Guus Schrijvers

Welcome to Guus Schrijvers

Over zorgplicht, catastrofes en de toekomst

Door Jeanette Horlings-Koetje, directeur-bestuurder Stichting Samen Zorgen, lid Kerngroep Wonen en Zorg van ActiZ, en Michiel Kooijman, Juridisch beleidsadviseur van ActiZ.

De toekomst is nú , zo heet het actieplan voor het behoud van goede en toegankelijke gezondheidszorg dat de NZa en het Zorginstituut Nederland in november 2020 publiceerden. Ons zorgstelsel kraakt en piept in zijn voegen, en zorgaanbieders, zorgverzekeraars, patiëntenorganisaties en overheden, maar ook alle 17 miljoen Nederlanders moeten volgens de NZa en het Zorginstituut gaan beseffen dat er geen automatisch recht bestaat op álle gewenste zorg.  De urgentie die uit deze call to act spreekt vinden we niet terug in het Rapport Handvatten duiding zorgplicht zorgkantoren dat de NZa in de maand november 2021 publiceerde. Wat wel?

Zwaarwegend

In dit rapport geeft  de NZa aan de zorgkantoren als inkopers van de langdurige zorg  handvatten om uitvoering te geven aan hun zorgplicht die volgens de NZa inhoudt in dat het zorgkantoor al hetgeen doet, om het recht op zorg dat een verzekerde/cliënt toekomt op grond van de Wlz, te effectueren. De zorgplicht van zorgkantoren is in de Wet langdurige zorg verankerd, en door de NZa nader uitgewerkt in het Toezichtkader Zorgplicht 2016 en de Beleidsregel normenkader Wlz-uitvoerder van 2019.  De handvatten borduren hierop voort maar hebben, anders dan het kader en de beleidsregel op zichzelf beschouwd geen juridische betekenis. De NZa wil met de handvatten de zorgkantoren vooral inspireren en een handelingsperspectief bieden. De NZa maakt per thema duidelijk wat zij van zorgkantoren verwachten. De 6 thema’s die zij zelf als zwaarwegend, complex en actueel betitelt zijn: (1) wachtlijsten, (2) discontinuïteit van zorg, (3) complexe casuïstiek, (4) toekomstbestendig zorglandschap (5) catastrofe en (6) kwaliteit van zorg.

Vrijblijvendheid

Waar de Toekomst is nu spreekt van een noodzaak en urgentie om radicaal anders naar het recht op zorg te kijken is deze dringende boodschap nog niet in de Handvatten van de NZa terecht gekomen. Het thema catastrofe is gereserveerd voor natuurgeweld, pandemieën en kernrampen, maar niet voor de situatie waarin er geen verzorgenden en verpleegkundigen beschikbaar meer zijn om noodzakelijke zorg te verlenen. Het thema toekomstbestendig zorglandschap krijgt als enig thema de vrijblijvendheid van een inspanningsverplichting, niet die van een resultaatverplichting. En de aanbevolen activiteiten voor dit thema zijn voor de “langere termijn”. Enfin, de toekomst is straks, volgens deze handvatten.

De handvatten gaan uit van de veronderstelling dat met passen en meten, met tijdig agenderen en goed te overleggen met zorgaanbieders en toezichthouders  de zorgkantoren erin zullen slagen om aan hun wettelijke zorgplicht te voldoen.  De trends vertellen een ander verhaal. Het verhaal van de dubbele vergrijzing is al veel en vaak verteld, maar wordt in de praktijk even veel en vaak vooruitgeschoven. De duizelingwekkende cijfers bij ongewijzigd beleid: Binnen 20 jaar moet de capaciteit aan verpleeghuiszorg  volgens TNO bijna verdubbelen. Datzelfde geldt voor het aantal benodigde zorgverleners in de ouderenzorg: van 350.000 in 2015 naar 700.000 in 2040 (Planbureau voor de leefomgeving).  En dat bij een krimpende beroepsbevolking. Inmiddels staan er al 30.000 mensen op de wachtlijst voor verpleeghuiszorg. Dat betekent dat de zorgplicht al onder druk staat en bij ongewijzigd beleid illusoir zal zijn. De handvatten van de NZa bieden dan geen soelaas meer. Maar wat dan wel?

Moed en vertrouwen

Zorgkantoren moeten werken binnen kaders die niet meer passen bij wat van hen gevraagd wordt. Een voorbeeld: al jaren kloppen de ramingen niet die het ministerie van VWS gebruikt voor het vaststellen van het macrokader langdurige zorg en moet er tussentijds geld bij. Niet omdat zorgorganisaties zoveel duurder zijn gaan werken maar omdat er voor cliënten voor Wlz-zorg worden geïndiceerd Zonder juiste ramingen kunnen zorgkantoren niet tijdig de juiste afspraken maken over de zorg die nodig is. Het ontbreekt de zorgkantoren – en daarmee ook zorgorganisaties – aan een financieel meerjarenperspectief.  Daarvoor is VWS aan zet. Zorgorganisaties willen graag die meerjarige financiële afspraken, zodat ingespeeld kan worden op de veranderingen die nodig zijn om de zorg voor ouderen toekomstbestendig te maken: voor de inzet van innovaties, (arbeidsbesparende) technologie en het niet alleen inzetten van verpleegkundigen en verzorgenden, maar ook van medewerkers zonder zorgachtergrond.  Dat vraagt durf en vertrouwen van de zorgkantoren.

Salland United

Het zorgkantoor kan daarnaast het voortouw nemen bij het  versterken van regionale samenwerking over de domeinen heen, het bieden van domeinoverstijgende financiering en voldoende experimenteerruimte. De verschillen in wet- en regelgeving en de economische prikkels om verantwoordelijkheden in de zorg voor ouderen over te laten nemen door andere stelsels komen een samenhangende cliëntgerichte benadering niet ten goede. Daarbij past ook het investeren in gezonde leef- en woonomgevingen en een goed voorzieningenniveau, maar ook in signalering, ondersteuning en zorg in de thuissituatie.  Goede voorbeelden van zo’n regionale aanpak zijn er al. Bijvoorbeeld in Deventer en omstreken waar zorgkantoor, zorgverzekeraar, gemeente en zorgorganisaties onder de vlag van Salland United  de samenhang van de regio organiseert , gericht op het promoten van gezond gedrag en  uitgaat  van positieve gezondheid. Zij stimuleert de persoonsgerichte en geïntegreerde aanpak van medische zorg, ondersteuning, welzijn en wonen stimuleert. In Salland is de toekomst al lang begonnen.

Tot slot

We staan in de ouderenzorg voor radicale keuzes. Voor kleine stapjes vooruit hebben we geen tijd meer. De toekomst is nu. Nu de handvatten voor een duurzame ouderenzorg  nog.  

Mantelzorg ontbreekt in de Wlz: dat kan anders

Door Guus Schrijvers

Eind oktober stuurde VWS-Minister Van Ark naar de Tweede Kamer een evaluatie  van de CIZ-indicatiestelling.  Deze heeft meerwaarde. Twee punten kunnen anders: het meewegen van mantelzorg bij de indicatiestelling voor de Wet langdurige zorg (Wlz) én het niet meer afgeven van zorgzwaartepakketten (ZZP’s) maar van indicaties op maat. Gezondheidseconoom Guus Schrijvers bespreekt hieronder de evaluatie en de voorzichtige voorstellen tot verandering.

