Guus Schrijvers

Welcome to Guus Schrijvers

Bureaucratie en concurrentie nekken coöperatie wijkverpleegkundigen Rotterdam

Per 1 januari 2018 heft de Coöperatie Verpleegkundige Zorg Rotterdam zichzelf op, ondanks de grote gezondheidswinst die zij bewerkstelligen bij mensen in achterstandswijken. De reden hiervoor is dat het Zilveren Kruis en de Gemeente Rotterdam ieder jaar andere inkoopvoorwaarden en andere formulieren hanteert. Dat leidt tot een enorme bureaucratie. De tweede reden is de felle concurrentie met zorgaanbieders die ook verzorgingshuizen en verpleeghuizen runnen.

Zichtbare schakels

In een aantal Rotterdamse wijken werken circa vijftig wijkverpleegkundigen samen in een coöperatie. Zij zijn (net als veel huisartsen en fysiotherapeuten) zelf hun eigen werkgever. Managers zijn er ter ondersteuning van de professionele werkprocessen en worden door die vijftig aangestuurd. Deze Coöperatie Verpleegkundige Zorg Rotterdam kwam voort uit het succesrijke ZonMw project Zichtbare Schakels.

Achterstandswijken

In dit programma worden extra wijkverpleegkundigen ingezet in (met name) de veertig achterstandswijken om, naast de geïndiceerde zorg, te kunnen werken aan integrale zorg en samenhang in preventie, wonen, zorg en welzijn.

Positieve resultaten

Zichtbare Schakels leverde tot 1 september 2011 een winst op van ruim 3,3 miljoen euro. Per wijkverpleegkundige bedroeg de winst 17.606 euro. Per wijkverpleegkundige werden 1,89 gezonde levensjaren gewonnen bij cliënten. De opbrengsten zijn bereikt bij patiënten met psychische (61%), sociale (31%) en somatische problemen(8%).

Tweede lijn

De wijkverpleegkundige realiseert met name besparingen in de tweede lijn: 41% hiervan betreft instellingen voor intramurale verpleging en verzorging en 21% ziekenhuizen. De helft van de besparingen betreft AWBZ-bekostiging, 29% Zvw-bekostiging en 20% bekostiging vanuit de WMO. De Rotterdamse Coöperatie zette tot nu toe de werkwijze van Zichtbare Schakels voort. Zij doet dat onder leiding van de wijkverpleegkundigen Yolande van den Brink en Joke Schoehuizen.

Bureaucratie

In een gesprek op 31 augustus met ondergetekende vertelden zij dat hun coöperatie zich per 1 januari 2018 opheft. Als reden hiervoor noemen zij de toenemende bureaucratie, omdat het Zilveren Kruis en de Gemeente Rotterdam ieder jaar andere inkoopvoorwaarden en andere formulieren voorschrijven.

Concurrentie

Daarnaast noemden zij de grote concurrentie met zorgaanbieders die ook verzorgingshuizen en verpleeghuizen exploiteren. Die zien wijkverpleegkundigen als toeleverancier van nieuwe bewoners. ‘Er is in Rotterdam een race-to-the-bottom aan de gang om de cliënten en de prijzen’, aldus mijn gesprekspartners.

Congres

Op vrijdag 29 september geven Yolande van den Brink en Joke Schoehuizen een workshop over de opkomst, bloei en ondergang van Zichtbare Schakels in Rotterdam. Zij doen dat op het congres over samenwerking tussen eerste lijn, sociale teams, wijkverpleegkundigen, jeugdteams, jeugd(gezondheids)zorg en FACTteams in de geestelijke gezondheidszorg. Dat vindt plaats in de Jaarbeurs te Utrecht.

Geslaagde voorbeelden

Tijdens het gesprek attendeerden Van den Brink en Schoehuizen mij erop dat het congres een optimistische voorstelling van zaken geeft. Dat klopt. Het programma toont vooral geslaagde voorbeelden van samenwerking. De discussie zal gaan over de vraag hoe deze good practices te implementeren zijn bij de hevige strijd tussen zorgaanbieders en bij sociale wijkteams, die in sommige gemeenten verworden zijn tot lokale CIZ-instellingen en zelf nauwelijks meer hulp verlenen.

Hoop

Ik zie de Coöperatie Wijkverpleegkundige Zorg te Rotterdam als een geslaagd voorbeeld, dat helaas binnenkort gaat verdwijnen. Wellicht is de opheffing nog te voorkomen gelet op de grote effecten ervan op de gezondheid en financiële winst bij de zorg in achterstandswijken.

Wie beoordeelt productetikettering van gezondheid-apps?

Als je een potje jam koopt, zie je op de achterkant een etiket met daarop de exacte samenstelling van de jam. Bijvoorbeeld hoeveel aardbeien erin zitten, hoeveel suiker en andere ingrediënten. Die precieze etikettering is nodig vanwege de borging van de volksgezondheid. Wie een product levert met giftige stoffen, eieren bijvoorbeeld, heeft een groot probleem met de Nederlandse Voedsel- en Waren Autoriteit (VWA). Hoe anders is dit bij een gezondheid-app die een burger koopt of gebruikt. Dan is er niemand die checkt of de productetikettering klopt en die de aanbieder eventueel verplicht de app uit de handel te halen. Ik geef twee voorbeelden.

