Spaarbron jackpot

  1. Spelletjes Met Bingo: Met een meer authentieke, real-life casino ervaring nu online beschikbaar via ontwikkelaars zoals Evolution, met een echte, hoog opgeleide dealer, zelfs meer mensen begonnen te beseffen dat er geen noodzaak om te gaan naar land-based casino's.
  2. Online Bingo Betalen - De reden waarom ik denk dat is vanwege de hit frequentie.
  3. Big Dollar Casino No Deposit Bonus: Rollen 5 Winlijnen 20 Speltype Video Slot.

Eurojackpot Breda loterij

Gonzabet Casino 50 Free Spins
Cool Cat Casino implementeert diverse methoden voor bankieren in beide richtingen.
Beste Gokkast Holland Casino
Ondanks deze problemen, zou ik nog steeds aanraden dat u check out wat DragTheBar te bieden heeft, want het is volledig gratis en een goede manier om te beginnen met uw poker development journey.
Van de authentieke geluiden aan de verscheidenheid van cowboy laarzen en hoeden die het beschikt over, deze Wild West thema slot bevat alles wat een typische game fan zou zijn op zoek naar in een spel.

Holland casino Arnhem bezoeken

Vegas Kings Casino 100 Free Spins
Het is aan jou om zeven gouden stenen te onthullen.
Livescore Bet Casino No Deposit Bonus
De regels worden echter in de volgende sectie uiteengezet, zodat ongeacht uw niveau van ervaring in het spelen van dit spel, youll bereid zijn om te gokken naar uw hart – en uw budgetten-inhoud.
Horus Casino No Deposit Bonus

Guus Schrijvers

Welcome to Guus Schrijvers

Achterhoekse ziekenhuizen: zo kunnen ze voortbestaan

De medisch specialisten van het Slingeland (SZ) te Doetinchem en het Streekziekenhuis Koningin Beatrix (SKB) te Winterwijk zijn ernstig verdeeld over de toekomst van hun zorg. Skipr berichtte hierover op 31 januari. De steen des aanstoot betreft drie afdelingen in Winterswijk die op termijn zouden moeten sluiten: intensive care, kinderafdeling en verlosafdeling. Hoe moet het nu verder met beide ziekenhuizen?  Ondergetekende geeft enkele tips.

Storm van protest

Het SZ en het SKB vallen samen onder dezelfde Raad van Bestuur en Raad van Toezicht. Nadat laatstgenoemden bovenstaande plannen in november openbaar maakten, kwam een storm van protest op bij de gemeenteraad en bevolking van Winterswijk.  Hoewel alle gremia van beide ziekenhuizen zoals ondernemingsraad, cliëntenraad en medisch specialisten achter de plannen stonden, viel door het protest een deel van de steun van de medewerkers weg.  

Onenigheid binnen het ziekenhuis

De specialisten zijn sinds 1 mei vorig jaar verenigd in het Medisch Specialistisch Coöperatief (MSC) van de Achterhoek. Het bestuur ervan is nu demissionair en voor een deel afgetreden evenals bestuursvoorzitter Chrit van Ewijk. Het andere bestuurslid Bijar Altalabani heeft zich ziek gemeld. De ervaren directeur van het SKB Erwin Bomers treedt thans op als interim-bestuurder.

Regiogroep met steun van Menzis

Inmiddels heeft de Raad van Bestuur van SZ en SKB een  regiogroep Duurzame medisch specialistische zorg Achterhoek gevormd. Deze bestaat uit dit bestuur, vertegenwoordigers van het genoemde MSC, huisartsen Oost- en West-Achterhoek, verloskundigen in de regio, de Cliëntenraad, Zorgbelang Inclusief, Witte Kruis Ambulancediensten, Achterhoekse colleges van B en W en zorgverzekeraars Menzis en VGZ. Voorzitter is Menzis directeur Joris van Eijck. Deze heeft grote ervaring met haperende samenwerking van ziekenhuizen in Drenthe en in de regio Den Haag. 

Volwaardige specialistische zorg

Met wat voor advies zou deze regiogroep moeten komen? Ik geef enkele tips:

Ik deel de opvatting van de Gemeenteraad in Winterswijk, dat er volwaardige specialistische zorg moet blijven voor de bevolking in het oosten van de Achterhoek. Dat wil niet zeggen dat het ziekenhuis 24/7 open moet blijven voor alle specialismen. Er zijn alternatieven denkbaar in de vorm van een huisartsen-plus centrum, extra ambulancezorg, een acute zorgpost (ook voor spoedverloskunde) met centrale triage, een intensive care afdeling die op afstand wordt gemonitord, het beter vooraf selecteren van zwangeren met kans op complicaties tijdens de bevalling.  Ik weet niet of deze alternatieven al aan de orde zijn geweest in de Achterhoek. Ik weet niet of algemene kennis hierover aldaar toepasbaar is. Ik mag hopen dat de regiogroep start met statistieken over zorgvraag en -aanbod in de Achterhoek, wetenschappelijke inzichten en professionele normen. Daarna kan zij met argumentatie daarvan afwijken als dat voor de volksgezondheid in de Achterhoek beter is.

Drie scenario’s

Op basis van deze kennis zijn verschillende scenario’s te ontwerpen: 1.  Continuering van het bestaande zorgaanbod in Winterswijk en Doetinchem 2. Concentratie van de meeste acute zorgfuncties in Doetinchem en 3. Benutting van eHealth en andere moderne interventies voor acute zorg.  Tegenwoordig kunnen gezondheidseconomen bij elke scenario ook kostenplaatjes maken. Ik raad aan dat Menzis of de Raad van Bestuur deze kostenplaatjes niet zelf berekent. Een onafhankelijk onderzoeksbureau is geschikter om vertrouwen te wekken bij alle belangengroepen.

Electieve zorg meenemen

3. Een ziekenhuis biedt niet alleen acute maar ook electieve zorg aan zoals heup- en knievervangingen en staaroperaties. De genoemde regiogroep neemt ongetwijfeld het zorgaanbod hiervan ook in haar advies mee. In andere regio’s wordt dat aan de onderhandelingstafel oneerbiedig een package deal genoemd. De locatie die enige acute zorg inlevert, krijgt extra gelegenheid om electieve zorg aan te bieden.  Dit betekent voor Winterswijk dat in welk scenario dan ook de werkgelegenheid en de omzet van de gezamenlijke medisch specialisten aldaar behouden blijft.  

Vier perspectieven staan centraal

Ik wens alle partijen in de Achterhoek veel wijsheid en sterkte toe. Ik hoop dat jullie alle scenario’s beoordelen vanuit vier perspectieven: 1. Bevorderen volksgezondheid 2. Bevorderen individuele kwaliteit van zorg 3. Stimuleren van doelmatigheid van zorgverlening en 4. Behoud van de arbeidsmotivatie van alle professionals. Mijn tips gaf ik vanuit deze perspectieven. 

Congressen Guus Schrijvers Academie (GSA)

Op 19 mei organiseert de GSA  het congres ziekenhuiszorg bij groeiende vraag en tekort aan handen toch toegankelijk en betaalbaar in 2030 . Meer info en inschrijven: klik hier.

Ledenraadpleging het tafelzilver van beroepsvereniging

Ondergetekende gaf een interview aan Frank van Wijck, hoofdredacteur van het vakblad De Eerstelijns. Dat ging over het raadplegen van achterbannen door beroepsverenigingen in de zorg. Die kan volgens mij zorgvuldiger. Ook zouden deze clubs goede voorbeelden van innovatie beter moeten benutten als basis voor de beleidsontwikkeling. Onderstaande tekst schreef Frank van Wijck. Klik hier voor het oorspronkelijke artikel.  

