Guus Schrijvers

Welcome to Guus Schrijvers

Congres ‘Medisch Specialistisch Bedrijf en Ziekenhuis’ zoekt sprekers

19 mei 2017 is er in Ede een congres over de relatie tussen medisch specialistische bedrijven en ziekenhuisbestuurders. Voor dit congres zijn wij nog op zoek naar enkele mensen die een korte presentatie (10 minuten) willen geven. Als flitspresentator dien je (een van) de volgende vragen te beantwoorden: hoe kan de onderlinge relatie tussen specialisten en ziekenhuis zodanig worden ingericht dat continue verbetering van de patiëntenzorg erdoor wordt gestimuleerd? En hoe kunnen we bij het vormgeven van die samenwerking zo goed mogelijk tegemoet komen aan de (gelegitimeerde) belangen van specialist en ziekenhuis? Meer informatie over het congres en het uitgebreide programma tref je hier aan.

Flitspresentatoren

Wim Schellekens (voormalig hoofdinspecteur IGZ) en ondergetekende organiseren dit congres. Wij denken voor de flitspresentaties aan de volgende type kandidaten:

  • Een medisch specialist met een origineel idee;
  • Een lid van een Raad van Bestuur die een proefballonnetje wil oplaten;
  • Een doctoraal student die een afstudeerscriptie wil presenteren;
  • Een organisatie-adviseur die een nieuwe samenwerkingsvorm heeft ontworpen;
  • Een bestuur van een Medisch Specialistisch Bedrijf dat een beleidsnota heeft uitgebracht;
  • Een zorgverzekeraar die MSB’s en RVB’s op een andere manier contracteert;
  • Een beleidsmedewerker van een overheidsinstantie met een concreet advies;
  • Een bestuurder van een patiëntvereniging die op een andere manier invloed wil uitoefenen op beleidsbeslissingen;
  • Mensen met constructieve plannen om de relatie tussen specialist en ziekenhuis te bevorderen.
Aanmelden

Als flitspresentator krijgt je gratis toegang tot het congres. Je ontvangt geen honorarium, maar een symbolisch cadeautje. Heb je interesse om tijdens het congres een flitspresentatie te houden? Stuur dan, voor 31 maart 2017, een mail met een korte omschrijving/motivatie naar: mail@guusschrijvers.nl. Rond 1 april selecteren Wim Schellekens en ik de inzendingen. Je ontvang kort na 1 april bericht van ons.

Meer informatie

Het congres is bedoeld voor leden van Raden van Bestuur van ziekenhuizen, medisch specialisten, bestuur en directies van medisch specialistische bedrijven en coöperaties, leden van Raden van Toezicht van ziekenhuizen, specialistenvertegenwoordigers in stafbesturen, ondernemingsraden en andere overlegorganen, accountmanagers van zorgverzekeraars, organisatieadviseurs en specialisten actief in de Federatie van Specialisten of de KNMG.

Wil je meer informatie over het Congres Medisch Specialistisch Bedrijf en Ziekenhuisbestuur op 19 mei? Bekijk dan de uitgebreide brochure op de informatiepagina van het congres of vul het inschrijfformulier daar in.

Biedt e-mental health oplossing voor toegenomen GGZ-vraag?

Op 15 februari is in Amsterdam het eGGZ Centrum geopend. Dit innovatie- en implementatiecentrum wil de integratie van e-mental health bevorderen in Nederland. Nederland loopt voorop bij het ontwikkelen van e-mental health, maar het gebruik hiervan moet wel meer gestimuleerd worden.

Ontwikkeltijd

Slechts 5 procent van de nieuwe geneesmiddelen bereikt de markt. Bij de nieuwe apps voor betere diagnostiek, behandeling en bevordering van zelfmanagement in de geestelijke gezondheidszorg ligt dat percentage een stuk hoger. De medicijnen die wel de markt halen, hebben een ontwikkeltijd van tien tot vijftien jaar. Voor e-mental health is die periode vijf tot zeven jaar. Deze feel good uitspraken deed Heleen Riper, hoogleraar eMental-Health aan de Vrije Universiteit.

Integratie

Riper deed haar uitspraken bij de startconferentie van het eGGZ Centrum. Dit centrum wil grootschalige integratie van e-mental health in Nederland bevorderen. Nederland is koploper binnen Europa als het gaat om de ontwikkeling van e-mental health, maar het inzetten van e-mental health-interventies loopt in de praktijk nog achter. Daarnaast kan e-mental health een antwoord bieden op de toegenomen vraag naar geestelijke gezondheidszorg (GGZ). De conferentie vond plaats op 16 februari in een dag eerder geopend conferentiecentrum op het voormalige Amsterdamse marineterrein aan de Kattenburgerstraat.