Maatschappelijke Kosten Baten Analyse 

 De waarde van onafhankelijke indicatiestelling in de Wlz, dat is de titel van de recente evaluatiestudie die het adviesbureau AEF uitbracht aan het Ministerie van VWS.  De publicatie telt 63 pagina’s verdeeld over zes hoofdstukken en drie bijlagen. Na twee inleidende hoofdstukken met aanleiding en probleemstelling introduceert AEF in hoofdstukken 3 en 4 haar evaluatiemethode: de Maatschappelijke Kosten Baten Analyse (MKBA). Deze vergelijkt een nuloptie met een alternatief. Als nuloptie fungeert de centrale, onafhankelijke indicatiestelling en als alternatieve optie  de indicatiestelling door decentrale zorgaanbieders. In hoofdstukken 5 en 6 presenteert AEF haar uitkomsten waarvan de drie bijlagen de berekeningen bevatten.  De lezers die niet bekend zijn met de MKBA raad ik aan de heldere uiteenzetting daarover in hoofdstukken 3 en 4 te lezen. Hieronder komen alleen de probleemstelling en de uitkomsten aan bod.

Acht vormen van meerwaarde 

De hoofdvraag van de evaluatie is: Wat is de maatschappelijke meerwaarde van een onafhankelijke (en centrale) indicatiestelling voor de Wlz, ten opzichte van een situatie waarin zorgaanbieders deze verantwoordelijkheid hebben? Deelvragen zijn 1. Waaruit bestaat de maatschappelijke meerwaarde? 2. Wat is de omvang in euro’s van de maatschappelijke meerwaarde? 3. Hoe is de meerwaarde mogelijk nog te vergroten ten opzichte van de huidige situatie?

De AEF-onderzoekers  benoemen acht vormen van meerwaarden van de bestaande CIZ-indicatiestelling ten opzichte van de alternatieve optie: 1. Minder onterechte toegang tot de Wlz; 2. minder verkeerd geïndiceerde zorgprofielen; 3. minder crisisopnamen door kort wachten op een indicatie; 4. meer eigen bijdragen van cliënten door gepaste indicatiestelling; 5. meer keuzevrijheid in de leveringsvorm; 6. efficiency winst bij het verzamelen van landelijke informatie; 7. minder indicatieadviseurs nodig door schaalvoordelen; 8. meer handen aan het bed, want zorgverleners hoeven niet te indiceren.   

Meerwaarde van 163 miljoen euro per jaar

Van elke meerwaarde toetsen de AWEF onderzoekers (op basis van door derden verricht veldonderzoek), of deze inderdaad bestaat  en wat de omvang is. Ik geef een voorbeeld van de auteurs voor de eerste twee meerwaarden. In 2017 en de eerste helft van 2018 vond het Experiment Regelarme Instellingen (Erai) plaats als onderdeel van het VWS programma Waardigheid en Trots. Gedurende dit experiment brachten zorgaanbieders 2615 indicatie-adviezen uit die zij daarna voorlegden aan het CIZ.  Hiervan beoordeelde het CIZ 2347 (gelijk aan 90 procent) als correct. Bij 59 adviezen (2 procent) verleenden zorgaanbieders onterecht toegang tot de Wlz en bij de overige 209 adviezen (8 procent) indiceerden zij  een verkeerd zorgprofiel. Door de uitkomsten van deze steekproef te extrapoleren naar de ca. 300.000 afgegeven indicaties per jaar en te vermenigvuldigen met de gemiddelde waarde in euro’s per indicatie berekenen zij een meerwaarde van 107 miljoen euro. Op vergelijkbare manieren bepaalden de onderzoekers de financiële invulling van andere vormen van meerwaarden. In totaal levert de MKBA, op deze manier berekend, 163 miljoen euro per jaar aan meerwaarde op. Om te voorkomen dat dit getal een eigen leven gaat leiden,  bieden de onderzoekers in hoofdstukken 5 en 6 andere vooronderstellingen aan, die evenwel volgens hen minder waarschijnlijk zijn.  Ik ben het eens met hun berekenwijze, maar vind de aangegeven mechanismen achter elke soort meerwaarde interessanter dan het precieze bedrag ervan.

Maatwerkprofielen leiden tot lagere kosten van de Wlz

Bij de huidige CIZ-indicatiestelling stelt de indicatiesteller het benodigde zorgprofiel vast op basis van de problematiek van de persoon in kwestie. Het Rijk heeft deze zorgprofielen vastgesteld. In totaal bestaan er veertig. Daarin brengt het CIZ jaarlijks die 300.000 personen onder. Zij vertonen een grote onderlinge diversiteit in problematiek, behoeften en omstandigheden. Deze diversiteit is volgens de AEF onderzoekers niet te vangen in de genoemde veertig  zorgprofielen.  Wanneer al op het niveau van de indicatiestelling de profielen meer op maat gesneden kunnen worden, leidt dit tot meer passende zorg maar ook tot meer doelmatige zorg. Dit maatwerk biedt ruimte om aan deze individuele indicatiestelling een voucher te verbinden waarmee cliënten kunnen winkelen bij verpleeg- en verzorgingshuizen. Hierover schreef ik al eerder in deze Nieuwsbrief.

Mantelzorg meewegen bij de indicatiestelling

Momenteel neemt de CIZ-adviseur slechts de cliënt en diens zorgvraag mee bij de indicatiestelling voor de Wlz. Dit is anders dan bij bijvoorbeeld de Wmo, waarin ook de mantelzorger van de persoon in kwestie een plek krijgt bij het bepalen van wat nodig is. De Wlz kent thans verschillende leveringsvormen  waarbij de cliënt thuis blijft wonen. Ik noem volledig pakket thuis (vpt), een modulair pakket thuis (mpt) of om de zorg zelf te regelen met een persoonsgebonden budget (pgb). Het is goed denkbaar dat bij het breed meenemen van de omgeving van de cliënt het proces van indicatiestelling in een aantal gevallen een intramurale Wlz-indicatie niet nodig blijkt. Vanuit de problematiek en de wensen van de cliënt,  leidt dit tot een daling van de maatschappelijke kosten én een toename van de kwaliteit van leven.

Kortom

Op een schaal van vijf sterren verdient dit AEF-advies er vier. De gebruikte MKBA biedt veel inzicht in de mechanismen van de meerwaarden. De berekeningen zijn voldoende maar niet perfect. De twee suggesties over maatwerk-indicaties en mantelzorg meewegen vormen food-for-thoughts voor beleidsmakers zoals regering, Tweede Kamer, zorgkantoren en zorgaanbieders.  

