Loterij kopen Amsterdam

  1. B7 Casino No Deposit Bonus: Vergeet niet om creatief te worden met uw centerpieces.
  2. Book Of Ra Casino No Deposit Bonus - Ik ben geen 49er fan, maar hun coach en GM hebben een groot werk van het spelen om hun kracht van de persoonlijke.
  3. Blazzio Casino No Deposit Bonus: Neon Vegas Casino is bij de hand om te helpen voor iedereen die het gevoel heeft dat ze de site en de gokfaciliteiten kunnen misbruiken.

Hotel bij holland casino Nijmegen west

Casino Vergelijken
The History, Mathematics, and Psychology of The Gambler's Illusion, Princeton University Press, 17 mei 2024.
Loot Casino 50 Free Spins
Deze bonus heeft ook een 60x inzetvereiste.
Tijdens deze gratis games, alle symbolen op rollen 2, 3 en 4 zal samen draaien en zal fungeren als een reus symbool voor betere kansen om te winnen.

Winnende getallen duitse lotto

Crystalroll Casino Nl 2025 Review
Hij zal de ceremoniële eerste inzet plaatsen.
Beste Roulette Spelen
Naast deze symbolen is er ook een aantal Wild symbolen in het spel te vinden..
Casino Curacao

Guus Schrijvers

Welcome to Guus Schrijvers

Sprekers gevraagd met goede voorbeelden van samenhangende toegang tot ouderen- en gehandicaptenzorg

Op 16 april 2020 wordt het congres “Goede toegang tot Ouderenzorg” door de Guus Schrijvers Academie georganiseerd.

Onder mantelzorgers, professionals en via de media leven verschrikkelijke voorbeelden van cliënten die geen langdurige zorg ontvangen omdat hun situatie net tussen de indicatieregels voor de bestaande wetten vallen. Hierbij kan het voorkomen dat een patiënt weken, zo niet maanden, in een ziekenhuis ligt omdat hij niet overgeplaatst kan worden, of valt een kind bij zijn 18e verjaardag net buiten alle regels.

Tijdens dit congres zijn wij op zoek naar sprekers die een korte presentatie; een zogenaamde flitspresentatie (10 min) , willen geven over goede voorbeelden van werkbare oplossingen om de grijze vergoedingsgebieden tussen de 3 wetten voor langdurigere zorg te overwinnen.

Dit kan zijn vanuit ieder perspectief; zorgaanbieder, zorginstelling, gemeente, mantelzorg, client, verzekeraar, consultant, etc.

Het goede voorbeeld kan ook een brede lading dekken, zoals; een lokale triageafspraken, software, een app, een intekenlijst, regulier overleg, etc.

Selectiecriteria zijn onder meer:
· Passend binnen het onderwerp van het congres
· Het project draait al of de publicatie is net uit;
· De reputatie van de inzender of diens organisatie is volgens ons in orde
· Geen reclame boodschappen of te theoretische verhalen;
· Flitspresentatie over onderzoek: alleen over de uitkomsten en niet over de onderzoeksmethode.
· Flitspresentatie over een nota of een rapport: niet het rapport zelf bespreken (is meestal al bekend bij congresdeelnemers) maar over de implementatie van de aanbevelingen.
· Soms speelt ook mee of op het congres aan het betreffende flits-onderwerp of aan de betrokken regio al veel aandacht wordt besteed. In dat geval is de weigerkans groter.
· Soms komt een flitser in aanmerking voor upgrading. Dan mag deze bv een presentatie houden van 20 minuten + 10 minuten discussie.
· Flitsers ontvangen als dank: eeuwige roem, bekendheid van hun publicatie of project, gratis toegang tot het congres, maar geen fee.
Kortom, meld je aan als flitser, maak collega’s deelgenoot van jouw goede of minder goede ervaringen. Klik hier voor het congresprogramma.

Heb je een interessant goed voorbeeld? En wil je in een korte voordracht van 10 minuten jouw voorbeeld delen met anderen, die er misschien door geïnspireerd raken?

Stuur dan een korte introductie van het onderwerp naar Petra Schimmel :  petraschimmel@guusschrijvers.nl

Volop geslaagde innovaties in de ggz

Rebecca Houtman werkt als huisarts in de oude, Utrechtse wijk Ondiep, gelegen naast de wijk Overvecht, die uit de jaren zeventig stamt. Zij werkt in nauwe samenwerking met Altrecht, de grote ggz instelling in de stad Utrecht.  Zij is met recht een voorloper van Krachtige Basiszorg te noemen. Al jaren fietst zij door de wijk en past zij de principes ervan toe. Krachtige basiszorg is een vernieuwende, integrale aanpak gericht op bewoners met hoge gezondheidsrisico’s en problemen in meerdere leefdomeinen. Het is een manier van kijken, leren en doen door álle professionals op gebied van  lichamelijke en geestelijke gezondheid, sociaal welzijn en preventie in de wijk. Professionals kunnen beter hun werk doen, bewoners plukken de vruchten van zorg- en dienstverlening op maat en de zorgkosten verminderen significant. 

Weinig aandacht van massamedia

Dit is een van de goede voorbeelden die ondergetekende tegenkwam bij de voorbereiding van het congres Ambulantisering ggz: wat gaat goed en wat kan beter? . Zo’n voorbeeld haalt niet de massamedia. Kranten, TV en radio besteden vooral aandacht aan de ggz als de veiligheid bedreigd wordt. Zo vonden in 2018 en 2019 drie ernstige moordpartijen plaats door psychiatrische patiënten (de trambeschieting in Utrecht, de moord op Anne Faber bij Den Dolder, en de moorden op twee schoonmakers van  een Groningse bioscoop. Terecht trokken deze gebeurtenissen grote aandacht in de pers. Want de veiligheid was in het geding van 17,5 miljoen Nederlanders. Dat is meer dan de ggz zelf, die in 2018 ruim één miljoen cliënten telde. 

En ook niet van vakbladen

De ggz-vakbladen besteedden evenmin veel aandacht aan innovaties. Zij agenderen vooral onderwerpen waarvan professionals dagelijks last hebben zoals werkdruk, registratiedruk en te lage tarieven. Verder komt der te snelle invoering van wet- en regelgeving goed aan de orde zoals de Wet Verplichte GGz. Ook dit is terecht en te verklaren vanuit de gedragseconomie. Het is nu eenmaal een ervaringsfeit dat het nu van de dagelijkse routine en de hedendaagse noden voor consumenten, professionals en beleidsmakers belangrijker zijn dan de toekomst van productieprocessen. Dat is bij het klimaatbeleid zo en ook bij de vernieuwing van de ggz. Om enig tegengas te geven aan veel nieuws over calamiteiten en hoge werkdruk volgt hieronder een kleine selectie van goede voorbeelden van zorgvernieuwing in de ggz. 

Minder basis ggz, kortere wachttijden

Afgelopen september hoorde Friesland tot de drie van de 31 ggz-regio’s met de minste wachttijden tussen aanmelding en start van een behandeling. Hierover schreef ik al. Dat is ten eerste te verklaren door de aanwezigheid van een aparte ambulante organisatie. Dat is Synaeda met vestigingen over heel Friesland. Inmiddels is de helft van de oorspronkelijke populatie van de Friese ggz in behandeling bij Synaeda. Deze organisatie heeft -de tweede verklaring voor de korte wachttijden- vele praktijkondersteuners gedetacheerd bij huisartsen. Vele POHs ggz staan met één been in de eerste lijn en met het andere in de ggz. Friesland kent dankzij Synaeda nauwelijks basis-ggz. Als derde verklaring speelt mee dat de vorige bestuursvoorzitters van de dominante zorgverzekeraar, Diana Monissen en daarna Bert van der Hoek, verstand hadden van de ggz. Zij hadden daar gewerkt en hielpen mee met goede bekostiging van Synaeda en de POHs.

