Jackpot Haarlemmermeer staatsloterij

  1. Betpanda Io Casino Nl 2025 Review: Deze spellen bieden regelwijzigingen, bonusrondes, side bets en andere mogelijkheden voor spelers om echt geld te verdienen.
  2. Beste Legale Casino - Fans van slots, Roulette, Blackjack, Baccarat en poker zijn allemaal goed verzorgd voor.
  3. Mr Mega Casino Nl 2025 Review: Het is niet alleen live dealer actie dat is hier voor u klaar, kunt u ook spelen een scala aan tafelspelen hier ook.

Gokken op Eindhoven elftal

Naudapay Casino No Deposit Bonus
Als de eerste twee kaarten die je hebt verzameld worden gescoord op 21, dan win je direct het spel met een blackjack.
Online Speelautomaten
De Red Dog casino heeft bewezen zonder redelijke twijfel hoe belangrijk elke speler is om het platform waardoor het verstrekken van een bonus aanbod dat zou zeker veel spelers aan te trekken.
Zoals u kunt zien in deze beoordeling, de inzetvereisten hier zijn ingesteld op 30x (tenzij anders vermeld) en dat is goed nieuws, want die zijn lage eisen en gemakkelijk bereikbaar.

Gokken Rotterdam online

Usdt Casino 100 Free Spins
Naast de navigatie menu's, verschillende tabbladen zijn op zijn plaats gericht op specifieke spel secties.
Plinko Nederland
De cashback kan worden verstrekt op een specifiek Spel of als een percentage van uw verliezen over een bepaalde tijd.
Casino Roulette Minimum Inzet

Guus Schrijvers

Welcome to Guus Schrijvers

Preventie tijdens eerste 1.000 dagen maakt wereld van verschil

Stel je even voor: Een jongetje van 20 maanden komt de spreekkamer binnenrennen met zijn moeder erachteraan. Moeder blijkt alleenstaand, woont net in de gemeente met haar drie kinderen. Ze kent er niemand: geen geld, geen werk, geen vriendinnen in de buurt. De buren hebben al geklaagd over de herrie. ‘Ik wil hier weer weg’, zegt ze. Het jongetje praat nauwelijks, schreeuwt veel en smijt het speelgoed door de spreekkamer.

Huilbaby

Stel je even voor: Jonge ouders met hun eerste kindje, dochtertje van 4 weken. Ze huilt alleen maar, ook tijdens het consult, tenzij je haar oppakt en wiegt. De jonge moeder is doodop. De jonge vader wil wel helpen, maar moet ook naar zijn werk. Het valt zo enorm tegen. Binnen één minuut is ook de moeder in tranen. Ze is aan het eind van haar Latijn.

Stel je even voor 15 jaar later…

Het is niet goed gegaan met het jongetje. Het gezin is meerdere keren verhuisd. Moeder heeft inmiddels een nieuwe vriend gekregen. Hij werd dol van het jongetje en heeft hem meermalen hard geslagen. Daardoor is het jongetje uiteindelijk uit huis geplaatst en heeft bij diverse pleeggezinnen gezeten. Hij is nu een tiener en woont in een jeugdzorginrichting.

Postnatale depressie

Het is ook niet goed gegaan met het babymeisje. Haar moeder is in een zware postnatale depressie beland. Pas na een jaar was ze er een beetje bovenop. De teleurstelling over de verdrietige start overheerst. De ouders zijn erg bezorgd geworden en zitten er bovenop. Nu is het meisje een broodmagere tiener; ze eet nauwelijks meer omdat ze zichzelf te dik vindt.

Zo kan het ook…

De JGZ-verpleegkundige gaat direct de volgende dag langs, luistert en inventariseert wat er nodig is voor de net verhuisde alleenstaande moeder. Het jeugdteam regelt een aantal belangrijke zaken rondom de beperkte financiën, zorgt voor kinderopvang en helpt moeder aan werk. Nuchtere no nonsense buren helpen het gezin door de eerste moeilijke periode heen. De jeugdarts regelt een VTO-onderzoek waarop passende hulp en ondersteuning volgt. Het jongetje is nu een actieve, gelukkige tiener en hij doet het prima op de praktijkschool. Hij heeft veel vrienden en ze wonen nog steeds in dezelfde gemeente.

En zo…

De jeugdarts onderzoekt het babymeisje, ze groeit en reageert goed. De jeugdarts bevestigt hoe goed en liefdevol de ouders bezig zijn. Ze legt uit hoe moeilijk het is dat een baby zo veel kan huilen. Dat het geen wonder is dat ouders er doorheen zitten. De jeugdarts overlegt met huis- en kinderarts en regelt een consult voor als het helemaal niet meer gaat. De jeugdverpleegkundige gaat direct de volgende dag langs, luistert en overlegt wat er verder aan ondersteuning nodig is. Ze stelt gerust en helpt met het organiseren van hulp uit het eigen netwerk van de ouders. Ze komt regelmatig langs de eerste maanden en is ook goed bereikbaar per telefoon. Na drie maanden is het huilen voorbij. De ouders zijn trots dat het gelukt is deze moeilijke periode samen door te komen. Het meisje groeit uit tot een lieve, gevoelige tiener.

Preventie

Het kan veel kanten uit die eerste 1.000 dagen. Daarom is het zo belangrijk om er vroeg bij te zijn. Dat heet preventie. Preventie vraagt veel inzet van veel verschillende mensen: familie, vrienden en professionals waaronder beleidsmakers. Preventie gericht op dat ene kind, maar natuurlijk ook voor een hele groep.

Annemiek van Woudenberg, Directeur De JeugdZaak, arts Maatschappij en Gezondheid en medeorganisator van het congres ‘Vroeg begonnen, veel gewonnen!’

Zorgverzekeraars gaan regionaal. Hoera!

Regiobeelden gaan niet over plannen hóe vernieuwing moet worden gerealiseerd, maar zij bevatten de feiten om te zorgen dat in een regio ‘de basis op orde’ is. De twee zorgverzekeraars met de meeste verzekerden in een regio zijn erop aanspreekbaar dat dit op feiten gebaseerd beeld van de sociale en gezondheidssituatie tot stand komt. Dit beeld wordt gedeeld met andere partijen in een regio.

Toegang zorg gegarandeerd

Dit is het eerste voornemen dat Petra van Holst‐Wormser beschreef op 12 februari 2019 in een brief aan de Vaste Commissie VWS van de Tweede Kamer. Zij is algemeen directeur van Zorgverzekeraars Nederland (ZN). Van Holst-Wormser komt met het voorstel om nu en in de toekomst de toegang te blijven garanderen tot medisch specialistische zorg. Haar gehele brief leest als een uitwerking van de gedachte van congruent inkopen zoals verwoord in het Hoofdlijnenakkoord medisch Specialistische Zorg – en in de nota die daaronder ligt: ‘De Juiste Zorg op de Juiste Plek: wie durft’.

Twee zorgverzekeraars als aanspreekpunt

Hieronder volgen enkele andere voornemens die ik letterlijk heb overgenomen uit de korte, goed leesbare brief:

  • Voornemen 2: Zorgverzekeraars zullen inzichtelijk maken welke twee zorgverzekeraars (met de meeste verzekerden in een bepaalde regio of gemeente) het eerste aanspreekbaar zijn voor andere partijen in de zorg, waaronder ook gemeenten.
  • Voornemen 3: Zorgverzekeraars garanderen dat voor iedere verzekerde de toegang tot acute zorg gewaarborgd is. De twee zorgverzekeraars met het grootste marktaandeel in een regio zijn daarop als eerste aanspreekbaar.
  • Voornemen 4: Bij de vernieuwing van de zorg nemen zorgverzekeraars het initiatief en gaan zij de dialoog aan met betrokken partijen. Hierbij is ruimte voor verscheidenheid en experimenten. Zorgverzekeraars zullen daarbij samenwerken, waar dat noodzakelijk en toegestaan is en bijdraagt aan de kwaliteit van zorg.
Onnodige regeldruk verminderen

Naast het bekend maken van deze voornemens doet ZN ook een oproep. Zij roept ziekenhuizen op om doordacht en in overleg met patiëntenorganisaties en zorgverzekeraars te komen tot een vermindering van onnodige regeldruk. Het vergaand schrappen van patiëntkeurmerken en stoppen met de ontwikkeling van kwaliteitsregistraties vindt ZN geen oplossing.