Wet BIG 2 desastreus voor V & VN

Nee, Guus Schrijvers had in de zomer niet zien aankomen dat het met de ontwikkelingen rond de Wet BIG II zo desastreus zou aflopen voor V&VN. “Maar verbaasd was ik ook niet”, zegt hij. “Het is altijd een valkuil voor besturen om oproer vanuit de achterban te missen. Het heeft me – ook in relatie tot mijn eigen rol als voorzitter van Vereniging Spierziekten Nederland – wel aan het denken gezet over het belang van ledenraadpleging. En die moet dan niet worden vormgegeven in de zin van ‘Ben je gelukkig met…?’, maar met concrete voorstellen voor hoe met een ontwikkeling kan worden omgegaan.”

Innovatie

Schrijvers ventileert een van zijn meningen over veel beroepsverenigingen in de zorg. “Wat ik bij ze mis, is werk maken van innovatie voorafgaand aan standpuntbepaling. De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd doet dit wél goed, die bedenkt samen met het veld nieuwe normen en gaat pas een paar jaar later toezien op de naleving ervan. Dat zie ik bij de beroepsverenigingen niet en dat is een gemis, ook daar zou veel meer moeten worden gestuurd op basis van goede voorbeelden.”

Leiding nemen

Hij geeft een voorbeeld. “V&VN had dat kunnen doen door voorbeelden aan te halen van een paar zorgaanbieders waar de functiedifferentiatie voor verpleegkundigen succesvol wordt toegepast. Op basis daarvan had ze het gesprek met haar achterban kunnen aangaan en op basis van wat daar uitkomt vervolgstappen kunnen zetten. Dan maak je innovatie de basis voor je beleid en neem je als beroepsvereniging de leiding. Maar dat heeft ze dus juist niet gedaan, ze heeft het te veel aan het ministerie van VWS overgelaten.”

Beroepsverenigingen

Op andere fronten ziet Schrijvers feitelijk hetzelfde probleem. “Neem de huisartsen in Almere die bereid zijn om patiënten te adviseren over schuldhulpverlening. Het heeft geen zin voor het Nederlands Huisartsen Genootschap om iets dergelijks in een standaard te verwerken. Maar een rubriek – in De Eerstelijns bijvoorbeeld – waarin ze goede voorbeelden uit de huisartsenwereld over het voetlicht brengt, zou wel waardevol zijn. Of neem de beweging van Het roer moet om. Waarom was daarvoor een actiecomité nodig? Dat had vanuit de beroepsverenigingen moeten komen.

Guus Schrijvers: Vraag niet aan je achterban ‘Ben je gelukkig met…?’, maar kom met concrete voorstellen voor hoe met een ontwikkeling kan worden omgegaan. Democratie is immers aan je leden opties voorleggen, met duidelijke en goede onderbouwde toelichting over wat die opties betekenen. Iets regelen als je hele achterban tegen is, lukt je niet, ook niet als je de baas bent. Dat heb ik wel geleerd van mijn ervaring in de Utrechtse gemeenteraad. Je kunt bepaalde ideeën hebben voor een wijk, maar als de wijkbewoners massaal aangeven dat ze daar niets in zien, moet je toch echt wat anders verzinnen.

Legitimatie bij het maken van plannen

Schrijvers waarschuwt hierbij wel meteen dat inspraak niet hetzelfde is als medezeggenschap. Het is ondoenlijk om iedereen die met een onderwerp te maken krijgt – bijvoorbeeld sluiting van afdelingen spoedeisende hulp in het kader van herinrichting van het zorglandschap in een regio – medezeggenschap te bieden. “Maar inspraak bieden geeft zorgverzekeraars en bestuurders wel meer ruimte om hierin tot een afgewogen beslissing te komen”, zegt hij. “Het helpt je om tot legitimatie van je plannen te komen, en die legitimatie heb je echt nodig. Niet alleen intern, via de ledenraadpleging, maar ook extern: van partijen die je raadplegen over de kennis die je binnen je aandachtsgebied hebt.”

Verbindende factor

Verenigingen die hun achterban actief willen betrekken bij hun beleidsontwikkeling, kunnen hierbij hun leden op twee manieren indelen: geografisch en op basis van themagroepen. Denk bij dit laatste bijvoorbeeld aan de specialisaties binnen de fysiotherapie of aan zelfstandige apotheken versus ketenapotheken. Schrijvers: “Je moet bij beide een draagvlak hebben, dus een goed bestuur zal die twee groepen bij elkaar brengen. Dan ben je als verenigingsbestuur een verbindende factor, een sparringpartner. Doe je het niet, dan loop je het risico dat een van beide groepen zich niet goed vertegenwoordigd voelt.”

Heft in handen

Wat Schrijvers met dit verhaal duidelijk maakt, is dat ledenraadpleging het tafelzilver van de beroepsverenigingen is. “Ik denk wel dat andere verenigingen hier na het debacle van V&VN over zijn gaan nadenken”, zegt hij. “Ook over het belang van social media trouwens. Het is heel belangrijk hiervan als beroepsvereniging zelf actief gebruik te maken. Facebook-groepen bijvoorbeeld bieden een uitgelezen kans voor ledenraadpleging. Maar webcasts zijn ook waardevol: ‘Luister om 18.30 uur naar de webcast over ons standpunt inzake…’. Het heft in handen houden dus. En niet trappen in de valkuil van reageren op mensen die nepnieuws verspreiden, want dat red je niet. Verlies je niet in discussies, want dan verlies je het doel uit het oog. Helaas zie ik het bij veel beroepsverenigingen nog ontbreken aan een actief social mediabeleid.”

Niet eenvoudig

Eenvoudig is dit alles niet, dat beseft Schrijvers. “Ledenraadpleging kan een kostbare zaak zijn en de beroepsverenigingen zijn niet rijk”, zegt hij. “Je moet investeren in software en in kennis over de privacywetgeving, dus er komt heus wel wat bij kijken. Maar het begint met beleid ontwikkelen over de vraag hoe je als beroepsvereniging kunt borgen dat je de stem van je achterban vertegenwoordigt.”

Contourennota moet orde in de regionale samenwerking scheppen

In de zomer, zo is in de miljoenennota aangekondigd, komt het kabinet met een contourennota, waarin de hoofdlijnen worden neergezet hoe er gekomen kan worden “tot een betere organiseerbaarheid van de zorg”. De regio krijgt daarin weer een belangrijke rol. 

Gefragmenteerde eerste lijn

Dat de zorg, nu ingericht via verschillende wetten en uitvoerders (WLZ,ZVW.WMO, jeugdwet) , meer samenhang en onderlinge afstemming moet krijgen, is duidelijk. Méér mensen die langer thuis wonen in plaats van in verpleeghuizen (en vroeger verzorgingshuizen), vergt dat de zorgverlening rondom de thuissituatie goed ingericht is, een goede onderlinge samenwerking kent tussen hulpverleners, niet alleen binnen de zorg maar ook tussen de domeinen, tussen zorg en gemeente (en zorgkantoor), tussen zorg en ondersteuning.

De eerstelijnszorg is echter nog erg gefragmenteerd en staat niet bekend om goed onderlinge samenhang. Meer regie op die samenwerking en samenhang is gewenst. Maar hoe?