Kenniscyclus

Riper introduceerde het begrip kenniscyclus. Deze bestaat uit vier fasen: de innovatiefase, de ontwerpfase, de testfase en de opschalingsfase die weer leidt tot een nieuwe innovatiefase. In de ontwerpfase wordt een digitaal aanbod van zorg bedacht. Riper pleitte ervoor dat deze fases niet volgtijdelijk plaatsvinden. Dus in de ontwerpfase wordt al nagedacht aan de opschaling. En tijdens de opschaling komen alweer nieuwe innovatieve ideeën boven. Kortom in de kenniscyclus kunnen alle fases tegelijk plaatsvinden. Haar gehoor bestond uit 120 e-mental health experts uit vooral Amsterdam en Noord Holland. Vanuit het publiek kwamen vooral vragen over de testfase. Moeten we overal een Randomized Clinical Trial opzetten? Riper pleitte voor mengvormen van diverse onderzoeksmethoden.

Criteria gezondheidapps

Ondergetekende had het genoegen de conferentie te mogen openen met een lezing waarin ik mijn Cappuccinomodel toepas op e-mental health. Ik bood, naast uitleg over het genoemde model, een overzicht van bewezen e-health interventies en van de criteria waaraan een gezondheidsapp moet voldoen. Hierover schreef ik al eerder een bericht op deze website. Ook legde ik de nadruk op parallelle innovatie van professionele richtlijnen, betaling en digitalisering. De PowerPoint presentatie van mijn inleiding tref je hier aan. Die van Heleen Riper komt op de website van het eGGZ-centrum.

Masterclass

In mijn Masterclass van tien bijeenkomsten die op 23 maart start, komt e-health in een aparte middagbijeenkomst aan bod. Maar ook in de andere sessies speelt het een rol. Digitalisering is niet meer los te denken van vijf andere aspecten van goede zorg: professionele- en logistieke werkafspraken; kwaliteitsborging; de patiënt als partner; de wijze van betaling en dienend leiderschap. Het is de kunst van om e-health zo te introduceren dat professionals gemotiveerd, worden zonder weerstand, angst, chaos, frustraties en verwarring te creëren. Co-docent Wim Schellekens en ik trachten met deze Masterclass e-health een zachte landing te geven in de zorg. Meer weten over deze Masterclass? Klik hier, lees de brochure en schrijf je in. Tot 23 maart!

Dokter, zuster, wat zou u doen in mijn geval?

Wat zou u doen als u in mijn schoenen stond? Deze vraag krijgen artsen en verpleegkundigen vaak gesteld. Ik vind (vooralsnog) dat een arts of verpleegkundige niet op deze vraag in moet gaan. Maar ik twijfel. Hoe zou jij reageren op onderstaande casussen?

Zedenmeester

Stel dat u mijn dochter was, wat zou u mij dan adviseren? Deze vraag kreeg een verpleegkundige van een patiënt met COPD. Die had een spoedopname achter de rug vanwege een exacerbatie. De verpleegkundige pakte de rol van dochter op en antwoordde: Mijn kinderen zijn jouw kleinkinderen. Die willen hun oma zo lang mogelijk meemaken. Daarom zou ik jou proberen te overtuigen om nu eindelijk eens te stoppen met roken. Voor de patiënt was deze reactie confronterend. Toen ik van deze casus vernam tijdens een onderwijssessie, was mijn eerste reactie: een professional is toch geen zedenmeester?

Levensverlengende behandeling

De vraag: wat zou u doen in mijn geval? en de antwoorden erop, kwam ik in diverse varianten tegen de afgelopen maanden. Dat gebeurde in mijn Masterclassen en trainingen, als overbodige zorg of Shared Decision Making aan de orde was. Ik aarzel over de feedback die ik als docent gaf. De tweede casus die ik tegenkwam betreft artsen die aan een patiënt een levensverlengende behandeling voorschrijven waarvoor zij persoonlijk niet zouden kiezen. Uit een artikel in Medisch Contact van Van Dijk et al uit 2016 blijkt dat dit vaak voorkomt. Moet een arts dit op eigen initiatief kenbaar maken? En als de patiënt vraagt naar hun persoonlijke keuze, moeten zij die dan vertellen? Mijn reactie is (vooralsnog), dat een arts niet op deze vraag moet ingaan. Want die keuze hangt sterk af van persoonlijke omstandigheden. En die omstandigheden zijn ongetwijfeld anders bij de arts, dan bij de patiënt.

Multidisciplinair overleg

Casus nummer 3 is de volgende. Uit een artikel van Van den Berg et al blijkt dat chemokuren vaak te lang worden voortgezet. Meestal bestaat er dan nog maar een kleine kans dat deze het leven van de patiënt verlengt. Maar goed, als een patiënt deze laatste strohalm aangrijpt en er een professionele richtlijn ontbreekt, hoe moet een arts dan reageren? Mijn feedback is, dat dergelijke beslissingen in een multidisciplinair overleg aan de orde horen te komen. Dat verkleint de invloed van de financiële prikkel dat het geven van een chemokuur meer geld oplevert voor een oncoloog dan alleen luisteren en kijken.

Gezamenlijke keuze

In casus 4 vraagt een hoogbejaarde patiënt aan de cardioloog: wat zou u adviseren als u mijn zoon was? Aan de orde zijn drie behandelopties: niets doen, een open hartoperatie of het inbrengen van een nieuwe hartklep via de lies (een TAVI). De cardioloog antwoordt, dat hij het ook niet weet. Dat antwoord creëerde gelijkwaardigheid in de arts-patiëntrelatie. Samen gaan beiden nogmaals de argumenten pro en contra afwegen en komen tot een gezamenlijke keuze. Mijn feedback als docent was aanvankelijk dat dit een juiste reactie is. De groep artsen aan wie ik de training gaf, aarzelde: een arts moet toch te allen tijde een patiënt adviseren?