Beperk geldigheidsduur indicatie voor psychiatrische patiënt

‘Vanaf 1 januari van dit jaar betaalt de Wet Langdurige Zorg (Wlz) voor de huisvesting en begeleiding van ernstige psychiatrische patiënten.  Tot die dag deed de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo) dat.  Dit betekent dat ongeveer veertig procent van de mensen, die begeleid woont, een levenslange indicatie voor de Wlz ontvangen. Dat kan niet anders, want de Wlz laat alleen mensen met levenslang durende beperkingen toe. Maar er zijn psychiatrische patiënten die geleidelijk aan opknappen: minder psychotische aanvallen krijgen of beter leren omgaan met stemmen en hallucinaties.  Iemand levenslang tot ernstige psycvhiatrische patiënt benoemen staat haaks op het beleid van ambulantisering. Beter is het de geldigheidsduur van een indicatie te beperken tot enkele jaren’.  Met woorden van deze strekking geeft Jan Berndsen de enige negatieve ontwikkeling aan die hij meemaakte sinds 1990 met de groei en bloei van de Regionale Instellingen voor Beschermd Wonen (RIBW) in Nederland en elders in Europa. Guus Schrijvers en Robert Mouton interviewen hem in bijgaande vlog van elf minuten. 

Aanleiding voor het interview vormt het vertrek van Berndsen als bestuursvoorzitter van Lister Utrecht , een van de grootste RIBW’s van Nederland. Jan vertrekt na dertig jaar werken met ernstige psychiatrische patiënten gedurende vaak zestig uur per week. Hij gaat nu wat rustiger aandoen door als adviseur Positieve Gezondheid  te stimuleren in de ggz. Zijn bedrijfsnaam wordt Het Blauwe Paard , een beeld in Triëst en symbool van de ambulantisering van de Italiaanse ggz.  Kijk en luister naar dit interview.

CIZ voor en na COVID-19

Door Marcel de Krosse (op persoonlijke titel). 

Net als andere organisaties heeft de coronapandemie het CIZ niet onberoerd gelaten. Het virus heeft z’n sporen op diverse vlakken nagelaten. En nu het erop lijkt dat we mede door het beschikbaar worden van een vaccin weer langzaam terug kunnen naar de situatie van voor de uitbraak, is het een goed moment de balans eens op te maken. Want, wat zijn nu die gevolgen en wat valt er te leren uit deze – hopelijk – uitzonderlijke situatie? In deze column neem ik u mee in wat corona voor het CIZ heeft betekend en nog zal betekenen. 

Aanvragen voor WLZ-zorg

Laten we beginnen bij waar het voor het CIZ mee begint: de aanvraag voor Wlz-zorg. Hoewel onze inschatting bij de start van de uitbraak was dat de aanvraagstroom fors zou dalen, zagen we dat aanvankelijk toch niet. Pas in de tweede helft van april en in de maand mei zagen we een forse terugval qua aanvragen. In die periode werd ook meer duidelijk over m.n. de gevolgen voor deze kwetsbare populatie en kwamen berichten naar buiten over de onmogelijkheid om dierbaren te kunnen bezoeken in de instellingen. Dit voedt de veronderstelling dat mensen toch liever even wilden wachten met een aanvraag en het nog langer thuis probeerden te redden. Na die meimaand zat de aanvraagstroom weer op het niveau van dezelfde periode in 2019, incl. de gebruikelijke “vakantiedip” in de maand juni. We hebben nog geen antwoord op de vraag of de aanvragen na mei cliënten betroffen met een zwaardere zorgbehoefte dan gebruikelijk. 

Thuiswerken

Uiteraard gingen bijna alle medewerkers bij de start van de uitbraak ook direct vanuit huis werken. Dat was in die zin niet zo’n grote omslag, omdat m.n. de onderzoekers bij het CIZ al veelal vanuit huis werkten. Maar vanaf dat moment gold dat dus voor de hele organisatie. Dit had natuurlijk de nodige gevolgen voor de wijze van samenwerking, maar ook voor de vitaliteit van de medewerker zelf. Die gevolgen zullen echter niet anders zijn dan bij andere bedrijven die vrij plotseling moesten overschakelen op thuiswerken. En ook wij zien nu dat sommigen om diverse redenen weer terug verlangen naar werken op kantoor. De behoefte aan menselijk contact, anders dan via videobellen, is zeker een van de belangrijkste redenen hiervoor. 

Videobellen

De essentie van het indiceren voor de Wlz is het persoonlijk contact met de cliënt en diens omgeving. Omdat de CIZ-onderzoeker in korte tijd heel veel informatie moet zien te krijgen, is het van groot belang een idee te krijgen over het functioneren van de cliënt in diens eigen, veelal veilige omgeving. 
En wat te denken van een oordeel over de bereidwilligheid tot opname? In het kader van de Wet zorg en dwang moet de CIZ-onderzoeker daarover in sommige gevallen ook een oordeel vellen. Ook daarbij is een fysiek, face-to-face contact van wezenlijk belang. Het gaat immers over de rechtspositie van de cliënt. 
Op enig moment zagen we ons echter genoodzaakt om ook die essentiële huisbezoeken te staken en waar mogelijk te vervangen door videobellen. Kunt u zich dit al voorstellen bij een persoon met de ziekte van Alzheimer of iemand met een verstandelijke handicap? We hebben dan ook alles op alles gezet om die fysieke contacten, waar noodzakelijk, weer mogelijk te maken. Gelukkig zien de diverse instellingen daarvan ook de meerwaarde en faciliteren desgevraagd een dergelijk bezoek, waarbij de afgesproken maatregelen vanzelfsprekend in acht worden genomen. 

Wat er uit te leren valt

Helemaal terug naar de periode voor corona zullen we niet meer gaan. 
Daar, waar we voor die tijd wellicht nog erg terughoudend stonden t.o.v. videobellen, hebben we immers ontdekt dat er meer mogelijk is en het in sommige situaties een goede vervanging is van een huisbezoek. We horen terug van familie dat ze het prettig vinden op afstand digitaal aan te kunnen sluiten bij het gesprek waar een fysieke afspraak soms ook voor de familieleden veel (reis)tijd kost. Onderschat ouderen en hun omgeving niet in het gebruik van smartphone en computer, is de les. Nu is het de kunst om uit al die ervaringen goed naar boven te halen wanneer videobellen voor iedereen een goed alternatief kan zijn en wanneer een fysiek contact echt nodig is. 

Informatiegebruik

Meer nog dan voorheen, realiseren we ons dat we een schat aan informatie bezitten. We vragen immers voor de indicatiestelling veel informatie op over de zorgbehoefte van de cliënt en al die informatie zit opgeslagen in onze systemen. De Nza was al een belangrijke afnemer van deze geaggregeerde indicatiegegevens. Op verzoek van het CBS hebben we nu ook gewerkt aan het combineren van eigen gegevens met de gegevens van de gemeenten om zo een goed inzicht te krijgen in de (over)sterfte binnen de Wlz-populatie. En dat is nog maar één voorbeeld. Het CIZ heeft dan ook de ambitie geformuleerd in de toekomst meer inzichten op te halen uit ons eigen systeem met als doel deze informatie terug te geven aan de verschillende stakeholders in het stelsel ten behoeve van het beter functioneren daarvan. 
En tegelijkertijd kunnen we die inzichten ook gebruiken om ons werk nog beter te doen. De grote hoeveelheid informatie in ons systeem kan ons ondersteunen met inzichten in het pad de veranderende zorgbehoefte van cliënten en er zo voor zorgen dat cliënten minder (snel) een herindicatie aanvraag hoeven te doen. Maar ook zetten we deze kennis in om onze klantbediening te verbeteren: de oudere die voor het laatste jaar van zijn leven een indicatie voor het verpleeghuis nodig heeft, heeft op dat vlak andere behoeftes dan de ouders van een jong volwassen verstandelijk gehandicapte op zoek naar een woonvorm voor de rest van zijn leven.  