Zorgverzekeraar aanspreekbaar

De zorgverzekeraars hebben bij brief vorig jaar aangegeven daaraan te willen werken.  Twee zorgverzekeraars (de grootsten in de regio) worden er op aanspreekbaar dat een” feitelijk beeld tot stand komt  van de sociale en gezondheidssituatie en opgaven in de regio, gemeente of wijk.” Nog belangrijker zou zijn dat de inkoopafspraken die deze, of beter nog één marktleider-zorgverzekeraar in de regio maakt, door de andere zorgverzekeraars gevolgd zouden worden. Maar dat staat er nou net weer niet.

Meer samenwerking tussen gemeenten 

Voor gemeenten wordt zonder twijfel de boodschap dat meer intergemeentelijke samenwerking nodig is om de inkoop van (gespecialiseerde) jeugdzorg meer gezamenlijk in te kopen. Goede zaak.

Één wijkteam van wijkverpleegkundigen

Minister de Jonge heeft in het voorjaar van 2019 al iets concreter aangegeven waar hij naar toe wil, met name in de wijkverpleging. Minder marktwerking, méér samenwerking, één herkenbaar team in de wijk van wijkverpleging in iedere wijk, die goed samenwerkt met het sociaal domein. Het kan niet anders dat in dat geval de inkooprol van de zorgverzekeraars om dat ene team te contracteren versterkt moet worden. Niet iedere aanbieder krijgt dan een contract of vergoeding.

Contourennota ter discussie op 16 april

contoWordt de contourennota méér dan het schetsen van contouren en de uitwerking doorschuiven naar een volgend kabinet? In het congres op 16 april over meer samenhang in de toegang tot o.a. de ouderenzorg gaat de VWS Directeur Generaal Langdurige Zorg, Ernst van Koesveld, enkele tipjes van de sluier oplichten. Meer informatie vindt u hier .

Apotheker in Almere is farmaceutisch expert

Interview met Apotheker Rob Linde

Apothekers moeten niet alleen controleren of geneesmiddelen worden afgeleverd conform het recept van de huisarts en veilig kunnen worden gebruikt door de patiënt. Belangwekkender is dat zij bijvoorbeeld kennisnemen van de laboratoriumwaarden van belang om risico’s bij geneesmiddelgebruik in te kunnen schatten.   Dan kunnen zij de patiënt en  de arts adviseren om, bijvoorbeeld, de dosis aan te passen, te stoppen met de  kuur of over te stappen op andere medicatie. Hiervoor is nodig dat de apotheker eenvoudig kennis kan nemen van die laboratoriumwaarden, betaald wordt voor dit werk,  één apotheker dossierhouder wordt en ook dat  huisarts en apotheker elkaar kennen. Dan worden de apothekers weer  wat zij al eeuwen is: de expert op het terrein van gebruik van geneesmiddelen. Met woorden van deze strekking start apotheker Rob Linde (62 jaar) het interview, nog voordat ik mijn eerste vraag heb gesteld. Het gesprek vindt plaats als onderdeel van een serie voorbeschouwingen op het congres De Eerste Lijn 2020 – 2030: regionalisatie, zorgvernieuwing en governance.  Dat vindt op 6 maart 2020 plaats in het Stadion Galgenwaard te Utrecht.  Linde werkt in Almere sinds 1988. Eerst in een van de gezondheidscentra van de Zorggroep Almere  en later als (een van de) leidinggevende voor alle Almeerse apotheken (Zorggroep Almere).  Tijdens zijn carrière heeft hij vele kwaliteitsprojecten gedraaid, steeds gericht op het verbeteren en doelmatiger maken van de farmaceutische zorg. Hij stichtte vanuit de eerste lijn  de poliklinische apotheek in het Almeerse Flevoziekenhuis.

Wat je nu vertelde, geldt dat alleen voor Almere?

Nee, we zijn een onderdeel van een brede beweging.  Centraal staat in Almere en elders de landelijke informatiestandaard versie 9  voor het Medicatieproces. Ik hoop dat het Zorginstituut deze binnenkort vaststelt.  De Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie (KNMP) en het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG) hebben deze standaard in de afgelopen jaren voorbereid. Centraal staat de scheiding van informatie over de farmacotherapie en de logistieke levering.

NIctiz heeft hierbij een makkelijk te volgen filmpje gemaakt. Wie precies wil weten, wat de standaard inhoudt, verwijs ik naar de toelichting erop. Ik zeg nu kortweg: Vanwege de medicatieveiligheid betreft de uitwisseling volgens de nieuwe standaard uiteraard de medicatiegegevens maar ook informatie over geneesmiddelovergevoeligheden, contra-indicaties en uitslagen van laboratoriumonderzoek. De standaard bepleit ook bijvoorbeeld het noteren van wijzigingen in doseringen, of het eerder stoppen of juist langer toedienen van medicatie. Hierdoor ontstaat een compleet beeld van de medicatie van een patiënt.  Dat ontbreekt nu vaak. Het is nu zaak dat alle voorschrijvers en apothekers deze standaard omarmen en dat de praktijkautomatiseerders deze zo spoedig mogelijk inbouwen!

Is de standaard al in pilots uitgeprobeerd?

Diverse onderdelen van deze Informatiestandaard zijn of worden momenteel beproefd in Proof of Concepts (PoC) of pilots bij specifieke interacties. Niet alle onderdelen en interacties zijn al beproefd in pilots. Om die reden heeft de Informatiestandaard Medicatieproces als geheel volwassenheidsniveau 2. Onderdelen ervan zitten al op niveau  4. We proberen nu in Almere in samenwerking met onze softwareleverancier de standaard versie 9 in onze software te bouwen. Dat is niet eenvoudig. Want informatie over therapie gaan we scheiden van de logistieke levering.

Als artsen meer informatie  aan patiënten en aan ander professionals in de zorgketen horen te geven, krijgen zij het dan nog drukker?

Wekelijks worden in Nederland meer dan 1.200 mensen in het ziekenhuis opgenomen door medicatie-incidenten. Bijna de helft hiervan is vermijdbaar: ruim 27.000 vermijdbare opnamen per jaar. De invoering van de standaard bij zowel huisarts als apotheker betekent minder opnames en  minder werk voor vele professionals. De overdracht bij goed dossierbeheer gaat, bij toestemming door de patiënt, automatisch.  De apotheker kan verder op basis van deze informatie de huisarts ontzorgen.  Want patiënten komen minder vaak terug op het spreekuur vanwege onveilige medicatiegebruik. Op basis van deze informatie en onderlinge afspraken kan de apotheker meer medicijn gerelateerde problemen zelfstandig afhandelen.  Vanwege jouw vraag ga ik nu alleen in op de werkdruk van artsen. Veel belangrijker aspect is dat de versie 9 veel leed en ongemak bij patiënten tegen gaat.

Als versie 9 overal in Nederland  standaard is, hebben wij dan de ideale farmaceutische zorg?

Nee, ook de betaling van deze zorg moet anders. De KNMP heeft jouw Cappuccinomodel als financieringsgrondslag overgenomen. Dat wil dit zeggen: op dit moment bestaat het inkomen van apothekers voor 85% uit honorering van logistieke arbeid (het schuiven van doosjes) en niet voor farmaceutische zorg.  Wat wij willen is een tarief per ingeschreven patiënt waarvoor de apotheker dossierhouder is, een laag tarief per contact per patiënt en ten derde een toeslag voor zorgvernieuwing. Deze bekostiging lijkt op die huisartsen kennen.

En zijn we er dan wel, in onze dromen?

Nee, nog niet helemaal. Ik zou zo graag zien dat dokters-assistenten en apothekers-assistenten een gezamenlijke balie krijgen in elk gezondheidscentrum. Dan komt de therapietrouw en medicatie veiligheid beter van de grond. Alle herhaalmedicatie en polyfamacie is dan beter af te handelen alsmede preventie beter vorm te geven.

