Guus Schrijvers

Welcome to Guus Schrijvers

Wijkverpleegkundige gezocht die samenwerkt met eerste lijn en wijkteam

De toegang tot wijkverpleegkundige zorg gebeurt in vijf stappen. Bij elke stap is samenwerking nodig met zowel huisarts als sociaal team. Die stappen moeten huisarts, wijkteam en wijkverpleegkundige zorgvuldig en voorzichtig zetten. Anders struikelt een of meer van dit drietal. Hieronder volgt een opsomming van de vijf stappen plus de struikelkansen daarbij.

  1. De aanmelding van de zorgvraag
    Deze vindt meestal plaats door de huisarts met een concrete vraag, bijvoorbeeld: graag tweemaal daags blaaskatheter legen. Wijkverpleegkundigen zijn meestal in dienst van een VVT-aanbieder. Die zijn op hun beurt weer gecontracteerd door een zorgverzekeraar. Indien huisartsen te maken hebben met tien zorgverzekeraars, lopen zij kans te struikelen. Zij moeten dan aanmeldadressen hebben van wijkverpleegkundigen voor tien verschillende zorgverzekeraars. Dat is een heel gedoe en men kent elkaar niet meer persoonlijk. Een ander struikelpunt is dat wijkbewoners niet weten hoe zij zich rechtstreeks tot een wijkverpleegkundige kunnen richten met een zorgvraag.
  2. De behoefte-inventarisatie bij de cliënt
    Na de aanmelding door de huisarts ontbreekt soms de behoefte-inventarisatie van de wijkverpleegkundige bij de patiënt. Die gaat dan lijken op een apotheker die het voorgeschreven medicijn gewoon aflevert. Een struikelpunt is dan dat essentiële wijkverpleegkundige behoeften dan niet worden geïnventariseerd. Bijvoorbeeld, is de draagkracht van de mantelzorgers op orde bij de betreffende patiënt? Moet het sociale wijkteam erop worden geattendeerd dat hier sprake is van bijvoorbeeld eenzaamheid en zelfverwaarlozing?
  3. Het besluit om zorg in te zetten
    De wijkverpleegkundige indiceert zelf en is niet afhankelijk van een backoffice dat de beslissing tot zorginzet moet bekrachtigen. Dat is uitstekend. Hiermee heeft zij een positie die vergelijkbaar is met die van een huisarts: die beslist zelfstandig over toediening van medicatie en over doorverwijzing. De positie is onvergelijkbaar met die van het sociale team. Bij jeugdteams en WMO-teams is meestal sprake van een backoffice op het stadhuis, dat beslist of zorg en begeleiding worden ingezet. Struikelblok kan zijn dat bij complexe patiënten het WMO-team en het wijkverpleegkundig-team geen samenhangend zorg/leefplan opstelt. Als ook (praktijkondersteuners van) huisartsen dan hun eigen beslissingen nemen, is de chaos compleet.
  4. De zorgevaluatie
    Stel, dat de zorginzet van het twee maal daags legen van de blaaskatheter van start is gegaan. Dan zou na enkele weken of dagen die inzet onderwerp van evaluatie moeten zijn van wijkverpleegkundige en huisarts. Bijvoorbeeld over de vraag of de patiënt nu beter slaapt, omdat ze niet meer iedere twee uur na de wc moet. Dat overleg komt niet tot stand als dat met tien verschillende wijkverpleegkundigen moet gebeuren. Dit is ook een mogelijk struikelblok.
  5. Het besluit om de zorg aan te passen
    Meestal is een zorginzet niet het begin van een zorgtraject maar een tussenstation. Waarschijnlijk was de genoemde patiënt met katheter al in de zorg. Te verwachten is dat patiënten geen constante zorgbehoeften hebben. Soms worden die groter soms worden die kleiner. Een struikelblok ontstaat als er geen geldigheidsduur is afgesproken voor de zorginzet en evenmin voor het overleg dat nodig is om de zorginzet te verruimen of te reduceren.
Samenwerken

Deze vijf stappen van toegang tot de wijkverpleegkundige zorg zijn zonder te struikelen te doen, indien een wijkverpleegkundige samenwerkt met specifieke huisartsen over meerdere patiënten tegelijk (1), tijd heeft om zelf een brede zorginventarisatie te doen (2) en (3) met een specifiek buurtteam samenwerkt voor verschillende cliënten tegelijk.

Contact

Graag komt ondergetekende in contact met wijkverpleegkundigen voor wie deze drie punten gedeeltelijk, grotendeels of volledig opgaan. De reden daarvoor is, dat ik een congres voorbereid over samenwerking tussen eerste lijn en sociale team. Dat vindt plaats op 29 september te Utrecht. Kortom, werk jij als wijkverpleegkundige goed samen met én specifieke huisartsen én een specifiek wijkteam? Ken jij wijkverpleegkundigen voor wie de drie punten opgaan? Wil je dan een mail sturen naar ondergetekende op mail@guusschrijvers.nl?

Martin van Rijn opent pgb-congres op 30 maart in Utrecht

Nieuwe ronde, nieuwe kansen. Dat is de ondertitel van het nationale, breed georiënteerde congres over het persoonsgebonden budget. Het vindt plaats in Utrecht op 30 maart 2017. Dezer dagen berichtte staatssecretaris Martin van Rijn aan congresorganisator Aline Molenaar dat hij bereid is het congres te openen. Laatstgenoemde is directeur van Per Saldo, de vereniging van pgb-houders. Zij en haar medewerkers organiseren samen met ondergetekende en zijn collega’s dit congres.

