Guus Schrijvers

Welcome to Guus Schrijvers

Wijkverpleegkundigen helpen kwetsbare ouderen op SEH

De komende maand start een team van acht wijkverpleegkundigen van twee grote Amsterdamse thuiszorgorganisaties met een pilot. De wijkverpleegkundigen zijn in de avond en het weekend oproepbaar vanaf de Spoedeisende Hulp (SEH) als ouderen zich daar melden met letsel. De hoop is dat de snelle inzet van de wijkverpleegkundigen bijdraagt aan de kwaliteit van leven van ouderen en van de zorgkwaliteit en tegelijk de kosten van de zorg voor ouderen verlaagt.

OLVG

In het Amsterdams Onze Lieve Vrouwe Gasthuis (OLVG) Oost melden zich vele ouderen op de Spoedeisende Hulp. Een voorbeeld: een alleenstaande 85-plusser is gevallen. Zij komt met een ambulance aan op de SEH. Een Röntgenfoto toont aan: niets gebroken. Maar de kneuzingen van haar onderbeen doen pijn. Verder is zij verward door haar val en wil graag opgenomen worden. Medische noodzaak bestaat daarvoor niet.

Concrete hulp

Het OLVG en de thuiszorgorganisaties hebben afgesproken dat de wijkverpleegkundigen binnen een half uur. Aanwezig is Zij voeren dan een gesprek met bijvoorbeeld de genoemde 85-plusser. Indien mogelijk stellen zij gerust, bellen zij met mantelzorgers, ontwerpen eventueel een voorlopig zorgplan voor thuis, leggen de pijnmedicatie uit, regelen taxi-vervoer terug naar huis, informeren de betrokken huisarts en eventueel de reeds ingezette thuiszorg.

Doelstellingen

Het doel van deze proef met wijkverpleegkundigen op de SEH is meerledig:

  • Minder onnodige ziekenhuisopname en bedbezetting;
  • Verlagen van de werkdruk op de SEH;
  • Proberen te voorkomen van heropnames;
  • Bevorderen van de juiste inzet van de nazorg thuis en van continuïteit in de keten.
Flitspresentatie

Deze informatie kwam naar voren in een flitspresentatie van wijkverpleegkundige Annemarie Valkema. Zij trad op tijdens het 17e Nationale Spoedzorgcongres te Utrecht op 7 oktober. Daaraan namen zo’n 150 personen deel die leiding geven bij ambulancezorg, SEH’s, huisartsenposten, thuiszorgorganisaties en zorgverzekeraars. Ook vele ervaren professionals waren aanwezig. Je treft de presentatie van Valkema en van alle anders sprekers hier aan.

Chronische Zorg Congres

Het inzetten van wijkverpleegkundigen op SEH’s en huisartsenposten komt ook aan de orde op het congres over de bekostiging en de kwaliteit van chronische zorg. Dat vindt plaats in het Cinemec Congrescentrum, gelegen naast de A12 en op loopafstand van NS-station Utrecht-Leidsche Rijn. Op dit congres komen tal van innovaties en goede voorbeelden uit binnen- en buitenland aan de orde. Wil je weten hoe het én beter én goedkoper kan in de chronische zorg? Klik dan hier voor meer informatie.

 

 

Chronische Zorg Congres zoekt sprekers

Het Chronische Zorgcongres op woensdag 14 december in Utrecht behandelt actuele ontwikkelingen in de kwaliteit en betaling van chronische zorg in Nederland, België, Duitsland en Engeland. Voor dit congres ben ik op zoek naar hulpverleners, app-bouwers, onderzoekers, innovators, farmaceuten, verpleegkundigen, zorginkopers of beleidsmedewerkers die een korte (flits)presentatie (vijf minuten) over hun werk willen houden.