Door deelname van de apotheker als professional in de huisartsenpraktijk kunnen de meer complexe situaties rondom medicatie in elkaars verlengde worden opgepakt. Dan wordt het farmacotherapeutisch overleg intensiever en interactiever. Wij experimenteren hiermee in Almere.

Waarover moet het congres op 6 maart vooral gaan?

Ik hoop dat farmaceutische behandeling centraal staat en niet zo zeer de logistieke innovatie. Natuurlijk is een robot die de nachtdienst doet een prachtige innovatie, jij schreef daarover onlangs in je Nieuwsbrief. Maar deze raakt niet de kern van het beroep van apotheker.

Ik zie graag dat vele congresdeelnemers de sessie bezoeken van Erik Mijnhardt, apotheker te Nijvendal en bestuurder Twentse Apothekers Organisatie (TAO). Daarbij zijn 121 apothekers werkzaam in 67 apotheken in Twente aangesloten. Hun missie is het realiseren van verbindende, betere farmaceutische zorg. Onze missie in Almere lijkt op die van de TAO. We zijn echt een landelijke beweging van voorschrijvers en apothekers!

Congres Agenda

Op 6 maart vindt in het stadion Galgenwaard het congres  plaats over de eerstelijn in de jaren 2020- 2030.  Daarin komen tal van goede voorbeelden zoals Twente (zie hierboven)  aan de orde zoals hierboven genoemd. Klik hier voor meer informatie en inschrijving.

Regionaliseer ggz: dat is beter en goedkoper

In het verzorgingsgebied van het zorgkantoor Groningen bedroegen in 2018 de kosten van geestelijke gezondheidszorg (ggz), die gepaard gaan met een opname, 33,6% van de totale kosten van de ggz. Die totale kosten worden betaald uit de Zorgverzekeringswet (zvw) en de Wet Langdurige Zorg (wlz). Dit is het laagste percentage van alle 34 zorgkantoorregio’s. Die 33,6% houdt in dat in dit gebied naar verhouding het minste geld wordt besteed aan intramurale zorg. Een regio die ook laag scoort is Amstelland en de Meerlanden met 35,3%. De hoogste scores komen voor in Drenthe (64,9%) en Midden-IJssel (63,1%). Voor Nederland als totaal lag het percentage in2018 op 47%. Al deze gegevens publiceerde het Trimbos Instituut  vlak voor kerst in de Landelijke Monitor Ambulantisering en Hervorming Langdurige GGZ, 2019 . Hans Kroon, hoogleraar ambulantisering en deinstitutionalisering ggz te Tilburg en leidinggevend onderzoeker bij het Trimbos, is de eerste auteur van deze studie. Die volgt de ambulantisering sedert 2012. Sinds 2015 kwam jaarlijks een monitor uit. In het onlangs uitgekomen onderzoeksverslag komen meer regionale verschillen naar voren. Ze volgen hier in et kort. Voor definities en berekeningswijze van getallen verwijs ik naar het goed leesbare en inspirerende verslag.

Ambulante zorg groeide en kromp

 Patiënten met schizofrenie en andere psychotische aandoeningen komen in alle regio’s voor. Voor hen is ambulante intensieve behandeling beschikbaar. De zorgverzekeraar betaalt die met een DBC die geldt voor meer dan 3000 minuten gedurende een jaar (ofwel ongeveer zestig minuten per week. In sommige regio’s daalde het aantal geopende DBCs over de periode 2012- 23017 met 42%. In andere regio’s steeg dit aantal met 56%. Vòòr 2012 verbleven patiënten met deze aandoeningen vaak in een intramurale setting. De bedoeling was dat zij meer in de samenleving zouden komen wonen en veel vaker ambulante zorg zouden behoeven. Dan bevreemdt dat dalingspercentage van 56%. Aan de andere kant die 42% ligt wel in de lijn der verwachtingen. Het is dus niet zo dat overal in ons land de zorg aan mensen met een ernstige psychiatrische aandoening verschraalde. Soms werd deze beter maar meestal slechter.

 Samenwerking ggz en wijkteam, dat lukt soms wel en meestal niet

Begin 2019 heeft Kenniscentrum Phrenos, zo meldt de monitor 2019, een rapportage gepubliceerd over de stand van zaken van taskforces voor het verbeteren van de samenwerking tussen de ambulante ggz en de sociale wijkteams. In totaal waren er tien verzorgingsgebieden met (sinds 2015) een taskforce. Uit het onderzoek blijkt dat de helft van de taskforces ten tijde van het onderzoek nog bezig was met de uitvoering. Twee taskforces waren gestopt door gebrek aan (financiële) middelen en draagvlak. Drie taskforces waren ‘afgerond’ waarbij de werkwijze van de taskforce geborgd was binnen de betrokken organisaties. Mijn conclusie: in drie van de tien lukte het om de samenwerking van de grond te kringen en in zeven gebieden (nog) niet. Uit eerdere analyses van het Trimbos-instituut blijkt dat de oplossing voor betere samenwerking gezocht moet worden in het meer werken vanuit vertrouwen (tussen aanbieders, tussen aanbieders en financiers) en het minder zoeken naar beheersing met regels. Contractafspraken moeten realistischer en voor langere termijn, met meerjarenafspraken, wat in de praktijk in sommige regio’s ook al gebeurt. Experimenteerruimte en regelvrijheid zijn hierbij zeer belangrijk. De pas uitgekomen monitor benadrukt ook de waarde van buitenlandse voorbeelden zoals van Triëst in Italië en Lille in Frankrijk.

Drie scenario’s voor ambulantisering vanaf 2020

De recente en laatste monitor 2919 schetst drie scenario’s voor de ambulante ggz in de jaren na 2020:

  1. een continueringsscenario waarin de beddenafbouw doorgaat zonder fundamentele verbeteringen in de ambulante zorg en ondersteuning;
  2. Intensieve ambulante opbouw met een substantiële opschaling van bestaande ambulante zorgarrangementen, zoals FACT en IHT.
  3. GGZ in de wijk waarin naast de opschaling ook een veel nauwere aansluiting met voorzieningen in de wijk wordt gemaakt.

De auteurs van de monitor 2019 kiezen voor scenario 2 en 3, die beide een regionale insteek hebben. Scenario 3 omvat scenario 2 en breidt dat uit met samenwerking met de sociale wijkteams.

Mijn  mening

De auteurs vrezen dat het continueringsscenario leidend wordt voor het beleid in de komende jaren. Want door de hoge criminaliteit van psychiatrische patiënten (bijvoorbeeld de moord op Els Borst!) is het animo bij beleidsmakers verminderd om nog meer psychiatrische bedden te sluiten en patiënten in de wijk te huisvesten.

Zelf denk ik dat nieuwe structuren voor de zorg de eerste tien jaar contra-productief zijn voor zorgvernieuwing. Ik was een van de ontwerpers van de eerste lijn in de nieuwe stad Almere. Dat was in de periode 1980 – 1990. In die jaren vond daar geen innovatie plaats. Er kwamen alleen maar nieuwe rechtspersonen, organisatiestructuren en nieuwe gebouwen. Daarna pas begon de Almeerse zorg te bloeien en werd ze innovatief. Een ander voorbeeld waaruit ik hoop put, betreft de fusies van riaggs en psychiatrische ziekenhuizen. In de fusieperiode, ca 1995 – ca 2005) gebeurde daar niets aan zorgvernieuwing ondanks ronkende missies over meer continuïteit in de ggz. Pas na de fusietijd kwam de daadwerkelijke vernieuwing met zorgketens tot stand.