Tips

In de komende periode overleggen wij met Van Rijn en VWS-medewerkers over de lengte van de openingsspeech en de te behandelen thema’s. Wij hopen dat Martin terugblikt over de afgelopen vier jaar en tips heeft voor het toekomstige pgb-beleid. Naast de bijdrage van de staatssecretaris zullen tal van actuele onderwerpen rond het pgb en innovatieve voorbeelden en voorstellen uit binnen- en buitenland die dag de revue passeren. Er zijn (korte) voordrachten, workshops en flitspresentaties met veel gelegenheid om te participeren en vragen te stellen.

Verbinding

Mede door zijn komst heeft het congres betekenis voor iedereen die een pgb ontvangt of toewijst. Op het congres zoeken wij verbinding tussen pgb’s en rugzakjes toegewezen door gemeenten (Wmo en Jeugdwet), zorgkantoren (Wet Langdurige Zorg) en zorgverzekeraars (Zorgverzekeringswet). Ontvang je van een van deze instanties een pgb? Wil je invloed uitoefenen op hun beleid met goede voorstellen voor de toekomst? Schrijf je dan in voor dit congres.

Werkprocessen

Werk je bij een van de genoemde instanties? Vind je het lastig om kwaliteit-van-zorg garanderende, doelmatige, snelle en frauderesistente werkprocessen te ontwikkelen voor het toewijzen van een pgb? Kom dan naar dit congres, leer van experts en wissel ervaringen uit met collega’s. Het volledige programma tref je hier aan.

Meldkamer ambulancezorg toe aan vernieuwing

17 januari viel in Amsterdam de stroom uit. Velen belden met hun mobiel naar 112. Al die mobiele telefoontjes kwamen binnen bij de landelijke meldkamer voor politie, ambulance en brandweer in Driebergen. Deze meldkamer raakte overbelast en werd onbereikbaar. Een oude Amsterdamse vrouw overleed, omdat waarschijnlijk hierdoor een ambulance uitbleef. Familie wendde zich ten einde raad tot een huisarts, maar toen was het al te laat. Wat kunnen we doen om dit een volgende keer te voorkomen?

Uit de stroomuitval en dit overlijden zijn drie lessen te trekken:

  1. Een overloop naar een andere centrale moet mogelijk worden.
    In de regio Londen wonen ongeveer 10 miljoen inwoners. Het gebied kent twee meldkamers: een op de zuidoever en een op de noordoever van de Thames. Als een van beide centrales uitvalt, neemt de andere automatisch de meldingen over. Dit heet de overloopfunctie. Uitvallen kan gebeuren vanwege een terroristische aanslag, verschrikkelijke weersomstandigheden waardoor zendmasten omvallen en door stroomuitval zoals in Amsterdam. Overwogen is – zo leerde ik tijdens een studiebezoek- om geheel Londen te voorzien van één meldkamer. Dat is niet gebeurd vanwege de nu bestaande overloop mogelijkheid.De Driebergse meldkamer heeft geen overloopmogelijkheid. Die is technisch eenvoudig te organiseren. Er bestaan namelijk tal van regionale meldkamers die het werk van Driebergen zouden kunnen overnemen bij een calamiteit als een stroomuitval. Van belang is, dat er tenminste een maal per jaar hiermee wordt geoefend via een calamiteitenoefening. Bij de terroristische aanslag in Brussel was er wel een overloopfunctie. Die kwam toen goed van pas. Laten we in Nederland proberen zo snel mogelijk deze overloop te realiseren.
  2. Vaste en mobiele telefoontjes moeten binnen één meldkamer binnenkomen.
    Stel dat er een ongeluk met weinig gewonden plaatsvindt ergens op een druk kruispunt. Vele automobilisten, voetgangers en fietsers zijn getuige. Een groot aantal gaat 112 bellen. De meldkamerprofessional –zo iemand heet centralist- moet dan inschatten of er sprake is van een licht ongeval met veel omstanders of van een ernstig ongeval met veel slachtoffers. Om die inschatting te kunnen maken is van belang dat de telefoontjes van vaste toestellen in dezelfde meldkamer binnenkomen als de mobiele telefoontjes. Dat is nu niet het geval. In Driebergen komen de mobiele telefoontjes binnen en in bijvoorbeeld Drachten de belletjes van vaste toestellen uit Drachten en omgeving.Dit model is verouderd. Dat is technisch eenvoudig te verhelpen door zendmastherkenning. Een mobiel telefoontje uit Drachten wordt dan via de zendmast herkend en wordt onmiddellijk verbonden naar de meldkamer aldaar.
  3. Er moet een crisisplan komen voor elke patiënt met een hoog calamiteitenrisico.
    Tegenwoordig verblijven veel patiënt met een hoog overlijdensrisico thuis. Er bestaan drie risico’s: 1. Patiënten zelf worden plotseling onwel of krijgen bijvoorbeeld een paniekaanval en acuut ingrijpen is noodzakelijk. 2. Het apparaat waarmee patiënten bijvoorbeeld worden beademd, valt uit door stroomstoring of een mankement en 3. De mantelzorger die de ernstige zieke patiënt begeleidt, valt uit en is bijvoorbeeld niet in staat een haperende infuuspomp te resetten.
    Sinds jaar en dag bepleiten de patiëntenbeweging en experts op spoedzorgcongressen voor een crisisplan per individuele patiënt met een verhoogd overlijdensrisico vanwege de aandoening, de ondersteunende apparatuur en de belasting van de mantelzorger. Was er een crisisplan voor die overleden Amsterdamse vrouw en haar familie? Had dat haar kans op overlijden verkleind?
Wat vind jij?