Flitspresentaties

De presentatie op het congres kan gaan over:

  • een zorginnovatie op het gebied van chronische zorg (bijvoorbeeld een nieuw zorgpad);
  • een nieuwe app of nieuwe software;
  • een nieuwe cursus;
  • een recent onderzoek naar aspecten van chronische zorg.

Er zijn maximaal tien presentaties. Wij maken vooraf een selectie van de inzendingen. Je beantwoordt als spreker twee vragen over je werk, app, onderzoek of project: 1. Wat gaat er goed? 2. Wat kan er beter?

Gratis toegang

Als flitspresentator krijgt je gratis toegang tot het Chronische Zorg Congres. Eventuele introducés zijn niet gratis. Je ontvangt geen honorarium, maar een symbolisch cadeautje. Als je een stand wilt is dat mogelijk, maar daaraan zijn wel kosten verbonden.

Aanmelden

Heb je interesse om tijdens het congres op 14 december een korte presentatie te houden over een innovatief voorbeeld of voorstel van goede en betaalbare chronische zorg? Dan ontvang ik graag voor 31 oktober een mail van je met een korte omschrijving/motivatie. Als je nog inhoudelijke vragen hebt, kan je mij ook altijd even mailen.

Meer informatie

Twee vragen staan centraal op het Chronische Zorg Congres: Hoe kunnen we de kwaliteit van de chronische zorg verbeteren? En hoe kunnen we de groeiende zorgvraag bekostigen?

Het congres richt zich op: leidinggevenden en beleidsmedewerkers van thuiszorgorganisaties verpleeg- en verzorgingshuizen, ziekenhuizen en de geestelijke gezondheidszorg; beleidsmedewerkers van gemeenten en overheidsinstanties; inkopers en beleidsmedewerkers van zorgverzekeraars; ervaren hulpverleners en alle anderen die werkzaam zijn of interesse hebben in de chronische zorg.

Wil je meer informatie of je inschrijven voor het congres? Bekijk dan de uitgebreide brochure op de informatiepagina van het congres of vul het inschrijfformulier daar in.

 

 

 

 

De eerste lijn is 60 jaar oud: hoera!

In 1956 vond Frans Huygen de huisarts opnieuw uit. Hij pleitte in Medisch Contact voor behoud van de kernwaarden: generalistisch, makkelijk toegankelijk en oriëntatie op het gezin. Ook wilde hij dat het werk van de huisarts wetenschappelijk onderbouwd werd. Wat is er in die zestig jaar gebeurd? En met welke kwesties krijgt de eerste lijn te maken de komende jaren?

In 1956 vond Frans Huygen de huisarts opnieuw uit. Wat is er in die zestig jaar gebeurd? Met welke kwesties krijgt de eerste lijn te maken de komende jaren?Generalistisch

Huygen ging in 1956 uit van de theorie: de patiënt is gezond, tenzij het tegendeel is bewezen. Deze screenende en triërende functie van de huisarts is onmisbaar vanuit het gezichtspunt van patiëntenbelang, maar ook vanuit kostenoogpunt. Huygens opvatting stond (en staat) haaks op de medisch-specialistische benadering: de patiënt is ziek, tenzij het tegendeel is bewezen. In die omkering ligt de grote betekenis van de heruitvinding van de huisarts. In de term generalistisch lag de kiem voor wat later de eerste lijn ging heten.

Woudschoten-conferentie

Op 23 en 24 januari 1959 organiseerde de voorganger van het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG) de befaamd geworden Woudschoten-conferentie. De functie van de huisarts werd daar geformuleerd als het aanvaarden van verantwoordelijkheid voor een continue, integrale en persoonlijke zorg voor de gezondheid van individuele mensen en gezinnen. Enkele jaren later traden de eerste hoogleraren huisartsgeneeskunde aan. Thans heeft elke faculteit wel twee of drie van die hoogleraren.

