Guus Schrijvers

Welcome to Guus Schrijvers

Gaan de zorgkosten licht dalen, of juist flink stijgen tot 2021?

Volgens het CPB stijgen de zorgkosten met 22 procent tot 2021. Zorgverzekeraar VGZ voorziet een daling van 4 procent. Hoe is dit verschil te verklaren?

Zinnige zorg

Coöperatie VGZ bracht kortgeleden haar maatschappelijke jaarverslag over 2017 uit. Dit prettig leesbare rapport is een toonbeeld van transparantie. De zorgverzekeraar heeft een marktaandeel van 24 procent. Ik focus mij in deze bijdrage op de passages die gaan over het VGZ-programma Zinnige Zorg. Dat is gericht op elf ziekenhuizen en drie ggz-instellingen waarmee VGZ meerjarenafspraken heeft gemaakt en kwaliteitsprojecten uitvoert. Het Beatrixziekenhuis in Gorkum en Bernhoven in Uden zijn de vlaggenschepen van dit programma.

Besparingen

Door bijvoorbeeld steeds meer patiënten ’s morgens vroeg te behandelen, hoeven deze instellingen geen (dure) overnachtingen meer aan te bieden. Ook laat Bernhoven in goed overleg meer taken (zoals terugkomafspraken) over aan huisartsen. In Gorkum daalde het aantal herhaalconsulten met 10 procent, het aantal ligdagen met 18 procent en het aantal OK-bezettingen eveneens met 8 procent. Ook nam – net als bij Bernhoven – het aantal polibezoeken met gemiddeld 14 procent af aldus het genoemde jaarverslag.

Daling zorguitgaven

Naar aanleiding van het jaarverslag stelt VGZ-directeur Ab Klink in een interview in de Volkskrant van 19 april, dat tot het jaar 2021 de uitgaven voor de Zorgverzekeringswet 1,6 miljard euro omlaag kunnen. Een daling van zo’n 4 procent. Deze nationale daling wordt overigens niet genoemd, laat staan onderbouwd in het jaarverslag.

Of stijging?

Het Centraal Planbureau (CPB) gaat tot 2021 uit van een kostenstijging van 22 procent. Aan de ene kant een prognose van 4 procent daling en aan de andere kant een stijging van 22 procent. Hoe is dit verschil te verklaren? Ik noem twee verklaringen, maar ook voor mij is het gissen.

Transitie kost geld

Ik vermoed ten eerste dat Klink zijn 4 procent baseert op de afspraken met de ziekenhuizen in Gorkum en Uden. Meer statistische onderbouwing biedt het VGZ-jaarverslag niet. Maar verschuiving naar de eerste lijn kost ook geld. Het onderzoeksbureau SiRM publiceerde in 2016 op verzoek van de Autoriteit Consument en Markt een rapport, waaruit blijkt dat gemiddeld voor elke euro reductie van ziekenhuiskosten de eerste lijn met 60 cent dient te groeien. Dan blijft de kwaliteit gelijk.

Trends

De tweede vermoedelijke verklaring is dat het Centraal Planbureau zich baseert op trends in volumegroei, loonsverhogingen, veroudering, technologie en ook substitutie. Het bureau kwam in 2017 tot zijn uitspraak van 22 procent groei tot 2021 van de kosten voor de Zorgverzekeringswet.

Doorrekenen Zinnige Zorg

Waarschijnlijk heeft Klink zijn opzienbarende uitspraak gedaan vanwege de onderhandelingen over het hoofdlijnenakkoord die thans lopen. Ik adviseer VGZ om te overleggen met het Centraal Planbureau. Dat kan dan bepalen in welke mate de ‘VGZ-ziekenhuizen’ representatief zijn voor alle ziekenhuizen. Ook kan het al die andere factoren die van invloed zijn in ogenschouw nemen. En het kan dan ook doorrekenen wat Zinnige Zorg betekent voor de premie van de Zorgverzekeringswet in 2021.

Congres

De vraag in hoeverre ziekenhuizen zinnige zorg leveren staat ook centraal op het congres  ‘Toekomst van de Nederlandse ziekenhuizen: concentratie en spreiding van ziekenhuisfuncties’ op 31 mei 2018. Wil je meer weten over dit congres? Klik dan hier voor het programma, de sprekers en het inschrijfformulier.

Dit bericht is in gewijzigde vorm ook verschenen als blog in het blad Zorgvisie.

 

Moet Value Based Health Care worden afgeschaft?

Value Based Health Care (VBHC) betaalt de zorg op basis van gegevens die bij patiënten zijn uitgevraagd. Moeten zorgverzekeraars de VBHC-experimenten afblazen vanwege de hoge uitvraagkosten bij patiënten? Ik vind van niet en leg hieronder uit waarom.

Minder kwaliteitsindicatoren

Ziekenhuizen willen veel kwaliteitsindicatoren afschaffen, omdat de kosten van registreren te hoog zijn. Bovendien zijn er te veel dataverzamelaars die op net weer een andere manier en met verschillende software werken. Value Based Health Care (VBHC) betaalt de zorg op basis van gegevens die bij patiënten zijn uitgevraagd. In vaktaal: op basis van Patient Reported Outcome Measures (PROM’s) en Patient Reported Experience measures (PREM’s). Twee weken geleden schreef ik een blog op deze website over de theoretische onderbouwing van VBHC.

VBHC-experimenten

Moeten zorgverzekeraars de VBHC-experimenten ook afblazen vanwege de hoge uitvraagkosten bij patiënten? Deze vraag kwam naar voren tijdens een workshop in het Medisch Centrum Alkmaar op 23 april. Daaraan namen zo’n 25 personen deel die leiding geven aan oncologie-afdelingen van ziekenhuizen in het hele land. Ondergetekende zat de bijeenkomst voor. Farmaciebedrijf Sanofi had de workshop uitstekend voorbereid. Onderstaande tekst is gebaseerd op de discussie hierover, maar is geen verslag daarvan.

Meer geld

Stel een borstkankercentrum krijgt meer geld als dat volgens de patiënten betere zorg levert. Het centrum meet uitkomsten over ervaren ongemak na de ingreep. Dat kan met vragenlijsten over ervaren rouw, vermoeidheid, pijn, angst op recidive van de tumor, verminderde seksualiteit en ervaren beschadiging van het zelfbeeld. Die vragen zijn elektronisch te stellen via een patiëntenportaal waarover de meeste ziekenhuizen thans beschikken. Vandaar worden ze geüpload, anoniem gemaakt, verwerkt door de IT-afdeling en opgestuurd naar de zorgverzekeraar. Bij een score die beter is dan elders, krijgt het borstkankercentrum meer geld.