Samenwerking ziekenhuizen

Tot zover de brief van ZN aan de Tweede Kamer. Deze brief is een enorme steun in de rug voor regionale samenwerking tussen ziekenhuizen en tussen ziekenhuizen en de eerste lijn. Want regionale partijen hoeven dan slechts te onderhandelen met twee zorgverzekeraars die bovendien gaan samenwerken.

Minder regeldruk

Ook zijn de goede voornemens een stap naar minder regeldruk. Ik mag toch aannemen als de twee grootste zorgverzekeraars gezamenlijke inkoopvoorwaarden hebben geformuleerd, dat hun collega’s zullen volgen. Dan hoeven er geen aparte afspraken met allerlei zorgverzekeraars gemaakt te worden. Kleine zorgverzekeraars zijn vaak marktleider in een enkele regio, bijvoorbeeld de ENO in Salland. Zij kunnen nu krachtiger optreden, omdat collega’s zullen volgen.

Snel aan de slag

Natuurlijk zijn er ook kritische opmerkingen te plaatsen bij alle voornemens. Want ze zijn nog niet uitgewerkt. Zo zijn er regio’s waar de twee grootste zorgverzekeraars verwikkeld zijn in een nek-aan-nek-race, bijvoorbeeld in Eindhoven tussen VGZ en CZ. Ik stel voor dat de zorgverzekeraars alvast met de toedeling beginnen in gebieden waar zonneklaar is welke de twee grootste zorgverzekeraars zijn. Ik denk bijvoorbeeld aan Drenthe, waar Zilveren Kruis en Menzis dominant aanwezig zijn (zie kaart hierboven). Als ik politicus was, zou deze brief mij in een hoera-stemming brengen. Ik zou vragen om de vorming van de regionale duo’s snel te realiseren.

Congres

Op het congres ‘Regionale Samenwerking tussen ziekenhuizen’ op 26 juni 2019 in Utrecht komt de vorming van de regionale zorgverzekeraarsduo’s uitgebreid aan de orde. Er zijn gerenommeerde sprekers uit kringen van de UMC’s, grote- en kleinere algemene ziekenhuizen, patiëntenvertegenwoordigers en de Autoriteit Consument en Markt. Meer informatie over het congres, het uitgebreide programma en de sprekers vind je hier.

Ziekenhuiszorg 2017: minder chronische en acute zorg; meer dure geneesmiddelen

De zorg geleverd door medisch specialisten is in 2017 aanzienlijk verschoven. Dat heeft de stichting Dutch Hospital Data in kaart gebracht. Hieronder vind je de belangrijkste wijzigingen.

Universitair medische centra

Het aantal kankerpatiënten in de acht universitair medische centra is in 2017 met 10,1 procent gestegen ten opzichte van 2016. Het aantal patiënten met een electieve ingreep aldaar daalde met 3,1 procent. Deze gegevens staan in een rapport dat Dutch Hospital Data (DHD) vorige week uitbracht in opdracht van de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen en de Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra.

Volumenormen bevorderen verschuiving

Bij de kleinere ofwel algemene ziekenhuizen daalde het aantal oncologische patiënten met 3,9 procent en steeg het aantal electieve ingrepen met 3,4 procent. Voor de grotere/topklinische ziekenhuizen bedroegen deze percentages min 1,7 procent en plus 0,1 procent. Ik noem drie mogelijke verklaringen:

  1. De volumenormen en andere oncologische afspraken bevorderen verschuiving van patiëntenzorg van kleine ziekenhuizen naar de umc’s.
  2. Oncologen schrijven vaak dure chemo- en hormoonkuren voor. Die drukken op het ziekenhuisbudget. Er is sprake van een financiële prikkel om dure kankerpatiënten te verwijzen naar academische centra.
  3. Zorgverzekeraars kopen vaker electieve zorg in bij kleinere ziekenhuizen: want die zijn goedkoper per ingreep dan topklinische en academische centra.
Daling chronische zorg

DHD onderscheidt in het rapport nog drie categorieën zorg van medisch specialisten: chronische zorg, acute zorg en het voorschrijven van dure geneesmiddelen. Ook daarin hebben verschuivingen plaatsgevonden. Het rapport onderscheidt vier typen ziekenhuispatiënten met chronische aandoeningen. Het aantal patiënten met chronische aandoeningen daalde:

  • Personen met diabetes: 141.800 in 2017; een daling van 2,0 procent ten opzichte van 2016
  • Personen met hartfalen: 75.900; een daling van 0,3 procent
  • COPD-patiënten: 75.000; een daling van 2,6 procent
  • Patiënten met nierinsufficiëntie: 61.000; een daling van 2,1 procent.
Verklaring

Ik vermoed dat substitutie van chronische zorg naar de eerste lijn de belangrijkste verklaring is voor de daling. DHD laat zien dat er grote verschillen zitten tussen het aanbod van chronische zorg in de ziekenhuizen. Een voorbeeld. In een aantal ziekenhuizen vindt nauwelijks klinische opnamen van COPD-patiënten plaats: het maximum ligt op drie opnamen per patiënt per jaar. Het aantal diagnostische activiteiten per COPD-patiënt loopt per ziekenhuis sterk uiteen: van gemiddeld iets meer dan 1 tot bijna 4,5 per patiënt per jaar.

Zorg op de juiste plek

Ik moedig het ministerie van VWS graag aan om goede voorbeelden van ziekenhuizen voor zijn programma Zorg op de Juiste Plek te selecteren uit de database van de DHD.

Minder acute zorg

Van 2016 op 2017 is het aantal acute, (poli)klinische patiënten in alle ziekenhuizen gedaald met 1,1 procent. In de algemene ziekenhuizen is er een daling van 2,9 procent, in de topklinische ziekenhuizen en de umc’s is er een kleine stijging van respectievelijk 0,1 en 0,3 procent. De cijfers onderbouwen mijn veronderstelling dat huisartsenposten de zorg naar acute ziekenhuiszorg hebben afgeremd in 2017. Verder is er sprake van verschuiving van acute zorg van de kleinere algemene ziekenhuizen naar de grotere topklinische en academische ziekenhuizen.

Stijging omzet dure geneesmiddelen

In 2017 schreven specialisten voor 2 miljard euro aan dure geneesmiddelen voor, die via het ziekenhuis zijn verstrekt. Dit is tien procent van de omzet van ziekenhuizen in 2017 (20,1 miljard euro). In dat jaar steeg de omzet aan dure geneesmiddelen met 7,9 procent ten opzichte van 2016. De kosten voor dure geneesmiddelen groeiden daarmee harder dan de maximaal afgesproken groei van de totale zorgkosten van circa 1,0 procent uit het Hoofdlijnenakkoord 2019-2022.

Verdringing specialistische zorg

Deze bovengemiddelde kostengroei van de dure geneesmiddelen leidt tot verdringing van specialistische zorg; de extra kosten voor dure geneesmiddelen gaan dan ten koste van andere zorg. Ik raad het ministerie van VWS aan om het hoofdlijnenakkoord op dit punt aan te passen.

Dit bericht verscheen in gewijzigde vorm ook als blog in het blad Zorgvisie.

