot 3 jaar opvolging plaats vond.

De resultaten lieten zien dat bij patiënten met hartfalen zowel het aantal als de duur van de ziekenhuisopnames significant afnam, evenals de zorgkosten. Bij COPD patiënten namen alleen de zorgkosten af (met 54%). Geconcludeerd werd dat telemonitoren effectief is voor patiënten met hartfalen maar niet voor patiënten met COPD, maar dat de kosten in beide gevallen substantieel verminderen.

Verklaringen voor deze uitkomst voor COPD wordt gezocht in dat er voor COPD geen duidelijke, thuis-meetbare, indicatoren om exacerbatie te voorkomen zijn onderzocht. Dit in tegenstelling tot hartfalen, waarbij gewicht een duidelijke, behandelbare indicator is. De hypothese voor de dalende zorgkosten zou kunnen zijn dat er bij gebruik van telemonitoring minder gebruik wordt gemaakt van consultaties en andere onderzoeken, terwijl opnames niet te voorkomen zijn.

Bijzonder is dat er weinig verloop is onder de patienten. Ze bleven data aanleveren tegen verwachting in.

Betekenis voor Nederland

Van belang voor de langdurige zorg in Nederland is dat er positieve (of gelijkblijvende) resultaten zijn bereikt bij twee grote groepen patiënten met een chronische ziekte, door gepersonaliseerde en geintegreerde zorg te leveren.

  • Gepersonaliseerd omdat voor iedere patiënt een eigen bandbreedte voor signalering wordt vastgesteld en de patiënt kan zelf ook zien en handelen als de bandbreedte wordt overschreden.
  • Geïntegreerd omdat telemonitoring is ingebed in de bestaande behandeling. Mogelijk zou verdere integratie plaats kunnen vinden met de eerstelijn. Door gezamenlijke validering van de telemonitoring-meetinstrumenten ontstaat vertrouwen en consistent beleid met alle betrokken professionals.

Hoe versnellen we de inzet van telemonitoring in de zorg voor chronisch zieken?

Van belang voor versnellen van de toepassing van telemonitoring is de cocreatie tussen professionals, patiënten en ontwikkelaars. De initiële gebruikers kunnen helpen om het ontwerp aan te passen zodat ook grotere groepen patiënten telemonitoring gaan gebruiken.

Het integreren van de telemonitoring in de gebruikelijke zorg voorkomt overlast en gebrek aan motivatie bij professionals. Een pilot naast de zorg vraagt extra aandacht.

Nader onderzoek naar de vragen die deze studie oproept:

  • Wat is het mechanisme achter telemonitoring thuis?

Het lijkt mensen te helpen eerder een verslechtering te detecteren en eerder aanvullende ondersteuning te vragen. Zijn er nog meer aspecten die invloed hebben op zelfmanagement?

  • Met welke groep patiënten hebben we te maken (early adopters?[5])? En hoe zou telemonitoring werken voor patiënten met andere kenmerken?

Overheid en managers zijn verantwoordelijk dat er een landelijke infrastructuur komt om op veilige wijze de data uit te wisselen. Bestuurders hebben de verantwoordelijkheid om regionale afspraken te maken voor het organiseren en afstemmen van deze geïntegreerde, gepersonaliseerde zorg. Om ook economisch rendement te halen is dit een voorwaarde.

Kijk op de congresagenda van de Guus Schrijvers Academie: op 3 december 2020 vindt het congres Juiste Zorg op de Juiste Plek; voor, tijdens en na de Covid-19 uitbraak plaats. Vooraanstaande sprekers delen dan met jou  actuele inzichten over dit onderwerp. Alle congressen van de Guus Schrijvers Academie zijn online te volgen!


[1] https://www.healthaffairs.org/doi/full/10.1377/hlthaff.27.3.759

[2] https://www.zonmw.nl/nl/over-zonmw/ehealth-en-ict-in-de-zorg/programmas/programma-detail/stimuleringsregeling-ehealth-thuis/

[3] https://www.jmir.org/2017/5/e172/

[4] https://nivel.nl/sites/default/files/bestanden/1003608.pdf

[5] https://books.google.nl/books?hl=nl&lr=&id=v1ii4QsB7jIC&oi=fnd&pg=PR15&dq=everett+rogers+diffusion+of+innovations&ots=DMSoyRQm9O&sig=qWuScB837JwNp-pfOWmK1ATuw4s#v=onepage&q=everett%20rogers%20diffusion%20of%20innovations&f=false

NIVEL: grote tevredenheid over zorg aan huis.