Follow-up-tijd

Ik plaats vijf kanttekeningen bij deze gang van zaken. Het is onjuist als betere zorg alleen onmiddellijk na afloop van de ingreep bij patiënten wordt gemeten. Beter is het om een follow-up-tijd te nemen van enkele jaren. Dan zijn vragen te beantwoorden over overlevingskansen van de patiënten en bijvoorbeeld over de periode tussen ingreep en het optreden van uitzaaiingen. Het zou bijvoorbeeld kunnen zijn dat een interventie op korte termijn leidt tot meer vermoeidheid, maar uiteindelijk wel resulteert in een langere levensduur.

Uitkomsten gebruiken bij nacontroles

Een tweede punt is dat in dit voorbeeld de uitkomsten alleen worden gemeten als onderbouwing voor een extra-betaling. Maar de uitkomsten worden niet gebruikt bij de nacontroles van de oncoloog. Dat levert weerstand op bij patiënten. Uit onderzoek blijkt dat ze graag bereid zijn vragenlijsten in te vullen over ervaren gezondheid en ongemakken. Maar dan moeten professionals die antwoorden wel gebruiken in hun consulten en advisering. Dat betekent dat de consultduur langer wordt. De professional gaat immers meer aandacht besteden aan bijverschijnselen.

Doorvragen

Mijn derde punt is dat er bij de vragenlijsten zelden doorgevraagd wordt. Ik licht dit toe aan de hand van een vragenlijst van jeugdverpleegkundige Ingrid Staal, die bij mij promoveerde op een interactieve vragenlijst naar gezondheid en opvoedproblemen van peuters. In zo’n lijst is bij het voorbeeld over borstkanker hierboven de eerste vraag aan een patiënt: Ben u eerder vermoeid door de ingreep? Is het antwoord nee, dan komt een ander onderwerp aan de orde. Is het antwoord ja, dan verschijnen op het scherm eerst aanvullende vragen.

Remmend effect

Daarna komt de cruciale vraag aan de orde: Ontvangt u hulp uit uw omgeving om dit probleem op te lossen? Afhankelijk van het antwoord volgen vragen als Zou u hulp uit uw omgeving willen hebben? Zou u professionele hulp willen ontvangen? Uit de dissertatie van Staal blijkt, dat van een dergelijke uitvraagmethode een remmend effect uitgaat. Cliënten bleken minder hulp te vragen dan professionals wilden aanbieden.

Regionale verschillen

Naar aanleiding van de discussie in de genoemde workshop is mijn vierde punt dat het voorkomt dat een borstkankercentrum in het oosten of zuiden van het land soms moeilijker aan oncologen kan komen. Die blijven liever werken in de Randstad waar hun partner wel een baan kan vinden. Door dat tekort, scoren die centra lager bij patiënten: immers de wachttijden zullen door gebrek aan oncologen ongetwijfeld langer zijn en de consulttijd korter. Die lagere score zou wat mij betreft aanleiding moeten zijn tot extra-betaling ter stimulering van goede zorg overal in den lande.

Focuskliniek

Mijn laatste punt is dit: Value Based Health Care wordt vaak toegepast op nieuw ingerichte centra die gericht zijn op één aandoening. Die heten in vakjargon focuskliniek. Menig ziekenhuis zou ter stimulering graag eenmalig startgeld willen ontvangen ter dekking van aanloopkosten voor verbouwingen, software-aanpassingen en trainingen in het gebruik van vragenlijsten tijdens het consult.

Conclusie

Al met al concludeer ik, dat Value Based Health Care een goede aanpak vormt om bijverschijnselen bij de behandeling van (kanker)patiënten te benadrukken. Die moet niet worden afgeschaft. Wel dienen professionals gebruik te maken van digitale, interactieve vragenlijsten en de antwoorden agenderen tijdens hun consult. Welke betaalmethode bij VBHC het beste is, hangt af van de locatie: Randstad of niet-Randstad. Startgeld van een zorgverzekeraar om te komen tot een focuskliniek is meer dan welkom als stimulans voor Value Based Health Care.

Congres over Zorg op de Juiste Plek en Substitutie zoekt sprekers

Vrijdag 16 november 2018 organiseert De Guus schrijvers Academie voor de tweede maal het nationale congres over goede voorbeelden van samenwerking tussen eerste en tweede lijn. De vele nieuwe ontwikkelingen op dit gebied en de grote tevredenheid van deelnemers op 15 februari brachten ons hiertoe. De actualiteit in het najaar over het Hoofdlijnenakkoord en thans over het rapport Zorg op de Juiste Plek: wie durft inspireerden eveneens hiertoe. Elders op deze website staat een bericht over de voorbereiding van het akkoord en het rapport.

Plenaire sprekers

Voor dit congres zoeken wij ten eerste sprekers voor plenaire voordrachten. Zij bieden een helikopter overzicht over één aspect (governance? ICT? Bekostiging?) van innovaties in een groot deel van de sector, vaak met enige vergelijking met het verleden of met andere landen. Ook beoordelen zij, als buitenstaander of als insider, de ontwikkeling van genoemd akkoord en rapport.

Sprekers parallelsessies

Ten tweede zoeken wij collega’s die in een parallelsessie of workshop hun lokale- of regionale goede voorbeeld presenteren rond de samenwerking tussen eerste en tweede lijn. Dat voorbeeld draait al enige tijd. Er is nog niet veel over gepubliceerd. Deze collega’s tonen enige resultaten op basis van statistiek, interviews of focusgroepen. Hun verhaal gaat vooral over de implementatie van het goede voorbeeld. Zij presenteerden hun voorbeeld NIET op het eerste nationale congres op 15 februari 2018. Een voorlopige opzet van het congresprogramma tref je hier aan.