Stappenteller

Een stappenteller geeft ook informatie over de calorieverbranding van de gebruiker bij het gemaakte aantal geregistreerde stappen. Deze informatie blijkt niet te kloppen: de gebruiker verbrandt veel minder dan de teller aangeeft. Dit kwam aan de orde in een recente studie van de Consumentenbond. De VWA zou hier wat mij betreft moeten ingrijpen wegens misleiding.

Symptoomchecker

Een app waarop een burger invult wat zijn medische klachten zijn, bevat kunstmatige intelligentie die een advies geeft om al dan niet naar een arts te gaan. Deze app is gebaseerd op Amerikaanse beslisbomen en niet op Nederlandse standaarden zoals die van het Nederlandse Huisartsen Genootschap. Bovendien is de veiligheid van de gegevensopslag niet geborgd. Wie grijpt er in? Dat zou de Voedsel- en Waren Autoriteit toch moeten doen?

Inspectie

Als lezer zou je kunnen opperen dat de IGZ (Inspectie voor de Gezondheidszorg) hierover gaat en zo’n gezondheid-app uit de markt kan halen. Dat is niet zo, zo bleek mij bij de voorbereiding van het 7e Nationale E Health congres op 10 november. De IGZ beoordeelt alleen software die gebruikt wordt als medisch hulpmiddel, dat wil zeggen ten behoeve van diagnostiek of behandeling door een professional. Stappentellers en symptoomcheckers die alleen door burgers worden gebruikt, vallen hier niet onder.

Onduidelijkheid

Onduidelijk is of de VWA -die wel de gezondheid van voedsel beschermt- over gezondheid-apps gaat. Er bestaat in Nederland geen instantie met gezag die (zoals bij potjes jam) een format aangeeft voor de informatie die een gezondheid-app moet bevatten. Dat die instantie er niet is, komt omdat dit soort apps redelijk nieuw is.

Expertise

Ten tweede vereist het beoordelen van productetikettering van gezondheid-apps door een instantie drie soorten expertise: kennis van gezondheid, kennis van wetgeving en expertise over veiligheid en werking van software. Als een overheidsinstantie hierover beleid moet maken, moet Nederland wel vaststellen dat dit zo is en ook moet bepaald worden wie hiervoor gaat betalen.

Congres

Op 10 november komt op het 7e e-health congres uitgebreid aan de orde wanneer en met welke productetikettering een gezondheid-app op de markt dient te komen en door beroepsbeoefenaren aanbevolen kan worden. Ondergetekende doet dat in een plenaire openingslezing over gezondheid-apps in binnen- en buitenland.

IGZ

GGD-expert Petra van Tiggelen geeft weer hoe zij gezondheid-apps beoordeelt. E health inspecteur van de Inspectie voor de Gezondheidszorg Johan Krijgsman geeft aan hoe de inspectie aankijkt tegen software van fabrikanten en ziekenhuizen die wordt gebruikt voor diagnostiek en behandeling.

Aanmelden

Wil jij naar dit congres op 10 november? Wil jij jezelf nascholen op het terrein van de kwaliteit van gezondheid-apps en andere software? Wil jij in één dag op de hoogte raken van degelijke en betrouwbare apps? En wil jij niet alleen kennis maar ook kennissen opdoen tijdens talloze discussies en workshops? Klik dan hier en schrijf je in. Het congres is geaccrediteerd voor talloze beroepsgroepen. Zit jouw groep daar niet bij, neem je dan contact op met Petra Schimmel op secretariaat@guusschrijvers.nl

Acute wijkverpleging verlaagt druk op SEH’s en huisartsenposten

Voor het 18e nationale spoedzorgcongres op 6 oktober in Utrecht hebben zich zestien flitspresentatoren aangemeld. Hulde voor dit grote aanbod van uitstekende, pas gestarte zorginnovaties in de acute zorg. Ondergetekende en collega’s hebben drie presentaties uitgekozen rond het thema acute wijkverpleging. Wij hebben ons hierbij laten leiden door de actualiteit van tal van (verwarde) senioren op de Spoedeisende Hulp (SEH) van ziekenhuizen en op Huisartsenposten. De drie innovaties komen uit Amsterdam, Eindhoven en de kop van Noord Holland.

Amsterdam

Op de SEH van het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis- Oost te Amsterdam werken als experiment wijkverpleegkundigen van thuiszorgorganisaties Cordaan en Evean. Eerstgenoemden bepalen samen met de SEH-artsen en verpleegkundigen of een patiënt naar huis kan. Zij zijn op afroep beschikbaar om een intake af te nemen op de SEH, advies te geven en interventies in te zetten voor vervolgzorg thuis. Ook zijn zij op bepaalde momenten fysiek aanwezig op de SEH om de samenwerking te bevorderen en gezamenlijk beter inzicht te krijgen in welke doelgroep van patiënten in aanmerking komt om (eerder) naar huis te kunnen.