Friese burgers willen meer eHealth in de acute zorg

Eind januari is het rapport “Friese burgers over acute zorg in Zuidwest-Friesland” uitgekomen. Hierin zijn een groot aantal ervaringsverhalen van burgers over spoedzorg verwerkt. Interessante uitkomsten zijn onder andere de wens om meer digitale hulpmiddelen en apps te ontwikkelen rond acute zorg. Ook willen Friese burgers graag meedenken bij de implementatie in hun regio van de nieuwe kwaliteitsnormen in de acute zorg.

Mening burgers centraal

In 2018 heeft de Friesland Zorgverzekeraar aan Zorgbelang Fryslân gevraagd te onderzoeken hoe Friese burgers denken over acute zorg. De twee organisaties hechten veel waarde aan de mening van de burger over de inrichting van het Friese zorglandschap. Allereerst werd een klankbordgroep opgericht die bestond uit cliëntenraden van Friese ziekenhuizen en een aantal patiëntenorganisaties. Vervolgens is Zorgbelang Fryslân op zoek gegaan naar ervaringsverhalen van Friese burgers. Hiervoor heeft het onderzoeksteam circa veertig mensen gesproken.

Kwaliteitskader Spoedzorgketen

Die ervaringsverhalen zijn vervolgens gekoppeld aan de normdoelen van het kwaliteitskader Spoedzorgketen. Om zo verschillende individuele ervaringen te bundelen en te vertalen naar handvatten voor verbetering van de acute zorg. Op 25 januari 2019 heeft directeur/bestuurder Zorgbelang Fryslân, Esther de Vrij, het rapport “Friese burgers over acute zorg in Zuidwest-Friesland” overhandigd aan Paul Offringa. Hij is manager Zorginkoop van de Friesland Zorgverzekeraar (zie foto).

Resultaten

Zorgaanbieders kunnen met de resultaten uit dit rapport hun voordeel doen. Het is een mooi overzicht, waarmee ze inzicht krijgen in de thema’s en wensen van de Friezen rond acute zorg. De resultaten zijn onderverdeeld in vier aandachtsgebieden: preventie, bereikbaarheid/toegang, verwijzing naar HAP, SEH, acute GGZ/crisis en de afwikkeling van de zorg. Opvallend is dat veel wensen en suggesties gingen over (het gebruik van) digitale communicatiemiddelen:

  • Ontwikkel met Friese burgers digitale hulpmiddelen om een acute zorgvraag te voorkomen;
  • Maak het melden van de toestand van de cliënt mogelijk via (beveiligde) apps en met foto’s;
  • Ontwikkel met burgers digitale hulpmiddelen over hoe te handelen in acute situaties;
  • Zorg dat de SEH-professional de patiënt wijst op het bestaan van de website www.SEHzorg.nl en de daarbij horende app;
  • Maak afgesproken behandelbeperkingen en wensen van de patiënt beschikbaar en vindbaar voor acute hulpverleners.
De patiënt aan het roer

Op 12 april 2019 is in Utrecht het congres ‘De patiënt aan het roer in de zorg!?’. Esther de Vrij, directeur/bestuurder van Zorgbelang Fryslân, is daar een van de sprekers. Zij houdt een parallelsessie over het verbinden van patiëntenparticipatie met cliëntenraden. Bovenstaand project is daar een goed voorbeeld van.

Cliëntenraden en patiëntenverenigingen

Ondergetekende houdt een workshop over spoedzorg vanuit patiëntenperspectief op dit congres. Ook daar komt de methodiek die in Zuidwest-Friesland is gehanteerd aan de orde. Evenals het raadplegen van cliëntenraden en patiëntenverenigingen bij voorgenomen sluiting van HAP’s en SEH’s.

Wil je meer informatie over het congres? Klik dan hier, bekijk de congrespagina met het uitgebreide programma en de sprekers en schrijf je in.

Jeugdbeleid: tien tips voor wethouders en raadsleden

Bevorder het aanbieden van het programma VoorZorg en andere wetenschappelijke bewezen effectieve interventies bij kinderen en hun ouders. Dit is de eerste van tien tips die aan de orde komen op het congres Vroeg Begonnen Veel gewonnen. Dat vindt op vrijdag 17 mei plaats in Utrecht.

VoorZorg

VoorZorg bestaat uit een intensief schema van huisbezoeken door ervaren VoorZorgverpleegkundigen. De huisbezoeken beginnen in de zestiende week van de zwangerschap en gaan door tot het kind 2 jaar is. Op dit moment gebruiken slechts zo’n 80 van de 380 gemeenten het VoorZorgprogramma. Terwijl toch in Nederland én elders in de wereld bewezen is, dat dit soort programma’s effectief is voor preventie van kindermishandeling en verbetering van de gezondheid van moeder en kind. Bovendien bespaart het de gemeente geld op latere leeftijd van het kind.

Verbetersuggesties gemeenten

Omdat wethouders en raadsleden onze congressen niet zo vaak met een bezoek vereren, vragen wij alle sprekers op 17 mei om niet alleen professionals, beleidsmedewerkers en vertegenwoordigers van ouders van verbetersuggesties te voorzien. Richt je ook op de politiek verantwoordelijken bij de gemeenten, is ons verzoek. Hieronder volgen alvast negen andere tips aan wethouders en raadsleden die zorg en/of welzijn in hun portefeuille hebben.

2. Maak van de toegang de achterdeur! Met andere woorden: investeer serieus in hoogwaardige preventie. En dat zowel individueel als populatiegericht. Klik hier voor meer informatie.

3. Nothing about them without them! Betaal op preventie gerichte kwaliteitsprojecten van zorgaanbieders en groepen ouders uit een begrotingspost voor zorginnovatie. Die projecten betreffen vaak meer dan één zorgorganisatie of groep ouders of kinderen. Reguliere financiering is zelden aanwezig en zeker niet voor de evaluatie van het project.

4. Laat jeugdgezondheidszorg en jeugdzorg hun diensten vooral aanbieden in nauw overleg met huisartsen en hun praktijkondersteuners. Vaak constateren die bij kinderen en hun ouders dezelfde problemen als jeugdprofessionals. Goede samenwerking zorgt ervoor dat de kwaliteit van zorg verbetert en de verschillende disciplines niet langs elkaar heen werken.

5. Benadruk de functie van hoofdbehandelaar of casemanager. In gezinnen met vele problemen tegelijk (verslaving, kindermishandeling, financiële schulden, stress) moet duidelijk zijn wie de verantwoordelijkheid neemt en de hulp- en dienstverlening coördineert en wie de eerste contactpersoon voor het gezin is.

6. Streef een jeugdteam na dat onafhankelijk is van aanbieders van gespecialiseerde jeugdzorg. Doe je dat niet, dan loop je het risico dat het team veel verwijst naar de laatstgenoemde zorg. Dat is de uitkomst van een recente studie van het Centraal Planbureau.

7. Zorg dat de inkoopvoorwaarden waarmee je jeugdzorg contracteert niet te uitgebreid zijn. Wij kennen een gemeente die een document van 130 pagina’s hanteert waarop zorgaanbieders hun jaarlijkse offerte moeten baseren. Dat betekent enkele weken werk voor beleidsmedewerkers die je dan niet kunt inzetten voor kwaliteitsbevordering. Belangrijk bij de inkoopvoorwaarden zijn alleen de openingstijden, de aanwezigheid van doorverwijscriteria naar gespecialiseerde jeugdzorg en de nagestreefde wachttijd voor nieuwe cliënten. Daarnaast is een maximaal budget wenselijk waarbinnen een aanbieder moet kunnen schuiven tussen alle kostensoorten.

8. Realiseer naast wijkgebonden zorg een digitaal platform dat verzoeken om hulp bijtijds en deskundig beantwoordt. Online hulpverlening kan een goede aanvulling zijn op bestaande hulpverlening aan jongeren en ouders. Het is laagdrempelig en anoniem.

