Guus Schrijvers

Welcome to Guus Schrijvers

CVA-zorg in Nederland zit in de lift

In de acute zorg voor mensen met een doorgemaakt Cardio Vasculair Accident (CVA) is grote vooruitgang geboekt. Dit blijkt uit een overzicht van Marieke Visser (neuroloog en acute zorgcoördinator Vumc). Ook bij de revalidatie na een CVA is de laatste decennia veel verbeterd. Maar het kan nog beter….

Daling

Sinds 2002 daalde de sterfte ten gevolgen van een beroerte aanzienlijk. Ook de deur-tot-naaldtijd in ziekenhuizen ging aanmerkelijk omlaag: van zestig minuten in 2008 naar circa dertig in 2014. Deze informatie verstrekte ondergetekende tijdens een druk bezocht congres op 1 november van de Rotterdam Stroke Service (RSS) Ik baseerde mij daarbij op een uitstekend overzicht dat VUmc neurologe Marieke Visser bood tijdens het Nationale Spoedzorgcongres op vrijdag 7 oktober.

Revalidatie

Niet alleen in de acute zorg voor mensen met een doorgemaakt CVA (ofwel stroke of beroerte) is sterk verbeterd. Ook de revalidatie na de CVA is veel sneller geworden. Van gemiddeld 126 dagen in 1987 naar ongeveer de helft daarvan tegenwoordig.

Casemanagers

Ik baseer mij hierbij op een tijdreeksanalyse die ik maakte bij één revalidatiecentrum in Rotterdam. Vroeger bood één revalidatiebed per jaar capaciteit aan ongeveer drie patiënten: nu zijn dat er bijna zes. Ook is de poliklinische hulpverlening en de specifieke CVA-thuiszorg in Rotterdam uitstekend ontwikkeld. Tenslotte deden casemanagers de afgelopen jaren hun intrede: zij zorgden voor samenhangende zorgplannen en patiënteneducatie.

Slimmer en efficiënter

De vooruitgang in de acute en revaliderend CVA-zorg kwam niet door de uitvinding van sneldiagnostiek, een nieuwe pil of superinterventie. Nee, het is het resultaat van steeds maar weer slimmer en effectiever organiseren. Hierover maakte ik een compliment aan de aanwezige verpleegkundigen, verzorgenden, neurologen en huisartsen op het RSS-congres.

Innovaties

Ik vervolgde mijn voordracht met een pleidooi om drie innovaties uit te proberen de komende jaren. De eerste betreft de invoering van populatiegebonden bekostiging in een van de stadsdelen van Rotterdam (en niet in één keer in heel Rijnmond). Ik noem dit stadsdeel de voorhoede regio. Dit kan zonder wetswijziging, zo leert onderzoek uit 2011 dat een groot advocatenkantoor uitvoerde op verzoek van de NZA.

Shared savings

Binnen zo’n bekostiging bestaat het fenomeen shared savings. Als aanbieders van CVA-zorg goedkoper of beter werken binnen de limiet van de populatiegebonden bekostiging, mogen zij zelf een deel van de besparingen behouden. Het andere deel komt ten goede aan de zorgverzekeraar. Dit voorstel viel in goede aarde bij de congresdeelnemers. Ik gaf wel een waarschuwing af. Ik heb reeds in vier andere regio’s getracht zo’n voorhoede experiment op te zetten. Steeds bleken Raden van Bestuur van zorgaanbieders dwars te liggen. Professionals en zorgverzekeraars wilden wel.

E-health

De tweede innovatie die ik bepleitte betrof het invoeren van online gemaksdiensten voor CVA-patiënten en hun familie: online afspraken maken, e-consulten, screen-to-screen contact, What’s app-groepen, reminders en wake-up calls. Natuurlijk is inzage in het eigen gezondheidsdossier ook van belang, maar dat is een ander traject dan voor die gemaksdiensten. Bij die laatste vindt namelijk geen informatieopslag plaats.

Samenvoegen

De derde innovatie waarvan ik droom is het onderbrengen in Rotterdam van een verpleeghuis, thuiszorg, revalidatiecentrum en afdeling neurologie van een ziekenhuis onder één organisatorisch dak. Ik weet het: tussen droom en daad staan wetten en praktische bezwaren. Wellicht kunnen afstudeerders zich eens wagen aan dit onderwerp.

Sociale teams

Tenslotte ligt er een kans voor Welzijn op recept dat het Trimbos Instituut heeft ontwikkeld. Hierbij verwijzen huisartsen en hun medewerkers op vooraf gestructureerde wijze naar een sociaal team. Op sommige plaatsen van de Rotterdamse CVA-zorg gebeurt dat al. Nu aldaar de sociale teams tot wasdom en onderlinge samenhang zijn gekomen, is er kans op een meer dan incidentele relaties tussen deze teams en de RSS.