Verschillende thema’s

Het congres kent vier series van achtereenvolgende sessies over een thema:

  • Serie 1: goede voorbeelden van Meekijkconsulten.
    Hieronder vallen ook projecten met telemedicine en telemonitoring. Maar ook een gezamenlijke fysiek spreekuur van huisarts en specialist kunnen onderdeel zijn van deze serie.
  • Serie 2. Goede voorbeelden van samenwerking van eerste en tweede lijn rond behandeling en begeleiding.
    Voorbeelden kunnen zijn: transmurale zorgprojecten voor mensen met chronische aandoeningen, ouderenzorg, palliatieve zorg, geboortezorg en zorg voor mensen met multimorbiditeit en zeldzame ziekten.
  • Serie 3. Goede voorbeelden van ontworpen randvoorwaarden om substitutie te bevorderen.
    Hieronder vallen financiële innovaties, zoals integrale tarieven, digitale innovaties, zoals gezamenlijke elektronische dossiervoering en eenvoudiger berichtenverkeer en bestuurlijke innovaties, zoals nieuwe vormen van aansturing en transparantie.
  • Serie 4. Workshops om ervaringen te delen en enige training te ontvangen om innovatieve projecten tot stand te brengen en in stand te houden.
    Wij denken hierbij aan trainingen in onderhandelingsvaardigheden, omgaan met conflicten, het repareren van niet goed lopende samenwerking, het werken als transferverpleegkundige en het functioneren als verpleegkundig specialist. Wij zoeken personen met competentie om een workshop te leiden over een van deze onderwerpen.
Flitspresentatoren

Ten derde zoeken wij flitspresentatoren ofwel flitsers. Zij vertellen hun eigen ervaringen als professional of als patiënt. Of zij bespreken een initiatief dat zij gaan starten met een app of met een nieuw zorgpad ter ondersteuning van de samenwerking tussen eerste en tweede lijn. Of zij zijn pas gepromoveerd en willen vertellen wat in hun proefschrift staat over substitutie. En auteurs van een pas uitgekomen boek zijn ook van harte welkom.
Er is plaats voor maximaal negen flitsers: In elk van de eerste drie genoemde series met drie sessies is plaats voor één flitser. Flitspresentatoren kunnen zich aanmelden tot 1 september 2018.

Concept-programma

Leo Kliphuis, adviseur voor samenwerking eerste en tweede lijn, en ondergetekende tekenen voor de programmering van dit congres. Wij zijn zeg maar de regisseurs en de sprekers de hoofdrolspelers. Kliphuis en ik hielden het afgelopen jaar de vakpers en wetenschappelijke literatuur bij over goede voorbeelden over zorg op de juiste plek en substitutie. Op basis daarvan ontwierpen wij een programma met mogelijke thema’s maar zonder sprekers en zonder concrete goede voorbeelden. Je treft dit concept-programma hier aan.

Aanmelden

Voor de plenaire sessies en de workshops kun je aanmelden tot 20 mei 2018. Natuurlijk mag je jezelf noemen. Maar wij zijn je ook dankbaar als je ons attendeert op een goede spreker of goed voorbeeld dat je kent. Je kunt reageren bij congresorganisator Petra Schimmel: secretariaat@guusschrijvers.nl.

Wil je je aanmelden als flitspresentator voor het congres? Stuur dan voor 1 september 2018 een mail met daarin kort beschreven wat het onderwerp en doel van je presentatie is naar: marcelstam@guusschrijvers.nl.

Eerste lijn?

Bij het woord eerste lijn denkt men vaak in eerste instantie aan huisartsen en hun praktijkondersteuners. Voor het congres is dit te beperkt. Tot de eerste lijn rekenen wij ook verloskundigen, wijkverpleegkundigen, jeugdgezondheidszorg, Factteams in de geestelijke gezondheidszorg en specialisten ouderengeneeskunde. Wij nodigen ook deze professionals graag uit om zich aan te melden als spreker of flitser.

Tweede lijn?

Bij het woord tweede lijn denken wij niet alleen aan medisch specialisten en algemene ziekenhuizen. Wij rekenen ook hieronder: gespecialiseerde geestelijke gezondheidszorg, revalidatiecentra, andere categoriale ziekenhuizen en UMC’s.

Samenwerking?

De samenwerking tussen eerste en tweede lijn hoeft niet per se op lokaal of regionaal niveau plaats te vinden. Net zoals bijvoorbeeld bij het Parkinsonnet, oncologische zorg en thuisbeademing kan deze samenwerking ook bovenregionaal plaatsvinden.

Spoedzorg

Samenwerking tussen eerste en tweede lijn bij het aanbieden van spoedzorg komt niet aan de orde op dit congres en wel op het 19e nationale congres over geïntegreerde spoedzorg op 8 november 2018. Ook voor dit congres zoeken wij sprekers.

Waarom zit ‘samen beslissen’ (nog) niet in de WGBO?

‘Overlegt met hem’. Deze drie woorden wilde minister Schippers in 2016 toevoegen aan artikel 7.448 lid1 van de Wet Geneeskundige Behandelingsovereenkomst (WGBO). Zij poogde daarmee ‘samen beslissen’ van patiënt en hulpverlener een plaats te geven in deze Nederlandse wet. Schippers deed dat in een voorlopig wetsontwerp tot wijziging van de WGBO. VWS consulteerde daarna via het internet tal van partijen in de zorg. De resultaten daarvan zijn niet openbaar gemaakt. Sindsdien bleef het stil over dit voorlopige voorstel.

Samen beslissen

De vraag over het nut van ‘samen beslissen’ kwam op vrijdag 13 april 2018 uitgebreid aan bod in een parallelsessie op het congres Patiëntenrecht in ontwikkeling dat gezondheidsjuriste Monique Biesaart en ondergetekende hadden geprogrammeerd in congrescentrum Galgenwaard te Utrecht.

Recht op gezondheid

Tijdens dit congres kwam de vraag naar het nut van wetgeving om de positie van patiënten te versterken bij alle sprekers aan bod. Openingsspreker Birgit Toebes is hoogleraar internationaal recht te Groningen. Zij benadrukte de grote betekenis van internationale wetgeving zoals de universele verklaring van de rechten van de mens in 1948. In deze en latere verklaringen komt steeds weer het recht op gezondheid terug, niet alleen het recht op goede zorg maar ook het recht op goede preventie, zoals schoon water en vaccinatieprogramma’s.

Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg

Een Nederlandse wet kreeg ook veel steun van sprekers: de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (WKKGZ), die sinds 1 januari 2016 in werking is. Melita van der Mersch (advocaat bij kantoor Velink & De Die) prees deze wet vanwege de duidelijkheid en de snelheid van afhandeling van klachten. Mandy Lagendijk en Marjan Euser (Bestuurssecretaris respectievelijk Kwaliteitscoördinator WoonZorgcentra Haaglanden) ondersteunden deze waardering met casuïstiek uit hun werksetting. Rond klachten wordt beter en sneller juridisch onderzoek gedaan en de familie wordt beter begeleid. Marlou van Roosmalen, Juridisch adviseur gezondheidsrecht bij de VvAA, gaf aan dat ook de claimafhandeling sneller verloopt dankzij deze wet.