9. Streef ernaar dat de GGD- statistieken over de jeugd aansluiten op die van de aanbieders van jeugdzorg. Vaak gebruiken de GGD en aanbieders van zorg en welzijn verschillende definities, leeftijdsindelingen en wijkindelingen ten behoeve van hun statistieken. In zo’n situatie kun je bijvoorbeeld niet nagaan of de vraag naar jeugdzorg per 1.000 kinderen toeneemt of afneemt.

10. Evalueer jaarlijks je jeugdbeleid samen met wethouders, gemeenteraadsleden, professionals, cliëntenraadsleden bij zorgaanbieders en leidinggevenden van zorgaanbieders. Deze evaluaties verbeteren de zorg. Bovendien leren de mensen binnen een gemeente of regio die verantwoordelijk zijn voor jeugdbeleid elkaar beter kennen zo.

Vroeg begonnen, veel gewonnen!

Werk jij in het jeugdbeleid, de jeugdgezondheidszorg of in de jeugdzorg? Ken jij wethouders of raadsleden met de portefeuille welzijn en/of zorg? Wil jij hun dit bericht dan toesturen en oproepen om naar dit congres te komen op 17 mei? Marcella Hendrickx, wethouder van de gemeente Tilburg, is een van de sprekers. Zij vertelt over het preventief jeugdbeleid in haar gemeente. Je bent zelf natuurlijk ook van harte welkom om mee te praten en nieuwe kennis op te doen over de preventieve hulpverlening aan de allerkleinsten en hun ouders. Klik hier voor het programma, de sprekers, en meer informatie.

Samenwerken tussen ziekenhuizen wordt het nieuwe fuseren

Samenwerking wordt het nieuwe fuseren. Deze slogan over ziekenhuizen komt de laatste tijd steeds vaker naar voren in vakbladen en interviews met opinieleiders in de zorg. Onduidelijk zijn de vooruitblikken op de bepleite samenwerking die in de plaats moet komen van de fusies. Het congres op 26 juni 2019 over (regionale) samenwerking tussen ziekenhuizen tracht daarover duidelijkheid te bieden.

Tijdens dit congres beogen wij (organisatoren Wim Schellekens en Guus Schrijvers) kennis over te dragen en ervaringen uit te wisselen over:

  • De stand van zaken in de regio’s
  • De implementatie van samenwerking
  • Theoretische concepten van samenwerking in relatie tot de huidige situatie en de toekomst
De urgentie van dit congres

Op vrijwel alle terreinen van de medisch specialistische zorg werken ziekenhuizen samen of bestaat de ambitie daartoe. Er zijn vier gebieden:

  1. Bij de acute zorg gaat het om taakverdeling: welk ziekenhuis biedt 24/7 welke spoedzorg aan?
  2. Voor de oncologische zorg bestaan netwerken: diagnostiek vindt in eerste instantie in een klein ziekenhuis plaats, evenals de nazorg. Maar de complexe diagnostiek en behandelingen vinden in grote ziekenhuizen plaats. Ook voor frequent voorkomende vormen van kanker (borst- en prostaatkanker) wordt centralisatie toenemend bepleit.
  3. De volumenormen voor de meer complexe electieve ingrepen zijn zo hoog, dat kleine ziekenhuizen met een klein verzorgingsgebied daaraan niet meer kunnen voldoen. Wel kunnen kleinere ziekenhuizen zich op een of meer ingrepen focussen: zij worden dan een focuskliniek. Bijvoorbeeld alleen gericht op mensen die een staaroperatie of knie/heupoperatie nodig hebben.
  4. Voor de kwaliteit van zorg aan mensen met weinig frequent voorkomende chronische aandoeningen is het beter dat ze in een expertisecentrum terecht kunnen. Eventueel wat verder verwijderd van hun woonplaats. Daar is de ervaring en kennis groter dan in een ziekenhuis die dergelijke patiënten maar een paar keer per jaar ziet.
Vragen

Tot voor konden ziekenhuizen heel gemakkelijk fuseren, met name om geen productie te verliezen en meer complexe zorg te kunnen behouden. Maar de Autoriteit Consument en Markt (ACM) is toenemend afwijzend als het om fusies gaat. Zij heeft hierbij de steun van regering en parlement. Anno 2019 zitten vele ziekenhuisbestuurders daarom met het urgente beleidsvraagstuk dat zij wel moeten samenwerken, maar niet fuseren. Dit congres beantwoordt een aantal vragen ter verkleining van dit dilemma:

  1. Hoe geef ik duurzame samenwerking organisatorisch en juridisch vorm?
  2. Op welke onderwerpen kan ik anno 2019 het beste samenwerken? Is dat op het gebied van personeelswerving? Bij digitale communicatie van scans en röntgenfilms? Bij herverdeling van taken? Het samen voldoen aan hoge kwaliteitseisen? Bij het gezamenlijk inkopen van dure medicatie?
  3. Wanneer beschouwt de ACM samenwerking als kartelvorming en wanneer niet (nu en in de toekomst)?
  4. Hoe verbeter ik samenwerking als deze niet goed loopt? Bijvoorbeeld als overlegpartners ‘ja’ zeggen, maar ‘nee’ doen? Of als er verschil van mening is binnen en tussen medische staven?
De stand van zaken in de regio’s

Wij onderscheiden drie soorten regio’s, die elk andere eisen stellen aan samenwerking:

  • De vier grote steden en hun randgemeenten.
  • Grote steden met een groot achterland (bijvoorbeeld Tilburg, Alkmaar, Den Bosch, Arnhem).
  • Dunbevolkte gebieden zonder grote steden (bijvoorbeeld Drenthe, Friesland, Zeeland).

De ziekenhuizen die binnen deze drie categorieën vallen, hebben verschillende vormen van samenwerking. Zo blijkt uit onze ontmoetingen in het land en berichten in de vakbladen. Die samenwerking varieert van heftige, vijandige concurrentie tot vruchtbare en inspirerende initiatieven.

Voorbeelden van samenwerking

In elke parallelsessie (zie programma hieronder) treedt eerst een bestuursvoorzitter van een ziekenhuis op. Deze geeft één voorbeeld van geslaagde samenwerking en één voorbeeld waar deze niet goed van de grond komt. Tevens geeft de bestuursvoorzitter een lange termijn perspectief: blijft de samenwerking zoals deze nu is bestaan? Wordt deze intensiever? Of volgt de samenwerking min of meer de wetgeving?

Feedback

In de parallelsessies treedt na de inleiding van de bestuursvoorzitter een wetenschappelijke referent op. Hij/zij geeft gedurende tien minuten feedback: ondersteunt de bestaande theorie over samenwerking de gepresenteerde casus? Sluit de casus aan op internationale ervaringen en op voorbeelden uit het verleden? Is het geboden langetermijnperspectief reëel, of is de wens vooral de vader van de gedachte? Daarna volgt een discussie met de zaal.

Implementatie van de samenwerking

Samenwerking in een regio kan op vijf manieren tot stand komen:

  • Visiegedreven top-down: Op grond van een beleidsnota met SMART-doelen, een sterkte-zwakte analyse en een langetermijnperspectief ofwel missie.
  • Het navolgen van goede voorbeelden elders. Dit is de implementatie-aanpak van Roger in zijn boek ‘The Dissemination of Innovations’.
  • Opportunity-based bottom-up: In co-creatiegroepen van professionals realiseren van samenwerking over onderwerpen waarvoor urgentie bestaat. Zo zijn verloskundige samenwerkingsverbanden tot stand gekomen en ook palliatieve netwerken.
  • Het samen creëren van gunstige randvoorwaarden. Meestal betreffen die de elektronische communicatie, de bekostiging, de besluitvorming en de governance binnen de samenwerking.
  • Externe druk: Onder toenemende externe (financiële) druk vanuit zorgverzekeraars en toezichthouders.

Deze vijf drijfveren voor samenwerking hebben elk hun eigen voor- en nadelen. Het gelijktijdig toepassen van deze vijf strategieën kan, maar maakt implementatie wel verwarrend en complex. Op het congres komen deze vijf strategieën aan de orde.