Jouw mening

Graag ontvang ik feedback van jullie, beste lezers. Ik ben een studeerkamergeleerde die veel heeft gelezen over overbodige zorg en over gedeelde besluitvorming. Ik ben geen medicus practicus, maar een zorgeconoom geïnteresseerd in besluitvorming op microniveau. Wat was jullie reactie toen een patiënt jou vroeg: wat zou u doen in mijn geval?

Masterclass

Ik wil jullie ook graag nog attenderen op de Masterclass voor leidinggevende zorgprofessionals over kwaliteit en financiën van zorg die op 23 maart start. Daarin komen dergelijke grensverleggende casussen ook aan de orde.

PGB congres 30 maart: alle partijen doen mee

Enkele weken geleden is de werving gestart voor het pgb-congres op 30 maart in Utrecht voor mensen die beroepsmatig betrokken zijn bij het pgb. Uit de deelnemerslijst blijkt dat het congres tal van leidinggevenden trekt van gemeenten, zorgverzekeraars en zorgaanbieders die vanuit het pgb worden betaald. Wat ook opvalt is dat Per Saldo directeur Aline Molenaar en ondergetekende tal van spontane meldingen ontvingen van sprekers die graag hun kennis inbrengen. Wij beiden zijn verantwoordelijk voor het inhoudelijke programma en hebben graag gehoor geven aan de vele goede sprekers die zich alsnog aanmeldden. Dat zijn onder meer:

  • Kurt Asselman, beleidsmedewerker van het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH). Medio vorige jaar heeft Vlaanderen het persoonsvolgend budget ingevoerd. Lopen onze Zuiderburen daarmee voor op ons? Hoe hebben zij dit geregeld en welke lessen kunnen wij hieruit trekken?
  • Maaike Schweers, Business Architect DSW Zorgverzekeraar en Coen van de Louw, lid van de Raad van Bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) bereiden met hun collega’s en medewerkers het pgb-portaal voor alle pgb-houders voor, dat de betaling van pgb’s moet versnellen en de betalingsregie weer teruggeeft aan de budgethouder.
  • Jelle Rauwerdink is beleidscoördinator pgb bij VWS. Hij tracht de pgb-regelgeving in de volgende vier wetten te coördineren: de zorgverzekeringswet, de WMO, de WLZ en de Jeugdwet. Rauwerdink reageert op ervaringen uit het land. Tevens vertelt hij over de eigen inspanningen van VWS om te komen tot meer coördinatie.
  • TNO-onderzoeker Ronald Mooij evalueert de experimenten met intergrale pgb’s in Woerden, Delft en Meppel. Kort vòòr het pgb-congres op 30 maart, komt zijn tussentijdse evaluatie uit. Hij, cliënten uit de genoemde gemeenten en Rudy Bonnet, projectleider van de ipgb-locaties,vertellen op 30 maart over uitkomsten en opzet van de experimenten.

Samen met de sprekers van reeds geplande onderwerpen stellen Aline Molenaar en ik tevreden vast, dat alle stakeholders rond pgb’s actief meedoen aan het congres. Ook de pgb-houders zelf komen aan het het woord in verschillende flitspresentaties en workshops.

Actuele thema’s

Naast bovenstaande onderwerpen zullen nog tal van andere actuele thema’s en innovatieve voorbeelden en voorstellen besproken worden op 30 maart. Er zijn (korte) voordrachten, workshops en flitspresentaties met veel gelegenheid om te participeren en vragen te stellen. Staatssecretaris Martin van Rijn zal het congres openen.

Werk jij bij een zorgaanbieder, gemeente of zorgverzekeraar? En wil jij in één dag op de hoogte raken van de meest recente ontwikkelingen over het pgb? Klik dan hier voor meer informatie en schrijf je in.

Sluit nieuwe regering akkoord over substitutie van tweede- naar eerste lijn?

De nieuwe minister van VWS zal snel gaan werken aan drie bestuurlijke akkoorden: een voor de care, een voor de ggz en een voor de cure. Voor de cure verwacht ik dat er een substitutieakkoord afgesloten gaat worden.

Na de verkiezingen gaat het een aantal maanden duren voordat er een regeerakkoord is. Als je afgaat op de inhoud van de verkiezingsprogramma’s van negen zittende partijen, komt daarin voor de zorg het volgende te staan: 1. verlaging van het eigen risico; 2. minder concurrentie tussen zorgverzekeraars; 3. specialisten stimuleren om in loondienst te gaan; 4. meer geld voor ouderenzorg.