Schakel

Als er zorg thuis nodig is organiseert de wijkverpleegkundige dit in overleg met de patiënt en/of mantelzorger(s). Zij/ hij vormt een schakel tussen de SEH van het OLVG en de wijkteams. Anita Koerts, Transferverpleegkundige OLVG en beleidsmedewerker van Evean geeft de eerste van de drie plenaire flitspresentaties over verpleegkundigen in acute situaties op het Spoedzorgcongres op 6 oktober.

Minder werkbelasting

Een team met twee verpleegkundig specialisten en twee huisartsen kan in het weekend overdag op de huisartsenpost alle zorgvragen van patiënten behandelen. De inzet van meer verpleegkundig specialisten in een team zorgt voor minder werkbelasting van huisartsen. Zij kunnen zich dan focussen op zorgvragen die de verpleegkundig specialist niet behandelt.

Experiment

Dit bleek uit een experiment op de huisartsenpost in Eindhoven en Twente. Onderzoekers van Radboudumc IQ healthcare en Stichting Kwaliteit en Ontwikkeling Huisartsenzorg (KOH) publiceerden onlangs hierover. Paul Giesen, huisarts en senior onderzoeker Radboudumc IQ healthcare, doet verslag over deze experimenten in de tweede flitspresentatie op het Spoedzorgcongres.

Spoed en herstelbedden

De website Spoed & Herstelbedden biedt verwijzers, transferverpleegkundigen en andere professionals in de gezondheidszorg een actueel overzicht van beschikbare spoed- en herstelbedden binnen zorglocaties in West-Friesland en de kop van Noord-Holland. De website is 24 uur per dag beschikbaar.

Efficiënt

Huisartsen en andere professionals kunnen op de app ELV-toolkit doorgeven dat een patiënt met spoed een bed nodig heeft in een verzorgings- of verpleeghuis en direct invullen wat de kenmerken van hun patiënt zijn. Deze snelle service voor spoedeisende verwarde ouderen is nog nergens op deze manier beschikbaar. Angelique Schuitemaker is directeur bij Omring Thuiszorg te Hoorn en vertelt over de eerste ervaringen ermee in de derde flitspresentatie op 6 oktober 2017.

Congres

Wil jij in één dag op de hoogte raken van alle innovaties die in 2017 en 2018 aan de orde zijn op spoedzorg gebied? Wil jij met collega’s hierover van gedachten wisselen? EN wil je naast nieuwe kennis ook nieuwe kennissen opdoen? Klik dan hier, lees de uitgebreide brochure en meld je aan.

 

 

Praktijkondersteuner en sociaal werker gaan goed samen

Praktijk Ondersteuners voor de Huisarts (POH’s) werken vaak wijkgericht. Theoretisch gezien ligt het daarom voor de hand dat POH’s nauw samenwerken met de professionals van de sociale wijkteams en jeugdteams. In de praktijk loopt dat lang niet altijd even soepel. In Leeuwarden lukt het wel om goed samen te werken.

Diversiteit

Vele huisartsen werken met Praktijk Ondersteuners voor de Huisarts voor jeugd met opgroei of opvoedproblemen. Ook hebben huisartsenpraktijken vaak een POH voor patiënten met psychische problemen en POH’s voor mensen met chronische aandoeningen zoals diabetes en COPD.

Geen stigma

De POH is een zorginnovatie die de laatste vijftien jaar is opgekomen en uniek is in Europa. Meestal hebben POH’s een HBO- of een universitaire opleiding. Door hun directe relatie met de huisartsengroep krijgen zij veel verwijzingen die niet stigmatiseren. Er wordt niet direct een etiket op geplakt van dit is een kind met ADHD of dat is een patiënt met een depressie. En net als de huisartsen zelf werken de POH’s wijkgericht. Zij mogen meestal maximaal vijf gesprekken voeren met een cliënt.

Minder verwijzingen

Theoretisch gezien ligt het voor de hand dat de POH’s nauw samenwerken met professionals van de sociale wijkteams en jeugdteams. Ik noem die professionals in dit bericht sociaal werkers. In Leeuwarden lukt het om deze theorie in de praktijk van de negen wijkteams toe te passen. Daar zit bijvoorbeeld de POH Jeugd bij de wekelijkse bespreking van cliënten door het Jeugdteam. De sociaal werker heeft vooraf toestemming gevraagd voor bespreking van de problematiek met Jeugdteam en POH jeugd. Gezamenlijk bekijken sociaal werker en POH wat het beste zorgaanbod is. Door deze werkwijze daalde de verwijzingen naar gespecialiseerde jeugdinstellingen spectaculair met 60 procent in de afgelopen jaren.