Chronische Zorg Congres

De PowerPoint presentatie die ik gebruikte bij mijn voordracht, tref je hier aan. Ik wijs erop dat op het chronische zorg congres op 14 december de genoemde innovaties voor de CVA-zorg in bredere context weer aan de orde komen. Wil je dit congres bijwonen? Klik dan hier, lees de brochure en meld je aan.

 

Uitbreiding zorggroepen stimulans voor chronische zorg

De ontwikkeling van de chronische zorg in Nederland stagneert volgens een aantal experts. Zij willen daarom de zorggroepen van huisartsen uitbreiden. Dat kan in drie verschillende richtingen en moet geleidelijk plaatsvinden: geen revolutie, maar evolutie.

Chronische aandoeningen

Sinds 2011 organiseren zorggroepen van huisartsen zorgprogramma’s voor mensen met diabetes, verhoogd risico op hart- en vaatziekten en COPD. Soms doen zij dat ook voor mensen met depressies, neurologische aandoeningen, dementie en met meer dan één chronische aandoening. Enkele zorggroepen runnen zowel deze programma’s als ook huisartsenposten. Want het zijn dezelfde huisartsen die bij beiden betrokken zijn.

Zorggroepen

Sinds 2011 stagneert de ontwikkeling van de chronische zorg in Nederland in vergelijking met het buitenland volgens vijftien experts. Zij pleiten ervoor om de zorggroepen van huisartsen uit te breiden in drie richtingen. De eerste is dat zorggroepen zich verantwoordelijk gaan voeren voor programmatische zorg aan mensen met alle soorten chronische aandoeningen. Dat moet geleidelijk gebeuren en rekening houden met wat lokaal al is bereikt.

Disciplines en taken

De tweede richting is dat zorggroepen meer disciplines gaan omvatten dan alleen die van de huisartsen. Zorggroepen zouden ook heel goed de zorg van wijkverpleegkundigen (die vaak voor chronische zieken werken) kunnen coördineren. De derde richting is dat zorggroepen meer huisartsgeneeskundige taken krijgen. Bijvoorbeeld ondersteuning van zelfmanagement van chronisch zieken en hun partners.

Evolutie

Als Nederland kiest voor één of meer van deze drie richtingen, moet er veel veranderen aan zorgpaden en beslisbomen, zelfmanagement ondersteuning, bestuursvormen, kwaliteitsborging, Zorg-ICT en bekostiging. Dit heeft zijn tijd nodig: geen revolutie maar evolutie.

Zorgverzekeraars

Op 14 december presenteren Ineke Boxem en Karlie van Kuijk dit drie richtingen voorstel. Zij werken beiden bij zorgverzekeraars: VGZ en De Friesland. Ze zijn beiden betrokken bij de zorginkoop van hun organisaties. Zij interviewden de genoemde vijftien experts en vergeleken de ontwikkelingen in Nederland met die in het buitenland. Hun presentatie vindt plaats tijdens het Chronische Zorg Congres dat op 14 december plaatsvindt in Utrecht. Die presentatie is gebaseerd op hun nieuwe boek ‘bekostiging van zorgnetwerken voor mensen met veel voorkomende chronische aandoeningen’. De elektronische versie kan je hier downloaden. Een artikel over hun onderzoek en nieuwe boek in Zorgvisie van 6 oktober tref je hier aan.

Van tweede naar eerste lijn

Op het congres komt ook een voorstel aan de orde om 1,5 miljard euro (ofwel ongeveer 170.000 euro per huisarts) geleidelijk over te hevelen van de tweede lijn naar de eerste lijn. Als je de resultaten van goede Nederlandse voorbeelden optelt blijkt dat dit kan, als Nederland dit wil. Auteur van dit spectaculaire voorstel is Jan Peter Heida van onderzoeksbureau SiRM (Strategies in Regulated Markets) te Den Haag. Zijn voorstel voor de lange termijn wordt kort voor 14 december openbaar. Tijdens het Chronische Zorg Congres licht hij zijn voorstel toe en gaat hij hierover in discussie met de zaal.

Kleinschalige innovaties

Op het congres doet ondergetekende het voorstel dat eerste lijn en ziekenhuizen gezamenlijk een zorgaanbod doen aan zorgverzekeraars. Die kopen dan een gezamenlijk pakket bij beiden in. Ziekenhuis en eerste lijn functioneren dan als een Amerikaanse Accountable Care Organization. Ik heb hierbij de goede ervaringen met het Alternative Quality Contract (ACO) voor ogen, dat in mijn nieuwe boek uitvoerig aan de orde komt. Ook hier geldt: kleinschalige zorginnovatie gaat vooraf aan veranderingen in algemene wetgeving en financiële regelgeving. Experimenteer mogelijkheden in wetten moeten soelaas bieden aan deze innovaties.