Groeipercentage

Ik hoop dat ook een duurzaam-groeipercentage voor de zorgkosten (bijvoorbeeld 1,7 procent) wordt opgenomen. Het noemen van zo’n percentage heeft als voordeel dat iedereen in de zorg weet welke groei in de komende jaren mogelijk is. Dit tempert de wensen. Het noemen heeft als nadeel dat de regering zich ook zelf aan dat percentage moet houden. Het beperkt de beleidsruimte voor de overheid in de komende jaren. Na het regeerakkoord gaat een nieuwe minister van Volksgezondheid zich inwerken. Ik verwacht zelf een regering van VVD, D66, CDA met wellicht een van de drie linkse partijen.

Bestuurlijke akkoorden

De nieuwe minister van VWS (Pia Dijkstra, (D66)? Arno Rutte (VVD)?) gaat na een paar maanden een bestuurlijk akkoord sluiten met het zorgveld. Ik verwacht dat in de loop van 2018 drie bestuurlijke akkoorden tot stand komen. Het jaar 2018 wordt een overgangsjaar met elementen van de oude bestuurlijke akkoorden en toevoeging van reeds genomen besluiten uit het regeerakkoord 2017-2021.

Decentralisaties

De drie akkoorden die ik voorzie, betreffen de care, de geestelijke gezondheidszorg en de cure. De care en de ggz zijn in de afgelopen vier jaar al ingrijpend veranderd. Het likken van de wonden van de decentralisaties zal wel het belangrijkste punt worden in deze twee bestuurlijke akkoorden. Verder gaan ze over extra geld voor verpleeghuizen en salarisverhoging voor verpleegkundigen en verzorgenden.

Substitutie naar eerste lijn

Het bestuurlijke akkoord tussen de cure en de regering gaat naar mijn inschatting nieuwe initiatieven opleveren. Onlangs werd bekend dat over het jaar 2014 ongeveer 28 procent van de medisch-specialistische zorg – waarmee 14 procent van de omzet gemoeid is – ook buiten het ziekenhuis had kunnen plaatsvinden. Dit komt uit een onderzoek dat Twynstra Gudde en SiRM op verzoek van de ACM uitbrachten in december 2016. Al eerder publiceerde SiRM een onderzoek dat uitwees dat voor 2,5 miljard euro substitutie aan zorg mogelijk is vanuit de ziekenhuizen richting eerste lijn, die dan wel met 1,5 miljard moet groeien.

Triple Aim

Om de Triple Aim (een betere volksgezondheid, hogere kwaliteit van individuele zorgverlening en beheersing van de kosten per verzekerde) te realiseren, is het nodig dat deze onderzochte substitutiekansen worden benut. Dat vraagt om een substitutieakkoord tussen de curatieve sector en het kabinet dat financiële kaders aangeeft voor te substitueren zorg. Die Triple Aim is zo belangrijk omdat deze als gemeenschappelijke doelstelling geldt voor alle zorgaanbieders, zorgverzekeraars en overheden. Redenerend vanuit de Triple Aim lukte het de Amerikaanse grote zorgverzekeraar Blue Cross/Blue Shield de substitutie vorm te geven in het zogeheten Alternative Quality Contract.

Onderhandelingen

Bij de totstandkoming van het substitutieakkoord zal er onderhandeld gaan worden. Er zijn twee partijen te onderscheiden. Te hopen is dat aan regeringszijde niet alleen VWS-ambtenaren en de minister aan de onderhandelingstafel verschijnen, maar ook vertegenwoordigers van onafhankelijke bestuursorganen, zoals het Zorginstituut, de NZA, de ACM en ZN. Anders bestaat het gevaar dat VWS een akkoord sluit en andere bestuursorganen zich daar weinig van aantrekken.

Open samenwerking

De cure-delegatie zou ten minste moeten bestaan uit vertegenwoordigers van de Federatie van Medisch Specialisten, de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen, de Landelijke Huisartsen Vereniging en de eerstelijnskoepel Ineen. Open samenwerking tussen deze vier is niet vanzelfsprekend. Want de eerste twee leiden omzetverlies door zo’n substitutieakkoord en de laatste twee krijgen nog meer werk, wellicht zonder voldoende financiële compensatie. Ik hoop van harte dat de vier koepels én de bestuurlijke autoriteiten vooral gaan voor de Triple Aim en niet voor de eigen posities.

Dit is (in iets gewijzigde vorm) de zesde en laatste aflevering van een serie columns die verschenen is in Zorgvisie over verkiezingsprogramma’s van de grotere (zittende) politieke partijen. Eerdere columns gingen over overeenkomsten tussen de programma’s, concurrentie tussen zorgverzekeraars, het eigen risico in de Zorgverzekeringswet, specialisten in loondienst en de ouderenzorg.

 

Amstelland = multidisciplinair land

In de regio Amstelland wordt een groot deel van de eerstelijnszorg geleverd door acht gezondheidscentra. Een aantal medewerkers van deze gezondheidscentra hebben de afgelopen maanden de incompany masterclass Geïntegreerd Zorgmanagement gevolgd. Wim Schellekens en ik mochten deze gemotiveerde mensen tien dagen trainen.