Gezondheidscentra

Eind jaren zestig gingen de eerste gezondheidscentra van start in onder meer Rotterdam-Ommoord en Hoensbroek. Tien jaar later waren overal van die centra in oprichting. De financiering van deze centra bleef kwetsbaar, aangezien deze plaatsvond via ondersteunende subsidie via de Ziekenfondsraad.
Zelf speelde ik een rol bij de start van de gezondheidscentra in de Utrechtse wijken Overvecht en Lunetten. Ik voelde het enthousiasme en idealisme van de professionals: hier gaat iets nieuws gebeuren! Het werd gebruik dat nieuwe wijken en nieuwe steden (Almere, Zoetermeer, Amsterdam Zuid-Oost) huisartsenzorg gingen aanbieden vanuit gezondheidscentra. Na de invoering van de Zorgverzekeringswet in 2006 volgde een nieuwe golf van gezondheidscentra. Prachtige centra kwamen van de grond in bijvoorbeeld Nijkerk, Houten en Nieuwegein. De genoemde wet versterkte -onbedoeld- de financiële positie van huisartsen.

Eerste lijn

Staatssecretaris Hendriks, lid van het kabinet-Den Uyl, introduceerde in 1974 het begrip eerste lijn in zijn Structuurnota Gezondheidszorg. Hij stelde voor om de gezondheidszorg te organiseren in regionale zorgstelsels met de huisarts en wijkgezondheidscentra als zorgverleners in de eerste lijn en specialistische zorg in de tweede lijn. Hoewel zijn model tot op de dag van vandaag gemeengoed is, kwam er later toch een tegenbeweging op: die van de transmurale zorg. Die moest de kloof tussen eerste en tweede lijn overbruggen. Van der Linden beschrijft in haar proefschrift in detail de geboorte van de transmurale zorg. Later kreeg die namen als geïntegreerde zorg, disease-managementprogramma’s en anderhalfdelijnszorg. Thans kennen vele gezondheidscentra transmurale zorgprogramma’s voor mensen met chronische aandoeningen.

Sterpraktijken

Wanneer precies de term wijkgerichte samenwerking is ontstaan, weet ik niet. Rond de jaren zeventig van de vorige eeuw kende een stad als Utrecht vele sterpraktijken. Dat wil zeggen dat een huisarts een praktijk in het centrum had in een chic grachtenpand met patiënten afkomstig uit de hele stad. De associatie met een uitstekend sterrenhotel werd toen alom gelegd. Huisartsen met een sterpraktijk stonden in 1975 in hoog aanzien. In die jaren was wijkgericht werken een bedreiging voor deze sterhuisartsen. Nu is dat niet meer het geval. De meerderheid van de Utrechtse populatie krijgt zorg vanuit samenwerkingsverbanden die wijkgericht werken.

Internationale ontwikkelingen

Frans Huygen was niet de enige heruitvinder van de huisarts en de eerste lijn. De Engelse huisarts John Fry was dat in Engeland. Hij stichtte de Royal College of General Practitioners. Huygen en Fry kenden elkaar en waren strijdmakkers. Later kwam de Amerikaanse Barbara Starfield naar voren. Zij pleitte voor meer eerste lijn in de VS. Dankzij haar publicaties bestaan er in de VS thans vele medical homes, zeg maar uitgebreide gezondheidscentra. In 2008 nam de WHO het concept van eerste lijn op in haar beleid en adviezen.

Toekomst

Kan de eerste lijn op haar zestigste verjaardag op haar lauweren rusten? Nee, dat kan niet. In de komende jaren spelen nog tal van kwesties. Ik zie ook tal van samenwerkingsverbanden beleid ontwikkelen voor de nabije en verdere toekomst. De volgende punten staan voor de eerste lijn op de agenda:

1. De positie van wijkverpleegkundigen in de eerste lijn versterken
Veertig jaar geleden was het al tricky om binnen een samenwerkingsverband wijkverpleegkundigen gedetacheerd te krijgen vanuit kruisverenigingen. Die, en hun huidige opvolgers, voerden een eigen beleid, met eigen wijkindelingen, taakopvattingen en hiërarchische lijnen. Van oudsher waren wijkverpleegkundigen de oren en ogen van de huisarts. Wat zou het fijn zijn als wijkverpleegkundigen net als maatschappen van huisartsen, fysiotherapeuten en apothekers een eigen positie in zorggroeppen en gezondheidscentra krijgen.