Verbetering van dienstverlening

Door de uitbraak van corona zijn wij nog meer geconfronteerd met de bestaande tweedeling in onze maatschappij: zij die over middelen en mogelijkheden beschikken om de weg te vinden in de diverse stelsels en zij die daarover niet beschikken en ook geen hulptroepen in de omgeving hebben om hen daarbij te helpen. Dat maakt dat wij als CIZ onze dienstverlening veel meer moeten differentiëren.  We gaan de komende periode dan ook investeren in het verder digitaal ondersteunen van ons aanvraagproces, ook voor de handige mantelzorger die de aanvraag namens zijn naaste doet. Je kunt nu al op elk moment van de dag een aanvraag doen. Hoe mooi zou het zijn als je ook op elk moment van de dag kunt nakijken wat de status is van je aanvraag? Dat scheelt tijd en die tijd hopen we dan te kunnen investeren in de begeleiding en ondersteuning van cliënten die daarin niet zo handig zijn en wellicht bij het CIZ aan het verkeerde adres zijn. Afhankelijk van de eigen mogelijkheden van de cliënt kunnen we dan ondersteuning bieden bij het doen van een aanvraag, het verwijzen naar een andere instantie tot het warm overdragen van cliënt en diens dossier aan bv. de gemeente. 

Tot slot

Op de overgang naar 2021 verwacht ik dat we snel weer de warme menselijke contacten mogen aanhalen, want zo’n “knuffelcontact” zoals we dat hier in België noemen, hebben we geloof ik nog wel het meest gemist. En toch hoeven we niet alleen maar negatief terug te kijken naar 2020. “Never waste a good crisis”, zoals Churchill pleegde te zeggen. Ook bij het CIZ nemen we dat ter harte en gaan we de geleerde lessen in de praktijk brengen, nu en in de toekomst!

Ik wens u fijne feestdagen.

Inkoopbeleid WLZ zorgkantoren teruggefloten door de rechter… en toen?

Heeft de uitspraak van de voorzieningenrechter op 1 oktober j.l. gevolgen voor de werking van de zorginkoop? Met deze vraag in gedachten geeft Robert Mouton enkele overwegingen.

“In het kort geding van de Nederlandse ggz tegen de zorgkantoren heeft de rechtbank Den Haag ons en collega-zorgpartners vanmorgen in het gelijk gesteld: De voorgenomen korting van 6% op de langdurige zorg mag niet door gaan zolang de zorgkantoren een deugdelijke onderbouwing daarvoor missen. De rechter besliste dat de onderbouwing van die korting tekort schoot, en het huidige tarief voorlopig gehandhaafd blijft.

De Nederlandse ggz en 19 ggz-zorgaanbieders, De VGN en veertig van haar leden, vijf ouderenzorgorganisaties en drie organisaties voor mensen met een visuele beperking hadden een kort geding procedure aangespannen tegen het zorginkoopbeleid Wlz 2021-2023 omdat de zorgkantoren daarin een ontoelaatbare korting op de inkooptarieven voor langdurige zorg wilden doorvoeren. Die korting is nu van de baan”.

Aldus een deel uit het bericht van 1 oktober op de website van de Nederlandse GGZ. Ook  in andere media is uitvoerig op de uitspraak van de rechter ingegaan.

De kern van het dispuut was dat vijf zorgkantoren onder het maximumtarief van de NZa wilde contracteren zonder dat daar voldoende onderzoek en motivatie aan ten grondslag lag.

De vraag doet zich nu voor wat dan wel het motief van de zorgkantoren was om onder dit maximumtarief inkoop af te dwingen. Dit kan, gelet op de uitspraak van de rechter maar één ding zijn: ze willen het beschikbare budget anders uitgeven: ze willen beleid afdwingen. Voor de duidelijkheid, het gaat hier om premiegeld dat niet geïnd wordt door en geen eigendom is van verzekeraars.  

Dat de zorgkantoren in kwestie ander beleid voorstaan is ook af te leiden uit de reactie op de website van ZN.  En zorgkantoren, net als alle inkopers van zorg in het semi-publieke domein, laten zich in financiële zin daarbij leiden door afspraken op macroniveau. Bij de WLZ het landelijk bepaalde budget, bij de ZVW de bestuurlijke akkoorden. Dit budget resp. macrokader wordt op basis van prognoses en doelstellingen, onder andere op het gebied van verschuiving van zorg vastgesteld. Zorginkopers voelen zich gehouden aan deze budgetten.

Zorginkopers hebben ook een zorgplicht, het zijn echter de zorgaanbieders die dat waar  moeten kunnen maken. Zorgaanbieders zijn immers verplicht om niet alleen kwaliteit van zorg te bieden, maar moeten ook de daarvoor noodzakelijke bedrijfskosten maken en zorgen voor continuïteit van bedrijf. Financiële gezondheid is dan een basale vereiste. Een en ander vindt in principe plaats op grond van de eigen missie en visie: het zijn zelfstandige instellingen.

Dit leidt tot vervolgvragen: als er sprake is van een botsing tussen de beleidsinzichten van zorgaanbieders en die van zorgverzekeraars wat prevaleert er dan? Als er recht op zorg is zoals in de WLZ,  geldt dan niet automatisch dat de reële kosten hiervan vergoed moeten worden? Waarom dan duiken onder maximumtarieven? Wat is de status van een inkoopkader als dit niet besproken is met cliënten, aanbieders, professionals en andere “stakeholders”? Waarom zijn er geen WLZ-verkoopkaders opgesteld door De Nederlandse GGZ, de VGN en Actiz?

De vraag die hier doorheen speelt is duidelijk: wie heeft het eigenlijk voor het zeggen? Zal  een nieuwe contourennota hier uitsluitsel over geven? Of zal daar iets uitkomen dat beter dan nu past in de polder?

Een ander gevolg van de uitspraak kan natuurlijk zijn dat de vijf zorgkantoren hun inkoopbeleid gaan differentiëren per zorgaanbieder en grondig onderzoek doen om hun voornemens te onderbouwen. Zij kunnen, geprikkeld door de uitspraak,  nu nog meer dan voorheen “the lead” nemen.  Als ze hierover echter niet in gesprek gaan dan zal er ongetwijfeld wederom iets te betreuren zijn.

Is er voor de korte termijn dus duidelijkheid, voor de wat langere termijn nog helemaal niet.

Zelfstandige ouderen gaan op reis met Commissie Bos. Waar leidt de reis naartoe?