Kortom mijn devies nu: doorgaan na zeven magere en bestuurlijke jaren met regionalisatie en samenwerking tussen ggz en sociale wijkteams. Dat is beter en goedkoper dan versnipperde zorg.

Congres Agenda

Op 26 maart  vindt het congres Ambulantisering van de ggz: wat gaat goed en wat kan beter?  plaats in het Galgenwaard Stadion te Utrecht. De hierboven genoemde Hans Kroon is dan de eerste inleider. Klik hier voor meer informatie en inschrijving.

Zelfstandige ouderen gaan op reis met Commissie Bos. Waar leidt de reis naartoe?

Op 15 januari van dit jaar heeft de Commissie Toekomst zorg thuiswonende ouderen (de Commissie Bos) haar advies 1.0: ‘Oud en zelfstandig in 2030, Een reisadvies’, overhandigd aan Minister de Jonge. Voor de zomer 2020 volgt nog een 2.0. versie waarin reacties vanuit het veld in zijn verwerkt.

Echter in deze 1.0 versie zijn de reisdoelen helder:

-1- Ga (ver)bouwen!

Steeds meer ouderen blijven thuis wonen en om dit zelfstandig te kunnen (blijven) doen, zonder onafhankelijk te worden van zorg, moet er hard gewerkt worden aan de fysieke woonomgeving van ouderen aangezien deze cruciaal is. Ten eerste moet er meer gebouwd worden. Maar er moet ook meer verbouwd worden waarbij zeker ook gedacht moet worden aan woonvormen die het midden houden tussen het aloude eigen huis en het verpleeghuis.

-2- Ga digitaal!

Ouderen moeten zelf veel meer gebruik maken van digitale technologieën, om hun dagelijks leven makkelijker en aangenamer te maken. Wanneer ouderen hiertoe gestimuleerd kunnen worden en grootschalig digitale technologieën gaan gebruiken, zijn zij beter in staat de regie in eigen handen te nemen en hun leven aangenamer te maken. Een belangrijke bijkomstigheid is dat hierdoor, naar verwachting, minder arbeidskrachten nodig zijn om de zorg te kunnen leveren en dus een belangrijke bijdrage kan leveren aan de schaarste aan zorgverleners en doelmatigheid van zorg.

-3- Werk samen!

Het staat vast dat er in de komende decennia in de zorg voor ouderen een schaarste aan middelen en mensen zal blijven bestaan. Een zo’n optimaal mogelijke lokale en regionale samenwerking is daarbij cruciaal en verdient een hogere prioriteit dan keuzevrijheid en concurrentie.

Op 16 april aanstaande organiseert de Guus Schrijvers Academie het congres: ‘Goede voorbeelden van samenhangende toegang tot ouderenzorg en gehandicaptenzorg’, waarin adviezen en praktische voorbeelden worden besproken die nu al genomen (kunnen) worden om de drie, vaak niet goed afgebakende wetten; Zvw, Wmo en Wlz, te kunnen ‘ontschotten’ ,in gevallen waarbij (zelfstandig wonende) ouderen toch zorg en ondersteuning kunnen krijgen wanneer de indicatie niet helder op een specifieke wet aan lijkt te sluiten.

Om deze reden gaat voor het artikel in deze nieuwsbrief speciale interesse uit naar het derde reisdoel en dan met name wat de Commissie Bos is hoofdstuk 8 van haar advies hierover zegt.

Hoofdstuk 8 van ‘Oud en zelfstandig in 2030, Een reisadvies’Zorgen, wetten, regels en rollen

De Commissie Bos zet hoog in en zet een stip op de horizon die heel vergaand is. In zijn meest rigoureuze vorm acht de Commissie het wenselijk om alle wetten binnen het sociale en medische terrein op het gebied van zorg en ondersteuning aan ouderen in één enkele wet te verenigen.

Iets minder vergaand stelt de Commissie dat ook het onderbrengen van alle verpleegkundige en medische zorg voor ouderen in één enkele wet een enorme stap voorwaarts zou betekenen. Hiermee zou voor de ouderenzorg in feite de Wlz komen te vervallen, welk dan alleen voor de gehandicaptenzorg voort zou blijven bestaan.

Echter, voor beide ingrepen zijn fundamentele stelselwijzigingen nodig, waarbij veel tijd en transitiekosten zijn gemoeid, waardoor de Commissie in feite adviseert om dit niet echt door te voeren maar wel te doen alsof het zo is. De term die de Commissie daarbij introduceert is de no regret strategie

Aan de regering adviseert de Commissie om bij iedere stap de no regret toets te doen om het wenkend perspectief van integrale zorg en ondersteuning voor zelfstandig wonende ouderen, ongeacht wet of financiering, altijd na te streven.

Aan VWS adviseert de Commissie om de Wlz voor ouderen terug te brengen tot het domein waarvoor de wet oorspronkelijk bedoeld was: dat van de langdurige institutionele, intramurale zorg. Voor de woonzorginitiatieven die op dit moment vanuit de Wlz via VPT, MPT of PGB worden gefinancierd, dient dan een overgangsregeling getroffen te worden (aangezien die dan ophouden te bestaan). Voor zelfstandig wonende ouderen wordt de Wlz dan overgeheveld naar de Zvw en Wmo. De NZa zal erop moeten toezien dat adequate financiering en continuïteit van de zorg voor zelfstandig wonende ouderen gewaarborgd worden.

De Commissie adviseert verder aan Zorgverzekeraars en VWS om maatregelen te nemen waarbij het aantal(kleine) aanbieders voor Wijkverpleging wordt terug gebracht naar maximaal 2 a 3 grotere aanbieders per wijk. De Zorgverzekeraars zouden daarvoor een soort preferentiebeleid moeten hanteren, waarbij alle Zorgverzekeraars de contracterings afspraken voor wijkverpleging van een preferente Zorgverzekeraar overnemen. VWS moet daarvoor artikel 13 van de Zvw (vrije keuze zorgaanbieder) voor de wijkverpleging buiten werking stellen.

De Commissie wil ook een grotere verantwoordelijkheid voor de indicatiestelling bij de wijkverpleging neerleggen door deze ‘zwaarwegend’ te maken. Door het uitschakelen van de Wlz voor de zelfstandig wonende ouderen, heeft de wijkverpleging alleen te maken met het CiZ en de Gemeente en deze loketten zouden veel meer moeten varen op het advies van de wijkverpleegkundige, tenzij. Hierbij stelt de Commissie tevens dat VWS de Wmo zodanig moet veranderen dat Gemeenten Wmo-ondersteuning niet mogen weigeren zolang de zorg thuis verantwoord en doelmatig te verlenen is.

Voor een en ander moeten Gemeenten wel voldoende middelen ter beschikking staan waardoor de Commissie ook nog een opdracht heeft voor zowel VWS als BZK, namelijk; om de verdeling van het gemeentefonds zó in te richten dat gemeenten met een vergelijkbare bevolkings samenstelling een hogere uitkering uit het fonds ontvangen naarmate de instroom van hun inwoners in de Wlz lager is.

Om tot dit advies te komen is de Commissie Bos rigoureus te werk gegaan en schroomt het niet om zeer fundamentele stelsel wijzigingen aan de horizon te zetten. Maar afgezien van vergezichten, komt de Commissie ook met vele praktische adviezen en last but not least, vindt de Commissie het belangrijk dat eventuele invoering van haar adviezen plaats gaat vinden op basis van breed draagvlak. Daarvoor heeft de Commissie haar rapport opengesteld voor commentaar vanuit het veld, waarvoor een reactietermijn tot 1 april aanstaande is gegeven.