Het wachten is op andere regio’s die het Friesland model overnemen en daardoor de wachttijden reduceren. 

Ook eHealth leidt tot kortere wachttijden 

De wachttijden voor de specialistische geestelijke gezondheidszorg zijn ook te verkorten door de inzet van eHealth. Zilveren Kruis en onder meer ggz aanbieder Dimence zijn de trekkers ervan. Cliënte Claire vertelt op een video hoe haar behandeling is verlopen. 

Een serie kijken, een overnachting boeken of bankzaken regelen daarvoor gebruikt tegenwoordig bijna iedere Nederlander een digitale service. Één op de vijf mensen krijgt ooit in zijn leven te maken met een geestelijke aandoening. Zilveren Kruis en Dimence zijn dan ook van mening dat we anno 2020 met digitale service niet achter kunnen blijven in de GGZ. Hun motto is: digitaal is het nieuwe normaal.  Het is hoog tijd dat iedereen die wil werken aan zijn mentale gezondheid hier direct mee aan de slag kan gaan zonder wachttijden. 

Eenmaal aan de slag, wordt de voortgang van de patiënt intensief gevolgd met behulp van simpele meetinstrumenten die per sessie worden ingezet. Patiënten hebben inzicht in de effecten van hun inspanningen en behandelaren gebruiken deze data om de effectiviteit van de behandeling en zichzelf te verhogen. Inmiddels contracteert Zilveren Kruis naast Dimence nog enkele andere grote ggz aanbieders die alle ervaren dat wachttijden terugkopen en de cliënten de eHealth positief ervaren.   

Wat ik niet begrijp waarom de introductie van de vorm van digitale hulpverlening zich zo langzaam verspreidt. Beschikt een van de lezers van dit bericht over een ei van Columbus om de implementatie te versnellen? 

Meer behandeling dankzij minder tijdschrijven

Dick Veluwenkamp is lid van de Raad van Bestuur van de grote Amsterdamse ggz instelling Arkin. Hij heeft het mes gezet in al die registraties en een vereenvoudiging  ontworpen in de tijdregistratie door Arkin-professionals. De zorgmedewerker registreert alleen nog maar wat belangrijk is voor de zorg en registreert niet meer elke minuut waar hij of zij mee bezig is. Met als resultaat ruim 50 minuten per medewerker per dag meer tijd voor de zorg. Dit zorgt voor gelukkigere medewerkers. Zij kunnen zich weer volledig focussen op de zorg en hoeven zich niet meer bezig te houden met uren administratie. Jaarlijks vertrekken bij Arkin zo een 700 van de 4200 medewerkers. Arkin wil hen graag langer vasthouden. Het lijkt erop dat dat lukt door de hoeveelheid registratie te verminderen.  Bij de teams waar dit experiment plaatsvindt is het verloop gehalveerd.  Met dit experiment heeft Arkin zelfs een prijs gewonnen. 

Je zou toch denken dan binnen enkele maanden vele ggz-instellingen deze innovatie overnemen. Maar dat is niet het beval. Ook dit begrijp ik niet, al onderzoek ik sinds 1980 zorgvernieuwing. 

Zorg in Nederland is doelmatig, zo leert internationale studie

In een artikel in de British Medical Journal van 27 november worden gezondheid en zorg in tien ongeveer even rijke landen vergeleken op 79 kenmerken. De Nederlandse gezondheidszorg blijkt doelmatiger te zijn dan in vergelijkbare landen. Op tal van kwaliteits- en kostenindicatoren wijkt de Nederlandse zorg niet af.

Nederland telt vele huisartsen per 1000 inwoners 

De onderzoekers vergelijken Engelse gezondheidszorg, de NHS, met die van negen ongeveer even rijke landen. Dat zijn Australië, Canada, Denemarken, Duitsland, Frankrijk, Nederland, Verenigde Staten, Zweden en Zwitserland. Samen met Australië heeft ons land relatief gezien de meeste huisartsen: Nederland beschikte in 2017 over 1,6 voltijds huisartsen per 1000 inwoners. Voor de tien landen ligt het gemiddelde op 1,1 huisartsen per 1000 inwoners. De VS lopen achteraan met 0,3 huisarts per 1000 inwoners.

Deze blog gaat uit van het Nederlandse perspectief. Ik merk nu al op dat Nederland op de meeste van de 79 kenmerken op ongeveer het gemiddelde zit van de onderzoeksgroep. Om de blog kort te houden bespreek ik alleen de kenmerken waarop Nederland anders scoort. Daarom ontbreken in deze blog gegevens over zorgkosten per inwoner en kwaliteitsindicatoren. Die staan uitgebreid beschreven in de studie. Maar Nederland neemt hierbij geen afwijkende positie in. Voor definities, dataverzameling, meetmethoden en beperkingen verwijs ik naar het oorspronkelijke artikel. Alle cijfers hieronder betreffen het kalenderjaar 2017.

Nederlandse huisartsen werken snel

Van de huisartsen in de onderzoeksgroep van de tien landen besteedt 38 procent maximaal 15 minuten aan een routineconsult. Nederland scoort het hoogste: 85 procent. Van de burgers in de onderzoeksgroep kon 67 procent een huisarts of een verpleegkundige binnen 24 uur raadplegen. Nederland scoort daar 76 procent. Frankrijk en Duitsland scoorden het hoogste met 83 procent respectievelijk 81 procent. Negen procent van de burgers in de onderzoeksgroep bezocht een spoedeisende hulpafdeling voor een klacht die ook door een arts, zonder spoed, gezien had kunnen worden. Voor Nederland en Australië bedraagt dit percentage 6 procent. Duitsland scoort minimaal met 5 procent. Zweden (12 procent), de VS (16 procent) en Canada (17 procent) zijn topscorers.

Nederland telt weinig specialisten maar die zijn goed bereikbaar

Het aantal specialisten per duizend inwoners bedraagt voor Nederland twee en voor de onderzoeksgroep 2,2. Dat laatste getal ligt tussen de uitersten 1,7 voor Canada en 3,3 voor Duitsland. Van de inwoners van de onderzoekgroep wacht 13 procent meer dan twee maanden na het maken van een afspraak voor het eerste consult met een specialist. Dit gemiddelde percentage varieert van Duitsland (3 procent) en Frankrijk (4 procent) tot 19 procent in Verenigd Koninkrijk en Zweden alsmede 30 procent in Canada. Voor Nederland is dat 7 procent.

Weinig ziekenhuispatiënten in Nederland

Het aantal in 2017 ontslagen ziekenhuispatiënten per 100.000 Nederlanders komt uit op 9.247. Dit is het laagste van de onderzoeksgroep (gemiddelde 14.919). Topscorers zijn Frankrijk (18.609) en Duitsland (25.478). Ook de gemiddelde ligduur is in Nederland het laagste: 4,5 dag. Deze bedraagt voor de onderzoeksgroep 6,7 dagen, met als uitersten weer Frankrijk en Duitsland met 8,8 en 8,9 dagen. Voor vermijdbare ziekenhuisopnamen vanwege ontregelde diabetes scoort Nederland het laagste, met 70 per 100.000 inwoners, en Duitsland (218) het hoogste. Bij vermijdbare opnamen van COPD-patiënten vanwege exacerbaties scoort Nederland 166, de onderzoeksgroep als totaal 204, Zwitserland als laagste 111 en Australië het hoogste met 307 opnamen per 100.000 inwoners van 16 jaar of ouder.