Op 15 januari van dit jaar heeft de Commissie Toekomst zorg thuiswonende ouderen (de Commissie Bos) haar advies 1.0: ‘Oud en zelfstandig in 2030, Een reisadvies’, overhandigd aan Minister de Jonge. Voor de zomer 2020 volgt nog een 2.0. versie waarin reacties vanuit het veld in zijn verwerkt.

Echter in deze 1.0 versie zijn de reisdoelen helder:

-1- Ga (ver)bouwen!

Steeds meer ouderen blijven thuis wonen en om dit zelfstandig te kunnen (blijven) doen, zonder onafhankelijk te worden van zorg, moet er hard gewerkt worden aan de fysieke woonomgeving van ouderen aangezien deze cruciaal is. Ten eerste moet er meer gebouwd worden. Maar er moet ook meer verbouwd worden waarbij zeker ook gedacht moet worden aan woonvormen die het midden houden tussen het aloude eigen huis en het verpleeghuis.

-2- Ga digitaal!

Ouderen moeten zelf veel meer gebruik maken van digitale technologieën, om hun dagelijks leven makkelijker en aangenamer te maken. Wanneer ouderen hiertoe gestimuleerd kunnen worden en grootschalig digitale technologieën gaan gebruiken, zijn zij beter in staat de regie in eigen handen te nemen en hun leven aangenamer te maken. Een belangrijke bijkomstigheid is dat hierdoor, naar verwachting, minder arbeidskrachten nodig zijn om de zorg te kunnen leveren en dus een belangrijke bijdrage kan leveren aan de schaarste aan zorgverleners en doelmatigheid van zorg.

-3- Werk samen!

Het staat vast dat er in de komende decennia in de zorg voor ouderen een schaarste aan middelen en mensen zal blijven bestaan. Een zo’n optimaal mogelijke lokale en regionale samenwerking is daarbij cruciaal en verdient een hogere prioriteit dan keuzevrijheid en concurrentie.

Op 16 april aanstaande organiseert de Guus Schrijvers Academie het congres: ‘Goede voorbeelden van samenhangende toegang tot ouderenzorg en gehandicaptenzorg’, waarin adviezen en praktische voorbeelden worden besproken die nu al genomen (kunnen) worden om de drie, vaak niet goed afgebakende wetten; Zvw, Wmo en Wlz, te kunnen ‘ontschotten’ ,in gevallen waarbij (zelfstandig wonende) ouderen toch zorg en ondersteuning kunnen krijgen wanneer de indicatie niet helder op een specifieke wet aan lijkt te sluiten.

Om deze reden gaat voor het artikel in deze nieuwsbrief speciale interesse uit naar het derde reisdoel en dan met name wat de Commissie Bos is hoofdstuk 8 van haar advies hierover zegt.

Hoofdstuk 8 van ‘Oud en zelfstandig in 2030, Een reisadvies’Zorgen, wetten, regels en rollen

De Commissie Bos zet hoog in en zet een stip op de horizon die heel vergaand is. In zijn meest rigoureuze vorm acht de Commissie het wenselijk om alle wetten binnen het sociale en medische terrein op het gebied van zorg en ondersteuning aan ouderen in één enkele wet te verenigen.

Iets minder vergaand stelt de Commissie dat ook het onderbrengen van alle verpleegkundige en medische zorg voor ouderen in één enkele wet een enorme stap voorwaarts zou betekenen. Hiermee zou voor de ouderenzorg in feite de Wlz komen te vervallen, welk dan alleen voor de gehandicaptenzorg voort zou blijven bestaan.

Echter, voor beide ingrepen zijn fundamentele stelselwijzigingen nodig, waarbij veel tijd en transitiekosten zijn gemoeid, waardoor de Commissie in feite adviseert om dit niet echt door te voeren maar wel te doen alsof het zo is. De term die de Commissie daarbij introduceert is de no regret strategie

Aan de regering adviseert de Commissie om bij iedere stap de no regret toets te doen om het wenkend perspectief van integrale zorg en ondersteuning voor zelfstandig wonende ouderen, ongeacht wet of financiering, altijd na te streven.

Aan VWS adviseert de Commissie om de Wlz voor ouderen terug te brengen tot het domein waarvoor de wet oorspronkelijk bedoeld was: dat van de langdurige institutionele, intramurale zorg. Voor de woonzorginitiatieven die op dit moment vanuit de Wlz via VPT, MPT of PGB worden gefinancierd, dient dan een overgangsregeling getroffen te worden (aangezien die dan ophouden te bestaan). Voor zelfstandig wonende ouderen wordt de Wlz dan overgeheveld naar de Zvw en Wmo. De NZa zal erop moeten toezien dat adequate financiering en continuïteit van de zorg voor zelfstandig wonende ouderen gewaarborgd worden.

De Commissie adviseert verder aan Zorgverzekeraars en VWS om maatregelen te nemen waarbij het aantal(kleine) aanbieders voor Wijkverpleging wordt terug gebracht naar maximaal 2 a 3 grotere aanbieders per wijk. De Zorgverzekeraars zouden daarvoor een soort preferentiebeleid moeten hanteren, waarbij alle Zorgverzekeraars de contracterings afspraken voor wijkverpleging van een preferente Zorgverzekeraar overnemen. VWS moet daarvoor artikel 13 van de Zvw (vrije keuze zorgaanbieder) voor de wijkverpleging buiten werking stellen.

De Commissie wil ook een grotere verantwoordelijkheid voor de indicatiestelling bij de wijkverpleging neerleggen door deze ‘zwaarwegend’ te maken. Door het uitschakelen van de Wlz voor de zelfstandig wonende ouderen, heeft de wijkverpleging alleen te maken met het CiZ en de Gemeente en deze loketten zouden veel meer moeten varen op het advies van de wijkverpleegkundige, tenzij. Hierbij stelt de Commissie tevens dat VWS de Wmo zodanig moet veranderen dat Gemeenten Wmo-ondersteuning niet mogen weigeren zolang de zorg thuis verantwoord en doelmatig te verlenen is.

Voor een en ander moeten Gemeenten wel voldoende middelen ter beschikking staan waardoor de Commissie ook nog een opdracht heeft voor zowel VWS als BZK, namelijk; om de verdeling van het gemeentefonds zó in te richten dat gemeenten met een vergelijkbare bevolkings samenstelling een hogere uitkering uit het fonds ontvangen naarmate de instroom van hun inwoners in de Wlz lager is.

Om tot dit advies te komen is de Commissie Bos rigoureus te werk gegaan en schroomt het niet om zeer fundamentele stelsel wijzigingen aan de horizon te zetten. Maar afgezien van vergezichten, komt de Commissie ook met vele praktische adviezen en last but not least, vindt de Commissie het belangrijk dat eventuele invoering van haar adviezen plaats gaat vinden op basis van breed draagvlak. Daarvoor heeft de Commissie haar rapport opengesteld voor commentaar vanuit het veld, waarvoor een reactietermijn tot 1 april aanstaande is gegeven.