Tot slot belangrijke data voor uw agenda:

(Als u wilt dat uw reactie openbaar gemaakt wordt met een volgende versie van het advies, kunt u dat aangeven).16 April: Congres van de Guus Schrijvers Academie in de Galgenwaard: – ‘Goede toegang tot ouderenzorg . Op dit congres hoort u wat veldpartijen, zorgaanbieders, gemeente, beleidsmakers, nu al zelf doen/ hebben gedaan (en niet alleen beperkt tot de thuiswonende ouderen) om de lacunes tussen de Wlz, Wmo en Zvw te overbruggen. Kijk hier voor het programma en alle informatie.

Amsterdamse huisartsen missen verzorgingshuizen enorm

Interview met huisarts Stella Zonneveld

“In het algemeen is de eerste lijn in Amsterdam van goede kwaliteit, goed toegankelijk en doelmatig. Maar goed zorg kan altijd beter. Vooral de ouderenzorg willen wij huisartsen anders vormgeven dan nu het geval is. Lang thuis blijven wonen is natuurlijk prima voor alle, oudere burgers in Amsterdam. Maar als de gezondheid dan toch te zeer verslechtert, dan merken wij het wegvallen van verzorgingshuizen enorm. Dat waren uitstekende beschermende woonvormen, die eenzaamheid voorkomen.

Daarnaast, Amsterdamse huisartsen en hun medewerkers komen nu niet toe aan pro-actieve ouderenzorg zoals een huisbezoek ter voorkoming van vallen. Ook de acute zorg voor ouderen functioneert niet optimaal. We hebben dan wel één centraal telefoonnummer voor spoedopnamen in een Eerste Lijns Verblijf (ELV), maar de capaciteit in spoedplaatsen is te gering”. Woorden van deze strekking spreekt Stella Zonneveld. Ik interview Stella Zonneveld in een reeks voorbeschouwingen op het congres De eerste lijn in 2020- 2030: regionalisatie, zorgvernieuwing en governance. Dat vindt plaats op 6 maart in stadion Galgenwaard te Utrecht.

Wie is Stella Zonneveld?
Ik werk sinds 2007 als huisarts in een Amsterdamse duo-praktijk. Ik begon mijn carrière als tropenarts in Zambia. Van 2012 tot voor kort was ik bestuurslid van de Huisartsenkring Amsterdam met een brede portefeuille: ICT en het sociale domein. Sinds kort ben ik niet alleen huisarts maar ook medisch directeur van de ROHA, een samenwerkingsverband van tweehonderd huisartsen met in totaal 360 duizend patiënten. In 2019 en 2020 gaat bij ROHA veel aandacht naar verdere ontwikkeling van persoonsgerichte zorg; ICT en eHealth; de huisartsenwijkgroepen en de Geïntegreerde Leefstijlinterventie (GLI). Ik zet me graag in om de ROHA hierin verder te ontwikkelen. Ik doe dat samen met mijn collega-directeur Marianne Bramson.

Groeien ouderenzorg en chronische zorg naar elkaar toe?

Ja zeker. Praktijkondersteuners bij chronische aandoeningen zoals diabetes, COPD en Cardio Vasculaire Risico’s zijn tot nu toe gewend aan standaard-werkprocessen en het registreren van indicatoren daarbij. Als zij die maar goed hebben ingevuld, doen zij het goed. Vaak zijn de POH’s aangesteld per chronische aandoening: één voor patiënten met diabetes, de andere voor COPD, enzovoorts. Welnu, we moeten van die strikte standaarden en POH-functies af. De ene patiënt hoeft de huisarts of de POH maar één keer per jaar te zien. Want de patiënt stuurt verder de bloeddruk op via het internet. Een andere heeft meer begeleiding nodig. Vele anderen hebben multimorbiditeit: bijvoorbeeld diabetes én een depressie of COPD én hartfalen. Wat nodig is in de eerste lijn, is persoonsgerichte zorg aan mensen met complexe aandoeningen, complexe behandelingen en complexe contexten thuis.

Standaard Ketenzorg leverde toch wel kwaliteitswinst op?

De afgelopen jaren heeft de standaard-ketenzorg heel veel opgeleverd. Er treden minder complicaties op door verwaarlozing van de chronische aandoening. De volgende stap is meer zorg op maat. Nieuwe vormen van aandacht kan bestaan uit digitale contacten of het faciliteren van groepsbijeenkomsten van mensen in vergelijkbare omstandigheden en met vergelijkbare beperkingen of aandoeningen. Daar is bij bijvoorbeeld persoonsgerichte ouderenzorg ruimte voor. De meeste praktijkondersteuners willen dat ook bieden, mits er voldoende bijscholing mogelijk is.

Amsterdamse huisartsen, vele kikkers in een kruiwagen?

Amsterdam kent veertien zorggroepen, van klein tot groot. Daarnaast bestaat er een Huisartsenkring Amsterdam-Almere,  waarvan ikzelf jaren bestuurslid was, zijn er gezamenlijke huisartsenposten en kennen we een uitstekende regionale Ondersteuning, de Elaa. Zij zijn de buren van de ROHA. Op veel gebieden vindt een bundeling van krachten plaats zoals in overleg met het Zilveren Kruis (1), de Amsterdamse ziekenhuizen (2), de gemeente Amsterdam en het sociale domein (3) en de vaak grote organisaties voor thuiszorg en ouderenzorg (4). Over de richting van het beleid bestaan geen spanningen onder Amsterdamse huisartsen: allen willen meer persoonsgerichte zorg en meer tijd voor de patiënt. Dat is een intrinsieke motivatie. Op termijn zou die gezamenlijke richting kunnen leiden tot één Amsterdamse organisatie voor de eerste lijn. Voor de korte termijn werkt een netwerk beter vanwege de gegroeide financiële en bestuurlijke  verhoudingen. Er bestaat al een naam voor dat netwerk: Alliantie Huisartsen Amsterdam.

Beschikt Amsterdam over voldoende professionals voor persoonsgerichte zorg?

De arbeidsmarkt problematiek is een van de centrale thema’ van onze alliantie. Er bestaat een grote bereidheid om als stagiair en als professionals in de eerste lijn te werken. Maar de huisvesting is zo duur in Amsterdam. Ooit moet het ervan komen dat de Amsterdamse zorg een woontoeslag aan haar professionals betaalt. Verder is besparing op arbeidstijd te vinden als de IT-systemen van huisartsen, specialisten, wijkverpleegkundigen en ouderenzorg met elkaar kunnen communiceren. Dat heet in vakjargon dat er interoperabiliteit tot stand komt. Hiervoor is niet noodzakelijk dat alle Huisartsen Informatie Systemen (His’sen) hetzelfde worden. Als ze maar met elkaar en met andere professionals kunnen praten.

Lukt samenwerking met de ziekenhuizen?

De huisartsen nemen deel aan het Transmuraal Platform Amsterdam, dat bestuurlijk onder de SIGRA valt. Alle ziekenhuizen in de regio en Zelfstandige Behandel Centra (ZBC’s) doen daaraan ook mee. We maken daar inhoudelijke afspraken over bijvoorbeeld verwijzen en terugverwijzen en ook over voorkeursopties bij medicatie. Het maken van regionale afspraken gaat langzaam. Want ziekenhuizen, hun medisch specialistische bedrijven  en ZBC’s trekken alle hun eigen plan. 

Juiste Zorg op de juiste Plek?