Het NIVEL presenteerde recentelijk een onderzoeksverslag (opgeleverd eind 2019, dus nog voor de corona-crisis) waarin de tevredenheid van de oudere, zelfstandig thuis wonende ouderen naar de verleende zorg en ondersteuning, werd gemeten. Die tevredenheid is over het algemeen hoog. Dat is in principe goed nieuws natuurlijk in deze barre tijden. Het NIVEL gebruikt voor zijn onderzoek oudere, bestaande data, maar ook een tweetal panel-onderzoeken. Dat werd weer aangevuld met een tweetal focusgroepen.  

Rapportcijfers 7,9 voor Zorg, wonen en participatie ..,

De onderzoekgroep presenteert resultaten op een drietal domeinen: zorg, wonen en participatie. Belangrijkste onderzoeksvraag: “In hoeverre ervaren zelfstandig wonende ouderen – al dan niet met een beperking – knelpunten op het gebied van zorg, wonen en participatie?”

De tevredenheid over de “zorg” is groot, zo blijkt. Huisartsenzorg, wijkverpleging en de thuiszorg scoren gemiddeld goed, een 7,9. Belangrijk is het vervolgens om kritisch te kijken naar de details. Zorg blijkt te bestaan uit “zorg en ondersteuning”, een zeer brede definitie.  

…. maar er is ook kritiek

Kritiek van de oudere zelfstandig wonende ouderen is er vooral op het huishoudelijk werk, het gebrek aan praktische ondersteuning bij het verrichten van klussen in het huis en de geringe mogelijkheden voor het vervoer naar familie en ziekenhuis.  Dat valt allemaal onder “ondersteuning” en zijn allemaal gemeentelijke WMO- taken. Kritische geluiden nemen toe naarmate er meer beperkingen zijn. Opmerkelijk is het (door de onderzoekers niet-verklaarbare) verschil tussen mannen en vrouwen. Mannen zijn over het algemeen tevredener.

Eigen beleid van gemeenten niet genoemd als verklaring

Dat de zorg goed scoort is op zichzelf niet verwonderlijk; die is eenduidig geregeld in de Zorgverzekeringswet. Huisartsenzorg in Maastricht is globaal dezelfde als in Oosterwolde. Dat is natuurlijk anders bij ondersteuning, waar gemeenten eigen beleid voeren. Dit belangrijke verschil blijft ongenoemd. Dat is jammer, want zo kom je in de conclusies ook niet verder. Verklarende factoren over verschillende scores in “zorg” en “ondersteuning” zouden mogelijk gevonden kunnen worden in de wijze waarop deze in Nederland georganiseerd zijn.  

Over hulpmiddelen geen klachten: dat is raar

Er is geen verdere specificatie per gemeente. Die verschillen tussen gemeenten zijn er natuurlijk wel degelijk. Maar nu ontbreekt inzicht in welke gemeenten tekort schieten of het juist goed doen.

Er zal ook ongetwijfeld samenhang bestaan met klachten over WMO-taken en de gesignaleerde knelpunten bij het thuis zelfstandig wonen, en over de resultaten onder participatie. Bij wonen gaat het vooral om drempels, trapliften e.d., óók onderdeel van de WMO. Relatief ongenoemd blijven, vreemd genoeg, weer de hulpmiddelen, waar doorgaans de meeste klachten bij gemeenten over binnenkomen.

Goed nieuws is schaars

Jammer dat het NIVEL-rapport, dat er overigens qua onderzoeksopzet gedegen uitziet, zoveel naar de inhoud kijkt en weinig naar structuur-factoren. Zo wordt ook niet duidelijk wie er aangesproken kan en dient te worden op mindere resultaten.  Dat laat onverlet dat de hoofdboodschap positief is. Dat is mooi, want goed nieuws is schaars.

Auteur van dit artikel is Martien Bouwmans. Hij is vice-voorzitter van de Guus Schrijvers Academie. Vroeger werkte hij bij Zorgverzekeraars Nederland. 

Congresagenda

6 november 2020, congres ouderenzorg in de eerste lijn. Het programma verschijnt binnenkort op de website https://guusschrijversacademie.nl/. Noteer je alvast de datum?

Zorg in Nederland is doelmatig, zo leert internationale studie

In een artikel in de British Medical Journal van 27 november worden gezondheid en zorg in tien ongeveer even rijke landen vergeleken op 79 kenmerken. De Nederlandse gezondheidszorg blijkt doelmatiger te zijn dan in vergelijkbare landen. Op tal van kwaliteits- en kostenindicatoren wijkt de Nederlandse zorg niet af.