Tot slot belangrijke data voor uw agenda:

(Als u wilt dat uw reactie openbaar gemaakt wordt met een volgende versie van het advies, kunt u dat aangeven).16 April: Congres van de Guus Schrijvers Academie in de Galgenwaard: – ‘Goede toegang tot ouderenzorg . Op dit congres hoort u wat veldpartijen, zorgaanbieders, gemeente, beleidsmakers, nu al zelf doen/ hebben gedaan (en niet alleen beperkt tot de thuiswonende ouderen) om de lacunes tussen de Wlz, Wmo en Zvw te overbruggen. Kijk hier voor het programma en alle informatie.

Betere toegang tot ouderenzorg en gehandicaptenzorg is nu al mogelijk, zo bewijzen goede voorbeelden

Patiënten, cliënten, mantelzorgers en hun hulpverleners weten vaak niet bij welke instantie ze precies moeten aankloppen als ze langdurige zorg nodig hebben. Ze worden geregeld van het kastje naar de muur gestuurd. De vier verschillende zorgwetten, regels en geldpotjes staan te vaak centraal, in plaats van de burger. Dit blijkt uit het rapport Zorgen voor burgers uit mei 2018 van de Nationale Ombudsman: ‘Hoewel de overheid de zorg dichter bij de burger wilde brengen, is versnippering ontstaan. Dat komt door systeemdenken in wet- en de regelgeving en door de zorg- en dienstverlening over meerdere wetten te verdelen met alle bureaucratische rompslomp van dien.’ 

Geen nieuwe wetgeving 

De organisatoren van dit congres hebben het pad verlaten om te pleiten voor nieuwe kaderwetgeving waarbinnen de Jeugdwet, de Wet Maatschappelijke Ondersteuning, de Wet Langdurige Zorg en de Zorgverzekeringswet op elkaar worden afgestemd. Hier is het betere de vijand van het goede. Want nieuwe wetgeving (1) duurt zes tot acht jaar, (2) veroorzaakt weer nieuwe implementatie-problemen en (3) biedt geen garantie dat er dan minder bureaucratische rompslomp optreedt.

Minder rompslomp en bureaucratie  

Beter is het om te kijken naar

1. goede voorbeelden die hier en daar beschikbaar zijn en nu al leiden tot minder versnippering en rompslomp en

2. Partijen die betrokken zijn of uitvoerder de ruimte te geven zélf met praktisch voorstellen tot afstemming en/of samenwerking te komen of reeds bestaande jurisprudentie te benutten. 

Goede voorbeelden van goede toegangWel nu, op het congres goede toegang tot ouderenzorg bieden alle sprekers óf goede voorbeelden óf ze gaan in op de ruimte die de wetten in hun teksten of in de jurisprudentie toch bieden voor onderlinge afstemming. Dat congres vindt plaats op 16 april in het stadion Galgenwaard te Utrecht.  Voordat wij hieronder hier nader op ingaan, volgt een opsomming van de wetten die, gedeeltelijk of geheel, gaan over langdurige zorg. Onder dit laatste verstaan wij op dit congres de langdurige ouderenzorg en de gehandicaptenzorg, waaronder ook die aan kinderen. De langdurige geestelijke gezondheidzorg blijft buiten beschouwing.

Centrale vragen op het congres 

Het congres geeft antwoorden op twee centrale vragen:

  • Welke goede voorbeelden geven experts en collega’s? 
  • Hoe ga ik goed om met de jurisprudentie van de vier wetten die gaan over  toegang en afstemming van langdurige zorg? 

Vier wetten

De vier genoemde wetten en hun afstemmingsproblemen zijn de volgende:

Eigen regie en inzet mantelzorg NIET van belang

De Wet Langdurige Zorg (Wlz) is erop gericht lichamelijke- en andere beperkingen op te heffen die levenslang blijven en op alle levensgebieden invloed hebben. Eigen regie en inzet van mantelzorgers komen minder aan de orde. Dat sluit niet aan op de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo) en de Jeugdwet, waarin eigen regie juist wel centraal staat. En als mensen langdurige beperkingen hebben en toch willen participeren, op welke wet doen zij dan in eerste instantie een beroep? En hoe verhoudt zich het Volledig Pakket Thuis binnen de WLZ zich tot Eerstelijnsverblijf en wijkverpleegkundige zorg van de Zorgverzekeringswet?  Dit gebrek aan afstemming veroorzaakt veel ergernis bij cliënten, mantelzorgers, professionals, onafhankelijke cliëntondersteuners en CIZ-indicatiestellers.

Eigen regie en inzet mantelzorg WEL van belang

De Wmo beoogt eigen regie en participatie van cliënten te bevorderen.  Wijkverpleegkundigen in de Zorgverzekeringswet doen hetzelfde. Maar zij zitten meestal niet in het sociale wijkteam van de Wmo. Ook hebben zij een eigen team van verzorgenden om zich heen die bij cliënten over de vloer komen. Dat zijn weer anderen dan de huishoudelijke hulpen van de Wmo. De Wlz, de Zorgverzekeringswet en de Wmo: in de praktijk ontbreekt vaak afstemming. 

Maar wijkverpleging valt onder de Zorgverzekeringswet

De Zorgverzekeringswet betaalt huisartsenzorg, praktijkondersteuners bij huisartsen, wijkverpleegkundigen, eerstelijnsverblijf en geriatrische revalidatie. Dat is meestal zorgverlening met een tijdelijk karakter. Maar wat te doen, als die tijdelijke zorg toch permanent nodig is? En als cliënten langdurig wijkverpleging nodig hebben, doen zij dan een beroep op het Wlz-thuispakket of op een samengesteld pakket van de andere wetten? Wordt wel in alle gevallen op de juiste, zorggronden gekozen of spelen financiële overwegingen mede een rol? Hoe is de onderlinge samenwerking tussen al deze spelers vormgegeven

18-minners en 18-plussers en de kloof blijft maar voortbestaan

De Jeugdwet bekommert zich onder meer om kinderen met verstandelijke en/of lichamelijke beperkingen. Deze wet tracht welzijn, zorg en onderwijs te integreren. Op papier is dat natuurlijk uitstekend. Maar hoe vindt de aansluiting met de Zorgverzekeringswet, de samenwerking met de huisarts, en het vervoer van huis naar zorginstelling plaats? En kan de bekende kloof tussen 18-minners (die onder de Jeugdwet vallen) en de 18-plussers (die met de Wmo te maken hebben) in de praktijk toch gedicht worden? 

Een aantal sprekers uit de kring van het Ministerie van VWS, de zorgverzekeraars en de rechtspraak gaat in algemene zin op bovengenoemde problematiek.

De goede voorbeelden

Op dit congres komen de volgende goede voorbeelden aan bod:

  1. Het verbeteren van de afstemming van de wetten voor langdurige zorg via een wijkcoöperatie (Bart Bongers)
  2. Zorgcoördinatie: één fysieke zorgmeldkamer. Ervaringen uit Zwolle en Twente (Douwe Hatenboer)
  3. Geintegreerde PGB’s: de laatste stand (Aline Molenaar)
  4. Betaling en ondersteuning aan mantelzorgers, de laatste stand (Natalia Vermeulen)
  5. Afstemming in de praktijk van de drie wetten voor de indicatiestelling rond personen met dementie (Monique Spierenburg)
  6. Één sessie met goede voorbeelden die thans lopen. Deelnemers kunnen zich hiervoor aanmelden. 