Graag ontvang ik reacties op mijn drie voorstellen. Deze heb ik ook al ingebracht op 17 januari via het NOS journaal en op Radio 1. Tot nu toe was er weinig response. Zijn dit ivoren toren voorstellen? Of moeten we snel maatregelen nemen om meer slachtoffers te voorkomen?

Alle specialisten in loondienst over twaalf jaar

Vijf politieke partijen spreken zich (met verschillende verwachtingen) uit voor een dienstverband voor alle medisch specialisten. Een hele overgang, die je geleidelijk zou moeten invoeren en die -onder bepaalde voorwaarden- voordelen kan opleveren voor zowel zittende- als nieuwe medisch specialisten.

Van de negen thans zittende grotere politieke partijen spreken vijf (PvdA, D66, SP, GroenLinks en ChristenUnie) zich uit voor een dienstverband van specialisten bij de raad van bestuur (rvb) van hun ziekenhuis. Er ontstaat dan een instelling zoals het ziekenhuis Bernhoven te Uden. Daar werken alle specialisten sinds maart 2015 in dienstverband. Twee daarvan maken deel uit van het directiecomité, naast een algemene directeur en directeuren financiën, HR en ICT.

Verschillen

De PvdA hoopt met zo’n dienstverband de prikkel tot het aanbieden van overbodige zorg weg te nemen. D66 verwacht dat de rvb’s hierdoor sneller kunnen beslissen over bijvoorbeeld samenwerking met andere instellingen. Voor GroenLinks en de ChristenUnie is zo’n dienstverband een middel om specialisten onder de Wet normering topinkomens te brengen. De andere vier partijen (CDA, VVD, PVV en 50PLUS) besteden geen aandacht aan het dienstverband.

Ik merk op dat het CDA-programma helemaal niets over ziekenhuizen en specialisten zegt. Alsof Nederland gezond blijft met alleen eerste lijn en mantelzorg. De VVD zwijgt eveneens over het dienstverband. Wel stimuleert haar minister Edith Schippers de overgang naar loondienst door voor elke specialist die hiertoe overgaat 100.000 euro beschikbaar te stellen.

Argumenten tegen

Er bestaan, volgens mij, twee argumenten tegen een overgang van specialisten naar een dienstverband in vier jaar tijd, de periode waarover de verkiezingsprogramma’s gaan. Ten eerste kan zo’n overgang dan alleen via onteigening van maatschappen, bv’s en andere rechtspersonen die specialisten hebben gevormd. Dat wordt een dure ingreep. Over 2014 bedroeg de winst van zelfstandig gevestigde specialisten 1,1 miljard. Het eigen vermogen in hun rechtspersonen is als vuistregel minstens zo groot. Welnu, Nederland zit niet te wachten op zo’n extra uitgave in de komende vier jaar. Dan liever extra geld voor langdurige zorg of dure medicatie.

Maatschappelijke onrust

Het tweede argument is de ervaring van een snelle overgang in het Zweden van 1970. Alle specialisten gingen op 1 januari van dat jaar over naar een dienstverband met behoud van een hoog inkomen: nivelleren was niet het doel van deze transitie. In de eerste jaren na 1970 gingen specialisten zich en masse houden aan de nieuwe gunstige arbeidsvoorwaarden voor werktijden, vakantiedagen en recht op nascholing. Dit leidde tot grote maatschappelijke onrust en lange wachttijden. Uiteindelijk zijn alle Zweedse specialisten in loondienst gebleven, maar het scheelde niet veel of de gehele overgang was teruggedraaid.

Geleidelijk

Vanwege deze twee argumenten is het beter om voor de overgang naar dienstverband drie regeerperioden oftewel twaalf jaar uit te trekken. Hoe ziet zo’n geleidelijke overgang eruit? Eerst wat CBS-feiten, voordat ik deze vraag beantwoord.

Balkenende norm

Eind 2014 telde Nederland 19.500 werkzame specialisten. Hiervan werkte 43 procent in loondienst in academische- en andere ziekenhuizen alsmede in instellingen voor geestelijke gezondheidszorg. In een maatschap of eigen bedrijf werkte 42 procent. Vijftien procent werkte deels voor eigen rekening én als werknemer. In Nederland bestaat dus ervaring met specialisten in dienstverband: er is bij deze overgang geen sprake van een innovatie. De gemiddelde winst van specialisten die voor eigen rekening werken, bedroeg in 2014 194.900 euro. Hiervan zijn praktijkkosten afgetrokken, maar nog niet de premies voor arbeidsongeschiktheid, inkomensderving en vervanging wegens ziekte. De Balkenende norm bedraagt 178.000 euro voor het jaar 2016. Het verschil tussen deze norm en de gemiddelde winst van een specialist is niet zo groot. Daarvoor een grote transitie organiseren naar loondienst is schieten met een kanon op een mug.

Specifieke groepen

Beter is het om de inkomens van enkele groepen aan te pakken die boven de gemiddelde winst uitsteken. Het CBS noemt als voorbeelden anesthesisten, chirurgen, mdl-artsen en orthopeden. Maar dat kan (zonder een dienstverband te introduceren) via verlaging van dbc-tarieven.