Algemene Verordening Gegevensbescherming

Omarmd werd ook de Europese wet Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Dat deden Theo Hooghiemstra, Senior adviseur bij Adviesbureau PBLQ, en Wouter Koelewijn, advocaat gezondheidszorg bij kantoor Van Benthem & Keulen. De bescherming van data wordt beter geregeld. Grote IT-bedrijven als Google, Microsoft en Amazone zijn ermee aan te pakken en kunnen grote boetes krijgen als zij niet aan de AVG voldoen. Beide sprekers benadrukten dat de privacy in de Wet maatschappelijke ondersteuning, de Zorgverzekeringswet en de Wet langdurige zorg niet op dezelfde manier is geregeld. Dat geeft in de praktijk gedoe en onzekerheid. Helaas weigerden zowel Rutte 2 als het thans zittende Rutte 3 deze wetten op dit punt te harmoniseren.

Real time inzage patiëntendossier

Over het real-time ter beschikking stellen van informatie over medisch onderzoek verschilden congresdeelnemers en sprekers van mening. Leone Flikweert en Alexia Franse, (Directeur Pazio respectievelijk stafjurist Raad van Bestuur UMC Utrecht) hebben hiermee ervaring: Voor patiënten van het UMC Utrecht zijn deze gegevens realtime beschikbaar. De meeste patiënten zijn enthousiast hierover. In uitzonderlijke gevallen leidt het tonen van uitslagen zonder context en toelichting van de behandelend arts tot onterechte onrust of blijdschap.

Bufferperiode

Student geneeskunde Stephanie Kooiman pleitte daarom voor een bufferperiode van enkele dagen. Een congresdeelnemer van het UMC Groningen meldde dat aldaar de software toestaat om al dan niet te kiezen voor een bufferperiode. In de gezamenlijke discussie over dit onderwerp kwam een beleidsdilemma naar voren: Kiest de Raad van Bestuur van een ziekenhuis voor tevredenheid van een grote groep patiënten en dus voor realtime inzage, of voor bescherming van de uitzonderingsgevallen en dus voor een bufferperiode?

Veel consequenties

Terug naar het nut om ‘samen beslissen’ in de spreekkamer wettelijk te funderen in de WGBO. Als dat gebeurt, brengt dit grote uitgaven met zich mee. Ten eerste is er meer tijd nodig van medisch specialisten. Ten tweede dienen keuzehulpen voor laaggeletterden te worden ontwikkeld per diagnose en per behandeling. Ten derde zijn trainingen van professionals nodig in neutraal presenteren van alternatieve opties. Ten vierde dient het thans alom geaccepteerde gespreksmodel voor samen beslissen (Choice Talk, Option Talk en Decision Talk) uitgewerkt te worden voor patiënten die wilsonbekwaam zijn. Neemt de mantelzorger en wettelijk vertegenwoordiger dan de rol van de patiënt over? Met alleen de woorden ‘Overlegt met hem’ is de minister van Volksgezondheid niet klaar. Misschien is Edith Schippers er daarom niet mee verder gegaan in 2016.

Voor de goede orde: de PowerPoint-presentaties van de sprekers op het congres zijn uitsluitend beschikbaar voor de congresdeelnemers en worden verder niet openbaar gemaakt. Immers, vele sprekers kondigden publicaties aan over hun onderwerpen en beschouwden hun congrespresentatie als een voorvertoning in beperkte kring.

Patiëntenzorg: dichtbij wat kan; centraal wat moet

Uitgangspunt is goede zorg voor iedereen op de juiste plek op het juiste moment.’ Deze tekst staat in het regeerakkoord. De uitwerking van deze veertien woorden vormde de opdracht voor de taskforce Juiste Zorg op de Juiste Plek, die haar naam dankt aan een eerder initiatief van de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen en de Federatie Medisch Specialisten. Afgelopen week heeft de taskforce haar advies gepubliceerd.

Advies

Voorzitter van de taakgroep is Bas van den Dungen, directeur-generaal curatieve zorg bij VWS. Verder zijn er dertien leden uit wetenschappelijke- en professionele kring. Het advies heeft als titel dezelfde naam, met als toevoeging de vraag: Wie durft? De bedoeling is dat deze groep in de komende vier jaar de voornemens in dit stuk tracht te realiseren. Als gezamenlijke opgave van alle zorgpartijen formuleert de taskforce samen een gedeeld beeld van gezondheid en zorg in de regio maken dat motiveert; Nationaal bepalen dát dit gebeurt, maar niet wát er in de regio moet gebeuren.

Intentieverklaringen

Het rapport telt elf hoofdstukken en drie bijlagen, in totaal 105 pagina’s. De eerste zeven hoofdstukken zijn inleidend. Ze bevatten beschouwingen over echte veranderingen in de zorg, het functioneren van mensen, commitment, de gezamenlijke opgave, de informatievoorziening, de professionals en de meerwaarde. Vele passages in deze hoofdstukken lezen als intentieverklaringen en als context waarbinnen beleid plaatsvindt. Menig bestuurder en ervaren professional zal de inhoud bekend voorkomen. Leiders van regionale projecten vinden er steun in en informatie voor hun eigen beleid.

Interessante beleidsvoornemens

De laatste vier hoofdstukken worden concreter. Ze gaan over toegang tot de tweede lijn, het organiseren van juiste zorg op de juiste plek, de transformatie en de aansturing op landelijke niveau. Hierin staan nieuwe interessante beleidsvoornemens: goede toegang tot cliëntondersteuners (hoofdstuk 8), ziekenhuiszorg veel vaker dichtbij huis (9), vaker populatiegebonden bekostiging en gezamenlijke inkoop door gemeenten en zorgverzekeraars(10) alsmede krachtige aansturing en extra gelden voor transformatie naar meer zorg dichtbij huis (11).

Expertisecentra

Aan het veelzijdige en inspirerende rapport ontbreekt wat mij betreft een twaalfde hoofdstuk met als titel ‘Dichtbij wat kan en centraal wat moet’. Dat hoofdstuk moet gaan over patiënten die thans diagnostiek en behandeling krijgen op een onjuiste plek. Ik denk aan mensen met zeldzame tumoren, multitrauma, zeldzame erfelijke aandoeningen en spierziekten. Die groep is groot: het aantal mensen met een zeldzame ziekte is in totaal groter dan het aantal mensen met diabetes. Velen van hen komen thans terecht in ziekenhuizen met te weinig expertise, ervaring en adequate apparatuur. Zij hebben behoefte aan expertisecentra op de juiste plek.