Congres

Kortom: het Chronische Zorg Congres beoogt concrete voorstellen te presenteren die nu al lokaal uitgeprobeerd kunnen worden en op termijn overal te benutten zijn. Wil je de sprekers ontmoeten van het drierichtingenmodel, de substitutie van tweede naar eerste lijn, de Nederlandse ACO’s en van andere innovaties? Wil je meedenken en meepraten over de toekomst van de chronische zorg? Klik dan hier, lees de congresbrochure en meld je aan.

 

Zorgverzekeraar moet inspelen op e-health behoeften patiënten

Veel Nederlanders willen graag online afspraken maken met hun huisarts en inzage hebben in hun medisch dossier. Ook willen zij e-consulten en herhaalrecepten via internetdiensten. De behoefte daaraan kwam onlangs naar voren in de e-health monitor 2016 en een onderzoek van patiëntenorganisatie Zorgbelang Fryslân.

Medisch dossier

Uit het onderzoek van Zorgbelang Fryslân onder ruim vijfhonderd verzekerden van Zorgverzekeraar De Friesland blijkt dat de helft van de inwoners van de provincie via internet afspraken wil maken en inzage wil hebben in het eigen medisch dossier. Opvallend is dat het merendeel van de Friezen niet weet of het bij hun zorgverlener mogelijk is via internet een afspraak te maken, een herinnering voor een afspraak te ontvangen, herhaalrecepten aan te vragen, vragen te stellen en inzage te hebben in de eigen medische gegevens.

Informatie

Naast contacten met zorgverleners, is ook het internetgebruik voor het zoeken naar informatie over gezondheid en leefstijl goed ingeburgerd. Daartegenover staat dat het merendeel van de ondervraagden afwijzend staat tegenover zogenoemde ‘zelfzorg’, zoals tests en hulpprogramma’s via websites. De belangrijkste wens die de ondervraagden uitspraken, was het krijgen van online inzicht in het eigen medisch dossier.

Intensiveren

Friesland is voor Nederlandse begrippen een dunbevolkte provincie, met relatief veel ouderen en lange reisafstanden naar (zorg)voorzieningen. Gebruik van internet kan daarom in veel gevallen een efficiënte manier zijn om contacten tussen zorgverleners en cliënten te onderhouden. Afgezet tegen de e-health monitor van Nictiz en NIVEL, lijkt Friesland in de middenmoot te zitten: in sommige provincies wordt meer gebruik gemaakt van internet in de zorgverlening, in andere provincies minder. Zorgverzekeraar De Friesland heeft e-health al in het zorginkoopbeleid opgenomen, maar Zorgbelang Fryslân heeft geadviseerd dit te intensiveren. De Friesland neemt dit ter harte voor het toekomstig inkoopbeleid.

Veel Nederlanders willen online afspraken maken met de huisarts en inzage in hun medisch dossier.Ook willen zij e-consulten en herhaalrecepten via internet.Onderzoeksrapport

Als je interesse hebt in de rapporten over de Friese studie klik dan hier. Ondergetekende heeft deze studie begeleid. Zorgbelang Fryslân directeur Esther de Vrij en medewerker Harriet Hollander hebben het onderzoeksrapport op 17 oktober overhandigd aan Bert van der Hoek. Hij is bestuursvoorzitter van Zorgverzekeraar De Friesland (zie foto).

 

 

 

VWS niet op de hoogte van voorstel voor rampzorgcoördinator

De Nieuwsbrief van 10 oktober opende met de kop: Schippers houdt nationale rampzorgcoördinator af. Dat artikel verscheen naar aanleiding van een plenair debat tijdens het Nationale Spoedzorgcongres over de vraag hoe de coördinatie moet plaats vinden als in twee GHOR-regio’s tegelijk een terreuraanslag plaatsvindt. Dat was voor de debatdeelnemers onduidelijk. Zij pleitten voor een rampzorgcoördinator waaraan minister Schippers volgens hen niet wil. Aan het einde van het artikel hoopte ik dat Minister Schippers zou reageren op deze informatie. Dat is inmiddels gebeurd, waarvoor mijn dank.