Theoretische concepten van samenwerking

Vooralsnog onderscheiden wij zeven theoretische vormen van samenwerking;

  • Het professionele netwerk zonder eigen juridische rechtspersoon. Geschat wordt dat elk ziekenhuis zo’n twintig van deze netwerken kent. Veelal zijn deze gericht op uitwisseling van informatie, kwaliteitsverbetering, nascholing en het delen van ondersteunende diensten.
  • Het bestuurlijke overleg zonder eigen juridische rechtspersoon van RvB’s en besturen van MSB’s die in dezelfde regio’s werken.
  • De gezamenlijke dochteronderneming, meestal een Stichting of een BV. Deze is gericht op bijvoorbeeld het gezamenlijk ontwikkelen van onderlinge elektronische communicatie, uitvoering geven van zorg aan mensen met chronische aandoeningen of kwetsbare ouderen, of het ontwikkelen van spoedzorgketens. Veelal krijgen deze rechtspersonen projectsubsidies en/of rechtstreekse financiële steun van zorgverzekeraars, gemeenten of overheidsprogramma’s.
  • De coöperatie, veelal een juridische vereniging van ziekenhuizen en andere zorgaanbieders, waarbij elk lid zelf bepaalt welke activiteit het in de coöperatie wil onderbrengen.
  • De regionale maatschap van bijvoorbeeld chirurgen of radiologen, die ANW-diensten regelt alsmede de taakverdeling tussen ziekenhuizen en de aanschaf van apparatuur.
  • De regionale stichting of BV die verantwoordelijk is voor een deel van het aanbod van medisch specialistische zorg. Zo bestaan er her en der ideeën om regionale acute zorg van huisartsenposten, ambulancediensten en SEH’s onder te brengen bij één rechtspersoon en af te splitsen van de oorspronkelijke moederorganisaties. Idem dito bij geboortezorg.
  • De fusie als volledige juridische vorm samenwerking, waarbij inhoudelijke samenwerking overigens lang niet altijd vanzelfsprekend is.
What matters is what works

Op het congres komen deze zeven concepten aan de orde, plenair of in parallelsessies. Wij zijn geen absolute voor- of tegenstander van een van de zeven opties: What matters is what works. Verder bestaat er onderlinge samenwerking tussen gelijksoortige ziekenhuizen: UMC’s (NFU, Citrien), topklinische ziekenhuizen (STZ, Santeon), algemene (kleine) ziekenhuizen (SAZ), en tussen revalidatiecentra. Deze koepelorganisaties hebben allemaal een visie op hun verhouding tot andere ziekenhuizen. Deze vorm van samenwerking komt ook aan bod op dit congres.

In de marge komt de samenwerking van ziekenhuizen met de eerste lijn en met de VVT-sector aan bod. Hierover organiseren wij aparte congressen. Er zijn overigens nog maar weinig formele samenwerkingsverbanden met eerstelijnsorganisaties.

Voorlopig programma 26 juni

12.30 uur: Ontvangst met een broodje

13.00 uur: Welkom en opening door dagvoorzitter Wim Schellekens, strategisch adviseur, oud-hoofdinspecteur en ziekenhuisbestuurder

13.05 uur: Samenwerking tussen Ziekenhuizen
Hans van der Schoot, voorzitter STZ-ziekenhuizen

13.25 uur: Samenwerkingsvormen en implementatie strategieën voor regionale samenwerking
Guus Schrijvers, oud-hoogleraar Public Health UMC Utrecht

14.00 uur: Sessies ronde A:

  • Sessie 1: Ontwikkeling van het ziekenhuislandschap in en rond een grote stad
    Bart Berden, voorzitter Raad van Bestuur Elisabeth/TweeSteden ziekenhuis
  • Sessie 2: Welke invloed hebben patiëntenorganisaties bij de samenwerking tussen Friese ziekenhuizen? Harriet Hollander, Accountmanager ziekenhuizen Zorgbelang Fryslân en Rian Terveer, Patient advocate Borstkanker Vereniging Nederland
  • Sessie 3: Samenwerking van ziekenhuizen in en rond grote steden
    Leon van Halder, voorzitter Raad van Bestuur Radboud Universitair Medisch Centrum
  • Sessie 4 Samenwerking van ziekenhuizen in middelgrote steden Hans Ensing, voorzitter Raad van Bestuur Bravis ziekenhuis

15.00 uur: Koffie/thee pauze

15.20 uur: Sessies ronde B:

  • Sessie 5: Samenwerking van ziekenhuizen in een grootstedelijke agglomeratie
    Ernst Kuipers, voorzitter raad van bestuur Erasmus Medisch Centrum
  • Sessie 6: Samenwerking van ziekenhuizen in dunbevolkte gebieden
    Claudia Brandenburg, voorzitter Raad van Bestuur van het Admiraal de Ruijter Ziekenhuis
  • Sessie 7: Samenwerking van ziekenhuizen in en rond grote steden,
    Jos Aartsen, voorzitter Raad van Bestuur Universitair Medisch Centrum Groningen
  • Sessie 8 Jurisprudentie over samenwerking die wel en niet toegestaan is
    Berend Reuder, mededingingsadvocaat en partner bij Stek

16.20 uur: Drankje en start plenaire sessie

16.40 uur: Samenwerking versus Kartelvorming
Martijn Snoep, bestuursvoorzitter Autoriteit Consument en Markt (ACM)

17.10 uur: Plenaire afsluiting van het congres onder leiding van Wim Schellekens en Guus Schrijvers

Save de date

Het congres over (regionale) samenwerking tussen ziekenhuizen op 26 juni 2019 vindt plaats in Utrecht en wordt georganiseerd door de Guus Schrijvers Academie (GSA). Meer informatie volgt binnenkort op de website van de GSA. Save the date!

Toekomstvisie Patiëntenfederatie: ‘meer mens en minder patiënt’

In 2030 is het preventiebeleid in Rutte III voortvarend uitgebouwd door de kabinetten Klaver/Jetten I, II en III. Op het schoolplein weet geen kind meer hoe een sigaret eruitziet. In de supermarkt liggen de Twix-repen en andere zoetigheden in het dure schap waar ooit de sigaretten lagen. De Raad van de Volksgezondheid en de WHO hebben de strijd voor de vet- en suikertaks definitief gewonnen in Europa.

Woorden van deze strekking sprak Dianda Veldman bij de opening van het jubileumcongres op 5 november van de Patiëntenfederatie Nederland. Zij is directeur van deze organisatie die ruim 200 patiëntenorganisaties vertegenwoordigt. De langetermijnvisie die Veldman presenteerde heet Meer mens en minder patiënt.

Patiënt aan het roer

12 april vindt in Utrecht het congres De patiënt aan het roer in de zorg Plaats. Dan staat de vraag centraal: Hoe bereiken die 200 patiëntenorganisaties, alle cliëntenraden en al die andere gremia die patiënten en cliënten een warm hart toedragen dat die visie in 2030 is gerealiseerd? Veldman opent het congres 12 april met een voordracht waarin zij haar aansprekende visie op 2030 verder verwoordt. Daarna volgen tal van sessies en workshops over strategieën en voorbeelden hoe je het gedachtegoed van patiënten verder kunt uitbouwen en realiseren.