Hoofdlijnenakkoord

Het goed leesbare en grondige rapport komt uit op een geschikt moment: De onderhandelingen over het hoofdlijnenakkoord zijn in volle gang. Samen met het openingsbod van 18 miljard euro krijgt het ongetwijfeld invloed op de standpunten van zorgverzekeraars en koepelorganisaties. Ik zie vol verwachting het akkoord en de regeringsverklaring daarover in het najaar tegemoet.

Concentratie en spreiding ziekenhuisfuncties

Op 31 mei komt het thema Dichtbij wat kan en centraal wat moet aan de orde op het congres Concentratie en spreiding van ziekenhuisfuncties. Wil jij je ervaringen over dit thema delen met collega’s? Wil je weten wat de laatste goede voorbeelden en studies zijn op dit gebied? Klik dan hier voor het programma, de sprekers en het inschrijfformulier.

Dit stuk verscheen eerder als column in het blad Zorgvisie.

ICT in de zorg: hopeloze zegen of noodzakelijke vloek?

We kunnen niet meer zonder computers, maar de automatisering/ICT/EPD is ook een ‘pain in the ass’. Ben ik de enige die slechte ervaringen heeft met ICT in de zorg? Of heb ik het gewoon slecht getroffen en ben ik een zwartkijker? En hoe kan de ICT wel bijdragen aan betere zorg voor de patiënt?

Verbazing

Op SKIPR kwam ik vorige week twee blogs tegen. In de ene blog (De toekomst van zorg-ICT) zet KNO-arts Markus Oei op aansprekende wijze op een rij waaraan automatisering moet voldoen. In de andere blog (CMIO essentieel voor digitalisering in de zorg) pleit Elise Peters van NICTIZ voor een medisch specialist als schakel tussen ICT en de gebruiker. Ik ben geen ICT-expert, maar als professional, bestuurder en toezichthouder kijk ik met verbazing (en ontzetting) naar de ICT-ontwikkelingen in de afgelopen 30 jaar in eerstelijn en ziekenhuis. ICT begon als financiële/logistieke ondersteuning en nog steeds zijn financiën leidend en niet de patiënt.

Persoonlijke observaties
  • Ik herinner me nog dat ik in 1994 ontdekte dat ons ZIS het patiëntnummer wiste twee maanden na facturatie, om opslagruimte te besparen: weg koppeling zorg en patiënt…
  • Onze automatiseringsafdeling had zijn eigen beleidsplan, los van het beleid van het ziekenhuis…
  • ICT-initiatieven op ziekenhuisniveau kostten altijd 6 nullen en ik heb ze vrijwel allemaal zien mislukken…
  • Specialisten wilden het lab- en röntgensysteem niet gebruiken, omdat ze steeds 17 schermen diep moesten en weer terug…
  • Voorschrijven van medicijnen via de computer werd een fiasco, omdat inbrengen van alle gegevens door de specialist 18 seconden duurde en het zetten van een handtekening onder een door verpleegkundigen geschreven recept 3 seconden…
  • Een cardioloog en KNO-arts ontwierpen een eigen EPD, dat goed werkte, maar niet koppelbaar was aan het ZIS…
  • We waren voorloper in het zenden van lab- en röntgenuitslagen naar de huisarts, maar dat ging op een ‘houtje-touwtje-‘manier en de huisartsen moesten de gegevens overschrijven in hun EPD…
  • De ZIS-gebruikersgroep kreeg bij de leverancier niets gedaan: wat een frustratie…
  • VWS en ZonMw hadden als ICT-motto bij beleid en ICT-subsidies: ‘laat alle bloempjes bloeien’: geen standaardisatie, geen centrale regie…
  • Bij de huisarts was het niet beter: geen regie, systemen die niet met elkaar kunnen praten en niet koppelbaar zijn met ziekenhuizen…
  • Nog steeds wordt er gefaxt en overgeschreven…
Trauma

ICT is voor mij een trauma geworden: gouden bergen werden er beloofd en er ging alleen maar (heel veel) geld en veel energie en motivatie door het gootje. Bij ICT heb ik ook door schade en schande geleerd om ‘nee’ te zeggen als ik het niet begreep. Daar is nu de problematiek van de privacy en de administratieve lastendruk bijgekomen, waarbij de computer meestal ook niet helpt.
Zou ik echt de enige zijn die zulke slechte ervaringen heeft met ICT in de zorg? Of heb ik het gewoon slecht getroffen en ben ik een zwartkijker?

Patiënt centraal

Wat zijn voor mij – als geïnformeerde leek – de basisprincipes en implementatievoorwaarden voor ICT?
Het gaat in de zorg om de patiënt. Onze missie is: ‘steeds betere zorg voor de patiënt’. Dat moet dus ook voor ICT gelden: Het is geen doel op zich, maar een middel, dienstbaar aan deze missie. Daaruit volgt dat de ICT de patiënt moet volgen in de zorg: geen ICT-schotten tussen disciplines, afdelingen en zorginstellingen. Dat betekent één patiëntnummer per patiënt, waardoor de gang van de patiënt in het zorgsysteem overal te volgen is. Koppeling tussen ICT-systemen/EPD is basisvoorwaarde. Standaardisatie van definities, (ICT-)normen, registratie en rapportage is vanzelfsprekend. De patiënt heeft onbelemmerd inzage in zijn gegevens.

Centrale regie

Wat is nodig om dit te bereiken? Allereerst is centrale regie noodzakelijk: alleen zo is standaardisatie mogelijk en kan ICT echt patiëntvolgend worden. Deze regie mag niet langer vrijblijvend zijn en moet voorwaarde zijn voor ontwikkeling, implementatie, financiering en gebruik. Voorwaar een rol voor VWS (Zorginstituut, NICTIZ ??), de zorgverzekeraars en de IGJ/NZa.

Rol CMIO

Hoe leren ICT-nerds en gebruikers met elkaar praten? Dat is tot nu toe niet gelukt. Wie kan de intermediaire functie vervullen tussen de gebruikers en de ontwikkelaars? Hier komt de chief medical information officer (CMIO) van Peters om de hoek kijken. Voorwaarde is dat zo’n CMIO vanuit gezag ook een positie met (doorzettings)macht heeft: anders hebben we er een praatgroep bij.

Verspilling

Automatisering betekent niet het automatiseren van wat we nu gewend zijn te doen: onze huidige (zorg)processen zijn niet ontworpen, maar in de loop van decennia ontstaan. Ze zijn daardoor veel te complex geworden, met veel verspilling in het systeem, zowel zorginhoudelijk, als logistiek en financieel. Als we ‘waste’ en bureaucratie automatiseren, borgen en verergeren we deze ‘waste’ en bureaucratie.