Het VWS programma Juiste Zorg op de Juiste Plek betekent voor de Amsterdamse huisartsen een voortborduren op eerder ingeslagen weg. Er vond al veel stille substitutie plaats. Het is zaak daar de juiste (financiele) voorwaarden aan te koppelen. Het verder ontwikkelen van teleconsultatie met specialisten en uitbreiden van eenmalige consultatie van specialisten door de huisarts wat nu is georganiseerd in het Huisarts+punt.

Waar moet het congres op 6 maart vooral gaan?

De richting van het beleid in de eerste lijn is wel duidelijk. Ik kijk uit naar de goede voorbeelden die jullie presenteren op 6 maart. Die komen uit Zuid-Holland, Zuid -Limburg, Midden-Nederland, Twente en ook Amsterdam, eigenlijk van overal uit Nederland. Interessant is ook dat de plenaire inleiders vooral aandacht hebben voor het aansturen en stimuleren van ontwikkelingen zonder uitgewerkte blauwdrukken aan te geven voor 2030.

Congres Agenda

Op 6 maart vindt in het stadion Galgenwaard het congres  plaats over de eerstelijn in  de jaren 2020- 2030. Daarin komen tal van goede voorbeelden aan de orde zoals hierboven genoemd. Klik hier voor meer informatie en inschrijving.

Ziekenhuis Zoetermeer in gevarenzone

De raad van bestuur en raad van toezicht van de Reinier Haga Groep hebben de procedure stopgezet voor de juridische fusie van Haga Ziekenhuis Den Haag, Reinier de Graaf in Delft en het genoemde LangeLand. De bestuursvoorzitter is oud-staatssecretaris Martin van Rijn . Hij heeft veel beleidservaring met gevoelige onderwerpen, zoals de decentralisaties in het sociale domein (2015) en de uitbetaling van pgb’s (2016). Van Rijn zal nu al zijn ervaring met gevoelige beleidskwesties nodig hebben. Door het stopzetten van de fusie gaan de banken immers geen geld meer lenen aan de Reinier Haga Groep. Zij willen eerst weten wat de raad van bestuur gaat doen met het LangeLand Ziekenhuis. Blijft zij wel of niet het Langeland besturen? Blijft dat ziekenhuis open?

Hieronder som ik drie scenario’s op voor de raad van bestuur, elk met een eigen naam.

1. Het klassieke scenario: LangeLand wordt nevenvestiging van HagaZiekenhuis

In de afgelopen jaren zijn veel kleine ziekenhuizen onderdeel geworden van een grotere ziekenhuisorganisatie. Ik noem een aantal vestigingsplaatsen van deze instellingen met tussen haakjes de ziekenhuisorganisatie die deze locaties thans steunt of in eigendom heeft: Heerenveen (Medisch Centrum Leeuwarden), Scheemda (UMC Groningen), Meppel (Isala Klinieken), Boxmeer (Radboudumc), Goes (Erasmus MC), Zeist (Diakonessenhuis Utrecht) en Lelystad (St-Jansziekenhuis te Harderwijk). In dit klassieke scenario blijft de basiszorg in het kleine ziekenhuis meestal overeind. De nadruk ligt op electieve zorg. De acute zorg is meestal alleen beschikbaar tijdens kantoortijd.

2. Het Lelystadscenario: LangeLand gaat failliet

In dit scenario brengt de raad van bestuur het faillissement naar buiten. Dit is aangevraagd door de belastingdienst bijvoorbeeld. Talkshows springen erbovenop. Kamerdebatten volgen. Minister Bruins stelt een zware commissie in: wat moet er gebeuren na het faillissement? Het issue wordt belangrijk in de twaalf maanden voor de verkiezingen in maart 2021. Ik verwacht dat Martin van Rijn geen verantwoording wil dragen voor dit faillissement. Hij treedt af als voorzitter van de Reinier Haga groep

3. Het OVH-scenario

In dit scenario staat OVH voor ‘over de verkiezingen heen tillen’. De raad van bestuur van de Reinier Haga Groep heeft contact opgenomen met VWS-minister Bruins. Want er dreigt een faillissement van het LangeLand Ziekenhuis. De minister benoemt een ‘zware’ adviseur, bijvoorbeeld Remkes, oud-minister en oud-burgemeester van Den Haag. Die komt met een advies in april 2021. Dat past dan in de Contourennota die minister De Jonge deze zomer uitbrengt over regionale samenwerking. In het coalitie-akkoord van 2021 komt een passage over het behoud van kleine ziekenhuizen. Het nieuwe kabinet hakt vervolgens knopen door over de casus-Zoetermeer.

Mijn advies

Ik heb sterke voorkeur voor het klassieke scenario. Dit betekent dat HagaZiekenhuis en LangeLand samengaan. Het Reinier de Graaf blijft dan alleen achter en is groot genoeg om zelfstandig te blijven. Het Lelystadscenario wijs ik af. De gang van zaken na het faillissement is voor vele instanties en ook voor mij: eens maar nooit weer. Ook het OVH-scenario heeft niet mijn voorkeur: de onzekerheid voor patiënten en professionals in Zoetermeer gaat dan lang duren.

Ik wens Van Rijn veel wijsheid, creativiteit en geduld toe. Als er één iemand een netelige kwesties kan oplossen, dan is hij dat.

Agenda 19 mei congres ziekenhuis in 2030

Op 19 mei vindt het congres Ziekenhuiszorg bij groeiende vraag en tekort aan handen toch toegankelijk en betaalbaar in 2030 .  Een van  de vragen wordt dan: Heeft in 2030 elk klein ziekenhuis een vaste relatie met een UMC of vergelijkbaar groot ziekenhuis?  Diverse sprekers zullen naar verwachting deze vraag beantwoorden met ja, nee of iets daartussen in. Klik hier voor meer info en inschrijving.

2020: Minder pilots en meer regio

“De zorgkantoren kennen 32 regio’s, met gemiddeld 530.000 inwoners. De elf  regionale overlegorganen voor acute zorg (Roaz’en) werken gemiddeld voor 1,6 miljoen inwoners. De 25 GGD’en bedienen gemiddeld 700.000 inwoners en de 118 huisartsenposten 148.000 inwoners. Laten we bekijken hoe we voor deze professionals één regio-indeling kunnen ontwerpen. Het zou prima zijn als ook de eerste lijn zich hierbij aansluit. Binnen één regio  leren professionals en hun leidinggevenden elkaar persoonlijk kennen. Dan komen onderling vertrouwen en samenwerking makkelijker van de grond.”  Aan het woord is CDA kamerlid Joba van den Berg in een interview. Dit parlementslid heeft ook de regiobeelden  voorgesteld die nu binnen het VWS programma Juiste Zorg op de Juiste Plek aan de orde zijn.

Stoplicht-app en  robot in de nachtdienst

Haar opmerkingen komen niet uit de lucht vallen, zo  bedacht ik mij ik in de weken van reflectie rond de  feestdagen. In heel 2019 verschoof de beleidsaandacht van kleine pilots naar regionale implementatie. Ik illustreer die verschuiving van pilot naar regio met enkele voorbeelden. Het Amphia ziekenhuis nam begin 2019 een stoplicht-app in bedrijf voor data-uitwisseling over beschikbare capaciteit in de thuiszorg in de eigen regio. Dit is een grote sprong voorwaarts van een kleine pilot naar regionale implementatie. Het tweede voorbeeld  betreft de Zeeuwse robot die nachtdiensten draait bij een apotheek. Ik publiceerde reeds hierover. Hier is sprake van regionale samenwerking tussen Vlissingen en het Zeeuwsvlaamse Oostburg. Het derde voorbeeld betreft de grote aandacht voor regionale samenwerking in de acute zorg. Zo kwam in 2019 Ambulancezorg Nederland met  een voorstel hiervoor, dat steun kreeg van Landelijke Huisartsen Vereniging, Zorgverzekeraars Nederland en de Federatie van Medisch Specialisten.  