Gedreven professionals

De regio Amstelland bestaat uit onder meer de gemeenten Aalsmeer, Amstelveen en Uithoorn. Er wonen zo’n 180.000 inwoners. Acht grote gezondheidscentra bieden het merendeel van de eerstelijnszorg. Een gezondheidscentrum heet in vakjargon een GES, een Geïntegreerd Eerstelijns Samenwerkingsverband. De gebouwen van de centra zijn nog niet zo oud: de meeste werden neergezet na 2006. Gedreven professionals sturen de gezondheidscentra in Amstelland aan. Zo zijn er huisartsen die al veertig jaar multidisciplinair werken. Ook is er een fysiotherapeute die een prachtig programma voor orthopedische patiënten heeft ontwikkelt en thans uitvoert. En er zijn apothekers die zich druk maken over de therapietrouw van mensen met een lichte, verstandelijke beperking.

Uitdaging

Oud-hoofdinspecteur Wim Schellekens en ik mochten de mensen van die acht GES’en tien middagen trainen in Uithoorn. Er schoven regelmatig gasten aan: inkopers van zorgverzekeraars, beleidsambtenaren van gemeenten, directeuren van de centra en ook vier wethouders. Het was voor mij een mooie uitdaging om de academische kennis uit mijn boeken Zorginnovatie volgens het Cappuccinomodel en Integrated care: better and cheaper te vertalen naar de dagelijkse praktijk van de gezondheidscentra.

SWOT-analyse

Op donderdag 9 februari hebben de deelnemers, Wim Schellekens en ik de Masterclass afgesloten. De deelnemers van elke GES presenteerden een SWOT-analyse van hun eigen centrum. SWOT staat voor Strenghts, Weaknesses, Opportunities en Threats. Open en duidelijk kwamen sterke en zwakke punten aan de orde. Daarna maakten de deelnemers met zijn allen een SWOT-analyse voor de gehele regio Amstelland. Het enthousiasme bij de cursisten was zo groot, dat later dit jaar een strategische sessie is gepland voor het ontwikkelen van gezamenlijk beleid in de komende jaren. Die vindt plaats op basis van de gemaakte SWOT’s. Moe maar voldaan reed ik op 9 februari terug naar Utrecht, een afstand van 30 kilometer waar ik anderhalf uur over deed. Ook dat is de Randstad.

Masterclass 23 maart

Op 23 maart start een nieuwe Masterclass Geïntegreerd Zorgmanagement met een open inschrijving volgens dezelfde formule als in Amstelland. Wil jij daaraan deelnemen? Er is nog plaats. Klik hier voor de brochure en schrijf je in. Heb je vragen, of wil je meer informatie vooraf? Stuur mij dan een mail.

Hoe (goed) werken specialist en ziekenhuisbestuur samen?

19 mei 2017 is er in Ede een congres over de relatie tussen medisch specialistische bedrijven en ziekenhuisbestuurders. Twee vragen staan centraal: hoe kan de onderlinge relatie tussen specialisten en ziekenhuis zodanig worden ingericht dat continue verbetering van de patiëntenzorg erdoor wordt gestimuleerd? En hoe kunnen we zo goed mogelijk tegemoet komen aan de (gelegitimeerde) belangen van specialist en ziekenhuis?

Tal van voorbeelden en voorstellen uit binnen- en buitenland zullen die dag de revue passeren. Het congres bestaat uit voordrachten, workshops en flitspresentaties met veel gelegenheid om te participeren en vragen te stellen.

Vragen

Nationale- en internationale sprekers komen met creatieve ideeën en tips om de relatie tussen ziekenhuisbestuurders en medisch specialisten te optimaliseren. Zij gaan onder meer in op de volgende zaken:

  • In hoeverre heeft de vorming van medisch specialistische bedrijven de bestuurbaarheid van de ziekenhuiszorg bevorderd?
  • Hoe nemen de medisch specialistisch bedrijven hun verantwoordelijkheid voor kwaliteit en veiligheid? En hoe leggen zij daarover verantwoording af aan de raad van bestuur?
  • Hoe pakt het grote aantal overleg- en vertegenwoordigende organen uit in de praktijk?
  • Welke besluiten neemt het ziekenhuisbestuur en welke beslissingen neemt het medisch stafbestuur? Wat gebeurt er als er geen consensus is? Wie neemt nu eigenlijk een nieuwe medisch specialist aan? En wie is er verantwoordelijk als een medisch specialist in de fout gaat?
  • Hoe gaan ze in het buitenland om met de relatie tussen medisch specialisten en ziekenhuizen? Welke lessen kunnen wij daaruit trekken?
  • Hoe kijken patiëntvertegenwoordigers aan tegen de samenwerking tussen ziekenhuizen en medisch specialistische bedrijven?
Flitspresentaties

Via flitspresentaties van 15 minuten komen een aantal recente ontwikkelingen en goede voorbeelden rond de relatie tussen specialist en ziekenhuis aan bod. Na een korte voordracht door de flitspresentator is er ruim de tijd om vragen te stellen en in discussie te gaan over het onderwerp. De Guus Schrijvers Academie is nog op zoek naar mensen die zo’n presentatie over hun werk willen houden. Wij maken vooraf een selectie van de inzendingen. Je beantwoordt als spreker drie vragen over je werk, onderzoek of project: Wat gaat goed? Wat kan beter? En wat is nieuw? Heb je interesse om tijdens het congres een flitspresentatie te houden? Stuur dan, liefst voor 31 maart 2017, een mail met een korte omschrijving/motivatie naar: mail@guusschrijvers.nl.