Herontwerp zorgprocessen

Implementatie van ICT en EPD vraagt eerst om herontwerp van onze (zorg)processen: alleen dan wordt ICT/EPD patiëntvolgend, wordt samenwerking over de grenzen van disciplines, afdelingen en zorginstellingen vanzelfsprekend en gefaciliteerd door ICT en wordt ICT een hulp in plaats van een extra last.

Apps

Dit ‘herontwerp van (zorg)processen’ wordt bij implementatie bijna altijd vergeten of maar marginaal gedaan, omdat het zo veel weerstand oplevert. Is dit ook niet de reden waarom de vele nieuwe en veelbelovende ‘Apps’ in de zorg maar niet van de grond komen? Implementatie en brede verspreiding is vele malen moeilijker dan ontwikkelen.

Wie neemt het voortouw?

Voor de echte deskundigen zijn dit misschien open deuren. Maar als dat zo is, waarom doen we het dan niet? Waar is zowel landelijk als per zorginstelling het leiderschap om hier het voortouw in te nemen, los van heilige huisjes en gevestigde belangen? Er is inmiddels immers genoeg geld, tijd en motivatie verloren gegaan. Zijn Oei, Peters (en ik) roependen in de woestijn? Wie neemt het voortouw? Erik Gerritsen (SG-VWS)? Laat iedereen en elke instantie één keer zijn ‘ja, maars’ naar voren brengen, dan kan hij de knopen doorhakken.
ICT kan een zegen zijn, maar ook een vloek. Of blijft het een hopeloze zegen en een noodzakelijke vloek?

Congres

Op 31 mei komt op het congres ‘Toekomst van de Nederlandse ziekenhuizen: concentratie en spreiding van ziekenhuisfuncties’ deze problematiek ter sprake als onmisbare randvoorwaarde. OLVG bestuursvoorzitter Maurice van den Bosch gaat hier op in, als hij de samenwerking bespreekt tussen Amsterdamse ziekenhuizen. Guus Schrijvers stelt de digitalisering aan de orde in zijn parallelsessie over geïntegreerde spoedeisende zorg. Wilt u meer weten over dit congres? Klik dan hier voor het programma, de sprekers en het inschrijfformulier. U bent van harte uitgenodigd!

Wim Schellekens, voormalig huisarts, ziekenhuisbestuurder en hoofdinspecteur

Sprekers gezocht voor Spoedzorg Congres op 8 november

8 november 2018 vindt in Utrecht het negentiende nationale congres plaats over innovaties in de individuele spoedzorg en de opgeschaalde zorg bij calamiteiten. Dit jaar ligt de nadruk op innovaties die de werkdruk in de acute zorg verlagen. Voor dit congres zijn wij op zoek naar plenaire sprekers, workshopleiders en flitspresentatoren.

Concept-programma

Ondergetekende hield het afgelopen jaar de vakpers en wetenschappelijke literatuur bij over over innovaties in de spoedzorg. De meeste innovaties die ik gevonden heb gaan over werkdrukverlaging, arbeidsbesparing, taakherschikking en substitutie. Op basis daarvan ontwierp ik een programma met mogelijke thema’s, maar zonder sprekers en zonder concrete goede voorbeelden. Je kunt dit concept-programma hier bekijken.

Spoedzorg

Spoedzorg (acute zorg) komt in vele vormen aan bod op dit congres: eerste hulp door de patiënt zelf, diens familie of door omstanders, ambulancezorg; acute zorg van huisartsen overdag en vanuit huisartsenposten; acute wijkverpleging (bijvoorbeeld aan verwarde ouderen); crisisinterventies vanuit instellingen voor geestelijke gezondheidszorg; Spoedeisende Hulpafdelingen (SEH’s) van ziekenhuizen en Acute Opname Afdelingen (AOA’s).

Plenaire sprekers

Voor dit congres zijn we allereerst op zoek naar sprekers over de acute zorg na de terroristische aanslagen in Frankrijk en Engeland. Wie wil ons attenderen op goede sprekers uit deze landen?

Sprekers workshops

Ten tweede zoeken wij collega’s die een workshop willen geven over een innovatief project, goed voorbeeld of onderzoek dat gericht is op werkdrukverlaging, efficiëntie, taakherschikking of substitutie. De nadruk dient te liggen op de implementatie van het goede voorbeeld. Dit dient bij voorkeur statistisch onderbouwd te worden. De workshops op het congres worden ingedeeld in vier series: 1. De ambulancezorg 2. De acute zorg buiten het ziekenhuis 3. De medisch specialistische spoedzorg en 4. De randvoorwaarden voor een optimale spoedzorg (samenwerking, ketenregie, het kwaliteitskader acute zorg, spreiding en concentratie van aanbod en dergelijke).

Ziekenhuizen

Ziekenhuizen onderscheiden enkele specifieke doelgroepen voor hun SEH’s: patiënten met een beroerte, patiënten met een hartinfarct of hartstilstand, zwangeren in barensnood, personen met ernstig letsel, patiënten met (plotselinge verergering van) een chronische aandoening en burgers met een zorgvraag die professioneel gezien niet spoedeisend is. Wie spreker wil zijn over innovatieve, acute zorg aan een van deze groepen, is van harte welkom.

Flitspresentatoren

Ten derde hebben wij ruimte voor enkele flitspresentatoren ofwel flitsers. Zij kunnen op het congres op 8 november kort en bondig iets vertellen over een nieuw project, app, onderzoek of actuele ontwikkeling rond de acute zorg / spoedzorg.

Aanmelden

Wil je je aanmelden als flitspresentator voor het congres? Stuur dan voor 15 augustus 2018 een mail met daarin kort beschreven wat het onderwerp en doel van je presentatie is naar: marcelstam@guusschrijvers.nl.

Incidenten en calamiteiten in de WKKGZ

Op 1 januari 2016 is de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (WKKGZ) in werking getreden. De wet geldt voor de zorg, dat wil zeggen de care èn de cure, maar niet voor ondersteuning die wordt geboden op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en de Jeugdwet. Wat houdt deze wet precies in?

Doel

De WKKGZ beoogt een betere en snelle aanpak van klachten, een intern meldsysteem van incidenten voor zorgverleners, een sterkere positie voor de cliënt en uitbreiding van de meldplicht van calamiteiten voor zorgaanbieders. De wet stimuleert openheid van zorgaanbieders over incidenten en calamiteiten die hebben plaatsgevonden in de zorgverlening. Incidenten zijn fouten of onbedoelde gebeurtenissen tijdens de zorgverlening. Incidenten met zeer ernstige gevolgen zijn calamiteiten. Doel is het verbeteren van de patiëntveiligheid. Daarvoor wordt van instellingen en zorgverleners een toetsbare en open attitude verwacht.