Dit bericht verscheen in december 2019 als blog in het Tijdschrift Zorgvisie

Laagdrempelig kunnen overdragen binnen een sterk lokaal netwerk: dat is essentieel voor de totale zorg in de regio

Interview met huisarts Karin Groeneveld

‘In onze duo-praktijk, gevestigd in het Zorgplein  Lemmer, lukt het ons om ondanks de stijgende zorgvraag voldoende tijd beschikbaar te hebben voor onze patiënten. Dat kan, omdat er een groot ondersteunend team beschikbaar is: assistentes die taken van ons overnemen, een verpleegkundig specialist voor de ouderenzorg en twee praktijkondersteuners voor de chronische zorg en de ggz. Binnen de huisartsengroep (hagro) in Lemmert hebben we één gezamenlijke praktijkmanager en een praktijkondersteuner voor de jeugdzorg. Daarnaast werken we nauw samen met andere eerstelijns zorgverleners.”  Aan het woord is Karin Groeneveld.  Zij is al twintig jaar huisarts in Lemmer. Zij is bestuurslid van de Friese Huisartsen Vereniging en voorzitter van de Tjongerscoop, een coöperatie van tachtig huisartsen die gevestigd zijn in de wijde omgeving van het ziekenhuis Tjongerschans te Heerenveen.  Groeneveld liet zich bij de doorontwikkeling  van het Zorgplein inspireren door het begrip Positieve Gezondheid  van Huber. Ik interview haar in een serie van voorbeschouwingen op het congres De eerste lijn 2020-2030: regionalisatie, zorgvernieuwing en  governance.   Dat vindt plaats op 6 maart 2020  in het Stadion Galgenwaard te Utrecht.

 Hoe kan dat, een grote praktijk en toch voldoende tijd voor de patiënt? 

Nou ja, de werkdruk stijgt wel. Maar dat grote team van ondersteuners en de goede onderlinge samenwerking verlichten de taken van de huisartsen. Taakdelegatie en andere professionals vrijheid gunnen in hun omgang met patiënten staan hierbij centraal. Essentieel is ook de laagdrempelige verwijzing van een patiënt naar een andere professional. We kennen elkaar binnen het Zorgplein en hebben vertrouwen in elkaar. Het werken vanuit de gezamenlijke visie Positieve gezondheid is inspirerend en verbindt.  Het laagdrempelige en elkaar informeel ontmoeten bespaart vergadertijd. Ik heb zelfs de tijd om een bestuursfunctie uit te oefenen.

 Het Zorgplein in Lemmer als blauwdruk voor heel Nederland?

Iedere wijk of dorp heeft zijn eigen eerste lijn. Dat hangt af van de bevolkingsopbouw, van de historische ontwikkeling en ook van individuele personen: een huisarts die eraan wil trekken of een wethouder die steun wil bieden.  Met steun van De Friesland Zorgverzekeraar, de GGD en de gemeente De Fryske Marren zijn wij afgelopen september gestart met een preventie project als onderdeel van het programma Vitaal Friesland. Hierin werken we samen aan positieve gezondheid met de wijkverpleegkundigen, het sociale wijkteam, oefentherapie, fysiotherapie, en Fact plus in het Zorgplein. Het Zorgplein beschikt thans ook over een info-balie die wordt bemenst door vrijwilligers. Lemmerse burgers kunnen daar met al hun vragen op sociaal gebied terecht. De vrijwiligers werken zoals spelverdelers bij voetbal en volleybal. Zij hebben goed inzicht in de sociale kaart. We zitten nu in de beginfase en hopen deze balie nog veel verder uit te bouwen, zodat op deze manier zorg en welzijn elkaar steeds beter weten te vinden.

En de samenwerking met de gemeente? 

We hebben net in de regio een project afgerond binnen het ZonMw programma Ontwikkelsubsidie lokale netwerken samenhangende ouderenzorg – Fase I  Dankzij dit project zijn we begonnen met het ontwikkelen van lokale (op dorp- of hagro niveau) driehoeken voor samenwerking tussen huisartsenzorg, sociaal domein en wijkverpleging.  Daarnaast ontwikkelen we per gemeente een vergelijkbare driehoek op beleidsniveau. 

Hoe wordt er samengewerkt met andere zorgpartners in de regio?

Al sinds 2015 wordt er in het adherentiegebied van het Tjongerschansziekenhuis samengewerkt aan integrale zorg in de regio. De demografische ontwikkeling en de uitdagingen in de zorg voor de komende jaren zijn in kaart gebracht en er is een gezamenlijke visie op zorg ontwikkeld binnen het Regioplan Integrale Zorg Heerenveen e.o.  De samenwerkingspartners zijn het Tjongerschans ziekenhuis, de VVT instellingen, de thuiszorgorganisaties, de wethouders van de vijf betrokken gemeenten, de zorgverzekeraar, de patiënten organisaties en de huisartsen van zes hagro’s die zich hebben verenigd in de coöperatie Tjongerscoop. 

Drie ontwikkelrichtingen in de regio

Vanuit het regioplan wordt door alle betrokken partners gewerkt aan drie ontwikkelrichtingen: geïntegreerde ouderenzorg met tien deelprojecten (1), gezamenlijke acute zorg van alle disciplines (2) en samenwerking met medisch specialisten met behulp van zorgpaden (3).  De acute zorg is ingewikkeld en hangt samen met het niveau van de provincie Friesland. Sommige spoedeisende functies worden toegedeeld op basis van nationaal beleid. 

Huisartsen en specialisten: één gezamenlijke coöperatie

Het ontwikkelen van zorgpaden maakt dat er intensiever contact is tussen huisartsen en specialisten en onderschrijft het gezamenlijk belang dat huisartsen en specialisten hebben om de zorg toegankelijk en betaalbaar te houden.  Dit heeft ertoe geleid dat we voor de contractering van integrale zorgpaden een gezamenlijke coöperatie hebben opgericht van alle huisartsen en alle specialisten uit de regio. Medio vorig jaar hebben we gezamenlijk de eerste meekijkconsulten en adviesconsulten kunnen contracteren. Die contacten zijn nu nog fysiek, maar er wordt ook gewerkt aan digitale consulten. We zijn van start gegaan met de   gynaecologen, de kno-artsen, de neurologen en de kinderartsen. Met elke vakgroep van Tjongerschans wordt gekeken welke ontwikkelmogelijkheden er liggen en wordt dit verder ontwikkeld binnen een werkgroep. 

Waaraan moeten congresdeelnemers op 6 maart vooral aandacht besteden?

De schotten in de huidige organisatiestructuur en financiering zitten in de weg. Het gezamenlijk verlenen van zorg is hierdoor onnodig tijdrovend, ondoelmatig en inefficiënt. Zorgvernieuwing is hard nodig maar gaat niet op gang komen met losse projecten. Belangrijk is om in de regio de onderlinge samenhang te versterken en de samenwerking tussen alle zorgverleners van tweedelijn, eerstelijn en nuldelijn efficiënter te organiseren.

Echt integraal werken gaat pas lukken met een gedeelde integrale visie én een integrale bekostigingsstructuur. 

Weg met de versnipperde betaling

Onlangs verscheen in Medisch Contact een afschuwelijk verhaal  over het Limburgse Afferden.  De zorgverzekeraar aldaar wilde meer verwijzingen naar het ziekenhuis in Boxmeer, want anders valt dat om. Aan de andere kant wil VGZ meer eerstelijnszorg. Er bestaat voor mij een enorme urgentie om iets aan die versnipperde betaling te doen. Ik ben heel benieuwd naar de oplossingen en goede voorbeelden die de sessies op het congres op 6 maart bieden. 