Onafhankelijke wijkteams

Deze samenwerking tussen POH en sociaal werker bestaat niet alleen voor jeugd met opvoed- en opgroeiproblemen, maar ook voor mensen met psychische problemen en met chronische aandoeningen. Leeuwarden liep voorop bij het creëren van onafhankelijke wijkteams, los van de gemeente Leeuwarden en los van zorgaanbieders. De teams zijn ondergebracht bij de Coöperatie Amaryllis. Voor de coöperatie is het moeilijk manoeuvreren tussen de belangen van de gemeente en de gespecialiseerde zorgaanbieders. Maar negen jaar na haar oprichting heeft men daarin de nodige professionaliteit ontwikkeld.

Congres

Deze kennis pikte ondergetekende op tijdens een gesprek op 30 augustus met Amaryllis directeur Henrie de Boer en sociaal werker Saïda Youssef, teamleider Sociaal Wijkteam Noord te Leeuwarden. De Boer is spreker op het congres Samenwerking Wijk- en Jeugdteams met Eerstelijn op 29 september in Utrecht. In een plenaire voordracht vertelt hij over opkomst en tegenwoordige bloei van Amarlyllis en somt de geleerde lessen op. Youssef gaat in op de hierboven beschreven succesvolle samenwerking tussen POHs en sociaal werkers.

Randvoorwaarden

Net als bij andere voordrachten gaan De Boer en Youssef eerst in op gemaakte professionele afspraken. Daarna bespreken zij vijf randvoorwaarden daarvoor: 1. Competenties van cliënten 2. Kwaliteitsborging van de professionele afspraken 3. Een bekostiging die samenwerking stimuleert 4. Adequate en veilige digitale ondersteuning en 5. Dienend leiderschap gericht op de belangen van patiënt en professional. Ondergetekende heeft de theorie van deze randvoorwaarden beschreven in het Engelstalige boek Integrated Care: Better and Cheaper.

Informatie

Wil je meer weten over de goed lopende samenwerking tussen eerste lijn en sociale teams in Leeuwarden en in andere gemeenten in Nederland? Wil je weten welke onderzoeken er naar innovatie lopen in ons land? Ben je geïnteresseerd in de samenwerking tussen eerste lijn, sociale teams, jeugdteams, FACT-teams in de geestelijke gezondheidszorg? Klik dan hier, lees de congresbrochure en meld je aan.

Video-college 200 jaar preventie in Nederland

De preventie kent sinds 1850 vijf successen. Deze komen uitvoerig aan de orde in een online video die de Fontys Hogeschool te Eindhoven onlangs heeft geproduceerd voor haar derdejaars studenten van paramedische-, verpleegkundige- , sociale -en andere beroepsopleidingen. Deze vijf succesfactoren zijn:

  1. Terugdringen van besmettelijke ziekten dankzij het aanleggen van riolering en waterleiding. Dit leidde tot een enorme verhoging van de gemiddelde leeftijd.
  2. Vaccineren van jonge kinderen. Dit leidde tot een succesrijke daling van de kindersterfte.
  3. Terugdringen van de alcoholconsumptie vanaf 1880 tot circa 1960. Dit leidde tot een aanzienlijke daling van gezinsproblematiek: ach, vader lief, toe drink niet meer.
  4. Terugdringen van het aantal verkeersdoden sinds circa 1960 door hogere eisen te stellen aan automobilisten, veiliger auto’s te produceren (met veiligheidsgordels!) en veiliger wegen aan te leggen (met bijvoorbeeld vangrails).
  5. Het terugdringen van het roken sinds circa 1960 door voorlichtingscampagnes, accijnzen en een goede medische lobby.
Vooruitblik

Al deze successen komen aan de orde in een video van de Fontys Hogeschool te Eindhoven. Deze instelling benaderde ondergetekende om dit college over preventie op te nemen voor de derdejaars studenten. Behalve teruggeblikt, heb ik ook vooruit gekeken naar de komende veertig jaar: hoe dringen wij overgewicht, bewegingsarmoede, stress, roken en alcoholconsumptie verder terug?

Preventieve advisering

Daarnaast geef ik de kijkers suggesties over hoe om te gaan met preventieve advisering aan individuele cliënten. Trefwoorden hierbij zijn: motivational interviewing, de preventieketen, losse interventies (die niet werken) en zelfmanagement support.

Na de plezierige filmopname (in één keer opgenomen!) kreeg ik (naast complimenten voor de mix van feitenkennis en enthousiasme voor de volksgezondheid) toestemming om het online college ook op mijn eigen Youtubekanaal te plaatsen. Wil je deze video bekijken? Klik dan hier. Ga je hem gebruiken voor groepen? Laat mij dat dan even weten via mail@guusschrijvers.nl

Preventie werkt ook bij lager opgeleide ouderen

Onderzoek heeft aangetoond dat het zinvol is om ouderen op te roepen voor een digitaal ondersteund preventief gezondheidsonderzoek in de huisartsenpraktijk. Dit geld ook voor wijken waar veel lager opgeleiden wonen.

Vooroordelen

Volwassenen op leeftijd adviseren gezonder te gaan leven leidt altijd tot tegenstrijdige reacties. Zeker als dat programmatisch wordt aangepakt. Belangrijkste tegenargument is dat met zo’n programma alleen de ‘happy few’ meedoen, die toch al goed op hun gezondheid letten en hoog opgeleid zijn.