2. Samenwerking met het sociale wijkteam oppakken
De sociale gebiedsteams (in steden wijkteams geheten) zijn vanaf 2015 tot stand gekomen. Daarin werken samen sociale werkers voor de Wet Maatschappelijke Ondersteuning, opvoedondersteuners voor de Jeugd, arbeidsbemiddelaars voor mensen zonder werk, schuldsaneerders voor bewoners met schulden en maatschappelijk werkers voor burgers met relationele problemen. Vele problemen die zij tegenkomen hebben relaties met gezondheid. Soms is die gezondheid de oorzaak van de sociale problemen. Dan weer werken sociale problemen via stress door op de fysieke en geestelijke gezondheid. Elders op deze website heb ik geschreven hoe de sociale wijkteams in Tilburg thans een samenwerking aangegaan zijn met eerstelijnsteams. Ik hoop dat deze samenwerking zich ook in andere steden gaat ontwikkelen in de komende decennia.

3. De anderhalfdelijn biedt nog veel mogelijkheden
Ik verwacht dat in de komende jaren veel meer diagnostiek en behandeling van de tweede lijn over kan gaan naar de eerste lijn. Dat moet wel harmonieus gebeuren. Op dit moment staat in sommige provincies de helft van het vastgoed van de tweede lijn leeg. Verpleeghuizen, ziekenhuizen en psychiatrische ziekenhuizen hebben vele onbenutte vierkante meters vastgoed. Als de productie vermindert valt de tweede lijn om: men kan dan niet langer de aflossingen betalen. Op zich is het een compliment voor de eerste lijn dat vrijwel alle Nederlandse ziekenhuizen omzetverlies lijden. Zeker in een tijd waarin de bevolking vergrijst! Maar Nederland zit niet te wachten op faillissementen van ziekenhuizen. Het wachten is op samenwerkingsverbanden tussen eerste en tweede lijn waarin activiteiten via bijvoorbeeld meekijkconsulten en tele-diagnostiek overgaan naar de eerste lijn.

4. De eerste lijn gebruikt nog te weinig e-health
Vele patiënten willen graag met hun huisarts en andere professionals in de eerste lijn online een afspraak maken. Dat blijkt keer op keer in de jaarlijkse e-health monitor van het Nivel en Nictiz. Ook wil men graag e-consulten en online het eigen dossier kunnen raadplegen van de huisarts. Want daarin staat ook een overzicht van de tweedelijns zorg dankzij verwijs- en terugverwijsbrieven van huisartsen en specialisten. Ook hier liggen nog vele uitdagingen.

Complimenten

Ik ben gelukkig met wat huisartsen en eerstelijns sinds het artikel van Frans Huygen, dus sinds 1956, hebben bereikt. Mijn complimenten voor al deze harde werkers en goede initiatieven. Er is veel bereikt. Er liggen echter ook nog een flink aantal vraagstukken te wachten.

Dit artikel is gebaseerd op hoofdstuk drie van mijn Engelse boek dat binnenkort uitkomt. Dat boek heet: ‘Integrated Care: better and cheaper’. Reed Elsevier geeft het uit. Je kunt het al bestellen bij ondergetekende via mail@guusschrijvers.nl .

Twee dagen na de aanslag begint ramp voor de zorg pas echt

Terroristen plegen vaak twee aanslagen tegelijk. Dat was in 2001 al zo, toen zowel de Twin Towers als het Pentagon werden aangevallen. Later was dat ook het geval in Londen met aanslagen op twee metrostations. Parijs volgde met aanslagen bij Charlie Hebdo en een Joodse supermarkt. In Brussel vonden onlangs aanslagen plaats op Zaventem en een metrostation. Wat kan de Nederlandse zorg leren van al die gelijktijdige aanslagen?