Goede voorwaarden

Van de specialisten werken thans 11.100 volledig of gedeeltelijk voor eigen rekening (57 procent van 19.500). Dat betekent dat er gedurende twaalf jaar jaarlijks circa 900 specialisten verleid moeten worden om tot een dienstverband over te gaan. Dat kan door elke nieuwe, pas afgestudeerde specialist een dienstverband aan te bieden dat een redelijk inkomen en goede werktijden garandeert, met dienende en antiautoritaire bazen en goede digitale ondersteuning tijdens het poliklinisch spreekuur. Volgens mij wil de nieuwe generatie van specialisten deze vier dingen graag.

Reeds zittende specialisten zijn te verleiden tot een dienstverband, indien zorgverzekeraars hen een gunstige business case aanbieden, waarin zowel de kosten van het dienstverband als de te verwachten reductie van overbodige zorg wordt meegenomen.

Voordelen

Om de vorderingen van de twaalfjarige overgang bij te houden zou jaarlijks een meting van werkdruk onder specialisten moeten plaatsvinden. Ik verwacht gunstige uitkomsten bij specialisten in dienstverband die tegen een lager inkomen kortere werkdagen maken en minder overbodige productie draaien. Die uitkomsten werken dan als een stimulans voor anderen die dan nog aarzelen om de overstap te maken.

Dit is (in iets gewijzigde vorm) de vierde aflevering van een serie in Zorgvisie over verkiezingsprogramma’s van de grotere, thans zittende politieke partijen. Eerdere columns gingen over overeenkomsten tussen de programma’sconcurrentie tussen zorgverzekeraars en het eigen risico in de Zorgverzekeringswet.

Woonstudenten veraangenamen leven ouderen in zorgcentrum

In Deventer staat het woon- en zorgcentrum Humanitas. Er wonen zo’n 190 ouderen. Sinds twee jaar wonen er zes studenten in het centrum. Zij hoeven hiervoor niets te betalen. Als tegenprestatie verwacht de leiding van het huis dat de studenten zich gedragen als een goede buur: behulpzaam zijn en bereid tot een praatje, maar verder ook een eigen leven leidend.

Samenleven

De bewoners van het woon- en zorgcentrum hebben een Zorgzwaartepakket van ZZP-4 of hoger. Dat zijn mensen die vroeger met moeite in een verzorgingshuis verbleven en meestal in een verpleeghuis woonden. De leiding van centrum bestaat uit Gea Sijpkes (bestuurder van het centrum) en Dirk Metselaar (manager onroerend goed en voorzieningen). Bij het uitwerken van het woonstudenten-idee lieten zij zich leiden door gedachten die binnen het Humanistisch Verbond leven en door sociaal wetenschappelijke theorieën over samenleven in een wijk.

Eigen invulling

De studenten wonen verspreid over het huis en niet op een kluitje bij elkaar. Ze hebben geen precieze omschrijving van te leveren tegenprestaties laat staan afvinklijstjes over uitgevoerde activiteiten. Dirk en Gea lieten hen zelf hun rol als goede buur uitvinden. Begin 2017 is de invulling grosso modo als volgt:

  • Alle studenten helpen bij het gebruik van mobiele telefoons, iPads en laptops. Soms houdt dat het intoetsen van teksten of het indrukken van buttons in, als de kleine motoriek van de bewoner dat niet meer toestaat. Vaak betreft het ook het resetten van een programma als er een verkeerde toets is ingetoetst. Na een paar maanden wisten veel bewoners de weg naar hun handige jonge buren te vinden.
  • Eens per week zijn de studenten bij toerbeurt gastheer of -vrouw bij de avondmaaltijd. Dat is een broodmaaltijd, die klaar gezet wordt door betaalde medewerkers van het centrum. De student maakt een praatje, helpt met het openmaken van een verpakking, loopt rond en geeft aandacht. Kortom, ze dragen bij aan gezelligheid en brengen gesprekken op gang.
  • Een van de studenten is in de tuin van het centrum een sla-kwekerij begonnen. Hij heeft via persoonlijke relaties een verouderde zeecontainer op de kop getikt. Daarin kweekt hij nu sla, als milieuvriendelijk project voor zijn eigen HBO-opleiding. Het hele woon- en zorgcentrum neemt nu verse sla af bij hem. Overdag maken bewoners een wandeling naar de container en genieten van het enthousiasme van de jongen. Een film over de woonstudenten tref je hier aan.
Geen zorgverleners

Op maandag 16 januari sprak ik de leiding van het Centrum. Gea en Dirk benadrukten dat zij bewust geen verpleegkundige of (para)medische studenten hebben uitgenodigd om in het huis te komen wonen. De woonstudenten zijn er niet om zorg te verlenen en het is geen stageplaats voor aanstaande zorgverleners. Beiden waardeerden de woonstudenten om de reuring die zij veroorzaken bij de bewoners. Er wordt volop gepraat over hen. Er wordt gesproken over hun vorderingen in hun studie, hun vriendschappen en hun relaties. Er valt dus tegenwoordig heel wat te beleven in centrum Humanitas.

Andere activiteiten

Naast de woonstudenten ontwikkelt de leiding ook andere activiteiten om de wereld naar binnen te halen. Zo is er een treinclub opgericht. Die laat miniatuurtreintjes rijden over een groot emplacement dat in het zorgcentrum staat opgebouwd. Op woensdagmiddag komen vaders en zoontjes ermee spelen. Bewoners komen aanschuifelen en genieten mee. Het centrum ontfermt zich overdag ook over enkele personen met verstandelijke beperkingen die begeleid wonen in flats achter het centrum. Hen spreekt de prikkelarme rust van het centrum aan. Zij voeren, als zij daartoe in staat zijn, eenvoudige taakjes uit.