Doelgroep

Het congres is bedoeld voor leden van Raden van Bestuur van ziekenhuizen, medisch specialisten, bestuur en directie van medisch specialistische bedrijven en coöperaties, leden van Raden van Toezicht van ziekenhuizen, specialistenvertegenwoordigers in stafbesturen, ondernemingsraden en andere overlegorganen, accountmanagers van zorgverzekeraars, organisatieadviseurs en specialisten actief in de Federatie van Specialisten of de KNMG. Werkzoekende jonge klaren en ACH(Ng)Io’s krijgen korting.

Info en aanmelden

Het congres ”Medisch specialistisch bedrijf en ziekenhuisbestuur’ vindt op 19 mei 2017 plaats in Congrescentrum de ReeHorst te Ede. Wilt u meer informatie of wilt u zich inschrijven voor het congres? Bekijk dan de uitgebreide brochure op de informatiepagina en vul daar het inschrijfformulier in.

 

Een pgb van 220.000 euro bespaart toch zorgkosten

In Nederland wonen zeventien mensen zelfstandig met een Persoonlijk Assistentie Budget van bijna 220.000 euro. Dit is een variant van het persoonsgebonden budget (pgb). 220.000 euro is veel geld, maar levert toch een flinke besparing op ten opzichte van alternatieve mogelijkheden.

Continue zorg

De aandoening van deze patiënten is zo ernstig, dat er continu een ander persoon in de zelfde kamer moet zijn. Deze een-op-een verhouding komt ook voor bij ernstige intensive care patiënten. Er mag niets misgaan met de complexe ondersteunende apparatuur, met de eigen ademhaling of met de stroomvoorziening. Vandaar die continue aanwezigheid van een geschoolde verzorgende met apparatuur kennis. Deze patiënten zijn bij kennis, kunnen goed nadenken en runnen zelf hun pgb-bedrijf. Dat telt vaak tussen de 20 en 30 assistenten die elkaar steeds aflossen. Het is deze groep patiënten niet toegestaan een bureau in te huren dat de pgb’s regelt.

Besparing

Na interventie van Staatssecretaris Van Rijn krijgen zij sinds drie jaar een Persoonlijk Assistentie Budget, dat gebaseerd is op 25 euro per uur. Dat is per dag 600 euro en per jaar dus bijna 220.000 euro. Dit is veel geld. Maar een verblijf op een intensive care van een ziekenhuis is al gauw 1.000 euro per dag. Kortom, deze regeling bespaart de samenleving geld, want alternatieven zijn nog duurder.

In Nederland wonen zeventien mensen met een Persoonlijk Assistentie Budget van 220.000 euro. Veel geld, maar toch minder dan de alternatieve mogelijkheden.

Spierziekte

Dick Cochius (1968) heeft een ernstige spierziekte. Hij is bijna volledig verlamd en bestuurt zijn elektronische rolstoel met zijn lip. Hij communiceert via een laptop met zijn pink waar nog wat beweging in zit. Ondanks zijn beperkingen is hij maatschappelijk zeer actief. Zo was hij coach van het Nederlands elektronische-rolstoel hockeyteam. Ook is hij bestuurslid van de supportersvereniging Vitesse. Verder is hij al jaren actief binnen Spierziekten Nederland.

Eigen alternatief

Cochius regelt zijn eigen zorg via bovengenoemd Persoonlijk Assistentie Budget. Toen Dick nog niet daarover beschikte, verbleef hij voor 350.000 euro per jaar in een Focuswoning. De Stichting Focus Woningen kon evenwel zijn zorg niet regelen. Die was te ingewikkeld. Cochius bedacht een eigen alternatief dat een forse besparing opleverde. Het Zorginstituut onderzocht het alternatief en keurde het goed. Aanvankelijk verwachtte het Zorginstituut dat 400 personen zouden deelnemen aan zo’n budget als Dick heeft. Het zijn er thans zeventien. Want voor velen patiënten is het te zwaar om 20 tot 30 mensen aan te sturen.

PGB-congres

Al deze informatie pikte ondergetekende op uit een gesprek met Spierziekten Nederland directeur Marcel Timmen. Ook raadpleegde ik de website van Per Saldo over dit budget. Timmen en Cochius treden samen op tijdens het nationale pgb congres op 30 maart te Utrecht. Timmen interviewt Cochius over zijn kwaliteit van leven en over diens kostenbesparing. Tijdens het gehele congres komen deze twee elementen plus andere aspecten aan de orde in vier vragen:

  1. Bevordert een pgb de kwaliteit van leven van een budgethouder?
  2. Is het pgb een besparing ten opzichte van zorg in natura?
  3. Is het pgb fraudebestendig te organiseren?
  4. Is het pgb eenvoudig te organiseren?
Interactie

Het congres is interessant is voor medewerkers van gemeenten, zorgkantoren, zorgverzekeraars en vertegenwoordigers van patiëntenorganisaties. Van hen wordt tijdens het congres veel interactie verwacht die moet leiden tot voorstellen voor de komende jaren voor een patiëntvriendelijk, goedkoop en fraudebestendig pgb. Komt allen naar dit congres. Je kan je hier inschrijven.