Twee boeken als kerstcadeau voor de Nieuwsbrieflezer

Vanaf heden zijn twee boeken van ondergetekende te downloaden van de website www.guusschrijvers.nl. Het eerste kwam eind 2014 uit en heeft als titel Zorginnovatie volgens het Cappuccinomodel. Klik hier als je het wilt downloaden. Dompel jezelf tijdens de feestdagen in allemaal prachtige voorbeelden van zorgvernieuwing.  Het tweede boek schreef ik in het Engels. Het heeft als titel Integrated Care: Better and Cheaper.  Het verscheen eind 2016. Je treft het hier aan. Ter toelichting op beide boeken het volgende.

Cappuccinoboek

Het eerste boek had ook kunnen heten Zorgvernieuwing voor beginners.  Het biedt in vijftien hoofdstukken een overzicht tot medio 2014 van innovaties in alle zorgsectoren, van preventieve innovaties tot en met innovaties in de ziekenhuizen. Per hoofdstuk komt één sector aan bod. Wie van een sector de ontwikkelingen van de laatste veertig jaar wil leren kennen, heeft veel aan dit boek. Sommige hoofdstukken gaan zelfs verder terug zoals die over preventieve interventies, eerste lijn en de geestelijke gezondheidszorg. Want laten we niet vergeten dat bijvoorbeeld de thans bij iedereen bekende wijkverpleegkundige ooit (in 1899!) startte op tijdelijke basis in een proefproject. 

Het eerste hoofdstuk vormt de inleiding op het boek. Ik behandel daarin de bekende Triple Aim-aanpak, leg de laatste inzichten van de gedragseconomie uit en introduceer mijn Cappuccinomodel. Daarna volgen die vijftien hoofdstukken met beschrijvingen per sector van de zorgvernieuwing en pas ik het Cappuccinomodel toe. Het slothoofdstuk vormt een synthese van al die toepassingen per sector. In totaal omvat mijn boek 17 hoofdstukken en 392 pagina’s. 

Na de lancering van het boek in het TV-programma Buitenhof en op een symposium kreeg ik vele verzoeken om voordrachten te houden. En ook nu nog komen af en toe verzoeken daarvoor binnen. Ook in Vlaanderen werd het boek populair. Ik had het genoegen om regelmatig in Brussel, Gent en Brugge op te treden.

Het gedrukte boek is nog steeds te koop bij de boekhandel. Maar de meeste exemplaren gingen over de toonbank in de jaren 2017 en 2018. En nu ligt er dus een elektronische versie gereed om te downloaden. 

Het Engelse boek  

Op de Hogeschool Utrecht werkt opleidingsmanager Marlou de Kuiper.  Zij geeft leiding aan de bekroonde Master Innovatie in Zorg en WelzijnDe Kuiper verzocht mij om het Cappuccinoboek te herschrijven, alle voorbeelden weg te laten als ook de vijftien hoofdstukken per sector. Wat dan overblijft zijn de theorieën over Triple Aim, gedragsseconomie, innovatie en verandermanagement. Ik ging in op het verzoek. Het boek Integrated Care: Better and Cheaper kwam tot stand. Het had ook kunnen heten Zorgvernieuwing voor gevorderden. Ik las voor dit boek extra internationale publicaties in tijdschriften over zorgvernieuwing sinds medio 2014. Uiteindelijk onderkende ik zes randvoorwaarden met invloed op de snelheid van zorgvernieuwing: 1. Interprofessionele samenwerking en afspraken 2. Patiënt en professionals zijn partners 3. De kwaliteitsborging van de multidisciplinaire samenwerking 4. Bekostiging die samenwerking en innovatie stimuleert 5.  De digitalisering van de zorg en 6. Het dienende leiderschap en onderzoek naar zorginnovatie. Wie de zorg wil vernieuwen, moet aan deze zes aspecten tegelijk aandacht besteden. Dat is de boodschap van het boek dat 21 korte hoofdstukken en 282 pagina’s telt.

Het boek lanceerde ik eind 2016 in Nieuw Zeeland tijdens een internationaal congres over Integrated Care. Veel waardering ontving ik voor het model van verandermanagement, dat had ik ontleend aan een publicatie van Lippit uit 1987.  

Dit boek en haar eHealth format bleken uitstekend geschikt voor opleidingen. Ik had het genoegen dat te beleven in gastcolleges in Utrecht, Amsterdam, Nijmegen, Groningen en Maastricht. 

Prettige Kerstdagen en duik de boeken in 

Kortom, ik wens jou, beste lezer, fijne kerstdagen en een prettige jaarwisseling toe. En heb je nog tijd over, download mijn boeken en geniet van al die innovaties die de sector in de loop der jaren voortbracht. 

Betere toegang tot ouderenzorg en gehandicaptenzorg is nu al mogelijk, zo bewijzen goede voorbeelden

Patiënten, cliënten, mantelzorgers en hun hulpverleners weten vaak niet bij welke instantie ze precies moeten aankloppen als ze langdurige zorg nodig hebben. Ze worden geregeld van het kastje naar de muur gestuurd. De vier verschillende zorgwetten, regels en geldpotjes staan te vaak centraal, in plaats van de burger. Dit blijkt uit het rapport Zorgen voor burgers uit mei 2018 van de Nationale Ombudsman: ‘Hoewel de overheid de zorg dichter bij de burger wilde brengen, is versnippering ontstaan. Dat komt door systeemdenken in wet- en de regelgeving en door de zorg- en dienstverlening over meerdere wetten te verdelen met alle bureaucratische rompslomp van dien.’ 

Geen nieuwe wetgeving 

De organisatoren van dit congres hebben het pad verlaten om te pleiten voor nieuwe kaderwetgeving waarbinnen de Jeugdwet, de Wet Maatschappelijke Ondersteuning, de Wet Langdurige Zorg en de Zorgverzekeringswet op elkaar worden afgestemd. Hier is het betere de vijand van het goede. Want nieuwe wetgeving (1) duurt zes tot acht jaar, (2) veroorzaakt weer nieuwe implementatie-problemen en (3) biedt geen garantie dat er dan minder bureaucratische rompslomp optreedt.

Minder rompslomp en bureaucratie  

Beter is het om te kijken naar

1. goede voorbeelden die hier en daar beschikbaar zijn en nu al leiden tot minder versnippering en rompslomp en

2. Partijen die betrokken zijn of uitvoerder de ruimte te geven zélf met praktisch voorstellen tot afstemming en/of samenwerking te komen of reeds bestaande jurisprudentie te benutten. 

Goede voorbeelden van goede toegangWel nu, op het congres goede toegang tot ouderenzorg bieden alle sprekers óf goede voorbeelden óf ze gaan in op de ruimte die de wetten in hun teksten of in de jurisprudentie toch bieden voor onderlinge afstemming. Dat congres vindt plaats op 16 april in het stadion Galgenwaard te Utrecht.  Voordat wij hieronder hier nader op ingaan, volgt een opsomming van de wetten die, gedeeltelijk of geheel, gaan over langdurige zorg. Onder dit laatste verstaan wij op dit congres de langdurige ouderenzorg en de gehandicaptenzorg, waaronder ook die aan kinderen. De langdurige geestelijke gezondheidzorg blijft buiten beschouwing.

Centrale vragen op het congres 

Het congres geeft antwoorden op twee centrale vragen:

  • Welke goede voorbeelden geven experts en collega’s? 
  • Hoe ga ik goed om met de jurisprudentie van de vier wetten die gaan over  toegang en afstemming van langdurige zorg? 