Goed leven

Op 16 januari hield ik een nieuwjaarstoespraak voor medewerkers, raad van toezicht en externe relaties van Zorgcentrum Humanitas. Ik plaatste het belang van woonstudenten in een zorgcentrum in een theoretisch kader. Daarbij gebruikt ik de omschrijving van een goed leven uit het boek van de Engelse filosofen Robert en Edward Kidelsky. Zij  onderscheiden zeven basisbehoeften voor de mens: gezondheid, geborgenheid, respect, persoonlijkheid, harmonie met de natuur, vriendschap en vrije tijd. Het is de opdracht voor leidinggevenden in zorgcentra bewoners niet te zien als objecten van zorg, zoals planten en huisdieren dat vaak zijn. Het zijn partners en buren met meer behoeften dan alleen zorg voor de gezondheid. Mijn PowerPoint-presentatie tref je hier aan.

Masterclass

Op 23 maart start ik samen met Wim Schellekens een elfdaagse Masterclass waar ook de ouderenzorg aan bod komt. Meer informatie over deze Masterclass tref je hier aan.

 

 

 

Moeten Facebook groepen van patiëntenverenigingen open zijn?

Spierziekten Nederland komt als vereniging al vijftig jaar op voor de belangen van patiënten en verspreidt veel kennis over de honderden verschillende spierziekten zoals ALS en polio. De vereniging organiseert niet alleen ontmoetingen tussen haar leden, maar heeft ook een drukbezochte website en een groot aantal Facebook groepen. Moeten niet-leden zich ook aan kunnen melden voor deze groepen?

Groot succes

Spierziekten Nederland heeft zo’n 9.000 leden. Dat is ongeveer een kwart van alle Nederlanders met spierziekten. Haar website wordt jaarlijks wel een miljoen keer aangeklikt. Via die site bereikt zij veel meer mensen dan alleen haar eigen leden. Binnen de vereniging draaien talrijke Facebook groepen rond specifieke aandoeningen. Deelnemers wisselen ervaringen uit, delen kennis over hun aandoening en geven elkaar tips over bijvoorbeeld het innemen van medicatie. Ook troosten groepsleden elkaar als een van hen een terugval heeft. De groepen draaien met groot succes. Ze krijgen steun van medewerkers van Spierziekten Nederland. Die attenderen andere leden op het bestaan ervan en helpen bij het opstarten en doorstarten.

Dilemma

De vraag die nu rijst is: moet Spierziekten Nederland haar Facebook groepen openstellen voor niet-leden? Technisch is dat eenvoudig te regelen. De eigen website is al openbaar en druk bezocht. Het is eenvoudig om op die website bezoekers op te roepen om aan een Facebook groep deel te nemen en daarheen door te linken. Ik aarzel tussen twee antwoorden. Het eerste is het meest sympathieke: ja, gooi Facebook groepen open en probeer zo veel mogelijk mensen met spierziekten te bereiken. Dat is je doel. Je doel is niet zo veel mogelijk leden te werven. Het tweede antwoord is: schiet niet in je eigen voet. Als je die groepen openstelt voor niet leden, wie wordt er dan nog lid? Dan vallen inkomsten weg om die website en Facebook groepen te onderhouden.

Jouw mening

Dit dilemma is niet uniek voor Spierziekten Nederland. Veel patiëntenorganisaties hebben via hun website een veel groter bereik dan via hun ledenbijeenkomsten. Mijn vraag aan jou, beste lezer van dit stuk, is: moeten patiëntenorganisaties behalve hun websites ook hun Facebook groepen open stellen voor niet-leden?

Ter toelichting nog het volgende: deze vraag kwam aan de orde tijdens een ledenraadpleging van Spierziekten Nederland in Ede op vrijdag 20 januari. Ondergetekende nam daaraan deel. Ik ben (onbezoldigd) bestuursvoorzitter van deze vereniging. Sinds die tijd spookt deze vraag door mijn hoofd. Ik heb geen duidelijk antwoord. Wie helpt mij? Graag hieronder je mening.

Masterclass leidinggeven aan geïntegreerde zorg start 23 maart

23 maart 2017 start in Utrecht de Masterclass Geïntegreerd Zorgmanagement voor leidinggevenden en (aankomend) bestuurders in de zorg. In de elfde editie van deze masterclass kan jij jouw inzicht, begrip en competenties vergroten in het managen van verandering: kwaliteit van zorg, in- en uitgaande geldstromen, kosten en van digitalisering.

Andere leerdoelen:

  • Je krijgt meer inzicht in actuele zorgonderwerpen die van invloed kunnen zijn op jouw organisatie, zoals: de selectieve contractering door zorgverzekeraars; de nieuwe positie van medisch specialisten in medisch-specialistisch bedrijven; de recente ontwikkeling van eerstelijn naar anderhalve lijn; de grote decentralisaties van de Jeugdwet, de Wmo en de Wet Langdurige zorg.
  • Je kunt afgewogen keuzes maken binnen je eigen organisatie bij de aanpak van actuele zorgthema’s. Daarnaast kun je beter anticiperen op toekomstige vraagstukken.
  • Je kunt een integraal jaarplan opstellen en weet hoe er verantwoord kan worden bezuinigd met behoud/verbetering van kwaliteit en veiligheid.
Focus

Deze masterclass heet ‘Geïntegreerd Zorgmanagement’. Het is hierbij de bedoeling om vanuit een goed opgebouwd strategisch beleid zes beleidscomponenten te integreren: het maken van werkafspraken en zorgpaden tussen verschillende professionals; het omgaan met patiënten als partners; het borgen van de kwaliteit van zorg; het digitaliseren van de zorgverlening; de betaling van de zorg en de governance en dienend leiderschap om deze vijf componenten bijeen te houden. Daarnaast slaat het woord Geïntegreerd op multidisciplinaire samenwerking, samenwerking met welzijnsteams, ketenzorg en anderhalfde lijnszorg. Deze masterclass is uitermate geschikt voor (aankomende) leidinggevenden die naast de zes genoemde componenten te maken hebben met integratievraagstukken met externe partijen.