Preventief gezondheidsonderzoek

Het PRIMUS-onderzoek, heeft aangetoond dat het wel zinvol is om een oudere leeftijdsgroep (55-75 jaar) op te roepen voor een preventief gezondheidsonderzoek in de huisartspraktijk. Ook in wijken met relatief veel inwoners met lage inkomsten. Dit programma is ontwikkeld door drie gezondheidsinstanties te Leiden: de GGD Hollands Midden, TNO Nederland en de Vakgroep Huisartsgeneeskunde van het LUMC. Het programma wordt digitaal ondersteund.

Onderzoek

Onlangs publiceerden de onderzoekers en projectleiders een artikel over dit onderzoek. De eerste auteur is GGD medewerker Annemarie van Dijk die het artikel schreef onder leiding van hoogleraar Public Health Barend Middelkoop. Het volledige artikel tref je hier aan. Hieronder volgt een samenvatting van de resultaten, gebaseerd op een enthousiaste mail van genoemde eerste auteur.

Opgeheven vingertje

De crux is dat adviseren over een gezonde leefstijl helemaal niet met een opgeheven vingertje hoeft. Vooronderzoek liet zien dat 55 – 75 jarigen zelf goede redenen aangeven om een ongezonde leefstijl te willen veranderen. Ze willen namelijk zo lang mogelijk fit en gezond blijven. Samen met de oudere zoekt de praktijkondersteuner in het PRIMUS-consult naar passende mogelijkheden om een ongezonde leefstijl te verbeteren.

Resultaten

Vergeleken met een groep die adviezen kreeg per post, leidt het PRIMUS-consult tot het beter opvolgen van adviezen. Daarbij gebruikt de praktijkondersteuner motiverende gespreksvoering en bespreekt interventies op maat en in de buurt. Daarnaast wordt er een app aangeboden ter ondersteuning.

Ongezonde leefstijl

Om de opkomst te vergroten werden de ouderen door de eigen huisarts benaderd. Zeker niet alleen ouderen met een gezonde leefstijl deden mee: acht op de tien hadden een verhoogd risico op hart- en vaatziekten als gevolg van een ongezonde leefstijl. Meer dan de helft had overgewicht, een vijfde rookte, een zesde bewoog onvoldoende en ruim 40% dronk te veel. Daarnaast zijn ook risico’s op psychosociale problematiek gesignaleerd en besproken. De groep met verhoogd risico op psychosociale problematiek was te klein om hierin significante verschillen aan te tonen.

Conclusie

De onderzoekers concluderen dat een periodiek preventief consult voor volwassenen op leeftijd zinvol is om hart- en vaatziekten te voorkomen, zeker als de huisarts in reguliere contacten herhaald aandacht besteedt aan deze moeilijk te realiseren gedragsveranderingen.

E-health Congres

Op het 7e Nationale E-health Congres op 10 november houdt ondergetekende een plenaire voordracht over digitale ondersteuning door apps van preventieve interventies. Dit Leidse programma komt dan zeker aan de orde, evenals de GGD-webstore met goedgekeurde gezondheidsapps. Hierover schreef ik al eerder een bericht. Wil jij je verdiepen in de relaties tussen e-health en preventie, diagnostiek, behandeling en begeleiding? Wil je in één dag leren het kaf van het koren te scheiden op dit gebied? Klik dan hier, lees de brochure en meld je aan.

‘Stop de bloeding; red een leven’ op Spoedzorgcongres

Het is niet ondenkbaar dat Nederland in de toekomst wordt getroffen door een aanslag zoals in Barcelona afgelopen week. Omstanders en niet-medische hulpverleners kunnen de overlevingskansen van slachtoffers van (bom)aanslagen en van grote ongelukken aanzienlijk verhogen, door ernstig bloedverlies meteen adequaat te stelpen. Via de cursus ‘Stop de bloeding; red een leven’ kunnen niet-medici in 2,5 uur leren hoe je bloedingen stopt als omstander.

Levensbedreigend bloedverlies

Stop-de-bloeding red een leven-3.De verwondingen tijdens een aanslag gaan meestal gepaard met levensbedreigend bloedverlies, waardoor de overlevingskans van slachtoffers snel afneemt naarmate de tijd verstrijkt. Snelle eerste hulp door omstanders of hulpverleners die al ter plaatse zijn, zoals bedrijfshulpverlening (BHV), politie, brandweer of marechaussee, kan voorkomen dat mensen doodbloeden. Dat geldt ook voor meer alledaagse verwondingen, waarbij levensbedreigend bloedverlies optreedt, bijvoorbeeld bij ongevallen met machines, een val door een glazen deur of bij ernstige open botbreuken.

Verenigde Staten

Dr. Leo Geeraedts, traumachirurg in VUmc en voormalig arts bij het Mobiel Medisch Team, is expert op het gebied van bloedverlies en shock. Hij werk samen met VUmc Academie en het Netwerk Acute Zorg Noordwest (Traumacentrum) om de kennis en vaardigheden over het stoppen van levensbedreigend bloedverlies te verspreiden. Zijn kennis en methode zijn gebaseerd op de ‘Stop the Bleed-campagne’ uit de Verenigde Staten en de ‘Bleeding Control Course’ van de regering Obama.