Let op: de drie plenaire sprekers plaatsen enkele kanttekeningen bij deze goede voorbeelden en geven aan welke ze nog missen.

Tijdens de plenaire afsluiting vormen deze goede voorbeelden het eerste agendapunt. Aan de orde komen de volgende vragen:

1. Zijn de goede voorbeelden voldoende om bureaucratie en rompslomp te verminderen?

2. Op welke manieren is de nationale opschaling van de goede voorbeelden te versnellen?    

De jurisprudentie

De volgende sprekers bersteden aandacht aan jurisprudentie die afstemming tussen de wetten meer dan aanvankelijk mogelijk maken:

  1. De jurisprudentie in brede zin rond afstemming van de vier wetten, Plenaire spreker Elly Koning, advocaat bij Lex Sigma health care advocaten te Amsterdam. 
  2. Één sessie met flitspresentaties over jurisprudentie over meer samenhang in de wetten: Gewonnen en verloren rechtszaken.  Deelnemers kunnen zich hiervoor aanmelden.
  3. Openbaar spreekuur waarin congresdeelnemers casuïstiek kunnen voorleggen (Zorgverzekeraar, CIZ en Gemeente)
  4. Met Bestuurlijke ongehoorzaamheid kom je een heel eind (Hans Adriani Wethouder Nieuwegein)

Let op: de drie plenaire sprekers plaatsen enkele kanttekeningen bij de jurisprudentie en geven aan welke uitspraken door de rechter ook elders van belang zijn. 

Tijdens de plenaire afsluiting vormt de jurisprudentie het tweede agendapunt. Aan de orde komen de volgende vragen: 

(1) Biedt een andere interpretatie van bestaande wetgeving voldoende ruimte voor variatie per patiënt en per regio? 

(2) Of zijn toch wetswijzigingen nodig?  

(3) Bestaat er casuïstiek die nog onvoldoende door rechters zijn getoetst?

(4) Leiden eigen bijdragen (die tussen de wetten sterk verschillen), tot professioneel ongewenste instroom of ongewenste weigeringen door cliënten om van een tot wet gebruik te maken?    

Voor het volledige programma klik je hier .


Alle langdurige medische zorg in de Zorgverzekeringswet

Minister De Jonge beraadt zich op de financiering van medische zorg aan Wlz-cliënten. Ik stel voor dat alle medische zorg in de Zvw komt, ongeacht de duur van die zorg of de verblijfplaats van de patiënt.

Advies Zorginstituut

Op 11 april wees minister De Jonge een advies van oktober 2017 van het Zorginstituut af, over algemene medische zorg aan cliënten in de Wet langduriger Zorg (Wlz). Hij deed dat in een brief aan de Tweede Kamer. De Jonge beraadt zich nu wat hij wel wil.

Wat is medische Zorg?

Onder algemene medische zorg verstaat de Minister in de Kamerbrief alle medische zorg die zonder Wlz-indicatie onder de Zorgverzekeringswet zou vallen: huisartsenzorg, paramedische zorg, geneesmiddelen en delen van de tandheelkundige zorg. Ongeveer de helft van alle Wlz-cliënten ontvangt medische zorg uit de Zvw en de andere helft uit de Wlz zelf.

Veel onduidelijkheid

Deze hybride situatie levert in de praktijk veel ongemak op. Een huisarts mag niet uitrukken naar een Wlz-cliënt met algemene medische zorg uit de Wlz. Onduidelijk is ook wanneer eigen risico voor paramedische zorg en medicatie wel of niet geldt. De tandheelkundige zorg is in de Zorgverzekeringswet slechter verzekerd dan in de Wlz.

Kleinschalige woonzorgvoorzieningen

Actueel zijn de discussies tussen zorginstellingen, huisartsen en specialisten ouderengeneeskunde over het implementeren van het Kwaliteitskader Verpleeghuiszorg in kleinschalige woonzorgvoorzieningen voor ouderen. Want die voorzieningen zijn soms onderdeel van een groot concern met volledige Wlz-bekostiging. Maar bekostiging uit een pgb of Volledig Pakket Thuis komt ook voor. Dan valt de medische zorg voor de bewoners onder de Zvw. En daarvoor geldt dat Kwaliteitskader Verpleeghuiszorg niet.

Belemmering vrije artsenkeuze

Het Zorginstituut adviseerde in 2017 dat alle cliënten bij institutionele zorg een integraal pakket ontvangen vanuit de Wlz, Eén zorgaanbieder biedt volgens het Zorginstituut de beste mogelijkheden voor een samenhangend pakket aan zorg. Ik ben het eens met de Jonge dat hij dit standpunt afwijst, omdat dit de vrije artsenkeuze belemmert. De minister gaat nu het veld raadplegen over wat hij wel zou moeten willen. De kans is groot dat hij dan tot een standpunt komt van voortmodderen, vol compromissen en zonder langetermijnperspectief.

Discussie

Liever zie ik eerst een discussie over het volgende uitgangspunt: alle medische zorg wordt betaald uit de Zorgverzekeringswet, ongeacht de duur daarvan en de verblijfplaats van de patiënt. Dit houdt in dat de Wlz alleen verzorging en verpleging, dagbesteding en begeleiding betaalt. Bezuinigingen op de Wlz werken dan niet door op de medische zorg, die uit een andere bron betaald wordt.

Winst

Samenwerking met wijkverpleegkundigen wordt eenvoudiger: de Zvw betaalt immers de wijkverpleegkundige. Grote kwaliteitswinst is te behalen, indien specialisten ouderengeneeskunde en artsen gehandicaptenzorg (beide tot nu toe uit de Wlz betaald) ook in te zetten zijn voor mensen met een Volledig Pakket Thuis, Modulaire Pakket Thuis en in kleinschalige woonzorgvoorzieningen.

Invoeringsproblemen

Mijn voorstel zal gepaard gaan met invoeringsproblemen. Maar deze zijn gemakkelijker aan te pakken als regering en parlement de visie hebben om op termijn alle medische zorg uit de Zvw te betalen.

Studiedag

De financiering van medische zorg aan Wlz-cliënten is een belangrijk onderwerp op de studiedag over de grensoverstijgende aanpak in de (langdurige) zorg en de indicatiestelling. Wil jij op de 13 juni in één dag kennis opdoen over afstemming van langdurige zorg in 2020? En ervaringen uitwisselen met andere deelnemers? Klik dan hier voor het uitgebreide programma en schrijf je in.

Dit bericht verscheen in gewijzigde vorm ook als blog in Zorgvisie.