Incidenten

Elke zorgaanbieder moet een systeem voor het intern melden van incidenten in de zorgverlening hebben. Van de medewerkers wordt gevraagd om incidenten te melden. Zij moeten dit kunnen doen zonder vrees dat de melding zal worden gebruikt door hun werkgever, collega of door buitenstaanders. Het gaat erom veilig te kunnen melden, opdat de kwaliteit van zorg binnen de eigen organisatie wordt verbeterd. In de luchtvaart zegt men “Je bent een held, als je het meldt”. Want van een melding leert men. Is dit echt 100% veilig-melden? Nee, dat is het niet. De WKKGZ maakt ‘namelijk één uitzondering: voor bewijs in een strafrechtelijke procedure. Als het Openbaar Ministerie op geen enkele andere wijze strafrechtelijk bewijs zou kunnen vergaren, mogen gegevens van het intern-meldsysteem worden gebruikt. Maar dan gaat het in de regel om ernstige zaken. Dood door schuld, zwaar lichamelijk letsel door schuld, een euthanasie die niet aan de regels voldeed. Men denkt dan al gauw aan calamiteiten en die zijn sowieso meldingsplichtig.

Recht op informatie

Dan zijn er nog wat nieuwe regels in de WKKGZ, Zo moet een incident met merkbare gevolgen voor de patiënt met hem worden besproken. Hem moet worden verteld wat de mogelijkheden zijn om de gevolgen van het incident weg te nemen of te beperken. Aard, toedracht en tijdstip van het incident moeten worden vastgelegd in het patiëntendossier met naam en toenaam van de zorgverleners die erbij waren. Een zorgaanbieder moet dit meteen na het incident doen.

Calamiteiten

Heeft een incident de dood of een ernstige schade van de patiënt tot gevolg, een zogenoemde calamiteit, dan moet de zorgaanbieder dat melden bij de Inspectie. Op basis van de melding zal de Inspectie aan de zorgaanbieder in kwestie vragen om zelf nader onderzoek te doen naar de calamiteit en daar lessen uit te trekken. De resultaten van het onderzoek en de geleerde lessen moeten worden teruggekoppeld aan de Inspectie. Krijgt de Inspectie geen terugkoppeling of is deze van onvoldoende kwaliteit, dan zal de Inspectie en/of de minister optreden en maatregelen nemen.

Congres

Op het congres ‘Patiëntenrecht in ontwikkeling’ op 11 april 2018 in Utrecht vertellen Marjan Euser en Mandy Lagendijk van WoonZorgcentra Haaglanden over hun praktijkervaringen met de WKKGZ. Naast de WKKGZ komen tal van andere actuele onderwerpen rond de rechtspositie van patiënten aan bod. Het congres bestaat uit korte voordrachten, parallelsessies en flitspresentaties. De dagelijkse praktijk is hierbij leidend. Deze opzet maakt de dag ook interessant voor niet-juristen. Het uitgebreide programma, de sprekers en het inschrijfformulier vind je hier.

Met dank aan gezondheidsjurist Monique Biesaart voor haar inhoudelijke bijdrage aan dit bericht.

Zet niet alle kaarten op de Persoonlijke Gezondheids Omgeving

Het ministerie van VWS en de Patiëntenfederatie willen één landingspagina voor de zorg: de Persoonlijke Gezondheidsomgeving (PGO). Via de PGO heeft een patiënt toegang tot de portals van zorgaanbieders. Deskundigen zijn het er echter niet over eens of die portals via één wachtwoord toegankelijk kunnen (en mogen) worden.

DigiD

Wie via DigiD www.mijnoverheid.nl aanklikt, heeft digitaal toegang tot diverse overheidsinstanties zoals de Rijksoverheid, gemeenten en uitkeringsinstanties. Iedere keer als ik het gebruik, zijn er weer meer overheidsinstanties voor mij toegankelijk. In eerste instantie kom ik met de DigiD op mijn persoonlijke pagina uit. Daarna kan ik zonder een nieuw wachtwoord te gebruiken verder naar de instanties die ik nodig heb. In mijn berichtenbox kan ik hun nieuwste berichten aan mij raadplegen. De persoonlijke pagina heet in vakjargon de landingspagina van de individuele bezoeker. Zelf gebruikte ik in een eerder bericht de term startpagina. Maar zo’n pagina is openbaar toegankelijk en dat is een landingspagina niet.

PGO

Het Ministerie van VWS en de Patiëntenfederatie zetten thans zwaar in op een landingspagina voor de zorg. Die heet Persoonlijke Gezondheidsomgeving (PGO). Die heeft een vergelijkbare functie als de landingspagina mijnoverheid.nl. Via de PGO heeft de patiënt toegang tot de portals van zorgaanbieders. Bovendien kunnen patiënten hun eigen data noteren, bijvoorbeeld hun bloeddruk. Het programma Medmij ontwikkelt software om alle PGO’s die thans op de markt komen te standaardiseren.

Wachtwoord

Of die toegang tot de portals te realiseren is met slechts één wachtwoord zijn de deskundigen die ik de afgelopen tijd ontmoette het niet eens. Bij de overheid lukt dat werken met één wachtwoord wel meer en meer: met die ene DigiD-code en dat ene wachtwoord kan ik terecht bij vele overheidsinstanties. Zelfs bij sommige ziekenhuizen zoals het UMC Utrecht.

Twijfel

Sommige experts stellen: wat bij de overheid lukt, moet ook kunnen bij de zorg. Anderen zijn somberder: zorgaanbieders hebben allemaal verschillende ICT-systemen. Het is technisch onmogelijk om die allemaal hetzelfde wachtwoord te geven. Bovendien: de Europese Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) die op 25 mei ingaat, verbiedt het gebruik van één wachtwoord voor de toegang tot verschillende zorgaanbieders. Als je meer over de nieuwe AVG te weten wil komen, kom dan naar het congres Patiëntenrecht in ontwikkeling op 11 april in Utrecht. En verder meldde een klokkenluider in het Algemeen Dagblad van 31 maart, dat vele wachtwoorden reeds gehackt zijn. Dat verkleint de kans op één wachtwoord voor de toegang tot tal van zorgaanbieders in het PGO.

Experts gezocht

Wie van de experts gelijk heeft, kan ik niet beoordelen. Ik zit te weinig in de software technologie en in de AVG-vereisten om een afgewogen oordeel hierover te geven. Ik nodig lezers met expertise uit om hieronder een dialoog met mij en andere lezers aan te gaan. Die dient te gaan over de vraag of één wachtwoord (bijvoorbeeld de DigiD-code) voor de zorg technisch en wettelijk haalbaar is. Als dat lukt, dan heeft de PGO echt meerwaarde.