Werkvorm

De masterclass bestaat uit een mix van (interactieve) kennisoverdracht, praktijkvoorbeelden, eigen inbreng van de deelnemers en discussie. De praktische toepasbaarheid staat centraal. In het eerste college wordt (na een uitgebreide kennismaking) verteld wat de rode draad is van de elf bijeenkomsten. Hoofddocenten Guus Schrijvers en Wim Schellekens zorgen dat de colleges en de daarin behandelde theorie goed op elkaar aansluiten.

Actualiteit

Ieder college start met een actueel onderwerp. Deze casus is bedoeld om de bestaande kennis over het te behandelen thema te mobiliseren. De casus zijn afkomstig uit de massamedia, vakpers of uit de rijke adviespraktijk van de (gast)docent. Als deelnemer kun je ook zelf een casus uit je eigen werksfeer inbrengen.

Meer informatie

De masterclass bestaat uit elf middagbijeenkomsten over actuele vraagstukken uit de gezondheidszorg en duurt tot eind 2017. heb je interesse om deel te nemen? Klik dan hier voor het uitgebreide programma en de inschrijfinformatie. Heb je vragen? Of wil je persoonlijk advies? Neem dan contact met mij op: mail@guusschrijvers.nl, telefoon: 06- 30074477.

PGB-congres 30 maart bespreekt toekomstmogelijkheden

30 maart 2017 organiseren Per Saldo en de Guus Schrijvers Academie in Utrecht een congres voor zorg- en welzijnsprofessionals, beleidsmedewerkers, zorginkopers e.d. over de toekomst van het persoonsgebonden budget (pgb). Tal van actuele onderwerpen en innovatieve voorbeelden en voorstellen rond het pgb in binnen- en buitenland zullen die dag de revue passeren. Het congres bestaat uit korte voordrachten, workshops en flitspresentaties met gelegenheid om te participeren en vragen te stellen. Je kan je vanaf nu inschrijven voor dit congres en gebruik maken van de vroegboekkorting.

Vragen

Tijdens het congres zullen verschillende nationale en internationale sprekers onder meer de volgende vragen beantwoorden:

  • Hoe kunnen we in Nederland zorgen voor een toegankelijk en eenvoudig pgb in alle vier de zorgwetten?
  • Welke lessen kunnen we trekken uit dertig jaar pgb?
  • Vlaanderen heeft een fraudebestendig, eenvoudig geregeld pgb met veel eigen regie voor de pgb-houders. Is dit navolgbaar in Nederland?
  • Is meer preventie en minder recherche een oplossing voor een fraudevrij persoonsgebonden budget?
  • Welke interessante (regionale) innovaties zijn er op het gebied van de persoonsgebonden budgetten?
  • Hoe ga je om met betaling van familieleden en naasten binnen pgb’s?
  • Hoe inventariseer en meet je de zorg- en ondersteuningsbehoeften tijdens een keukentafelgesprek bij een pgb-aanvraag?
Kansen

De datum van 30 maart 2017 is niet zo maar gekozen. Die ligt vlak na de parlementaire verkiezingen op 15 maart. De uitslag daarvan is dan bekend. Politieke partijen zijn dan waarschijnlijk net begonnen met het onderhandelen over de hoofdpunten van het nieuwe beleid. Maar er is nog geen akkoord gesloten over uitbreiding, vereenvoudiging, fraudepreventie en andere aspecten rond het pgb. Er liggen dan dus volop kansen om het pgb anders vorm te geven en nieuw leven in te blazen.

Flitspresentaties gezocht

Via flitspresentaties van vijf minuten krijg je een breed scala aan goede voorbeelden, projecten en initiatieven aangereikt die erop gericht zijn om de kwaliteit en betaalbaarheid van het pgb te verbeteren. Tijdens de pauzes staan deze flitspresentatoren klaar om met in discussie te gaan met de deelnemers en vragen te beantwoorden.

Wij zijn nog op zoek naar een aantal innovators, onderzoekers, zorginkopers of beleidsmedewerkers die een korte (flits)presentatie over hun werk willen houden. Deze presentatie kan gaan over een zorginnovatie, recent onderzoek of project op het gebied van pgb’s. Wij maken vooraf een selectie van de inzendingen. Je beantwoordt als spreker drie vragen over je werk, onderzoek of project: Wat gaat goed? Wat kan beter? En wat is nieuw? Heb je interesse om tijdens het congres een flitspresentatie te houden? Stuur dan, liefst voor 31 januari 2017, een mail met een korte omschrijving/motivatie naar Marcel Stam.

Aanmelden

Het pgb-congres op 30 maart 2017 vindt plaats in het CineMec Congrescentrum in Utrecht. Wil je meer informatie of wil je je (met vroegboekkorting) inschrijven voor het congres? Bekijk dan de uitgebreide brochure op de informatiepagina en vul daar het inschrijfformulier in.