VWS-directeur Publieke Gezondheid Marianne Donker stuurde mij een ambtelijke reactie. Die luidt als volgt: ‘Het ministerie van VWS heeft geen voorstel voor een nationale rampzorgcoördinator ontvangen, dit niet beoordeeld en ook niet afgewezen. De rampenzorgcoördinatie is in grote lijnen als volgt geregeld: in eerste instantie is de coördinatie van de geneeskundige hulpverlening bij rampen en crises belegd bij de GHOR in de veiligheidsregio waar het incident plaatsvindt. In geval van een ramp of crisis waarvoor (ook) de nationale crisisorganisatie wordt ingezet, zijn meestal meerdere departementen betrokken en kan ook de minister van VWS een taak hebben. In zo’n situatie stemt het ministerie zijn rol ten aanzien van de geneeskundige hulpverlening af met de GHOR. Er zijn crises waarbij de Minister van VWS wettelijke een leidende rol heeft. In dat geval coördineert de Directeur-Generaal, zo nodig in afstemming met andere ministeries.’

Ik hoop dat de GHOR en het Ministerie elkaar rechtstreeks vinden, zodat er van alle kanten duidelijkheid ontstaat over dit belangrijke onderwerp.

Onderzoek e-health appllicaties ook essentieel tijdens ontwerpfase

Afgelopen maand verscheen op deze website een bericht waarin ik de vraag stelde: Is e-health te onderzoeken? Tal van mensen reageerden, waaronder prof. Bas Nieuwenhuis. Hij pleit voor designreseach tijdens de ontwikkelingsfase van een e-health applicatie.

In mijn bericht concludeerde ik dat onderzoek naar e-health toepassingen nog in de kinderschoenen staat en dat een fasemodel voor onderzoek ontbreekt. Ik pleitte voor fasering van e-health-studies zoals bij geneesmiddelenonderzoek. Ook stipte ik aan dat wetenschappelijke publicaties vaak als mosterd na de maaltijd verschijnen. Deze onderzoeken gaan bijvoorbeeld over versie 1.0 van een app. Bij de publicatie anderhalf jaar later gebruikt men al versie 3.0.

Designresearch

Naar aanleiding van mijn bericht ontmoette ik Bart Nieuwenhuis. Hij is (deeltijd)hoogleraar aan de Universiteit Twente en Lector aan de Fontys International Business School in Venlo. Vanuit die twee functies heeft het onderwerp zijn grote aandacht. Nieuwenhuis is voorstander van designresearch tijdens het ontwerpen van e-health applicaties. Dat is onderzoek naar bijvoorbeeld de behoeften van cliënten (zoals zorgaanbieders en patiënten) waarop de app zich richt. Er moet bij het ontwerpen sprake zijn van co-creatie van cliënten en ontwikkelaar vindt hij.

Gebruiksvriendelijkheid

Onder designresearch valt ook een literatuurstudie naar vergelijkbare e-health toepassingen. Op basis daarvan kan een vergelijking plaatsvinden van verbeteringen van de nieuwe app ten opzichte van reeds bestaande toepassingen. Een andere vorm van designresearch kan zijn een studie naar de gebruiksvriendelijkheid en de look and feel van de nieuwe e-health applicatie. Last but not least: tijdens het ontwerpen kan marktonderzoek naar betaalmodellen voor de studie plaats vinden. Als die er helemaal niet zijn binnen de zorg en patiënten niet zelf hiervoor willen betalen, waarom dan toch e-health ontwerpen?

Begeleidend artikel

Tot nu toe dacht ik als volgt bij fasering van e-health onderzoek: fase 1: onderzoek naar de technische werkzaamheid. Fase 2: onderzoek naar effecten van e-health op de gezondheid en fase 3: onderzoek naar besparingsmogelijkheden van de applicatie. Prof. Nieuwenhuis heeft mij ervan overtuigd dat het beter is fase 2- en 3-onderzoek reeds tijdens de ontwerpfase uit te voeren. Het beste is om bij de lancering van een app een begeleidend artikel daarover te publiceren. Dat kan bijvoorbeeld op de eigen website van de ontwikkelaar. Onafhankelijke peer reviewers zouden achteraf de betrouwbaarheid en validiteit van dat artikel moeten beoordelen, want dat mag geen reclamepraatje zijn.

Chronische Zorg Congres

Graag zet ik de discussie over e-health onderzoek voort. Dat gebeurt onder meer op het Chronische Zorg Congres op 14 december in Utrecht, waar e-health innovaties en hun voorafgaande design research eveneens aan de orde komen. Natuurlijk kun je hieronder ook nu direct reageren  als je wilt bijdragen aan de discussie.

 

Wijkgezondheidsprofiel faciliteert zorg op maat

De wijken van een gemeente zijn vaak heel verschillend. Hoe kun je per wijk of gebied de specifieke zorg-, welzijns- en woonbehoeften vaststellen, zodat je de lokale bevolking maatwerk kunt bieden in de vorm van goede en betaalbare zorg in de buurt? In de Gemeente Oss verzamelden ze allerlei data over een wijk uit een groot aantal bronnen en stelde op basis daarvan een wijkgezondheidsprofiel op.