Ziekenhuizen krijgen te maken met zes grote thema’s

In de komende jaren staan zes vraagstukken op de agenda van medisch specialisten, managers en bestuurders van ziekenhuizen. Hieronder som ik ze op met steeds een concreet voorbeeld ter verduidelijking. In een Masterclass die ik op 23 maart start samen met oud-inspecteur Wim Schellekens komen deze terug op een interactieve manier; zeg maar in een dialoog tussen twee reflecterende ervaren docenten en leidinggevende professionals en managers. De zes vraagstukken zijn:

  1. Herontwerpen van de zorgverlening.
    In de oncologische zorg lijkt het vooral te gaan om herspreiding van zorgaanbod. Moet een borstkankercentrum komen in ziekenhuis A of in ziekenhuis B? Dit is een onjuiste vraagstelling. De vraag zou moeten zijn: wat is een juist borstkankerprogramma? Welke diagnostiek vindt plaats in de eerste lijn, ziekenhuis A én ziekenhuis B? Welke behandeling (chirurgisch, chemokuren en radiotherapie) vindt op welke locatie plaats?
  2. Patiënt is partner en geen consument.
    SEH-artsen signaleren vaak een ongezonde leefstijl bij een spoedpatiënt, bijvoorbeeld overmatig alcoholgebruik. Bespreken zij dit? Doen zij aan motivational interviewing? Verwijzen zij naar een concrete verslavingsinstelling? Heeft die instelling tijd en biedt deze kortdurende interventies aan?
  3. Borging kwaliteit van zorg.
    Op dit moment vormt het aanleveren van kwaliteitsindicatoren een ritueel dat opgelegd wordt door zorgverzekeraars en inspectie. Beter is het om professionals na te scholen met behulp van een aantal van hun eigen kwaliteitsindicatoren. Als voorbeeld kan dienen de inrichting van de perinatale audit. Hier vindt intervisie plaats op een zinvolle en zorgvuldige manier.
  4. Invoering van financiële innovatie.
    De betaling op basis van DBC’s is verouderd. Een nieuwe betalingsmethodiek is niet snel ontworpen. Experimenten met lange termijnafspraken over financiële groei zoals met ziekenhuis Bernhoven te Oss moeten eenvoudiger en sneller kunnen. Denk ook aan het Alternative Quality Contract van de Amerikaanse verzekeraar Blue Cross Blue Shields. Vereist is wel een grondige beleidsevaluatie na vier jaar.
  5. Elektronisch gezondheidsdossier en substitutie.
    Alleen als IT-systemen van ziekenhuizen, huisartsen en apothekers met elkaar kunnen synchroniseren en communiceren, is substitutie naar de eerste lijn en herverdeling van taken tussen ziekenhuizen te realiseren. Van belang daarbij is een autenticatie die even goed is als die van een creditcard.
  6. Dienend leiderschap & verandermanagement.
    Ziekenhuisbestuurders en medisch specialistische bedrijven zouden zich niet moeten laten leiden door omzetbehoud, maar door de Triple Aim-gedachte: betere gezondheid, hogere kwaliteit van zorg en lagere kosten per patiënt.
Masterclass

Al deze vraagstukken kwamen aan de orde tijdens een voordracht die ondergetekende gaf 6 februari aan twaalf experts op het terrein van specialistische zorg en ziekenhuisorganisatie. In de hierboven reeds genoemde Masterclass van tien donderdagmiddagen die start op 23 maart, worden deze zes punten uitgebreid behandeld. Ze spelen niet alleen in ziekenhuizen, maar ook in de geestelijke gezondheidszorg, eerste lijn en ouderenzorg.

Samenhang

Van belang hierbij is om te beseffen dat deze zes vraagstukken onderling samenhangen: een oplossing voor het ene vraagstuk kan niet zonder een oplossing van het andere. In de Masterclass komt ook aan bod hoe de ziekenhuizen kunnen veranderen zonder verwarring, weerstand, chaos, frustratie en angst bij professionals op te roepen. Want die moeten uit de oplossingen voor deze vraagstukken nou juist hernieuwde motivatie kunnen putten.

Informatie

Wil je deelnemen aan de masterclass? Klik dan hier, lees de brochure en meld je aan. De PowerPoint-presentatie die ik gebruikte op 6 februari kan je hier bekijken.

‘Laat rijke ouderen zelf hun verzorging betalen’

De negen thans zittende, grotere politieke partijen willen allemaal het beste voor hun oudere kiezers: zo lang mogelijk thuis wonen, meer keuzevrijheid, samenhangende zorg dicht bij huis met veel wijkverpleegkundigen, een betere positie van mantelzorgers, een fraudevrij en flexibel persoonsgebonden budget en een betere kwaliteit van verpleeghuiszorg. Maar hoe hou je de ouderenzorg ook betaalbaar?