Vijf toekomstbeelden

De visie van de Patiëntenfederatie bestaat uit vijf hoofdstukken, elk aangekondigd met kernachtige samenvattingen. In 2030:

  • is het voor mij gemakkelijk om gezond te leven
  • draait de zorg om de kwaliteit van mijn leven
  • is alles voor mijn gezondheid binnen mijn bereik
  • leef ik zelfstandig én sta ik er niet alleen voor
  • en heb ik toegang tot de allerbeste zorg.
Mooie vergezichten

In deze visie worden deze vijf punten in zorgvuldig gekozen bewoordingen verder uitgewerkt. De jubileumspeech waarin Veldman de punten toelichtte sprak mij meer aan. Hier volgen enkele hoopvolle beschrijvingen over 2030 uit haar toespraak:

  • Citaat 1: Wat direct opvalt is de hoeveelheid groen in de straten, de frisse lucht en de relatieve stilte. De auto’s en bussen zoeven geruisloos door de straten, allemaal elektrisch of op waterstof. Fijnstof in de lucht behoort tot het verleden. Op het schoolplein weet geen kind meer hoe een sigaret er uitziet.
  • Citaat 2: Loop een willekeurig gezondheidscentrum binnen en de dienstdoende arts zal u zeggen dat het aantal mensen met een chronische aandoening drastisch is gedaald. In 2030 is het namelijk gemakkelijk geworden om gezond te leven.
  • Citaat 3: Een oudere bewoonster uit een dorp in Friesland: ‘’Kom binnen, dan laat ik zien hoe mijn PGO er uitziet.” PGO? “Ja, mijn Persoonlijke Gezondheidsomgeving.” Haar voordeur opent zich vanzelf met irisherkenning. Het licht gaat aan met een bewegingssensor. Een beeldscherm licht op en ze maakt met haar stem verbinding met haar gezondheidsdossier. Voor mij, zegt deze oudere vrouw, voelt de zorg dichtbij, ook al is die niet altijd letterlijk bij mij om de hoek. Ik voel me hier veilig op de plek waar ik altijd gewoond heb.
  • Citaat 4: Een ziekenhuis in Brabant in 2030. ‘Gezondheidshuis Eindhoven’ staat er op de gevel. Binnen is het moeilijk te ontdekken wie bezoeker is en wie zorgverlener, want er is geen witte jas te bekennen. Hier geen ‘straten’ per orgaan of per aandoening. Het gaat hier om goed en betekenisvol leven. Er hangt een digitaal tegeltje in de directiekamer met de tekst: ‘Tijd nemen, is geld sparen’. In 2030 draait de zorg om de kwaliteit van leven van de patiënt.
  • Citaat 5: In een groot medisch centrum aan de rand van Utrecht worden ook nieuwe behandelmethoden onderzocht. En dat gebeurt standaard samen met patiënten. Die weten immers uit ervaring wat belangrijk voor hen is. Alle innovaties dienen slechts een groot belang: de gezondheid van mensen. Als medicijnen of nieuwe behandelingen hun nut en werkzaamheid hebben bewezen, komen ze snel beschikbaar voor patiënten die daar baat bij hebben.

Tot zover de genoemde visie en Veldman’s toespraak. Zij vormden voor Jasper Boele en ondergetekende aanleiding om op 12 april het congres ‘De patiënt aan het roer in de zorg’ te organiseren. Boele is directeur/bestuurder van het LSR, landelijk steunpunt (mede)zeggenschap.

Choise en voice-strategie

Voor de internationale patiëntenbeweging bestaan twee strategieën om zo’n visie te realiseren: ‘choice’ en ‘voice’. Bij ‘choice’ gaat het om het bevorderen van Samen Beslissen in de zorg. Geef patiënten vergelijkende informatie over behandelingen, zodat zij weloverwogen kunnen kiezen. Ook niet behandelen is soms een optie! Wees transparant over de kwaliteit van de geleverde zorg waarop burgers hun keuzes voor professionals kunnen baseren.

Draagvlak

De choice-strategie benadert de patiënt als consument die zelfstandig op basis van betrouwbare informatie kiest. Voor de voice-strategie speel ik leentje buur bij de auteurs Maxwell en collega’s van het artikel Giving citizens a voice in healthcare policy in Canada. Als een van de eerste benadrukten zij het belang om bij beleidsvoorbereiding in de zorg georganiseerde en niet-georganiseerde burgers te betrekken. Hierdoor kun je bijtijds draagvlak creëren voor moeilijke beslissingen. Een inspiratiebron voor én een choice én een voice-strategie vormt het boek Engaging Patients in Health Care , geschreven door de Engelse voorvechtster van patient Empowerment Angela Coulter.

Samen beslissen

Op het congres op 12 april komen na de langetermijnvisie van Veldman zowel ‘choice’ als ‘voice’ uitgebreid aan bod. Ondergetekende en Haske van Veenendaal gaan uitvoerig in op het Samen Beslissen in de zorg in Nederland en daarbuiten. Ik schreef hierover al eerder een bericht. Ook komen laag-geletterdheid en gebrekkige gezondheidsvaardigheden aan de orde als barrière om mee te kunnen beslissen. Marit van Lenthe van het Expertisecentrum Gezondheidsverschillen Pharos tekent hiervoor. De onderzoekers Monique Heijmans (Nivel) en Jeanine van der Giessen (UMC) geven een goed praktijkvoorbeeld van Shared Decision Making in Utrecht.

Nieuwe Wmcz

Daarnaast krijgt de voice-benadering grote aandacht. Jasper Boele bespreekt de nieuwe Wet medezeggenschap cliëntenraden zorginstellingen (Wmcz) die de Tweede Kamer al heeft aangenomen. Ook het voorstel wet Verzekerdeninvloed wordt binnenkort wet. De vaste Tweede Kamer-commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft het voorstel op 31 augustus 2018 besproken, geaccepteerd en ter vaststelling doorgestuurd naar de plenaire kamer. Beleidsadviseur Martien Bouwmans, Ton Schoen (Patiëntenfederatie Nederland) en enkele voorzitters van verzekerdenraden gaan onder meer in op dit voorstel. En trainer en adviseur Elise Koekoek van het LSR bespreekt welke kansen en mogelijkheden cliëntenraden hebben om hun invloed te vergroten.

Meedenken?

Graag nodig wij alle professionals en managers die patiënten choices en voices koesteren uit om op 12 april hun ervaringen te delen, nieuwe kennis(sen) op te doen en hun inzichten te vergroten. Als je wilt deelnemen aan het congres, klik dan hier, bekijk het volledige programma met plenaire sprekers, parallelsessies en workshops en meld je aan. Vertegenwoordigers van cliëntenraden betalen (via een kortingscode) een gereduceerd tarief.

Persoonsvolgend budget: gulden middenweg tussen PGB en zorg-in-natura

Er bestaan duidelijke verschillen tussen de gebruikelijke zorg-in-natura van verpleeghuizen en verzorgingshuizen, het PGB en het intramuraal Persoons Volgend Budget (iPVB). Is persoonsvolgende bekostiging de toekomst?

Zorg in natura

Bij zorg in natura van verpleeghuizen en verzorgingshuizen op basis van zorgzwaartepakketten (zzp’s), volgt het zorgkantoor de cliënt en diens zzp-indicatie naar de zorgaanbieder waarvoor een cliënt de voorkeur heeft. Het zorgkantoor stelt het zzp-bedrag beschikbaar, onafhankelijk van de cliëntmix die zich aan de voordeur van de zorgaanbieder meldt. De cliënt heeft niets met bekostiging te maken. Er bestaat een standaardtarief per zzp, dat ieder jaar een beetje verandert.

Beperkte eigen regie

De cliënt kan bij zorg in natura dus zelf de zorgaanbieder van zijn of haar voorkeur kiezen. Jammer is wel dat de zzp’s binnen de Wet Langdurige Zorg (WLZ) uitgaan van een ‘bulkgedachte’: er is geen sprake van zorg-op-maat. Het zorgzwaartepakket is een gemiddelde waar alle bewoners recht op hebben. Er bestaan geen bekostiging die op de individuele behoeften is afgestemd. De regiemogelijkheid van de cliënt stopt dus bij de voordeur van de zorgaanbieder.