Leerpunten

De vraag wat Nederland kan leren van recente aanslagen in het buitenland komt uitgebreid aan de orde op het Nationale Spoedzorgcongres op 7 oktober in Utrecht. Ter voorbereiding op de sessies over acute zorg tijdens en kort na aanslagen volgt hieronder een beschouwing over de mate waarin Nederland is voorbereid. De leerpunten van Brussel, Londen en andere aanslagen komen op het congres zelf aan de orde.

Indien Nederland wordt getroffen door twee terroristische aanslagen tegelijk:

  1. Worden twee meldkamers ambulancezorg ingeschakeld. De eerste bevindt zich in het rampgebied, onderhoudt contacten met politie en brandweer en inventariseert waar ambulances hoeveel gewonden moeten ophalen. De tweede meldkamer mobiliseert ambulances uit het hele land. Tijdens de de vuurwerkramp in Enschede waren er ambulancediensten die spontaan tientallen auto’s stuurden. Dat gaat nu niet meer gebeuren.
  2. Zijn er voldoende ambulances beschikbaar. Omdat Nederlandse ambulanceauto’s zowel voor ziekenvervoer zijn in te zetten als voor spoedeisende ritten, is er grote capaciteit beschikbaar.
  3. Moet het ambulancepersoneel overstappen op een andere behandelingsfilosofie. Gebruikelijk is dat verpleegkundigen eerst hulp bieden en vervolgens naar een Spoedeisende Hulpafdeling (SEH) rijden. Deze filosofie heet Stay and Play. De andere filosofie heet Scoop and Run. Hierbij vindt de behandeling onderweg plaats, terwijl de auto rijdt en daarna op de SEH. De Nederlandse term is Inpakken en wegwezen. Bij aanslagen is deze laatste aanpak verstandig, omdat onzeker is of er ter plekke nog meer aanslagen volgen.
  4. Lopen ambulance bemanningen gevaar voor eigen leven. Dat staat haaks op het gebruikelijke uitgangspunt dat de veiligheid van verpleegkundigen en chauffeurs voorop staat. Bij een calamiteit is dit principe niet vol te houden.
  5. Zijn er voldoende ziekenhuizen die eerste opvang kunnen bieden. Bij de calamiteit met het Turkse vliegtuig dat neerstortte nabij Schiphol en bij de evacuatie na de wateroverlast van VUmc-patiënten bleken tal van ziekenhuizen bereid patiënten op te vangen. Deels doen zij dat om ideële redenen: dit past in de missie van een algemeen ziekenhuis. Deels doen zij dat uit andere overwegingen. Want die bereidheid bevordert hun reputatie onder de bevolking en creëert positieve publiciteit. Ook gaat de teamgeest binnen het ziekenhuis ermee vooruit.
  6. Is onduidelijk of traumacentra bij voorkeur de eerste opvang moeten bieden aan ernstige slachtoffers. Dit is bij patiënten met multitrauma wel gebruikelijk. In Engeland geldt bij calamiteiten: life saving before limbs saving. Levens redden kunnen alle ziekenhuizen. Voor het redden van ledematen en organen zijn traumacentra geschikter dan andere ziekenhuizen.
  7. Is er gebrek aan capaciteit voor specifieke behandelingen. Aanslagen leveren vaak grote groepen slachtoffers op met een één soort verwonding, bijvoorbeeld schotwonden. Of brandwonden. In Brussel waren er vooral verwondingen door metaalsplinters. Het behandelen van deze letsels vraagt specifieke competenties die niet iedere chirurg (schotwonden, splinterwonden) of plastisch chirurg (brandwonden) bezit. Bij de ramp in Volendam kwamen tal van patiënten met ernstige brandwonden voor. In Nederland was toen niet voldoende capaciteit om hen te behandelen. België en Duitsland sprongen toen bij.
  8. Zijn militairen inzetbaar als extra hulpkrachten. Sinds kort is het een kerntaak van het Nederlandse leger om ook hulp te verlenen tijdens rampen en niet alleen tijdens oorlogen. Zo kwamen militairen te hulp om patiënten op brancards via trappenhuizen te evacueren bij het VUmc. De evacuatie alleen via ziekenhuisliften zou anders te lang duren.
  9. Heeft de ramp grote effecten op de zorgverlening vanaf één tot twee dagen na de aanslagen. Dan zijn tal van slachtoffers geopereerd. Zij verblijven soms weken op de intensive care. Die bedden zijn dan niet beschikbaar voor reguliere IC-patiënten. Dat levert gedoe en dilemma’s op. Bovendien zijn DBC’s voor langdurige operaties (vaak het geval bij aanslag-slachtoffers) meestal niet kostendekkend en hebben ziekenhuizen tegenwoordig een vast budget.
Spoedzorgcongres