Contourennota en houtskoolschets       

Ik verwacht dat in 2020 die verschuiving van pilot naar regio zich doorzet.  Dat doe ik vanwege  de contourennota van minister De Jonge en de houtskoolschets voor de acute zorg van minister Bruins.  Bij beide documenten zijn twee punten cruciaal, besef ik in deze reflectieve periode : Gaan ook ziekenhuizen vallen onder de regio’s van Joba van den Berg hierboven? Voor mij hoeft dat niet. Het is voldoende als alle kleinere ziekenhuizen  samenwerken met één UMC of één topziekenhuis zoals bijvoorbeeld de Isala kliniek in Zwolle of het Catharina ziekenhuis in Eindhoven.

Doorzettingsmacht is nodig

De tweede vraag luidt: krijgt een instantie doorzettingsmacht als een regionale aanbieder, zorgverzekeraar of  gemeente niet wil samenwerken? Met dergelijke macht heeft Nederland inmiddels ervaring. Komen professionals er onderling niet uit, zoals bij het Kwaliteitskader Spoedzorgketen, dan heeft het Zorginstituut doorzettingsmacht. En blijven zorgverzekeraar en zorgaanbieder het oneens met elkaar, dan grijpt de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) of de onafhankelijke rechter in.  Ik denk dat dergelijk macht ook nodig wordt bij regionale samenwerking.  Van mij mag deze blijven bij de genoemde instanties.

Op Masterclass van 12 maart staat implementatie van regio’s centraal       

Op donderdagmiddag 12 maart start de Guus Schrijvers Academie de Masterclass Evaluatie pilot initiatieven en opschalen van zorgvernieuwing  Deze bestaat uit drie bijeenkomsten die duren van 1500 tot 19.30 uur. Op de tweede bijeenkomst komt de implementatie van regio’s aan de orde. Wij hopen deelnemers van de masterclass kennis en vaardigheden over te dragen over vier regio-aspecten:

  • Het ontwerpen van financiële governance en van kwaliteitsborging van een regionaal netwerk
  • Het creëren en onderhouden van regionaal draagvlak bij alle partijen
  • Het maken van een business case voor alle partijen: wie verliest omzet en wie vergroot die? Hoe vindt compensatie plaats?
  • Het evalueren van de regionale implementatie met benutting van een of meer controleregio’s.

De Masterclass heeft vier unic selling points:

  1. De actualiteit van het onderwerp
  2. De verschillen tussen Masterclass deelnemers: allen zijn bezig met hetzelfde ideaal van toegankelijke, goede en goedkope zorg maar wel werkzaam in verschillende settingen.
  3. De docenten (Marius Buiting, Wim Schellekens en ondergetekende) hebben vele jaren ervaring met én implementatie én les geven daarover.   
  4. De inschrijfprijs van 849 euro voor zo’n vijftien uur onderwijs voor een Masterclass is laag. 

Wil jij ook deelnemen aan de Masterclass?  Klik dan hier voor het volledige programma. Of bel met ondergetekende voor meer informatie (Guus Schrijvers,  06 3007 4477).  

Dit bericht verscheen in verkorte vorm reeds eerder in Zorgvisie van 24 december 2019

Ziekenhuiszorg bij groeiende vraag en tekort aan handen toch toegankelijk en betaalbaar in 2030

Congres, 19 mei 2020, Galgenwaard Utrecht

Zo net aan het begin van 2020 lijkt 2030 nog een heel eind weg. Maar toch zijn moderne ziekenhuisbestuurders vandaag de dag al druk bezig met het voorsorteren van hun organisatie op het zorglandschap over tien jaar. Zal dit landschap dan zo anders zijn dan nu? Nee waarschijnlijk niet, maar vele studies en experts schetsen een toekomst waarbij de uitdagingen van nu alleen maar groter zullen worden en niet kunnen worden opgelost door enkel meer van hetzelfde te blijven doen.

Ook in 2030 zijn er mensen ziek maar het zullen er meer zijn. Mensen blijven langer leven door nieuwe behandelingen en steeds meer mensen zijn ouder dan 65 jaar. Over tien jaar kunnen we nog betere diagnoses stellen, nog betere behandelingen bieden die dan ook meer op het individu zijn toegesneden. Maar tegelijkertijd zal er, onder meer door de toenemende vergrijzing, een chronisch gebrek aan personeel blijven bestaan om zorg te kunnen bieden.

Meer zieken, meer hoogwaardige dure behandelingen en een tekort aan handen, daarvoor zijn oplossingen nodig.

Waarbij het de centrale vraag is: ‘Hoe kan de ziekenhuiszorg doorgroeien/door ontwikkelen, terwijl deze toch toegankelijk en betaalbaar blijft’?

Op deze vraag zal een mix van antwoorden moeten komen. Er zullen wellicht andere eisen aan de interne organisatie van het ziekenhuis worden gesteld. Verdwijnen de MSB’s? Worden medisch Specialisten mede eigenaar van een ziekenhuis?

Evenzeer veranderen de netwerkrelaties die een ziekenhuis met andere ziekenhuizen en andere externe zorgaanbieders onderhoudt. De Minister denkt aan meer regionalisatie. Maar wat zijn regio’s? Waar bestaan die uit en hoe komen die tot stand? En niet in de laatste plaats zal ook de relatie met patiënten veranderen, waarbij met name voor verpleging en gastvrijheid naar oplossingen buiten het ziekenhuisgebouw worden gezocht. Nederlandse ziekenhuizen bouwen het aantal bedden af, terwijl er voor de toekomst meer patiënten worden verwacht. Waar staan over tien jaar dan de bedden voor medisch specialistische verpleging ? Bij de patiënt thuis? In hotels? En hoe wordt die zorg dan geleverd? Alleen middels eHealth technieken? Of wordt het ziekenhuis steeds mobieler en komt deze dan ook bij de patiënt thuis?

Zijn de uitdagingen voor de ziekenhuiszorg kenmerkend voor Nederland? Of staan andere landen ook voor vergelijkbare uitdagingen en hoe gaan zij daar mee om? Daarom hebben wij voor dit congres als keynote spreker, Prof. dr. Zeev Rotstein uit Israël uitgenodigd om een voordracht te houden over hoe hij en zijn collega’s het vooraanstaande Hadassah Medical center toekomst bestendig houden.

Daarnaast zijn er sprekers die vanuit de academie en adviespraktijk hun gedachten komen delen ten aanzien van zwakke plekken in de Nederlandse ziekenhuiszorg, al of niet in vergelijking met voorbeelden uit het buitenland. Zij presenteren voorbeelden van maatregelen die de ziekenhuiszorg gedurende komende tien jaar, op een hoog peil tegen betaalbare kosten, kunnen houden.

En zoals gebruikelijk op de congressen van de Guus Schrijvers Academie zullen er meerdere concrete en praktische voorbeelden worden besproken van innovaties uit het veld die al worden geïmplementeerd en waarvan ook al resultaten te vermelden zijn.

Op 19 mei 2020 organiseert de Guus Schrijvers Academie het congres “ziekenhuiszorg bij groeiende vraag en tekort aan handen toch toegankelijk en betaalbaar in 2030” in Utrecht. Meer informatie, het programma en de sprekers treft u op de congrespagina aan.