Studiemiddag over afstemming van Wmo, Wlz, Jeugdwet en Zvw

Goede samenwerking in de keten, maar ook over domeinen heen, is essentieel om goede zorg en ondersteuning voor kwetsbare ouderen te realiseren. Hoe werken professionals (huisartsen, wijkverpleegkundigen en wijk- of buurtteammedewerkers) samen om de cliënt integrale zorg te kunnen leveren terwijl de financiering uit meerdere domeinen komt? Welke rol spelen de financiers (gemeenten, zorgverzekeraars en zorgkantoren) daarbij? En hoe werken die op hun beurt weer samen om ‘Zorg Veilig Thuis’ mogelijk te maken en de cliënt een zo gelukkig en gezond mogelijk leven te laten leiden?

Complexe cliënten

Deze vragen beantwoordt Jeroen Crasborn tijdens een interactieve studiemiddag over de grensoverstijgende aanpak in de (langdurige) zorg. Hij geeft aan wat hierbij wel en niet werkt. Crasborn is senior manager zorgstrategie van Zilveren Kruis Achmea. Hij is binnen deze zorgverzekeraar troubleshooter voor complexe cliënten die in geen enkele wet passen. Hij opent deze middag vanuit zijn grote ervaring met casuïstiek. De studiemiddag vindt plaats als onderdeel van de studiedag Actualiteiten in de indicatiestelling voor langdurige zorg. Dat vindt plaats op 13 juni 2019 in Utrecht. Er zijn die middag drie interactieve colleges, waarvan Crasborn de eerste voor zijn rekening neemt.

CIZ

Voor het tweede college tekenen de ervaren CIZ adviseurs Rona Bosman en Marianne van Toornburg. Zij wijzen op de hoge afwijzingspercentages voor de Wet Langdurige Zorg (Wlz) : 35% van de aanvragen in 2017 voor mensen jonger dan 18 jaar werd afgewezen. Voor psychiatrische patiënten was dat zelfs 70%. De afwijzingspercentages per gemeente variëren in hoge mate. Wij verwachten bij dit tweede college veel vragen, in de trand van: waarom wijst het CIZ zoveel van mijn aanvragen af? Hoe maakt het CIZ haar afwegingen? Bosman en Van Toornburg hopen leerzame feedback van de deelnemers te ontvangen.

GGZ

Bart Bongers is manager GGZ bij Zorg in Ontwikkeling. Hij verzorgt de derde voordracht op deze studiemiddag. Bongers werkt in Zuid-Limburg. Die regio heeft het hoogste gebruik van geestelijke gezondheidszorg van Nederland. Daarom zijn daar ook de wachttijden het langste. Daarvoor zijn drie oorzaken: 1. De definitie van psychiatrische stoornis is te vaag. 2. De goede ambulante ondersteuning spoort meer onderconsumptie op, zoals langdurige depressies van ouderen 3. Lange wachttijden versterken de positie van de zorgaanbieder bij begrotingsonderhandelingen.

Wijkcoöperatie

Om de eerste en derde oorzaak weg te nemen hebben tien Zuid Limburgse zorgaanbieders het initiatief genomen om een coöperatie te vormen op wijkniveau. Alle geld vanuit de drie wetten voor langdurige zorg (de Wlz, de Zvw en de Wmo) komt bij het coöperatiebestuur binnen. Die verdeelt dat zodanig over de tien aanbieders dat er minimale doorstroom is van patiënten naar de gespecialiseerde GGZ. Bart Bongers heeft zich de afgelopen jaren ingezet voor het opzetten van de wijkcoöperatie. Tijdens deze sessie doet hij verslag over de totstandkoming en de voorlopige resultaten. Aan het eind komt de vraag aan de orde: Is de wijkcoöperatie als model ook geschikt voor ouderenzorg, eerste lijn en zorg aan verstandelijk gehandicapten?

Tenslotte

Deze studiemiddag sluit aan op een serie plenaire voordrachten van vertegenwoordigers van beleidsinstanties zoals de Nederlandse Zorgautoriteit, Het Vlaamse Agentschap voor Personen met een Handicap, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en het hoofdkantoor van het CIZ. Zij spitsen hun verhaal toe op hun beleidsveranderingen in 2020. Wil jij op de 13 juni in één dag kennis opdoen over indicatiestelling en afstemming van langdurige zorg in 2020? En ervaringen uitwisselen met andere deelnemers? Klik dan hier voor het uitgebreide programma en schrijf je in.

Duits Zorggeld beter alternatief dan PGB

Duitse burgers met beperkingen kunnen een beroep doen op de Pflegeversicherung, te vergelijken met de Nederlandse AWBZ en de Wet Langdurige Zorg (WLZ). Zij krijgen dan een strenge keuring bij de gemeenschappelijke medische dienst van de zorgverzekeraars. Op basis daarvan worden zij ingedeeld in drie klassen (Stufen): licht beperkt, beperkt en ernstig beperkt.

Zorg-in-natura of zorggeld?
Bij de beoordeling speelt niet, of er mantelzorgers beschikbaar zijn. Bij elke klasse kunnen zij kiezen uit zorg-in-natura of zorggeld. Dat is een belastingvrije uitkering die zij ontvangen ongeacht de hoogte van hun inkomen. Door dat zorggeld te accepteren doen zij afstand van het recht op zorg-in-natura.

Geen overhead
Er vindt geen controle plaats op de besteding van het zorggeld. Wel komt eens in de drie maanden verpleegkundigen op huisbezoek bij mensen met ernstige beperkingen. Leven zij verwaarloosd, dan zet de verpleegkundige het zorggeld om in zorg-in-natura. Het zorggeld bedraagt ongeveer de helft van de kosten van zorg in natura. De federale overheid redeneert: als burgers hun eigen zorg organiseren, is er geen overhead nodig. Die is bij thuiszorg en zorgcentra de helft van de kosten van de uitvoering van de zorg.

Mantelzorgers
In Duitsland maakt 66% van de burgers met beperkingen nu gebruik van zorg in natura. Dat percentage was in 1996 hoger: zo’n 80%. Door het aantal eenpersoonshuishoudens lukt het vele Duitse burgers met beperking niet om met mantelzorgers zelf hun zorg te arrangeren.

Uitgaven
Ik vind het Duitse Zorggeld een beter alternatief dan het Nederlandse PGB. De uitgaven voor de Pflegeversicherung in Duitsland zijn even hoog als die voor de WLZ en vroeger de AWBZ. Maar dit land telt vijf maal zo veel inwoners als Nederland.

Presentatie
Op 3 juli hield ik een lezing over dit onderwerp voor een groep economen. Je treft hier mijn PowerPoint-presentatie aan plus wat aanvullende informatie over de Duitse zorverzekering. Een presentatie over dit onderwerp van Dr. Christian Berringer, van het federale ministerie van gezondheidszorg in Berlijn, vind je hier.

Congres Financiële Toegang Langdurige Zorg
Op 30 september vindt het nationale congres over Financiële Toegang tot de Langdurige Zorg plaats. Tal van projectleiders die bezig zijn de decentralisaties, presenteren daar goede voorbeelden. Ook Het Duitse Zorggeld komt daar aan de orde. Tegenwoordig kennen de Wet Maatschappelijke Ondersteuning en de Wet Langdurige Zorg experimenteerartikelen. Het wachten is op een gemeente die met dit Duitse Zorggeld wil experimenteren. Wat zou ik graag die gemeente begeleiden!