 

 

Gezondheids-apps scoren vaak slecht

Een gezondheids-app heeft negen eigenschappen. Als zij daarop hoog scoren, geven zij betrouwbare informatie over aandoeningen en hoe je daarmee om kunt gaan. Dan kunnen artsen en andere professionals deze aan hun patiënten aanraden. En dan kan je de kosten ervan opnemen in de Zorgverzekeringswet. Maar zelfs goed aangeschreven apps scoren laag op deze negen eigenschappen. Dit blijkt uit recent onderzoek in Health Affairs.

De negen eigenschappen van een gezondheids-app zijn in telegramstijl:

  1. Een omschrijving voor welke groep patiënten de app precies is bedoeld.
  2. De functionaliteiten van de app: alleen educatie? Ook ondersteuning van gedragsverandering met behulp van virtuele beloningen? Toegang tot een digitaal patiëntenplatform om ervaringen uit te wisselen?
  3. Mogelijkheid voor gebruikers om de app te beoordelen. Meestal gebeurt dit met een vijf sterren rating.
  4. Medisch toegevoegde waarde: zou een arts de app aanbevelen aan een vriend of collega?
  5. Gebruiksvriendelijkheid van de app, bijvoorbeeld de vertaling in lekentaal van medisch jargon.
  6. Het waarschuwen van dreigend gevaar bij specifieke informatie van de gebruiker. Bijvoorbeeld als een patiënt met diabetes zeer lage glucosewaarden invult, reageert de app dan met juiste, urgente adviezen?
  7. De aanwezigheid van een privacy verklaring, die aangeeft wat de website doet met de verzamelde data van gebruikers.
  8. De aanwezigheid van de mogelijkheid om de data via een beveiligde verbinding te delen met bijvoorbeeld de eigen huisarts.
  9. De kosten van gebruik van de app: betaling voor het downloaden, jaarlijks abonnement, aankopen van aanvullende software binnen de app?
Onderzoek

Een onderzoeksgroep uit Boston, gelieerd aan de Harvard Medical School, gebruikte deze negen eigenschappen om de kwaliteit van gezondheidsapp te beoordelen. Zij publiceerden daarover in december 2016 in het vooraanstaande Amerikaanse tijdschrift Health Affairs¹.

Opzet

Hoe zit hun onderzoek in elkaar? Zij verzamelden apps met reeds hoge waardering van experts, vakbladen, patiëntenorganisaties of medische beroepsverenigingen. Ze waren alleen geïnteresseerd in apps voor patiëntengroepen met ernstige aandoeningen en een hoge zorgconsumptie. Hun zoektocht leverde uiteindelijk 137 apps op: over diabetes (25), hypertensie (24), obesitas (19), depressie (17), doorgemaakte beroerte (14), tabaks-, alcohol- of drugsverslaving (9) alle aandoeningen tegelijk (11) en overige aandoeningen (18). In een digitale bijlage vermelden zij de namen en scores van de meeste van de apps. De auteurs merken op dat voor veel voorkomende aandoeningen als artritis (4) en kanker (8) weinig, reeds aanbevolen, apps bestaan.

Resultaten

Van de apps zijn 63 verkrijgbaar voor zowel I-phones en I-pads als voor Android-smartphones. De meeste apps waren in staat informatie van de gebruiker vast te leggen en te archiveren. De meesten verschaften informatie en konden reminders en alerts naar de gebruiker zenden. Weinig apps konden adviezen geven op basis van de informatie die de gebruiker gaf. Ook ondersteunden zij zelden gebruikersnetwerken en beloonden zij zelden bereikte gedragsveranderingen met rapportcijfers of complimenten. De gebruikersbeoordeling (eigenschap 3) was totaal anders dan het oordeel over de medische meerwaarde en de gebruiksvriendelijkheid.

Gezondheidsgevaar

Van de 121 apps die informatie van gebruikers konden opslaan, gaven slechts 28 de juiste reactie bij gezondheidsgevaar (eigenschap 6). Van de apps hadden 88 een privacy verklaring zoals omschreven bij eigenschap 7. Over de beveiliging bleek het volgende: 66 apps konden informatie alleen delen via gewone email en 17 via een SMS-bericht. De overige 54 boden een beveiligde optie. Tenslotte, vrijwel alle 137 apps waren in alle opzichten gratis (eigenschap 9).

Lage score

De onderzoekers merken op dat zelfs deze 137, goed aangeschreven, apps laag scoren op de negen genoemde eigenschappen. Aan het einde van hun artikel laten zij James Madara aan het woord. Hij is algemeen directeur van de Amerikaanse artsen organisatie, de American Medical Association. De AMA is vergelijkbaar met de Nederlandse KNMG. Hij constateert dat vele apps hun beloften niet nakomen.

Etikettering

De onderzoekers zijn tegen aanvullende regelgeving zoals geldt voor medische apparatuur en geneesmiddelen. Daar is geen beginnen aan. Wel pleiten zij voor productetikettering zoals bij levensmiddelen, die precies aangeeft wat de eigenschappen zijn van een gezondheids-app. Zij stellen voor de negen eigenschappen van het onderzoek hierbij als uitgangspunt te nemen.

Nederland

Tot zover de bespreking van het artikel. Ik voeg als eigen commentaar hieraan toe, dat het onderzoek goedkoop is uit te voeren. Het is voor herhaling vatbaar, bijvoorbeeld door Nederlandse patiëntenorganisaties of als onderdeel van de jaarlijkse e-health monitor van Nictiz en het NIVEL. Verder, tussen de hierboven onderzochte apps zitten enkele zeer goede. Die zijn eenvoudig te vertalen in het Nederlands, in ons land te gebruiken en door artsen aan te bevelen.