Nederland telt vele huisartsen per 1000 inwoners 

De onderzoekers vergelijken Engelse gezondheidszorg, de NHS, met die van negen ongeveer even rijke landen. Dat zijn Australië, Canada, Denemarken, Duitsland, Frankrijk, Nederland, Verenigde Staten, Zweden en Zwitserland. Samen met Australië heeft ons land relatief gezien de meeste huisartsen: Nederland beschikte in 2017 over 1,6 voltijds huisartsen per 1000 inwoners. Voor de tien landen ligt het gemiddelde op 1,1 huisartsen per 1000 inwoners. De VS lopen achteraan met 0,3 huisarts per 1000 inwoners.

Deze blog gaat uit van het Nederlandse perspectief. Ik merk nu al op dat Nederland op de meeste van de 79 kenmerken op ongeveer het gemiddelde zit van de onderzoeksgroep. Om de blog kort te houden bespreek ik alleen de kenmerken waarop Nederland anders scoort. Daarom ontbreken in deze blog gegevens over zorgkosten per inwoner en kwaliteitsindicatoren. Die staan uitgebreid beschreven in de studie. Maar Nederland neemt hierbij geen afwijkende positie in. Voor definities, dataverzameling, meetmethoden en beperkingen verwijs ik naar het oorspronkelijke artikel. Alle cijfers hieronder betreffen het kalenderjaar 2017.

Nederlandse huisartsen werken snel

Van de huisartsen in de onderzoeksgroep van de tien landen besteedt 38 procent maximaal 15 minuten aan een routineconsult. Nederland scoort het hoogste: 85 procent. Van de burgers in de onderzoeksgroep kon 67 procent een huisarts of een verpleegkundige binnen 24 uur raadplegen. Nederland scoort daar 76 procent. Frankrijk en Duitsland scoorden het hoogste met 83 procent respectievelijk 81 procent. Negen procent van de burgers in de onderzoeksgroep bezocht een spoedeisende hulpafdeling voor een klacht die ook door een arts, zonder spoed, gezien had kunnen worden. Voor Nederland en Australië bedraagt dit percentage 6 procent. Duitsland scoort minimaal met 5 procent. Zweden (12 procent), de VS (16 procent) en Canada (17 procent) zijn topscorers.

Nederland telt weinig specialisten maar die zijn goed bereikbaar

Het aantal specialisten per duizend inwoners bedraagt voor Nederland twee en voor de onderzoeksgroep 2,2. Dat laatste getal ligt tussen de uitersten 1,7 voor Canada en 3,3 voor Duitsland. Van de inwoners van de onderzoekgroep wacht 13 procent meer dan twee maanden na het maken van een afspraak voor het eerste consult met een specialist. Dit gemiddelde percentage varieert van Duitsland (3 procent) en Frankrijk (4 procent) tot 19 procent in Verenigd Koninkrijk en Zweden alsmede 30 procent in Canada. Voor Nederland is dat 7 procent.

Weinig ziekenhuispatiënten in Nederland

Het aantal in 2017 ontslagen ziekenhuispatiënten per 100.000 Nederlanders komt uit op 9.247. Dit is het laagste van de onderzoeksgroep (gemiddelde 14.919). Topscorers zijn Frankrijk (18.609) en Duitsland (25.478). Ook de gemiddelde ligduur is in Nederland het laagste: 4,5 dag. Deze bedraagt voor de onderzoeksgroep 6,7 dagen, met als uitersten weer Frankrijk en Duitsland met 8,8 en 8,9 dagen. Voor vermijdbare ziekenhuisopnamen vanwege ontregelde diabetes scoort Nederland het laagste, met 70 per 100.000 inwoners, en Duitsland (218) het hoogste. Bij vermijdbare opnamen van COPD-patiënten vanwege exacerbaties scoort Nederland 166, de onderzoeksgroep als totaal 204, Zwitserland als laagste 111 en Australië het hoogste met 307 opnamen per 100.000 inwoners van 16 jaar of ouder.

Dit bericht verscheen in december 2019 als blog in het Tijdschrift Zorgvisie

Studiedag ‘Zorg die werkt om zorgprofessionals te behouden’

‘Om de grote personeelstekorten in de zorg aan te pakken, wordt nu vooral ingezet op het werven van nieuw personeel, terwijl de grote uitstroom een groot deel van die inzet teniet doet. De zorgsector dweilt met de kraan open.’ Deze opvallende conclusie staat in de eerste rapportage van de commissie Werken in de Zorg. Om dit probleem in kaart te brengen en aan te pakken organiseert de Guus Schrijvers Academie op 31 oktober de studiedag ‘Zorg die werkt om zorgprofessionals te behouden’.