Aanvullingen

Naast genoemde punten hebben sommige partijen nog aanvullende zaken Zo zetten de VVD en de CU zich in voor het scheiden van wonen en zorg. Zo kun je, aldus de VVD-plannen, huur betalen voor jouw woning in een zorgcentrum en zelf kiezen wie de zorg levert. De CU pleit ervoor om bij dat scheiden de zorg voor een groot deel uit de Zorgverzekeringswet te betalen. Na de verkiezingen sluit de VVD graag een bestuurlijk akkoord met aanbieders en betalers van ouderenzorg.

Ontbrekende thema’s

Ondanks de vele, vaak warme, woorden die de partijen besteden aan ouderenzorg, ontbreken volgens mij in alle programma’s twee thema’s: 1. De betaalbaarheid van de ouderenzorg en 2. De overbodigheid van de Wet langdurige zorg.

Betaalbaarheid

In 2012 bedroeg, aldus het CBS, het gemiddelde belastbaar inkomen van een 65-plusser 20.300 euro. Het gemiddelde vermogen van een 65-plusser bedroeg in dat jaar 107.000 euro. Een derde van hen had een eigen vermogen van 250.000 euro of hoger. Welnu, geen van de politieke partijen maakt een onderscheid tussen arme (alleen AOW) en rijkere ouderen.

Babyboomers

Nu zoveel babyboomers ouder dan 70 jaar worden, valt er voor een duurzame groei van de ouderenzorg volgens mij niet aan te ontkomen dat rijkere ouderen hun eigen verzorgingskosten betalen. Dan kunnen arme ouderen zonder eigen bijdragen te betalen, ook beschikken over zorg.

Lange termijn

Dat kan niet binnen vier jaar gebeuren. Want veel rijke ouderen hebben zich daarop niet voorbereid. Zij dachten dat de overheid van de wieg tot het graf voor hen zou zorgen. Ik trek daarom voor deze verandering acht tot twaalf jaar uit. Ik stel voor dat 65-plussers met een pensioen plus AOW van 55.000 euro of meer per jaar op termijn zelf hun verzorging en verblijf in een zorgcentrum betalen.

Eigen vermogen

Hun (para-)medische en farmaceutische zorg komt voor rekening van de Zorgverzekeringswet. Ik kom op dat bedrag omdat dit ongeveer het pensioen plus het AOW is van een hoogleraar die veertig jaar in overheidsdienst heeft gewerkt. Verder worden rijke ouderen geacht eerst hun eigen vermogen aan te wenden voor zover dat boven de grens van 150.000 euro uitkomt. Dat is aanmerkelijk gunstiger dan in Engeland waar een grens geldt van ongeveer 50.000 pond.

Opheffen Wlz

In de meeste Europese landen bestaan één wet voor de zorg en één voor de maatschappelijke dienstverlening. In Nederland zijn er drie: de Zorgverzekeringswet, de Wet maatschappelijke ondersteuning en de Wet langdurige zorg. Dat is er een te veel. Dit leidt tot overbodige bureaucratie en moeizame overgangen tussen die wetten. Ik ben erop tegen de Wlz nu al af te schaffen; dat leidt tot onrust. Het is beter te kiezen voor een geleidelijke overheveling van de Wlz: sommige zorgvormen kunnen naar de Zorgverzekeringswet en andere naar de Wmo. Dat is anders dan het debat van enkele jaren geleden waarin het ging om de Wlz ofwel op te laten gaan in de Wmo ofwel in de Zorgverzekeringswet.

Kleine stappen

In de komende regeerperiode zie ik kansen voor drie kleine stappen. De eerste kans betreft de palliatieve zorg. De betaling ervan gebeurt nu uit de drie wetten; betaal die zorg voortaan uit de Zorgverzekeringswet. Dat vermindert volgens mij veel administratief gedoe bij het sterven.

Gehandicaptenzorg

De tweede kans betreft het experimenteel betalen van alle gehandicaptenzorg uit de Wmo (en niet meer uit de Wet langdurige zorg). Gemeenten zouden zich als voorhoederegio moeten kunnen aanmelden; zij kunnen hiermee ervaring op gaan doen. Later kan dan verdere implementatie van geslaagde of aangepaste betaalvormen plaatsvinden.
De derde kans, die ik hierboven al heb genoemd, is de betaling uit de Zorgverzekeringswet van (para-)medische zorg en medicatie voor bewoners in zorgcentra.

Lange adem

Zowel het zelf betalen van verzorging door rijke ouderen als het afschaffen van de Wet langdurige zorg is een kwestie van lange adem. Laten politieke partijen proberen in de komende vier jaar een paar stappen in de goede richting te zetten. Dat voorkomt dat Nederland over acht jaar net als in 2015 in overhaast tempo een aantal nieuwe wetten tegelijk moet invoeren.

Dit is (in iets gewijzigde vorm) de vijfde aflevering van een serie in Zorgvisie over verkiezingsprogramma’s van de grotere, thans zittende politieke partijen. Eerdere columns gingen over overeenkomsten tussen de programma’sconcurrentie tussen zorgverzekeraarshet eigen risico in de Zorgverzekeringswet en specialisten in loondienst.