Stop-de-bloeding red een leven-3.Cursus

De cursus ‘Stop de bloeding; red een leven’ is de voortzetting van dit beproefde concept. Het is ook de eerste gecertificeerde cursus in Nederland waarbij niet-medici in 2,5 uur leren hoe je bloedingen stopt als omstander. Want uiteindelijk kan iedereen, met vrij eenvoudige handelingen, een ernstige bloeding stoppen.

Overlevingskans

In een onderzoek geeft 75% van de ondervraagde mensen aan bereid te zijn noodhulp te bieden aan een medemens met ernstige bloeding. Hier kan iemand mogelijk aan overlijden vóórdat er een ambulance is gearriveerd. Door zo veel mogelijk potentiële omstanders kennis en kunde bij te brengen wordt de overlevingskans van slachtoffers groter.

Scholing

In de VS traint men sinds 2015 burgers in het stoppen van een bloeding. Het gebruik van een AED en reanimeren is op advies van Amerikaanse ongevalschirurgen in veel Staten opgenomen in het curriculum van het voortgezet onderwijs. Dit zou wat mij betreft hier ook moeten gebeuren voor de cursus ‘Stop de bloeding; red een leven’. Tot nu toe hebben in Nederland sinds 2016 zo’n 1.000 deelnemers de cursus gevolgd.

Spoedzorg congres

Tijdens het 18e nationale congres over recente ontwikkelingen in de spoedzorg licht initiatiefnemer Leo Geeraedts (zie hierboven) in een workshop de cursus en de campagne toe. Ook doet hij enkele oefeningen voor, maar de workshop is geen vervanging van de cursus van 2,5 uur. Wil jij naar deze workshop? Wil jij op één dag op de hoogte raken van de nieuwste initiatieven en ontwikkelingen in de spoedzorg, klik dan hier en schrijf je in voor het congres.

Hoe meet je gezondheid?

De definitie en vragenlijst die Huber en collega’s in 2011 in de British Medical Journal publiceerden, vormen een goede leidraad om gezondheid te meten bij mensen met chronische aandoeningen en beperkingen. Ze gaan beiden uit van wat mensen nog kunnen en niet van wat er aan ontbreekt.

Zes aspecten

Gezondheid is het vermogen van mensen om om te gaan met fysieke, emotionele en sociale uitdagingen en zoveel mogelijk eigen regie te voeren. Deze nieuwe definitie van gezondheid publiceerden Huber en collega’s in 2011 in de British Medical Journal (1). Later ontwikkelde Huber een vragenlijst (2) op basis van deze begripsomschrijving. Zij onderscheidt in de lijst zes aspecten, vermeld in onderstaand spinnenweb: lichaamsfuncties, mentaal welbevinden, zingeving, kwaliteit van leven, sociaal-maatschappelijk participeren en dagelijks functioneren.

De definitie en vragenlijst van Huber vormen een goede leidraad om gezondheid te meten bij mensen met chronische aandoeningen en beperkingen.Gezondheidsverschillen

Zowel de definitie als de vragenlijst zijn uitermate geschikt om gezondheid te meten bij mensen met chronische aandoeningen en beperkingen. Want zij richten zich op wat deze mensen wel kunnen en niet op wat zij missen. De GGD’en kunnen aan de hand hiervan gezondheidsmonitoren opstellen. Dan wordt vergelijking mogelijk tussen subgroepen in de bevolking. Dan worden sociaal-economische gezondheidsverschillen zichtbaar.

Brede inventarisatie

Ik zou willen dat sociaal werkers in keukentafelgesprekken de Huber-lijst altijd zouden gebruiken. Dan vindt een brede inventarisatie plaats van wat cliënten nog wel kunnen. Patiëntenorganisaties kunnen met de lijst de gezondheid van hun leden in kaart brengen en daardoor specifieker belangen behartigen.

Ongeschikt

Definitie en vragenlijst zijn niet bruikbaar in een medische setting. Zo onderzoeken ambulanceverpleegkundigen bij een slachtoffer vooral de aanwezigheid van letsel. Blijkt een burger letselvrij, dan is deze binnen hun context gezond. Hetzelfde geldt voor een radioloog die een röntgenfoto beoordeelt: die let vooral op vlekjes bij de longen. Ontbreken die, dan is voor hem binnen die context een patiënt gezond. Dat zij een nauw omschreven begrip van gezondheid hanteren, daar is niets mis mee. Niet alles is altijd gezondheid.

Weerstand

Bij sociale wijkteams en gemeenten die deze aansturen, is enige weerstand te verwachten tegen het begrip positieve gezondheid. Hun kerntaak vinden zij het verhogen van de participatie van burgers en niet het bevorderen van gezondheid. Dat is iets voor het medische domein, zeg maar voor de eerste lijn. Ook voor hen is het begrip gezondheid van Huber te breed. Ook al zijn de elementen handelingsvermogen en eigen regie hen uit het hart gegrepen.