Vier wetten

De vier genoemde wetten en hun afstemmingsproblemen zijn de volgende:

Eigen regie en inzet mantelzorg NIET van belang

De Wet Langdurige Zorg (Wlz) is erop gericht lichamelijke- en andere beperkingen op te heffen die levenslang blijven en op alle levensgebieden invloed hebben. Eigen regie en inzet van mantelzorgers komen minder aan de orde. Dat sluit niet aan op de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo) en de Jeugdwet, waarin eigen regie juist wel centraal staat. En als mensen langdurige beperkingen hebben en toch willen participeren, op welke wet doen zij dan in eerste instantie een beroep? En hoe verhoudt zich het Volledig Pakket Thuis binnen de WLZ zich tot Eerstelijnsverblijf en wijkverpleegkundige zorg van de Zorgverzekeringswet?  Dit gebrek aan afstemming veroorzaakt veel ergernis bij cliënten, mantelzorgers, professionals, onafhankelijke cliëntondersteuners en CIZ-indicatiestellers.

Eigen regie en inzet mantelzorg WEL van belang

De Wmo beoogt eigen regie en participatie van cliënten te bevorderen.  Wijkverpleegkundigen in de Zorgverzekeringswet doen hetzelfde. Maar zij zitten meestal niet in het sociale wijkteam van de Wmo. Ook hebben zij een eigen team van verzorgenden om zich heen die bij cliënten over de vloer komen. Dat zijn weer anderen dan de huishoudelijke hulpen van de Wmo. De Wlz, de Zorgverzekeringswet en de Wmo: in de praktijk ontbreekt vaak afstemming. 

Maar wijkverpleging valt onder de Zorgverzekeringswet

De Zorgverzekeringswet betaalt huisartsenzorg, praktijkondersteuners bij huisartsen, wijkverpleegkundigen, eerstelijnsverblijf en geriatrische revalidatie. Dat is meestal zorgverlening met een tijdelijk karakter. Maar wat te doen, als die tijdelijke zorg toch permanent nodig is? En als cliënten langdurig wijkverpleging nodig hebben, doen zij dan een beroep op het Wlz-thuispakket of op een samengesteld pakket van de andere wetten? Wordt wel in alle gevallen op de juiste, zorggronden gekozen of spelen financiële overwegingen mede een rol? Hoe is de onderlinge samenwerking tussen al deze spelers vormgegeven

18-minners en 18-plussers en de kloof blijft maar voortbestaan

De Jeugdwet bekommert zich onder meer om kinderen met verstandelijke en/of lichamelijke beperkingen. Deze wet tracht welzijn, zorg en onderwijs te integreren. Op papier is dat natuurlijk uitstekend. Maar hoe vindt de aansluiting met de Zorgverzekeringswet, de samenwerking met de huisarts, en het vervoer van huis naar zorginstelling plaats? En kan de bekende kloof tussen 18-minners (die onder de Jeugdwet vallen) en de 18-plussers (die met de Wmo te maken hebben) in de praktijk toch gedicht worden? 

Een aantal sprekers uit de kring van het Ministerie van VWS, de zorgverzekeraars en de rechtspraak gaat in algemene zin op bovengenoemde problematiek.

De goede voorbeelden

Op dit congres komen de volgende goede voorbeelden aan bod:

  1. Het verbeteren van de afstemming van de wetten voor langdurige zorg via een wijkcoöperatie (Bart Bongers)
  2. Zorgcoördinatie: één fysieke zorgmeldkamer. Ervaringen uit Zwolle en Twente (Douwe Hatenboer)
  3. Geintegreerde PGB’s: de laatste stand (Aline Molenaar)
  4. Betaling en ondersteuning aan mantelzorgers, de laatste stand (Natalia Vermeulen)
  5. Afstemming in de praktijk van de drie wetten voor de indicatiestelling rond personen met dementie (Monique Spierenburg)
  6. Één sessie met goede voorbeelden die thans lopen. Deelnemers kunnen zich hiervoor aanmelden. 

Let op: de drie plenaire sprekers plaatsen enkele kanttekeningen bij deze goede voorbeelden en geven aan welke ze nog missen.

Tijdens de plenaire afsluiting vormen deze goede voorbeelden het eerste agendapunt. Aan de orde komen de volgende vragen:

1. Zijn de goede voorbeelden voldoende om bureaucratie en rompslomp te verminderen?

2. Op welke manieren is de nationale opschaling van de goede voorbeelden te versnellen?    

De jurisprudentie

De volgende sprekers bersteden aandacht aan jurisprudentie die afstemming tussen de wetten meer dan aanvankelijk mogelijk maken:

  1. De jurisprudentie in brede zin rond afstemming van de vier wetten, Plenaire spreker Elly Koning, advocaat bij Lex Sigma health care advocaten te Amsterdam. 
  2. Één sessie met flitspresentaties over jurisprudentie over meer samenhang in de wetten: Gewonnen en verloren rechtszaken.  Deelnemers kunnen zich hiervoor aanmelden.
  3. Openbaar spreekuur waarin congresdeelnemers casuïstiek kunnen voorleggen (Zorgverzekeraar, CIZ en Gemeente)
  4. Met Bestuurlijke ongehoorzaamheid kom je een heel eind (Hans Adriani Wethouder Nieuwegein)

Let op: de drie plenaire sprekers plaatsen enkele kanttekeningen bij de jurisprudentie en geven aan welke uitspraken door de rechter ook elders van belang zijn. 

Tijdens de plenaire afsluiting vormt de jurisprudentie het tweede agendapunt. Aan de orde komen de volgende vragen: 

(1) Biedt een andere interpretatie van bestaande wetgeving voldoende ruimte voor variatie per patiënt en per regio? 

(2) Of zijn toch wetswijzigingen nodig?  

(3) Bestaat er casuïstiek die nog onvoldoende door rechters zijn getoetst?

(4) Leiden eigen bijdragen (die tussen de wetten sterk verschillen), tot professioneel ongewenste instroom of ongewenste weigeringen door cliënten om van een tot wet gebruik te maken?    

Voor het volledige programma klik je hier .


Moet de oude zenuwarts terugkomen?

“Psychiaters en psychologen gaan zelden na of er sprake is van hersenletsel en zo, ja welk deel van de hersenen zijn uitgevallen. Deden zij dat wel, dan zouden ze meer de link leggen met hersenletsel, en dus betere uitspraken kunnen over welke cognitieve en communicatieve functies bij het hersenletsel passen en welke niet. Wellicht moet de oude functie van zenuwarts terugkeren. Dat beroep was een combinatie van de beroepen neuroloog en psychiater. Nu heeft een uitsluitend psychiatrische diagnose een voorspellende waarde van 4 procent op de behandelduur. Dat wil zeggen bij vier op de 100 patiënten is de behandelduur juist te voorspellen Wordt er ook naar de cognitieve stoornissen gekeken (o.a. geheugen, aandacht), dan kom je op 30% (eigen onderzoek).  Echt, die ouderwetse scheiding van lichaam en geest volgens Descartes: daar moet de ggz vanaf.”

Aan het woord is Frank Jonker, gepromoveerd klinisch neuropsycholoog bij Neuropsychiatrie, Vesalius te Woerden en met poliklinieken in Amsterdam en Amersfoort. Het centrum diagnosticeert en behandelt psychiatrische stoornissen als gevolg na hersenletsel. (NAH). Neuropsychiatrie Vesalius is een onderdeel van GGZ instelling Altrecht. 

Jonker is de inhoudelijk leidinggevende van Vesalius. Ik interview hem samen met Hans Schriever, als B-verpleegkundige opgeleid en nu poli coördinator van de afdeling. Twee bevlogen professionals aan het hoofd van een florerend centrum.  Dat groeide van drie fte in 2012 naar zeventien fte nu. De ambitie is door te groeien naar ongeveer 30 personen. Ik interview Hans en Frank  voor een serie voorbeschouwingen  op het congres Ambulantisering  van de GGZ: wat gaat goed en wat kan beter?  

Hoe hebben jullie de ambulantisering sinds 2012 ervaren?