Grote Verschillen

Ik volgde dat proces van nabij als voorzitter van de begeleidingscommissie in Oss. Als je twee wijken met elkaar vergelijkt, zie je grote verschillen. Zo telt de wijk Ruwaard-Noord in Oss relatief veel volwassenen met overgewicht die onvoldoende bewegen. In vergelijking met de rest van Nederland kent de wijk een hoog percentage bewoners met een Turkse achtergrond, een groep die gemiddeld genomen een wat ongezondere leefstijl heeft dan de autochtone bevolking. Kortom, in dit gebied is sprake van belangrijke risicofactoren voor diabetes. Twee tot drie kilometer verderop, in de wijk Ussen, is de situatie anders. Daar wonen juist veel autochtonen en westerse allochtonen met een gemiddelde sociaaleconomische status. Hier is men vaak bewuster van de effecten van een ongezonde leefstijl.

Big data

Het wijkgezondheidsprofiel in Oss werd ontwikkeld op basis van het samenvoegen van allerlei databronnen. Het ging hierbij om de ROS-Wijkscan van Robuust, de Gezondheidsmonitor van GGD Hart voor Brabant, de huisartsenregistratie van Zorggroep Synchroon en de ziekenhuisregistratie van Ziekenhuis Bernhoven. De samenvoeging van cijfers heeft geleid tot een completer beeld en dieper inzicht in de aard en sterkte van beïnvloedende factoren voor diabetes in verschillende wijken in Oss. De volgende stap is nu om een dialoog te starten met wijkbewoners en tot actie over te gaan.

Samenvoegen

De grootste klus was het koppelen van de data volgens de betrokken beleidsmedewerkers en ROS-onderzoeker Annet Joustra. Dat was om drie redenen moeilijk: 1. De definities van begrippen (bijvoorbeeld het begrip gezondheid) stemden niet overeen 2. De digitale bestanden waren moeilijk te koppelen en 3. Het verkrijgen van toestemming voor de koppeling had veel voeten in de aarde. Maar uiteindelijk is het gelukt. Het resultaat tref je hier aan. Een informatief interview met Annet Joustra vind je hier.

Preventieconferentie Leiden

Op de Preventieconferentie op 17 november krijgt het maken van wijkprofielen in de regio Leiden, grote aandacht. Wil je naar deze gratis (middag)bijeenkomst? Meld je dan hier aan.

Heel Holland Bakt….te vet!

Het populaire programma Heel Holland Bakt zou volgens de moderne preventieve inzichten in een hoekje van het TV-scherm gezondheidsinformatie moeten laten zien (calorieën, hoeveelheid zout en het percentage vet en dergelijke). Daarnaast zou het goed zijn als de bakkers af en toe ook een lekkere calorie-arme taart zouden moeten maken.

Preventieve Interventies

Vijf preventieve interventies hadden in het verleden grote effecten op de gezondheid van Nederlanders. Dankzij het bevorderen van hygiënisch gedrag en het aanleggen van waterleiding en riolen ging de sterfte aan besmettelijke ziekten aanzienlijk omlaag. Het alcoholgebruik ging sinds het einde van de 19e eeuw aanzienlijk terug dankzij voorlichting, het verbieden van loonuitbetaling in kroegen en het heffen van accijnzen. De kindersterfte ging terug dankzij de consultatiebureaus gericht op voorlichting, het afschaffen van bakerpraatjes en vaccinaties. Het tabaksgebruik verminderde dankzij voorlichting, vermindering van het aantal verkooppunten en reclame en verhoging van accijnzen. Ten vijfde liep het aantal verkeersdoden terug dankzij veiliger auto’s, veel voorlichting over rijgedrag en veiliger wegen.

Gezondheidseffecten

Op dit moment staan drie interventies hoog op beleidsagenda’s van GGD’en en andere bevorderaars van preventie: 1. Het terugdringen van overgewicht 2. Het terugdringen van het alcoholgebruik en 3. Het verkleinen van het aantal mensen dat nog steeds rookt. Leidend beginsel hierbij is het makkelijker maken van de gezonde keuze. Dat kan door op het moment van een aankoop, het zien van een advertentie of het kijken naar een TV-programma onmiddellijk informatie te tonen over de gezondheidseffecten. Dus niet meer in aparte folders of voorlichtingsprogramma’s. Die informatie moet dan komen van onafhankelijke instanties of door hen zijn goedgekeurd. Een voorbeeld is het werken met menukaarten waarop per gerecht het aantal calorieën is vermeld.