De harde cijfers

De commissie Werken in de zorg heeft als taak om de kwaliteit en voortgang van de regionale actieplannen voor de aanpak van (personeels)tekorten te monitoren en te stimuleren. In hun eerste rapport dat op 14 december 2018 verscheen is te lezen dat in 2017 maar liefst 19,3 procent van de werknemers in Zorg & Welzijn zijn of haar werkgever verliet. 8,1 procent verliet zelfs de sector. Uit uitstroomonderzoek door drie regionale werkgeversorganisaties blijkt dat in hun regio’s 37 procent van de uitstromende medewerkers niet langer dan twee jaar in dienst is geweest.

Goede voorbeelden

De oorzaken zijn divers. En de oplossing vraagt – volgens de commissie – om een kritische blik naar binnen: waarom willen mensen hier niet meer werken? Sommige organisaties en regionale samenwerkingsverbanden doen het vele malen beter dan andere. Wat is er van deze goede voorbeelden te leren?

Studiedag

Deze goede voorbeelden komen uitgebreid aan bod op 31 oktober 2019 op de studiedag over het behoud van professionals in de zorg. De Guus Schrijvers Academie creëert een podium waar, op het snijvlak van zorgbeleid en zorgpraktijk, de laatste stand van zaken, de beste voorbeeldprojecten en de eerste resultaten van veelbelovende praktijkgerichte initiatieven bijeen worden gebracht. Gelouterde sprekers uit vele lagen en sectoren van de zorg vertellen over hun succesvolle innovaties, nieuwe ideeën en projecten. Zij gaan ook in op de knelpunten die zij ervaren bij het vasthouden van goed personeel en de oplossingen die zij hiervoor hebben gevonden.

Praktijkgerichte oplossingen

Op deze dag kunt u praktijkgerichte plenaire sessies verwachten vanuit de ziekenhuiswereld, de gehandicaptenzorg, de regionale samenwerkingsverbanden en de langdurige zorg. De sessies zijn interactief, door het inzetten van een stem-app, waarmee levendige discussies tussen sprekers en deelnemers en deelnemers onderling worden gestimuleerd. Naast plenaire sprekers kunt u kiezen uit diverse flitspresentaties.

Save the date

Bent u actief op het gebied van HR, detachering, re-integratie? Of bet u leidinggevende, afdelingshoofd, RVE manager, divisiehoofd of praktijkhouder in een zorgsector? Reserveer dan alvast 31 oktober in uw agenda!

Suggesties?

Als u op de hoogte gehouden wilt worden over de studiedag ‘Zorg die werkt om zorgprofessionals te behouden’, of als u een goed initiatief rond het behoud van personeel in de zorg weet, stuur dan graag even een mail naar congresorganisator Petra Schimmel: secretariaat@guusschrijvers.nl.
Het volledige programma, de sprekers en alle andere informatie vindt u binnenkort op de website van de Guus Schrijvers Academie.

Lars Naber, directeur Guus Schrijvers Academie

Nieuwe masteropleiding Zorg, Welzijn en Technologie

NHL Hogeschool in Leeuwarden start september 2015 met een tweejarige masteropleiding Zorg, welzijn en Technologie. De nieuwe opleiding is vooral interessant voor professionals die behoeften van cliënten en patiënten willen vertalen naar de inzet van digitale middelen. En daarmee de praktijk willen inspireren tot nieuwe, betere vormen van zorg en ondersteuning.

Implementeren nieuwe technologieën
Om goede zorg en ondersteuning te blijven bieden, wordt de inzet van technologieën steeds belangrijker. Denk bijvoorbeeld aan online hulpverlening, health-functies op een smartwatch of de inzet van sociale robots. Er zijn professionals nodig met ervaring in de zorg- en welzijnspraktijk, die een brug kunnen slaan tussen technologie en de sociale kant van deze ontwikkelingen. Vandaar deze nieuwe opleiding, waarbij ik zelf in de voorbereiding betrokken ben geweest.

Masterclasses
In twee jaar tijd volgen de studenten vier masterclasses waarin steeds een andere fase uit een innovatieproces centraal staat. Vragen die onder andere aan bod komen:

  • Hoe beoordeel je toepassingen op kwaliteit?
  • Wat komt er kijken bij de ontwikkeling van een eHealth-toepassing?
  • Hoe verbind je mensen van verschillende disciplines en hoe krijg je ze mee in nieuwe werkwijzen?

De studenten werken aan praktijkopdrachten die ze direct kunnen toepassen binnen hun eigen organisatie.

Meer informatie
Interesse in deze masteropleiding? Lees het online magazine van NHL Hogeschool of kom naar de infoavond op 28 mei.