“Wij hadden 52 bedden. Die hebben wij allemaal reeds in 2011 gesloten. Toen zijn wij begonnen poliklinisch te werken. Thans zien wij 400 tot 500 patiënten per jaar, waarvan ongeveer 350 nieuw zijn, Wij wisten in 2011 niet waaraan wij begonnen. Er waren geen voorbeelden en geen theoretische modellen. We hadden wel enige bravoure: we waren trots op ons klinisch (behandel) verleden.  We hadden al een goede naam bij onze verwijzers.  Die dachten nog tot in 2016 dat wij ook patiënten opnamen.  Maar sinds 2011 werken wij echt alleen poliklinisch. Voor ons centrum betekende de ambulantisering de start van een periode van bloei en groei.” 

Holistische benadering

“Belangrijk uitgangspunt was in 2011 de invoering van de holistische benadering. We lopen er nog steeds tegen aan: het lijf wordt behandeld in het ziekenhuis en de geest in de ggz. Er bestaat een grote muur. Wij zien hier vaak patiënten bij wie er sprake is van een ernstige psychische stoornis en duidelijk beschreven NAH (b.v. klap op het hoofd en in coma geraakt) waarbij de link niet is gelegd tussen symptomen en letsel. Wij indiceren vaak een MRI om na te gaan of er sprake is van NAH bij positieve anamnese. Maar wij moeten dan die scans daarover speciaal nog opvragen.  Het beeld dat een MRI overbodig is in de GGZ is heel hardnekkig, ook hier is er een scheiding tussen ziekenhuis en psychiatrie. “Daarna vervolgt Jonker met het betoog waarmee dit interview begint. 

Wat kan beter bij die ambulantisering? 

Sleutelwoorden bij ons zijn opschaling en afschaling. Veelal ontvangen wij patiënten die niet meer alleen in een revalidatiecentrum of in de basis-GGZ te begeleiden of te behandelen zijn. Dat heet opschaling: wij zijn een expertisecentrum. Dan komen patiënten gedurende een aantal maanden naar Vesalius voor intensieve multidisciplinaire behandeling.  Wij zetten in op het accepteren en hanteerbaar maken van de beperkingen en benutten de mogelijkheden van de patiënt. Hersenletsel is een chronische aandoening en waar de symptomen- psychische stoornissen goed passen in de curatieve behandeling. Wij streven naar een samenhangende zorg-leefplan voor de toekomst. 

Afschaling

Dan komt de afschaling, bij afname van complexiteit of intensiviteit van de behandeling moet wij afschalen omdat de problematiek niet meer past in de specialistische GGZ   Patiënten kunnen terug naar de Basis GGZ, het fact-team of naar de huisarts en diens ondersteuner voor de GGZ.   Welnu, die afschaling kan beter. De overdrachten zijn niet warm omdat er op dit moment geen BGGZ neuropsychiatrie is waarna wij goed kunnen afschalen. Er moet veel onderhandeld worden omdat hersenletsel bij de meeste verwijzers een exclusie is. 

In de BGGZ ontbreekt regelmatig samenhangende kennis van lichaam en geest. En dan is er nog het probleem van de drie wetten waaruit de zorg aan onze patiënten wordt betaald. Er is een hoop gedoe met de Wmo, de Wet Langdurige Zorg (WLZ) en de Zorgverzekeringswet in de periode na de afschaling. 

Hoe nu verder?

Wij zien graag netwerken tot stand komen zoals we nu hebben in Amsterdam, Woerden en Amersfoort. Met goede samenwerking met revalidatie-artsen en neurologen en andere netwerkpartners. En met veel herstel ondersteunende zorg en activerende therapieën, zonder hokjesgeest, die de toegang en doorstroom tot (en in) de zorg belemmert. Want die leidt ertoe dat patiënten soms een te brede en soms een te smalle problematiek kennen.  Ook zouden NAH fact-teams in kader van afschalen (preventieve werking) een goede ontwikkeling zijn zodat een patiënt zonder paardensprongen over kan stappen naar een andere hulpverlener of snel toegang heeft tot SGGZ zorg als dat nodig is.  

Waar moet het congres vooral overgaan?

Frank Jonker: Ik zou graag aan een sessie deelnemen over het thema Redefining Psychiatry. We moeten, vanuit ons perspectief, veel meer de somatiek en de psychiatrie samen brengen.  Hans Schriever: Vòòr de ambulantisering was onze patiëntenzorg begrensd door het fysieke gebouw waarin de 52 bedden stonden, wij waren voornamelijk klinisch bezig en hadden geen oog voor de buitenwereld.  Na de afbouw van de bedden konden wij onze vleugels uitslaan (behandel producten ontwikkelen en netwerk opbouwen) en poliklinieken openen in Amsterdam en Amersfoort. Daardoor konden wij groeien van drie naar zeventien fte’s en binnenkort nog verder.  Anno 2019 woedt de discussie over regionalisatie in de ggz. Ik mag toch hopen dat Vesalius kan doorgroeien en dat haar werkgebied verder bovenregionaal kan ambulantiseren .  Ik hoop dat het congres op 6 maart niet gaat over regionalisatie maar over netwerkzorg in de GGZ.  

Dit is een interview in een serie van voorbeschouwingen voor het congres op 26 maart 2020.  Eerdere afleveringen betroffen interviews met Jeroen Muller,  bestuursvoorzitter van Arkin, ggz instelling te Amsterdam: Adriaan Janssen, bestuursvoorzitter van de instelling GGZ Friesland; Ariette van Reekum , oud-bestuursvoorzitter van Breburg, ggz instelling in Brede en Tilburg; Jim van Os, hoogleraar psychiatrie bij het UMC Utrecht. Hun bevindingen reiken wij aan de sprekers op het congres aan in de hoop dat zij daarover in discussie gaan met congres deelnemers.    

VWS-Staatssecretaris Paul Blokhuis opent het congres op 26 maart. Na hem komen tal van goede voorbeelden in plenaire en parallelsessies aan de orde. Wil in één dag over de ambulantisering van de ggz sinds 2012 bijgepraat worden? Wil je met collega’s en experts vooruitblikken over de periode 2020 – 2030? Klik dan hier, lees de enthousiast brochure, meld je aan en doe op 26 maart nieuwe kennis(sen) op. 

Deel zorg in regio’s in: dan leren professionals elkaar persoonlijk kennen

“De zorgkantoren kennen 32 regio’s, met gemiddeld 530.000 inwoners. De elf regionale overlegorganen voor acute zorg (Roaz’en) werken voor 1,6 miljoen inwoners gemiddeld. De 25 GGD’en bedienen gemiddeld 700.000 inwoners en de 118 huisartsenposten 148.000. Laten we bekijken hoe we voor deze professionals één regio-indeling kunnen ontwerpen. Het zou prima zijn als ook de eerste lijn zich hierbij aansluit. Binnen één regio leren professionals en hun leidinggevenden elkaar persoonlijk kennen. Dan komen onderling vertrouwen en samenwerking makkelijker van de grond.”  Aan het woord is CDA kamerlid Joba van den Berg. Zij is sinds haar 18e jaar actief lid van het CDA en thans woordvoerder zorg voor haar fractie. Haar devies is: de zorg moet beschikbaar, betaalbaar en bereikbaar zijn, ook in de regio’s buiten de Randstad. Daartoe heeft Van de Berg in januari 2019  een initiatiefnota  Zorg in de regio uitgebracht.  In een interviewop de CDA-website  zette zij al eerder haar visie op de zorg helder uiteen.  

Ik spreek Van den Berg in een serie van voorbeschouwingen op het congres De eerste lijn 2020 -2030: regionalisatie, zorgvernieuwing en governance. Dat vindt plaats op 6 maart in het Stadion Galgenwaard te Utrecht.     