Andere wensen

Vooralsnog lijkt het mij verstandig Dat VWS en Patiëntenfederatie Nederland niet alle kaarten zetten op de introductie van de PGO. Uit de E-healthmonitor over 2017 en eerdere jaren komen twee wensen naar voren die sterk leven. In representatieve steekproeven onder patiënten blijkt een grote wens naar gemaksdiensten zoals online afspraken maken, e-consulten en scherm-tot-schermcontact. Professionals geven in vergelijkbare steekproeven aan dat zij over deze functionaliteiten beschikken. Maar patiënten zeggen vaak dat zij hierover niets weten. Hier ligt een marketingsvraagstuk dat zorgaanbieders, zorgverzekeraars en patiëntenorganisaties kunnen oplossen.

Gezamenlijke dossiervoering

De tweede dringende wens is de volgende. Volgens de genoemde E-healthmonitor bestaat bij artsen het  verlangen om te komen tot gezamenlijke dossiervoering: van huisarts en specialist en tussen specialisten van verschillende ziekenhuizen. Een specifiek betaalprogramma om dergelijke dossiervoering te stimuleren is effectief, zo blijkt uit Amerikaanse ervaringen met het Meaningfull Use programma. Ik schreef daar eerder over in een bericht op deze website.

Utopie?

Kortom, De Persoonlijke Gezondheidsomgeving is een aantrekkelijk initiatief, maar wellicht moeilijk te realiseren. Andere gewenste innovaties betreffen gemaksdiensten voor patiënten en gezamenlijke dossiervoering van artsen. Het lijkt mij verstandig als VWS en de Patiëntenfederatie daar ook aandacht aan besteden. Wat vind jij: is één wachtwoord voor de zorg een utopie, of niet?

Kankerpatiënten niet doorverwezen naar expertisecentra

Onlangs kwam een onderzoek van het Integraal Kankercentrum Nederland (IKNL) naar buiten, waaruit blijkt dat patiënten met zeldzame vormen van kanker door hun eigen ziekenhuis en eigen specialist worden behandeld, ondanks het feit dat er speciale (academische) expertisecentra aangewezen zijn voor deze vormen van kanker.

Onnodige morbiditeit

De Nederlandse Federatie van Kankerpatiënten organisaties (NFK) reageert hier (terecht) fel op, omdat de patiënten zo niet de optimale behandeling krijgen, met onnodige morbiditeit, onnodige slechte kwaliteit van leven en zelfs vermijdbare verhoogde mortaliteit tot gevolg.

Illusie

De NFK constateert dat ‘de zweem van concentratie een illusie blijkt’. Artsen in ziekenhuizen lijken zich competent genoeg te achten om deze kankerpatiënten (zo’n 1.000 per jaar) toch zelf te blijven behandelen. Zo kan geen ervaring worden opgebouwd of onderzoek worden gedaan. Dit zou – volgens de NFK – ook een veel slechtere overlevingskans kunnen betekenen voor deze patiënten.

Geen transparantie

Helaas laat het IKNL-rapport niet zien hoeveel patiënten met een zeldzame vorm van kanker elk ziekenhuis behandelt: die transparantie lijkt nog een brug te ver. Openheid over de aantallen kankerpatiënten per soort kanker dat elk ziekenhuis behandelt zou het zelfreinigend vermogen van de sector in het belang van deze patiënten sterk kunnen bevorderen.

Zorgconcentratie

Concentratie van high-tech zorg, van ernstige diagnosen, van gecompliceerde diagnostiek en behandeling is aanvankelijk onder druk van de inspectie, de zorgverzekeraars en de publieke opinie en hopelijk ook steeds meer vanuit intrinsieke motivatie van de professionals wel op gang gekomen. Maar deze noodzakelijke concentratie stagneert nog steeds. Dat geldt ook voor diagnosen met hoge volumina, waarbij de behandeling toch meer competentie en ervaring vragen dan iedere individuele specialist in elk ziekenhuis kan bieden (zie bijvoorbeeld borstkanker).

Patiënt centraal

Het is een essentieel kenmerk van professionaliteit om naast inzicht in de eigen competentie ook inzicht te hebben in de eigen beperkingen van kennis, ervaring en vaardigheid en te kiezen wat voor de patiënt het beste is. Te vaak hoor ik nog dat ‘moeilijke’ patiënten het werk leuk maken, evenals het af en toe doen van een moeilijke operatie. Ik moet hierbij ook vaak denken aan een uitspraak van een Amsterdamse hoogleraar die (heel) lang geleden zei: ‘Het kost wat Amsterdammers, maar leren zal ik het….’.

Ingewikkeld proces

Ik weet dat concentratie geen eenvoudig proces is. Het heeft gevolgen voor onder meer reputatie, inkomsten, maar ook voor opleiding, onderzoek, aantrekkingskracht voor specialisten enz. Ook wordt reisafstand vaak genoemd, maar die afstand is volgens mij heel betrekkelijk als je het dilemma aan de patiënt voorlegt. Die wil best wel wat verder reizen voor een optimale behandeling.

Portfoliokeuzen

En wat is ertegen als een ziekenhuis er samen met de medische staf expliciet voor kiest om zich toe te leggen op de basisziekenhuisfuncties, met hoge kwaliteit en service en in nauwe samenspraak met de eerstelijn? Dat zou een superkeuze zijn. Er zijn enkele ziekenhuizen in Nederland die hiervoor hebben gekozen, maar veel ziekenhuizen hinken nog op twee gedachten en maken geen expliciete portfoliokeuzen van zorg. Dit is ook bij uitstek een onderwerp voor de regionale samenwerking en netwerkontwikkeling van ziekenhuizen.

Toekomst ziekenhuizen

De NFK spreekt van een ‘lek systeem’: voor niet alle vormen van zeldzame kanker zijn expertisecentra opgezet en waar dat wel is gebeurd, worden patiënten veel te weinig daarheen verwezen. Op het congres Concentratie en Spreiding van Ziekenhuisfuncties op 31 mei 2018. in Utrecht geeft Marcel Timmen, directeur van Spierziekten Nederland, een workshop over expertisecentra voor mensen met zeldzame aandoeningen. Wilt u meer weten over dit congres? Klik dan hier voor het programma, de sprekers en het inschrijfformulier.

Wim Schellekens, voormalig hoofdinspecteur en ziekenhuisbestuurder