Andere visie

Zelf heb ik er taalkundig en academisch moeite mee om kwaliteit van leven te zien als onderdeel van gezondheid, zoals het schema aangeeft. Volgens mij is het andersom. Kwaliteit van leven wordt bepaald door zeven domeinen waarvan gezondheid er één is. De andere zes zijn: geborgenheid en veiligheid, respect van anderen, autonomie, harmonie met de natuur, vriendschappen en vrije tijd. Ik volg hierbij het werk van de Engelse filosofen, vader en zoon Skidelsky (3).

Conclusie

Het begrip positieve gezondheid en de erbij horende vragenlijst zijn bruikbaar voor GGD, patiëntenorganisaties en sociale wijkteams. Voor curatief werkzaam professionals zijn ze te breed. Wetenschappelijk gezien is het beter om gezondheid te zien als onderdeel van kwaliteit van leven.

Congres

Op het congres 29 september over samenwerking tussen medisch- en sociaal domein, zeg maar tussen eerste lijn en sociale wijkteams, komt het begrip positieve gezondheid vaak aan de orde, in plenaire lezingen en in workshops. Voldoet het wel of niet als overkoepelend begrip voor beide sectoren? Wil je antwoorden op deze vraag? Wil je jezelf scherpen aan inzichten van collega’s? Klik dan hier, lees de brochure en meld je aan.

1. Huber M, A Knottnerus,L. Green et al, How should we define health?, BMJ 2011; 343 doi: 
https://doi.org/10.1136/bmj.d416
2. https://ipositivehealth.com/tools/scoringsinstrument/
3. Skidelsky R. & E. Skidelsky, Hoeveel is genoeg? Geld en het verlangen naar een goed leven, Antwerpen:
De Bezige Bij, 2013. Oorspronkelijke Engelse titel: How much is enough? Allen Lane publishers, 2012.

De eerste lijn is krom; al zestig jaar

In 1956 vond Frans Huijgen de huisarts opnieuw uit. Deze pionier en zijn geestverwanten streefden samenwerking na van de huisarts, de wijkverpleegkundige en de maatschappelijk werker. Zij noemden deze groep het hometeam. Het hometeam kwam echter niet goed van de grond. Samenwerking in de eerste lijn was krom en bleef krom. In 2018 komt extra geld beschikbaar voor wijkverpleging. Dat biedt een mogelijkheid om de eerste lijn recht te trekken en de hometeams van drie disciplines overal van de grond te krijgen.

Samenwerken

Frans Huijgen vond ruim zestig jaar geleden de huisarts opnieuw uit in een artikel in Medisch Contact. Hij wilde dat huisartsen, wijkverpleegkundigen en maatschappelijk werkers zouden gaan samenwerken in hometeams. Vanaf de jaren zestig van de vorige eeuw kwamen op basis van dit concept tal van gezondheidscentra van de grond. Vooral in nieuwe wijken en nieuwe steden.

Weinig succes

Toch lukte het alleen in Almere en Lelystad om hometeams van de grond te krijgen, inclusief de wijkverpleegkundige. Deze was meestal gedetacheerd vanuit het kruiswerk en later vanuit de thuiszorgorganisatie. Elders bungelden wijkverpleegkundigen er maar een beetje bij. Zij deden wel goed mee, maar werden in de afgelopen decennia regelmatig wegbezuinigd.

Almere

Het hometeam kwam dus niet goed van de grond. Alleen in Almere verwierven de gezondheidscentra ook de status van Kruisorganisatie. Binnen de tegenwoordige Zorggroep Almere werken wijkverpleegkundigen goed samen met de huisartsen: beide bedienen dezelfde populatie. De eerste lijn elders was krom en bleef (grotendeels) krom.

Grote kans

In 2018 komt extra geld beschikbaar voor de wijkverpleging. Dat biedt mogelijkheden om de eerste lijn recht te trekken en de hometeams van drie disciplines overal van de grond te krijgen. Voor twee daarvan lukt dat nu al aardig. Sociaal werkers van de wijkteams en huisartsen vinden elkaar al in tal van wijken. Ik schreef hierover elders op deze website al een bericht.

Wijkverpleegkundigen

Maar wijkverpleegkundigen vormen nog steeds een aparte groep. Zij worden betaald door de zorgverzekeraar en niet via gezondheidscentra of zorggroepen van huisartsen. Ze horen niet in het wijkteam, ook al indiceren zij voor eerstelijns verblijf, voor geriatrische revalidatie en voor de Wet Langdurige Zorg. Ze werken zelden wijkgericht en voor dezelfde populatie als huisartsen en de wijkteams. Ook al doet hun naam wijkverpleegkundigen anders vermoeden.