Ik mis in je opsomming de regionalisatie van de ziekenhuizen

Het is belangrijk dat regionale ziekenhuizen in een netwerk samenwerken met topklinische ziekenhuizen en de zeven UMC’s en dat ze elkaar aanvullen. Natuurlijk kunnen UMC’s en topklinische ziekenhuizen ook een regionale functie vervullen.  

Hoe wil je de regionalisatie bestuurlijk inrichten? 

Het liefst zie ik dat in een regio professionals, patiëntvertegenwoordigers, zorgaanbieders, zorgverzekeraars en gemeenten er gezamenlijk uitkomen. En dan wel op een zo laag mogelijk niveau, Dus regionaal eerstelijnsbeleid over bijvoorbeeld onderlinge digitale communicatie wordt geregeld door partijen in de eerste lijn. Lukt dat niet dan is er een instantie nodig met doorzettingsmacht. Met dat fenomeen is Nederland inmiddels bekend. Komen professionals er onderling niet uit, zoals bij het Kwaliteitskader Spoedzorgketen, dan heeft het Zorginstituut doorzettingsmacht. En blijven zorgverzekeraar en zorgaanbieder het oneens met elkaar, dan grijpt de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) of de onafhankelijke rechter in.  

Waarmee zou regionalisatie in de eerste lijn moeten beginnen?  

Dat bepaalt de regio zelf. Laat men eerst inventariseren hoe de zorgvraag zich ontwikkelt en of die ontwikkeling spoort met die in het aanbod. Op verzoek van het CDA maken zorgverzekeraars in samenwerking met het RIVM regionale beelden over de zorgbehoefte. Voor de eerste lijn zou een dreigend tekort aan huisartsen wel eens topprioriteit kunnen zijn. In een andere regio speelt misschien nog meer een dreigend gebrek aan woningen voor kwetsbare ouderen. Ik ga niet als kamerlid voorschrijven waarmee een regio moet beginnen.

Heb je wel eigen prioriteiten voor de eerste lijn in het algemeen?

Ik zie drie onderwerpen. Laten we ten eerste proberen per regio samenhangende acute zorg te bieden. Met één telefoonnummer voor alle aanbieders voor spoedzorg.  Het liefste zie ik dit op termijn landelijk tot stand komen.  Ten tweede we moeten minder medicaliseren. Ik hoop dat er binnen het sociale domein een vast aanpreekpunt komt voor huisartsen waarnaar ze sneller kunnen verwijzen.  En omgekeerd dat in 2030 alle huisartsen in teamverband werken. Dat is voor het sociale domein weer eenvoudiger. Die ontwikkeling naar vaste contactpersonen zou je per regio moeten ondersteunen. Voor dit alles, en dat is mijn derde punt, is goede digitale communicatie nodig. Ik vrees dat de eerste lijn met deze drie punten een groot deel van de periode 2020 – 2030 bezig is. Maar nogmaals, laat men zelf de prioriteiten bepalen. 

Waaraan moet het congres vooral aandacht besteden?

Het zorgbeleid lijkt nu als slogan te hebben: Laat duizend bloemen bloeien! Dat moet anders.  Want zo’n innovatiebeleid leidt niet tot goede en betaalbare zorg. Ik onderbouw deze stellingname met een voorbeeld uit de orthopedie. De professionals hier, de orthopeden, houden bij welke kunstheupen wel of niet tot complicaties leiden, bijvoorbeeld eerder los gaan zitten dan andere. Sinds een paar jaar is dat bekend. De orthopeden kopen nu vooral de goede kunstheupen in en zijn gestopt met de slechte. Welnu, als de eerste lijn in regio A ontdekt dat een bepaald zorgpad of zorg-app leidt tot betere en/of meer betaalbare zorg, dan zouden andere regio’s deze snel moeten overnemen. Een lerende cultuur zou zo’n opschaling vanzelfsprekend moeten maken. Voor een top down benadering door wet- en regelgeving vanuit de Tweede Kamer voel ik niets.  Ik hoop dat alle congresdeelnemers op 6 maart willen meedenken over de versterking van zo’n lerende cultuur.   

Dit is een interview in een serie van voorbeschouwingen op het congres De eerste lijn 2020 -2030: regionalisatie, zorgvernieuwing en governance. Dat vindt plaats op 6 maart in het Stadion Galgenwaard te Utrecht. Eerdere interviews vonden plaats met InEen directeur Anoeska  Mosterdijk,  met organisatie adviseur Leo Kliphuis en met NIvel onderzoeker Tjard Schermer.  Wil jij goede voorbeelden leren kennen, je eigen ervaringen delen met collega’s, jouw eigen inzicht toetsen aan dat van experts? Klik dan hier, lees de brochure en meld je aan.   

Ambulantisering ggz is mislukt

“Sinds 2012 zijn vele bedden in psychiatrische ziekenhuizen gesloten. De op te bouwen ambulante ggz zou voortaan hulp bieden aan de mensen met ernstige psychische aandoeningen. Want die verbleven in die instellingen. Wel nu, dat is mislukt.  De Monitor Ambulantisering GGZ 2018 laat zien dat de afbouw van bedden niet gepaard is gegaan met opbouw van gepaste ambulante ggz. Er zijn dure producten bijgekomen in de verslavingszorg en de behandeling van angst/depressie, maar niet voor mensen met ernstige psychische aandoeningen.” 

Aan het woord is Jim van Os, hoogleraar psychiatrie bij het UMC Utrecht. Ik interview hem in een serie voorbeschouwingen op het congres Ambulantisering van de ggz: wat gaat goed en wat kan beter. Dat vindt plaats op 26 maart 2020 in het Stadion Galgenwaard. Bert van der Hoek, bestuurder bij het Trimbos Instituut en ondergetekende organiseren het congres. Eerder in zijn leven werkte Van Os acht jaar in Engeland en werd hij internationaal ggz-expert. Na twintig jaar werken bij de Universiteit van Maastricht kwam hij in juni 2017 over naar het UMC Utrecht. Tijdens het interview wijst Van Os mij op twee publicaties van zijn hand, waarin hij zijn visie op de ggz onderbouwt. Het eerste verscheen onlangs in het Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken en het tweede in het toonaangevende blad World Psychiatry. Hieronder gebruik ik af en toe een formulering uit deze, makkelijk leesbare, stukken.  

Is de ambulantisering ook mislukt in de andere landen die je volgt?

Ja, helaas wel. In Italië, Frankrijk, Verenigd Koninkrijk, Verenigde Staten gingen ook vele psychiatrische ziekenhuizen dicht waar mensen met ernstige psychische aandoeningen verbleven. Ook daar is voor hen te weinig opgebouwd in de ambulante setting.  

Waarom lukt die ambulantisering nergens goed?

Twee redenen noem ik. Alles wat een combinatie is van chronische psychose, verslaving, verstandelijke beperking, forse persoonlijkheidsproblematiek, veiligheidsrisico, zwerfgedrag, suïcidaliteit, agressie en ernstig autisme past steeds minder in de ggz van diagnose behandelcombinaties, evidence-based richtlijnen, kwaliteitsstandaarden en indrukwekkende data dashboarden met vragenlijstresultaten. Gedwongen opnamen zijn de laatste tien jaar met 80 procent toegenomen; een fenomeen dat duidt op tekortschietende zorg voor mensen met ernstig psychisch lijden. De trend is in al die landen dezelfde: professionals worden steeds meer afgerekend op DBC’s en value based health care indicatoren. Maar de enige uitkomst die ertoe doet is of iemand zijn leven weer een beetje op orde heeft en als zinvol ervaart. Die wordt niet of nauwelijks gemeten. 

En de tweede reden?