Calorie-arme taart

Het populaire programma Heel Holland Bakt voldoet niet aan deze eis. Getoond wordt bijvoorbeeld een prachtige taart van een van de deelnemers. Dan zou volgens de moderne preventieve inzichten in een klein hoekje van het TV-scherm het aantal calorieën per 100 gram, de hoeveelheid zout en het percentage (on)gesatureerd vet moeten verschijnen. Nog mooier zou het zijn als er af en toe een opdracht wordt gegeven aan de bakkers om een smakelijke calorie-arme taart te maken.

Sociale banketbakkers

Dit pleidooi hield ik tijdens een voordracht in de Openbare Bibliotheek Utrecht op zondagmiddag 2 oktober. Die liep vooruit op de culturele zondag op 30 oktober. Het wachten is in Utrecht op sociale banketbakkers die hun producten voorzien van de hoeveelheid calorieën per 100 gram. Wat mij opviel, was dat ik verrassend veel bijval kreeg van de toehoorders. Voor de duidelijkheid: ik ben geen voedingsfundamentalist. Ik kijk graag naar Heel Holland Bakt. Ik eet ook wel eens taart. En toch wil ik graag een klein hoekje op het scherm voor gezondheidsinformatie.

Preventie Conferentie

Mijn PowerPoint presentatie van deze lezing vind je hier. Ben je geïnteresseerd in preventie? Kom dan donderdag 17 november naar de vijfde Preventie Conferentie in Leiden. Betrokkenen uit de regio Leiden buigen zich in de Stadsgehoorzaal over een vitalere toekomst van hun wijkbewoners, patiënten, werknemers, studenten en leerlingen. Het programma is gevarieerd en deelname is gratis. Voor een gedetailleerd overzicht van het programma en (gratis) aanmelden klik hier.

Schippers houdt nationale rampzorgcoördinator af

De afgelopen jaren vonder er wereldwijd meerdere terreuraanslagen gelijktijdig plaats op verschillende locaties in een land. Een goede coördinatie van de rampzorg is dan van levensbelang. Minister Schippers wil geen nationale rampzorgcoördinator. Zes GHOR-organisaties slaan daarom de handen ineen om de coördinatie bij rampen te verbeteren.

Vraagstukken

In België, Frankrijk, India, Engeland en de VS vonden sinds 2001 meerdere terreuraanslagen gelijktijdig plaats op verschillende locaties. Daar was op grote schaal medische, acute behandeling ofwel rampzorg aan de orde. De volgende vraagstukken komen in zo’n situatie naar voren: Welke meldkamers ambulancezorg handelen de meldingen af en welke zetten ambulances in? Hoeveel ambulances gaan naar welke onheilsplek? Welke ziekenhuizen nemen op welke onheilsplek welke slachtoffers op? Welk medisch persoon met gezag informeert massamedia en autoriteiten over aantal slachtoffers en aard van verwondingen?

Het Nationale Spoedzorgcongres vond 7 oktober plaats in Utrecht. Een leerzaam, interactief congres met veel (inter)nationale sprekers en flitspresentaties.Spoedzorgcongres

In de genoemde landen werken nationale coördinatoren die vanaf het begin van de ramp vooraf vastgestelde scenario’s afwerken en daarnaast ook volop improviseren. Twee daarvan waren aanwezig op het 17e nationale spoedzorgcongres op 7 oktober te Utrecht: de Belg Marcel van der Auwera en de Engelsman Jonathan Benger. Aan dit congres namen tal van prominenten deel van medische rampenorganisaties. Dat zijn in Nederland onder meer de GHOR-organisaties, waarbij GHOR staat voor Geneeskundige Hulp- bij Ongevallen en Rampen.

Debat

Tijdens het congres mocht ik een debat voorzitten over de vraag of Nederland voldoende voorbereid is op gelijktijdige aanslagen op verschillende locaties. In een voorbeschouwing op het congres ging ik hier al eerder op in. Mijn antwoord was ja, maar. Tijdens het levendig en interessante debat kwam van verschillende kanten naar voren dat de minister voor Volksgezondheid de benoeming van een nationale rampzorg coördinator afhoudt.

spoedzorgcongres-07-10-2016_0190Samenwerking

Om toch in de leemte van nationale coördinatie te voorzien, hebben thans zes GHOR-organisaties de handen ineengeslagen. Dat zijn die van de vier grote steden, Midden Holland en Noord-Holland. Binnenkort komen zij met antwoorden op de hierboven genoemde vragen. Dit gaat gedoe opleveren, zo bleek tijdens het debat, voor de GHOR-organisaties elders in het land. Want bij een ramp moeten ook zij ambulances, operatiekamer capaciteit en ziekenhuisbedden aanbieden. Bovendien kunnen die zes Randstad-organisaties geen nationale coördinator aanstellen.