Experimenteren

Onze samenleving verlangt terug naar de traditionele wijkverpleegkundige met een eigen wijk, nauw samenwerkend met de huisartsen in de wijk en de sociale wijkteams. Pioniers uit de jaren zestig bedachten hiervoor de term hometeam. Laten wij nu er meer geld beschikbaar komt voor wijkverpleging die teams van de grond gaan tillen. Kom op, zorgverzekeraars, ga eens experimenteren door wijkverpleegkundigen te financieren via gezondheidscentra, zorggroepen of sociale wijkteams.

Congres

Op vrijdag 29 september vindt in de Jaarbeurs Utrecht een congres plaats over samenwerking van het sociale- en het medische domein. In workshops komen voorbeelden aan de orde van wijkverpleegkundigen in Rotterdam en Lelystad die wel goed samenwerken met huisartsen en sociaal werkers. Wil jij de eerste lijn recht trekken? Wil jij jouw ervaringen toetsen aan die van collega’s? Klik dan hier en meld je aan.

Samenwerking gemeenten en zorgverzekeraars kan nog beter

Er bestaan vele samenwerkingsprojecten tussen gemeenten en zorgverzekeraars. Het merendeel van de projecten richt zich op ouderen en op effectief samenwerken in de wijk. Een kleiner aantal richt zich op mensen met ernstige psychiatrische aandoeningen. Het meest in het oog springende preventie-project betreft de leefstijl coaches. Samenwerking op het gebied van beleid en inkoop vindt nog weinig plaats.

Onderzoeksrapport

Deze bevindingen staan te lezen in de inventarisatie die op 4 augustus 2017 in een nieuwsbrief van de VNG werd gepubliceerd. Onderzoeksbureau AEF inventariseerde de projecten bij zorgverzekeraars en WMO-regio’s van gemeenten. De AEF-rapportage bestaat uit een algemeen gedeelte en een bijlage met korte projectbeschrijvingen per WMO-regio.

Veel samenwerkingsprojecten tussen zorgverzekeraars en gemeenten richten zich op ouderen en samenwerken in de wijk. Niet op samenwerking van beleid/ inkoop. Minimapolis

Bijna alle gemeenten hebben een minimapolis afgesloten voor mensen met een uitkering. Zij deden dat meestal met de dominante zorgverzekeraar binnen hun gemeente. Af en toe maken gemeenten en zorgverzekeraar afspraken voor nadere samenwerking over hun dienstverlening aan deze groep.

Leefstijlcoaches

Het merendeel van de projecten richt zich op ouderen en op effectief samenwerken in de wijk. Een klein aantal richt zich op mensen met ernstige psychiatrische aandoeningen. Het meest in het oog springende preventie-project betreft de leefstijlcoaches van zorgverzekeraar VGZ en CZ. Deze projecten zijn onderbouwd met wetenschappelijk onderzoek.

Jongeren

Vele gemeenten geven aan dat zij een project Jongeren Op Gezond Gewicht aansturen. De inbreng van zorgverzekeraars in de JOGG-projecten is echter gering. Jeugd 18min/18 plus is een Menzis-project dat thans breed wordt verspreid.

Beleid en inkoop

Samenwerking op het het gebied van beleid en inkoop vindt nog weinig plaats. Alleen bij de inkoop van wijkverpleging wordt soms samengewerkt. De zorgverzekeraars hanteren verschillende samenwerkingsmethoden. Menzis hanteert een samenwerkingsagenda met de WMO-regio’s in haar kerngebied. VGZ kiest voor een klein aantal leertuinen. CZ heeft een beperkt aantal thema’s. Het Zilveren Kruis heeft intern een aantal gemeentestrategen aangesteld voor haar kerngebieden. En Zorgverzekeraar De Friesland heeft voor haar kerngebied tientallen samenwerkingsprojecten, zo blijkt uit de genoemde bijlage.

Mijn beoordeling

Uit de inventarisatie blijkt dat gemeenten, zorgverzekeraars en veld elkaar in vele, lokale- en onderling verschillende projecten gevonden hebben. Beleidsafstemming bij zorginkoop komt nauwelijks voor. Gezamenlijke toegangsregulering voor Wet Langdurige Zorg, Zorgverzekeringswet en WMO is niet aan de orde. Er bestaan weinig projecten om via minimapolissen samen te werken. Terwijl mensen met een uitkering toch een doelgroep vormen met vaak gelijktijdige kosten in de eerste lijn, het sociale domein en de Participatiewet.

Vervolg

Ik kijk verwachtingsvol uit naar een vervolg van de AEF-studie over de wetenschappelijke onderbouwing van de projecten en over hun meerwaarde voor zorg en welzijn. Ik zie graag ook nog projecten tot stand komen met gezamenlijke inkoop per doelgroep en harmonieuze afstemming van de toegangsregulering voor de drie genoemde wetten.

Congres

29 september vindt in Utrecht een congres over samenwerking tussen eerste lijn, factteams, jeugdteams en sociale wijkteams. Tal van goede voorbeelden, zoals genoemd in de AEF-studie, passeren de revue. Wil jij in één dag kennis op doen hierover? Klik dan hier, lees de brochure en meld je aan.

Dit bericht verscheen ook als blog in het vakblad Zorgvisie.