Intramuraal Persoons Volgend Budget

Een persoonsvolgend budget beoogt ook achter de voordeur de regie aan die cliënten te laten. Het intramuraal Persoons Volgend Budget (iPVB) brengt eerst in kaart wat de cliënt of dienst familie wensen of nodig hebben. De zorgprofessional geeft aan wat een ‘terecht’ beroep op de WLZ is. Zo wordt het volume aan zorg dat afgestemd is op het individu bepaald. Vervolgens wordt dit volume (Q) vermenigvuldigd met de integrale kostprijs van de zorgaanbieder (P). Daarmee ontstaat een op-maat-budget. Daarbinnen zijn ook in de loop der tijd verschuivingen mogelijk. De ene week is er meer behoefte aan zorg dan in de andere. Dat is met een iPVB op te vangen; al lukte dat in aanvang nog niet.

Waardigheid & Trots

Het iPVB is gestart bij zorgorganisatie NiKo in Alkmaar, die van VWS de titel ‘exoot’ binnen het project Waardigheid & Trots kreeg. In 2018 hebben tien zorgaanbieders met totaal 1.000 cliënten het iPVB succesvol toegepast. Sinds 2015 zijn VWS, Waardigheid & Trots en alle Zelfstandige Bestuurs Organen in Nederland intensief erbij betrokken geweest. Denk hierbij aan: Zorgverzekeraars Nederland, VGZ, CZ, Zilverenkruis, Menzis, NZa, ACTIZ, CIZ, ZINL, NPF, LOC, ANBO, VenVN, en IGJ. In maart 2019 gaat het rapport ‘iPVB – de 3e stap in de Modernisering Ouderen Zorg’ naar de Tweede Kamer. Borging en opschaling vinden tussen 2019 en 2021 plaats in heel Nederland.

Ideale middenweg

Al met al, lijkt mij het intramuraal Persoons Volgend Budget een ideale middenweg tussen zorg-in-natura met zorgzwaartepakketten en het gebruiken van een PGB. Bij zorg in natura is er geen sprake van zorg op maat. Bij het persoonsgebonden budget hebben budgethouders grote vrijheid om het budget te besteden. Dit biedt maximale mogelijkheden tot eigen regie. Dergelijk vergaande regie vereist echter grote vaardigheden bij de budgethouders. Zij moeten hun zorgbehoeften kunnen verwoorden, opdrachten geven aan hun verzorgers en kunnen nagaan of die op de juiste manier is geleverd. Voor patiënten met geringe cognitieve competenties of met weinig energie is het iPVB een prima alternatief voor het PGB.

Studiedag langdurige zorg

Marc Willem de Witte, projectleider van Het Pure iPVB deed veel (positieve en negatieve) ervaringen op met het intramurale Persoons Volgend Budget in Alkmaar. Hij deelt zijn ervaringen graag met congresdeelnemers tijdens een parallelsessie op de studiedag over de (wetten in de) langdurige zorg op 13 juni 2019 in Utrecht. Het iPVB loopt vooruit op het beleid van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa), dat ook naar persoonsvolgende bekostiging wil. Dit beleid komt aan de orde in de plenaire voordracht van Conny Veldhuizen, manager langdurige zorg bij de NZa.

Actuele thema’s

Op genoemde studiedag 13 juni komt het persoonsvolgend budget aan de orde als een van de drie actuele thema’s die spelen in de langdurige zorg. Een ander thema is de onderlinge afstemming van de WLZ, de Wmo, de Zorgverzekeringswet en de Jeugdwet. De betaling van de care sector op basis van kwaliteit is het derde onderwerp. Over deze twee laatste urgente onderwerpen schreef ik eerder berichten. Klik hier als je geïnteresseerd bent in die onderlinge afstemming en hier voor bekostiging van langdurige zorg op basis van kwaliteit. Meer informatie over de studiedag vind je hier.

Regiomaatschappen? Ja graag!

Op het Jaarcongres van de Nederlandse Orthopaedische Vereniging (NOV) sprak ondergetekende de hoop uit dat in Nederland een regiomaatschap van orthopeden zou opstaan die de Finse Coxa kliniek zou evenaren. Hieronder licht ik mijn pleidooi toe.

Fins voorbeeld

In de stad Tampere functioneert sinds 2002 een heup- en kniekliniek die een groot deel van Finland bedient; de Coxa kliniek. Twintig orthopeden doen er jaarlijks 3.500 operaties. In 2010 bezocht ik de kliniek en schreef er een artikel over in Medisch Contact.

Betere kwaliteit en doelmatigheid

De kliniek kwam tot stand nadat orthopeden uit vijf ziekenhuizen hun werk centraliseerden op het terrein van het academisch ziekenhuis van Tampere. Dit om de kwaliteit en doelmatigheid te verbeteren. En met succes. De postoperatieve infecties gingen omlaag: in 2010 kwamen die uit op 0,1 procent tegen 1 à 2 procent elders in Finland. Zorgpaden, reductie van het aantal soorten implantaten en kwantumkortingen leverden tal van besparingen op. De kliniek werkt met een web-based patiëntendossier. Dat maakt het mogelijk om alle diagnostiek elders uit te voeren evenals de nazorg. Alleen de operaties vinden plaats in de Coxa kliniek.

Gedeeld eigenaarschap

De orthopeden zijn voor 20 procent eigenaar van de Coxa kliniek; de ziekenhuis voor 80 procent. De orthopeden werken voor een vast jaarbedrag. Indien de productie hoger is dan begroot, ontvangen zij een hoger inkomen met een maximum van 10 procent.

Best practices Nederland

De Coöperatie Heelkunde Friesland (CHF) is voortgekomen uit de maatschappen chirurgie van de vier Friese ziekenhuizen: het Medisch Centrum Leeuwarden, de Antoniusgroep in Sneek, Nije Smellinge te Drachten en Tjongerschans in Heerenveen. Bij de CHF werken 34 chirurgen: 30 maten die vier chirurgen in loondienst hebben. Zij draaien gezamenlijk kwaliteitsprojecten, maken plannen voor centralisatie van bepaalde ingrepen en vervangen elkaar. Op dit moment houdt de regiomaatschap zich bezig met het vraagstuk van spreiding en concentratie van acute zorg in Friesland.

Gezamenlijke ontwikkeling en inkoop

De Maatschap Radiologie Oost-Nederland (MRON) is voortgekomen uit de fusie van maatschappen radiologie van Medisch Spectrum Twente (Enschede en Oldenzaal), Ziekenhuisgroep Twente (Almelo en Hengelo) en Streekziekenhuis Koningin Beatrix (Winterswijk). Inmiddels zijn ook de nucleair geneeskundigen van de locaties MST en ZGT toegetreden tot MRON. Belangrijke activiteiten betreffen hier (behalve de herverdeling van taken): de ontwikkeling van gezamenlijke software om foto’s, echo’s, scans en films uit te wisselen en de gezamenlijke inkoop van röntgenapparatuur.

Enthousiaste orthopeden

Het verdienmodel, de aandeelhoudersconstructie en het web-based dossier van de Coxa kliniek vormen een wenkend perspectief. Ik wacht op een kwaliteitgedreven Nederlandse regiomaatschap van orthopeden die voor een vergelijkbaar aantal ziekenhuizen werkt en een vergelijkbare jaarlijkse productie heeft als de Coxa kliniek. Dat voorstel deed ik op donderdag 24 januari bij de opening van het Jaarcongres van de Nederlandse Orthopaedische Vereniging met als thema de innovatie van de orthopedische zorg. Al tijdens de terugreis van het NOV-jaarcongres ontving ik van diverse orthopeden berichtjes met een verzoek om verder te praten over zo’n regiomaatschap.

Wat vind jij: is een regiomaatschap een goed idee?