Reactie

Onduidelijk bleef tijdens het debat wat de overwegingen zijn van minister Schippers. Is er wellicht sprake van een storm in een glas water? Inmiddels heb ik dit bericht naar de minister gemaild. Haar antwoord vind je hier.

Het spoedzorgcongres vond 7 oktober plaats in Utrecht. Een leerzaam, interactief congres met veel (inter)nationale sprekers en flitspresentaties.Reguliere acute zorg

Op het congres waren ook veel huisartsen, SEH-artsen en verpleegkundigen aanwezig om lezingen aan te horen over innovaties in de individuele, reguliere acute zorg. Zie hierover andere berichten op deze website. In totaal namen zo’n 150 personen deel aan het congres. Zij waardeerden de grote hoeveelheid nieuwe informatie die nog niet de vakpers en massamedia had gehaald. De PowerPoint presentaties van Van der Auwera en Benger en van alle andere twintig sprekers tref je hier aan.

 

Raden van Toezicht in de zorg: lastpost of maatje?

De eerste lijn worstelt in deze tijd nogal eens met het juridisch inrichten van haar samenwerking. Vooral Raden van Toezicht (RvT’s) roepen vaak negatieve associaties op. Het is mijn overtuiging dat een goed functionerende RvT waarin capabele mensen zitten, zowel de directie als de stakeholders (huisartsen) kan ondersteunen.

Kritiek

Raden van Toezicht zijn niet populair bij huisartsenposten, zorggroepen voor mensen met chronische aandoeningen, gezondheidscentra, eerstelijnscentra, medische coördinatie centra en andere regionale en lokale samenwerkingsverbanden. Een stelletje regenten! Gaan zij bepalen wie de directeur wordt van ons samenwerkingsverband? Die letten alleen op de centen! Het zijn juridische kommaneukers! Waar is onze eigen autonomie?

Deskundigheid

De positie van de RvT wordt beschreven in de Zorgbrede Governance Code. Deze code geldt voor alle zorgorganisaties, ook voor die in de eerste lijn. De huidige versie tref je hier aan. Binnenkort verschijnt de versie 2017. In beide versies wordt een RvT aangesteld op basis van deskundigheid. Meestal bestaat het deskundigheidsprofiel voor RvT-leden uit vier onderdelen: 1. Kennis van de zorgverlening 2. Financiële kennis 3. Juridische kennis en 4. Kennis van personeelsbeleid. Indien een zorgorganisaties te maken heeft met grote vraagstukken op een specifiek beleidsterrein, is het raadzaam deskundigheid in de RvT aan te trekken op bijvoorbeeld bouwkundig gebied of op het terrein van digitalisering.

Rol RvT

Volgend de Brede Governance Code wordt de RvT benoemd door de stakeholders. Binnen een samenwerkingsverband van alleen huisartsen vormen de individuele huisartsen de stakeholders. In de ziekenhuizen zijn dat onder meer de medisch specialisten. Zij benoemen volgens de code (en niet altijd in de praktijk) de RvT-leden op basis van hun deskundigheid. Niet als vooruitgeschoven post van bijvoorbeeld een specifieke groepspraktijk. De RvT benoemt de manager of directeur van het samenwerkingsverband. Niet de individuele huisartsen. De stakeholders (huisartsen) kunnen wel de RvT wegstemmen, maar niet de directeur. De RvT is in deze constructie dus zowel het maatje van huisartsen (die deskundige inbreng krijgen) als van de directie. Bij deze laatste treedt de RvT op als welwillende sparringpartner. Zij stelt vragen, maar laat het beleid over aan de directie.

Gemengde reacties

De invulling en positie van de RvT riep vele reacties op bij huisartsen en medisch specialisten in mijn Masterclassen en tijdens lezingen die ik de afgelopen maanden gaf voor Brabantse en Achterhoekse huisartsen en andere professionals. Toch krijg ik ook enige steun. De houding van maatje pas ik zelf toe bij een gezondheidscentrum in Nieuwegein waar ik in de Raad van Advies zit. Ik besef dat, als ik het management steun en daarmee onrust veroorzaak bij de professionals van het centrum, ik moet aftreden en niet het management.

Niet regentesk

Het werven van deskundige RvT-leden die mee willen denken en niet regentesk willen besturen kan als volgt. Allereerst zijn er pas gepensioneerde professionals die graag nog een tijdje meedraaien. Daar hoor ik zelf bij. Ten tweede zijn er hoog opgeleide vrouwen die tijdelijk parttime werken vanwege jonge kinderen. Zij komen graag om de paar weken overleggen. Ten derde zijn er patiënten met een hoge opleiding die niet meer fulltime kunnen werken en een zinvolle bijdragen willen leveren aan samenwerkingsverbanden.