Van de Nederlandse bevolking maakt 7 procent gebruik van de gzz. Ofwel ruim 1 miljoen inwoners. Uit epidemiologisch onderzoek blijkt dat psychisch lijden – en dan heb ik niet over kleine teleurstellingen – bij driemaal zoveel mensen voorkomt, bij ruim 20 procent. Dat betekent dat ambulante ggz met een open toegang voor iedereen zich bij marktwerking niet richt op de meest kwetsbare burgers, de mensen met ernstige psychische aandoeningen. Die passen niet goed in het businessmodel van de marktwerking ggz. Kortom, de marktwerking is doorgeslagen. De ggz moet terug naar het publieke domein: de prioriteit van het zorgaanbod gaat dan liggen bij de minst weerbaren. 

Maak dat laatste eens concreet

Ten eerste laten wij het positieve gezondheidsbegrip van Hubert hanteren – in de ggz heet dat al 40 jaar ‘herstelondersteunende zorg’. Laten wij inzetten op het bevorderen van weerbaarheid in flexibele, improviserende lokale netwerken in plaats van bureaucratische mammoetinstellingen. Ervaringsdeskundigen vormen de ruggengraat daarvan. Er komt nu al een parallelle ggz op die veelal wordt betaald uit de Wet Maatschappelijke Ondersteuning. Laten we doen alsof de strikte separatie van WMO en ZVW niet bestaat. Laten wij ook behandelingen richten op ondersteuning waar iemand naar toe wil in zijn leven in plaats van het illusoire ‘fixen’ van diagnosticeerbare ziekten. Laten we erkennen dat behandeling gaat over mensen helpen bij verandering waar ze ambivalent tegenover staan – en dat relatie en betrokkenheid daarin centraal staan, niet de techniek.  Uitkomsten van de ggz liggen dan op het vlak van weerbaarheidsbevordering, existentieel herstel van zingeving en van sociale participatie. 

Daarnaast is er noodzaak, gezien de hoge prevalentie van psychisch lijden, voor een breed toegankelijke publieke ggz in de vorm van bijvoorbeeld eCommunities. Levendige, ervaringsdeskundige online plekken waar iedereen altijd terecht kan voor informatie over en hulp voor dingen als: wat is psychisch lijden? Hoe moet je je ertoe verhouden? Wanneer moet je het als een ziekte zien en wanneer als een gezonde reactie op dat er iets moet veranderen in je leven? Hoe krijg je er zelf grip op? Hoe gebruik ik gratis eHealth instrumenten? Hoe krijg ik contact met lotgenoten?

Die eCommunities heb je toch elders in 2018 beschreven?

Ja zeker, in het Tijdschrift voor Gezondheidswetenschappen.  Ik wijs ook op de websites van de Herstelacademies en van Psychosenet.   

Wat moet het congres op 26 maart in ieder geval bespreken?

Er is sprake van een kentering in de psychiatrie naar weerbaarheidsbevordering en werken met ervaringsdeskundigen in flexibele, improviserende lokale netwerken waar het onderscheid tussen WMO en ZVW is weggevallen. En waar ook een publieke ggz ontstaat. Dat alle congresdeelnemers na 26 maart die kentering gaan versnellen, dat zou ik graag zien gebeuren.

Dit interview is er een uit een serie voorbeschouwingen op het congres Ambulantisering van de ggz: wat gaat goed en wat kan beter? Dat vindt plaats op 26 maart in het Stadion Galgenwaard te Utrecht.  Eerdere interviews vonden plaats met Paul Naarding over netwerkzorg in de ouderenpsychiatrie, met Ariette van Reekum  over het opstarten van de ambulantisering;  met Adriaan Jansen over de korte wachttijden van GGZ Friesland en met Jeroen Muller over de voortschrijdende ambulantisering in Amsterdam.  Wil jij naar het congres op 26 maart? Klik dan hier, lees de brochure, schrijf je in en verwerf nieuwe kennis(sen).  Staatssecretaris Blokland opent dit geaccrediteerde congres. 

Netwerken binnen PvdA en Groen Links: Verklein gezondheidsverschillen

Sociaal-economische verschillen in gezondheid en levensverwachting zijn onaanvaardbaar vanuit het principe van gelijkwaardigheid van mensen: Hoger opgeleiden leven gemiddeld 72 jaar in goede gezondheid, laagopgeleiden slechts 53 jaar. Bovendien is bewezen dat grote verschillen in gezondheid en inkomen resulteren in sociaal ongezonde samenlevingen, waarin veel geweld, verslaving en overgewicht voorkomt en veel burgers die zich in eigen land niet thuis voelen. Met woorden van deze strekking opent een pas uitgekomen nota, opgesteld door personen uit de netwerken zorg van Groen Links en PvdA. De nota heeft als titel Onaanvaardbare Gezondheidsverschillen: oorzaken, gevolgen en kansen om die te verkleinen  Op basis van twee conferenties met leden van de PvdA en van Groen Links, vele discussies in de voorbereidingsgroep en recente rapporten over gezondheidsverschillen kwam de nota tot stand. Het stuk richt zich tot de Kamerfracties en alle gemeenteraadsfracties van de twee partijen.  Penvoerders ervan zijn Nico Bernts (PvdA), Fuusje de Graaff (GL), Pouwel van der Siepkamp (GL), Paul van der Velpen (GL) en ondergetekende (PvdA). Hieronder volgen enkele aanbevelingen uit de nota voor de gemeenteraadsfracties. 

  • Zorg ervoor dat projecten en initiatieven in verschillende beleidssectoren elkaar versterken en bijdragen aan een cultuuromslag, waarbij  er naast eigen verantwoordelijkheid ook gewerkt wordt aan een collectieve verantwoordelijkheid voor de omgeving van burgers.
  • Verbeter de vaak beperkte toegankelijkheid voor laaggeletterden van voorzieningen waar iedereen recht op heeft;
  • Verbeter een adequate inkomensondersteuning en armoedebeleid (In Nederland leven ca. 1 miljoen mensen in armoede);
  • Verbeter met een gerichte aanpak de leefsituatie van jonge kinderen: De eerste 1000 dagen van een kind zijn cruciaal voor zijn/haar gezondheid als volwassene; 
  • Dring roken, alcoholgebruik en ongezond eten terug, om te beginnen in wijken waar dit kinderen het meeste treft;
  • Tref maatregelen om milieurisico’s (bijvoorbeeld blootstelling aan fijnstof) te verkleinen;
  • Spreek beheerders van bijvoorbeeld supermarkten, scholen, woningbouwverenigingen aan op hun mogelijke bijdrage aan het verbeteren van een gezonde omgeving voor onze burgers;
  • Benut beter de gemeentelijke mogelijkheden tot preventie door alleen effectieve interventies in te kopen binnen de Wet Maatschappelijke Ondersteuning en de Jeugdwet en de Jeugdgezondheidzorg;
  • Top met het steeds opnieuw aanbesteden: gun kwalitatief goede welzijns-, onderwijs, huisvestings-, en zorgorganisaties het werk voor langere termijnen, zodat duurzame samenwerking kan ontstaan. 
  • Spreek door de gemeente gesubsidieerde instellingen aan op het verkleinen van de gezondheidsverschillen. 

De onderbouwing van deze aanbevelingen tref je niet in dit bericht aan en wel in de nota. De aanbevelingen voor de kamerfracties lijken daarop, zijn algemener en bevatten een pleidooi voor fiscale gezondheidspolitiek zoals een suikertax. 

De netwerken zorg van Gl en PvdA hopen dat hun fracties in de Kamer en de gemeenteraden de nota gebruiken om initiatiefvoorstellen, moties of schriftelijke vragen te stellen. De volledige nota tref je hier aan.