Zorg voor allerkleinsten staat centraal op 17 mei

De afgelopen twaalf jaar trachtten Balkenende-4 en Rutte-2 de aandacht van de jeugdzorg te verleggen naar de allerkleinsten. Dat lukte niet. Nu doet VWS-minister Hugo de Jonge een poging. Slaagt hij er wel in kinderen in de eerste 1.000 dagen een kansrijke start te bieden? Welke belangrijke interventies, goede voorbeelden en ontwikkelingen zijn er op dit gebied? En welke positieve resultaten levert dit op qua gezondheid en kostenbesparing Over deze vragen vindt op 17 mei een congres plaats onder de titel ‘Vroeg begonnen, veel gewonnen!’.Er zijn plenaire voordrachten, parallelsessies, flitspresentaties en workshops. Hieronder volgt een opsomming van de specifieke vragen die dit congres beoogt te beantwoorden.

Vroeg begonnen….

In 2007 wordt André Rouvoet minister voor Jeugd en Gezin in de regering Balkenende-4. Hij start met een ambitieus programma. De jeugdgezondheidszorg en jeugdzorg moeten voortaan samen werken in Centra voor Jeugd en Gezin (CJGs). Ook moeten deze zorgaanbieders hun dienstverlening eerder inzetten en bij kinderen op jongere leeftijd. Het bijgaand plaatje wordt in deze jaren populair. Dat toont aan dat hulpverlening aan 0- 4 jarigen veel meer rendement oplevert dan die op latere leeftijden.

Centra voor Jeugd en Gezin

Als Rouvoet in 2011 vertrekt, staan overal in het land Centra voor Jeugd en Gezin. Vaak zijn het slechts verzamelgebouwen: verloskundigen, opvoedondersteuners, jeugdartsen, jeugdverpleegkundigen en schoolmaatschappelijk werk behouden meestal hun eigen financiering en richtlijnen. Zij identificeren zich meer met hun eigen beroepsgroep dan met het CJG. Er is vooral structuurpolitiek gevoerd. Inhoudelijk en professioneel hebben de CJGs niet geleid tot betere en eerdere dienstverlening voor de allerkleinsten.

Weinig vernieuwing

Na 2011 gaan regeringen Rutte-1 en 2 en parlement verder met nieuwe structuurwetgeving. Martin van Rijn wordt in 2012 staatssecretaris van VWS in Rutte-2. Hij bereidt grote decentralisaties voor zorg en welzijn voor. Er komt een nieuwe Jeugdwet, een verbreding van de Wmo, een Participatiewet en de Wet Langduriger Zorg. De Jeugdwet regelt dat de bekostiging van alle jeugdzorg voortaan via gemeenten loopt. De CJGs krijgen een nieuwe naam: ze heten voortaan integrale wijkjeugdteams. De oorspronkelijke idealen van eerdere hulpinzet bij 0 – 4 jarigen blijven gelden als inspiratiebron voor de decentralisatie van vooral de Jeugdwet. De theorie is: gemeenten functioneren dichterbij de burger dan provincie en rijksoverheid en kunnen daarom eerder hulp inzetten. Door alle nieuwe wetten en de ermee gepaarde bezuinigingen is er weinig inhoudelijke vernieuwing in de zorg voor de allerkleinsten. Alle aandacht van leidinggevende professionals en directies gaat uit naar de nieuwe structuren. Op 16 januari 2019 blijken de nieuwe structuren niet het gewenste effect op te leveren. Het CPB toont aan dat de ingestelde wijkteams niet leiden tot besparingen maar vaak juist tot meer zorg. Reden? De inhoudelijke samenwerking is niet veranderd.

Veel aandacht voor allerkleinsten

In 2017 treedt VWS-minister Hugo de Jonge aan in de regering Rutte-3. Hij wil geen nieuwe wetgeving meer voor zorg en dienstverlening aan de allerkleinsten en de jeugd. Hij wil inhoudelijk aan de slag met innovatie. Ook wetenschap en veld zijn daaraan toe. De Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen houdt in oktober 2018 een symposium over het onderwerp De eerste duizend dagen van het leven. Daarin komt Rouvoets oude ambitie van eerder hulp inzetten bij de allerkleinsten weer terug. De Amsterdamse hoogleraar Vroege ontwikkeling en gezondheid Tessa Roseboom publiceert medio 2018 haar boek De eerste 1000 dagen van een kind. Vele jeugdhulpverleners reageren positief. Ook De Jonge reageert enthousiast en start het VWS-programma een kansrijke start.

Vroeg begonnen veel gewonnen

Bovenstaande vormt voor ondergetekende en zijn collega’s bij de JeugdZaak, Annemiek van Woudenberg en Bert Prinsen, aanleiding om een congres te organiseren op 17 mei onder de titel ‘Vroeg begonnen, veel gewonnen!’. Wij willen professionals, beleidsmakers, wetenschappers en cliëntenvertegenwoordigers bijeen brengen en de volgende vragen op het congres beantwoorden:

  1. Wat gaat goed en wat kan beter in de hulpverlening aan de allerkleinsten en hun ouders?
    De afgelopen twaalf jaar stonden zoals gezegd vooral in het teken van herstructurering, reorganisatie en bezuinigingen. Zijn er onder de radar toch boeiende inhoudelijke innovaties tot stand gekomen? Mascha Kamphuis is oud voorzitter AJN Jeugdartsen Nederland en plenaire spreker over dit onderwerp. Daarnaast blikt prof. Jo Hermanns terug en vooruit over dit thema in een flitspresentatie.
  2. Wat wil VWS met haar actieprogramma ‘Een kansrijke start’?
    Voldoet het? Hoe verlopen de projecten tot nu toe? En hoe kun je dit programma van de grond krijgen?
  3. Welke innovaties op het gebied van de eerste 1.000 dagen zijn er anno 2019 in Nederland en Vlaanderen?
    Aan de orde komen de innovaties SPARK, preventie van huisartsen en CJGs, ouderschapsvorming en vrijwilligers, Huis van het Kind in Vlaanderen en het NJI-programma ‘Daadkrachtige steun van ouders’.
  4. Welke innovaties zijn er op het gebied van hulp aan kwetsbare echtparen en -zwangere vrouwen?
    Hanneke de Graaf (Erasmus MC) gaat deze vraag beantwoorden aan de hand van de innovatie ‘Moeders van Rotterdam’.
  5. Hoe verhoog je de vaccinatiegraad in Nederland?
    Sommige ouders laten hun kinderen niet meer vaccineren. Wat leert ons dit over preventie en de rol van ouders? Eveline Vlaanderen (lid vaste commissie Vaccinaties van de Gezondheidsraad) vertelt hoe je hier als professional of gemeente mee om kan gaan.
  6. Hoe verwijst een jeugdprofessional goed door naar een andere jeugdprofessional?
    Het gaat hier om jonge kinderen in- of met problemen. In een workshop wisselen congresdeelnemers ervaringen uit.
  7. Hoe kunnen gemeentes inhoudelijke innovatie stimuleren?
    Marcelle Hendrickx is wethouder in Tilburg en plenaire spreker over dit onderwerp.
  8. Welke betaalmethode stimuleert inhoudelijke innovatie?
    In de jeugdhulp en opvoedondersteuning bepalen prijs maal hoeveelheid de inkomsten. De jeugdgezondheidszorg kent het budgetmodel. Geen van beide kennen aparte bekostiging voor kwaliteitsverbetering en kwaliteitsprojecten. Ondergetekende vertelt hierover.
  9. Wat is de meerwaarde van recente publicaties op dit gebied? Welke doorbraken bieden deze nieuwe wetenschappelijke studies en boeken?
  10. Wat kunnen professionals, zorgaanbieders, gemeenten, zorgverzekeraars, wetenschappers en VWS doen om innovaties rond de eerste 1.000 dagen te stimuleren en te implementeren?
    Deze vraag staat centraal in de plenaire discussie aan het eind van het congres.
Meer informatie

Graag nodigen wij jou uit jouw ervaringen en kennis te delen en te luisteren naar andere zorgprofessionals, beleidsmakers en wetenschappers op 17 mei in Utrecht. Klik hier voor het programma, de sprekers, en meer informatie en meld je aan.