Masterclass

In de Masterclass Geïntegreerd Zorgmamanagement die over enige tijd van start gaat, komt het vraagstuk van de governance uitvoerig aan de orde. Er is zelfs een aparte sessie aan gewijd. Worstel jij met het juridisch vormgeven van je samenwerkingsverband of je medisch specialistisch bedrijf? Klik dan hier voor meer informatie over deze masterclass.

 

Zorgverzekeraars krijgen veel kritiek. Hoe zit dat bij de buren?

Zorgverzekeraars zitten in het verdomhoekje. Ze hebben een slecht imago en de druk uit de politiek neemt toe. Is al deze kritiek terecht? En wat kunnen ze leren van hun collega’s in Duitsland, Engeland en België?

Bureaucratie en onzekerheid

Nederlandse Zorgverzekeraars hebben een slechte reputatie. Ze hanteren allerlei eigen regels voor betaling van de zorg. Daarom zijn professionals soms wel 25% van hun tijd bezig met het invullen van formulieren hiervoor. Het Roer moet om volgens de huisartsen. Ook ziekenhuizen hebben kritiek: Zij verkeren jaarlijks in onzekerheid of zorgverzekeraars nog zorg blijven inkopen, terwijl ze zelf voor meerdere jaren experts moeten aantrekken en apparatuur moeten aanschaffen. Sommige politieke partijen gaan zelfs zo ver dat ze de zorgverzekeraars willen afschaffen, of ombouwen tot uitvoeringsorganisaties.

Chronische zorg

De grootste problemen rond de zorgverzekeraars komen naar voren bij de chronische zorg; de belangrijkste veroorzaker van de kostenstijging in de gezondheidszorg. Over het gebrek aan beleid hiervoor schreef ik al eerder een bericht op deze website.

Zondebok

Het is van belang dat reputaties gecheckt worden door de feiten. In dit geval gaat het om de vraag: ligt het ongenoegen over zorgverzekeraars bij vakbladen, beroepsorganisaties, massamedia en politieke partijen nu echt aan het gedrag van eerstgenoemden? Of zijn zorgverzekeraars slechts de boodschapper van het slechte nieuws? Met andere woorden: is Nederland niet gewend aan schaarste in de zorg en geven we de schuld daarvan aan de zorgverzekeraars? Is de zorgverzekeraar de te offeren zondebok?

Congres

Om deze vragen te beantwoorden treden op het chronische zorgcongres op woensdag 14 december in Utrecht, twee sprekers op met een verhaal over de Belgische ziekenfondsen en de Duitse Krankenkassen. Zij geven aan wat de reputatie van zorgverzekeraars is in België en Duitsland. Ook vertellen zij aan wat zij daar voor beleid hebben om de kosten van de (chronische) zorg om te buigen. Beiden spreken Nederlands en zijn goed op de hoogte van de Nederlandse situatie.

De Belgische spreker is de arts Ri de Ridder, directeur-generaal van het Belgische College van Zorgverzekeringen. De Duitse spreker is Evert Jan van Lente, die thans ambassadeur is van de Duitse zorgverzekeraar AOK bij de Europese instellingen in Brussel. Deze zorgverzekeraar werkt voor 25 miljoen (!) verzekerden.

Clinical Commissioning Groups

Om het plaatje compleet te maken komt ook een Engelsman spreken op het congres over het optreden van Clinical Commissioning Groups (CCG’s). De betalende NHS-instanties hebben deze CCG’s ingesteld om namens hen zorg in te kopen in de eerste- en de tweede lijn. Deze groepen bestaan uit ervaren, onafhankelijk huisartsen, specialisten en andere professionals met verstand van zaken. Zij kopen kritisch in en hebben veel aandacht voor mensen met chronische aandoeningen. Wat is de reputatie van deze Engelse zorginkopers? Worden ook zij gebasht? De spreker is Dr Nick Goodwin. Hij is CEO van de International Foundation of Integrated Care. Ook hij kent de Nederlandse zorg goed en zal daarom met gerichte tips en adviezen komen.

Debat

Aan het einde van het chronische zorgcongres vindt een debat plaats waarin de inkopende rol van Nederlandse zorgverzekeraars wordt vergeleken met die in de buurlanden. Wie wil weten welke kritiek op de marktwerking en zorgverzekeraars terecht is en welke niet, komt naar dit congres. Klik hier voor meer informatie en aanmelding.