¹ Singh K, K. Drouin, LP Newmark, Many mobile health apps target high needs, high cost populations, but gaps remain, Health Affairs, 35, No 12 (2016): 2310 -2318

Concurrentie tussen zorgverzekeraars werkt niet

Er bestaan vier soorten van marktwerking in de zorg: de concurrentie tussen zorgaanbieders over contracten met zorgverzekeraars; de concurrentie tussen zorgaanbieders over de keuze van de patiënt; het persoonsgebonden budget waarbij de cliënt zelf contracten sluit met zorgaanbieders en de concurrentie tussen zorgverzekeraars over de poliskeuze van verzekerden. Deze laatste vorm van marktwerking willen drie politieke partijen reduceren. Hoe wenselijk is het dat de Tweede Kamer de marktwerking tussen zorgverzekeraars reduceert dan wel afschaft?

Verkiezingsprogramma’s

De PvdA, SP en 50-plus willen de concurrentie tussen zorgverzekeraars over de poliskeuze helemaal afschaffen. GroenLinks, Christen Unie en CDA willen dat gedeeltelijk. VVD, D66 en PVV zeggen hier niets over in hun verkiezingsprogramma. Is het mogelijk de eerste zes partijen op één lijn te krijgen zodat ze bij de kabinetsformatie elkaar op dit punt kunnen versterken? Of, indien hierover bij de formatie geen onderhandelingen plaatsvinden, is een initiatief-wetsvoorstel van de eerste zes partijen op dit punt mogelijk?

Het volledig afschaffen van concurrentie tussen zorgverzekeraars houdt het volgende in:

  1. Het zo inrichten van het vereveningsfonds dat het zorgverzekeraars ervan weerhoudt om vooral gezonde verzekerden te werven.
  2. Uitdunning van het aantal polissen dat wordt aangeboden.
  3. Verzekeringen voor specifieke groepen (collectieven) alleen toestaan als deze de gezondheid bevorderen.
  4. Geen projecten en zorginnovaties georganiseerd per verzekeraar.
  5. Geen uitvraag van kwaliteitsindicatoren door elke individuele zorgverzekeraar.
  6. Geen verbod op samenwerking tussen zorgverzekeraars in een regio door de Autoriteit Consument en Markt of andere toezicht houdende organen.
  7. Geen onderscheid in te betalen nominale premie tussen zorgverzekeraars.
  8. Geen reclame in de massamedia om overstappen naar een andere zorgverzekeraar uit te lokken.
  9. Beleidsvorming meer concentreren bij het Zorg Instituut Nederland waardoor zorgverzekeraars meer het karakter krijgen van uitvoeringsorganen.
  10. Geen opbouw meer van eigen vermogen door zorgverzekeraars als weerstandsfonds bij marktwerking.

Elk van de genoemde zes partijen noemt enkele van deze tien punten in haar programma. Gezamenlijk komen ze uit op de tien opgesomde punten.

Concurrentie baat niet; schaadt wel

In 2006 kwam de Zorgverzekeringswet tot stand. De theorie was toen dat concurrentie tussen zorgverzekeraars de premie verlaagt en de kwaliteit verhoogt. Want daarmee weten zij meer verzekerden aan zich te binden. Deze theorie is niet bevestigd. Immers, na 2006 trad in Nederland geen trendbreuk op in de kostenontwikkeling. Evenmin trad een verandering op in rangordeningen tussen West-Europese landen: Nederland hoorde en hoort nog steeds met haar zorg tot én de beste én de duurste landen.

Moeizame Samenwerking

Kortom, deze marktwerking heeft niet gebaat. Wel geschaad, want burgers raakten door de vele aangeboden polissen het overzicht kwijt. Want zorgaanbieders moesten met elke zorgverzekeraar aparte contracten sluiten en registraties bijhouden. Een recente internationale studie concludeert dat in ons land concurrentie en de noodzaak tot meer samenwerking en integratie op gespannen voet staan. Samenwerking en daarmee samenhangend onderling vertrouwen tussen zorgaanbieders en zorgverzekeraars zijn vereist voor actuele ontwikkelingen, zoals concentratie van complexe zorg in bepaalde ziekenhuizen en substitutie tussen tweede en eerste lijn. Competitie sluit samenwerking niet uit, maar bemoeilijkt die wel.

Agenda

Vanwege deze bevindingen ben ik er voorstander van om concurrentie tussen zorgverzekeraars te beperken en op termijn af te schaffen. Van de genoemde tien punten kan ik op dit moment niet beoordelen welke snel te realiseren zijn en voor welke wetswijzigingen vereisen. Ze vormen wel een agenda voor de onderhandelingen over dit onderwerp na de verkiezingen tussen aanstaande coalitiepartners.

Oproep

Dat geldt ook voor besprekingen tussen de zes genoemde partijen, die over dit onderwerp dan één gemeenschappelijk standpunt kunnen innemen tijdens de nieuwe regeerperiode. Drie partijen met regeerambities, VVD, D66 en PVV, zeggen niets over concurrentie tussen zorgverzekeraars. Het zou de verkiezingscampagnes meer toekomstgericht en inhoudelijker maken en minder persoonsgericht en geframed, indien Edith Schippers, Pia Dijkstra en Geert Wilders in de komende weken melden wat hun partijen van plan zijn op dit punt.

Dit bericht is in iets gewijzigde vorm verschenen in het vakblad Zorgvisie en is onderdeel van een serie columns over de gezondheidszorg-paragraaf in de verkiezingsprogramma’s van negen politieke partijen.