Het spoedcongres op 7 oktober gaat in op de leerpunten die Brussel en Londen opleverden voor Nederland. De punten 3, 4, 6, 7 en 9 komen aan de orde in een ronde-tafel-gesprek à la De Wereld Draait Door. Hierbij zullen de eindverantwoordelijken voor de hulpverlening tijdens en na de aanslagen in Brussel en Londen aanwezig zijn. Daarnaast biedt het congres inzicht in recente ontwikkelingen in de reguliere acute zorg, zoals aangeboden via huisartsenposten en Spoedeisende Hulpafdelingen.

 

Stel maximum aan bijdrage zorgkosten chronisch zieken

De zorgkosten zijn in vijf jaar verdubbeld voor mensen die veel zorg nodig hebben. Een echtpaar met een modaal inkomen (27.250 euro) waarvan een partner chronisch ziek is, betaalde 3.243 euro aan zorg in 2011. Nu zijn ze 7.364 euro kwijt. Dit blijkt uit recent onderzoek van het Nibud in opdracht van de koepel van organisaties voor gehandicapten. Dit nieuws roept drie vragen op: 1. Hoe kon dit gebeuren? 2. Hoe kan je voorkomen dat dit weer gebeurt? 3. Wat is op lange termijn nodig?

Beleid per wet

De afgelopen jaren maakten regering, parlement, zorgverzekeraars en gemeenten beleid per wet. Voor de Zorgverzekeringswet met haar wijkverpleegkundigen, voor de Wet Langdurige Zorg met haar nieuwe toegangsregulering en de Wet Maatschappelijke Ondersteuning met haar wijkzorg gingen nieuwe regels en eigen bijdragen gelden.

Mist

Bovendien verdween in 2014 de Wet Tegemoetkoming Chronisch Zieken en Gehandicapten (Wtcg) en werd de regeling Compensatie Eigen Risico afgeschaft. De bedoeling was dat gemeenten deze laatste twee regelingen zouden overnemen; hetgeen niet gebeurde. Door dit beleid verdween het overzicht van de stapeling van eigen betalingen per wet. Er ontstond mist.

Eigen bijdrage maximaliseren

Mensen met een chronische aandoening of handicap kunnen thans in beperkte mate specifieke kosten wegens hun ziekte fiscaal aftrekken. De betaalde eigen bijdragen voor diverse wetten zijn betrouwbaar geregistreerd door onder meer het CAK. Mijn voorstel is dat thuiswonenden jaarlijks een maximaal eigen bijdrage van 2.400 euro betalen (1.200 euro voor het eigen risico Zorgverzekeringswet en 1.200 euro voor WMO en WLZ). Wordt het maximum aan eigen bijdrage overschreden, dan betaalt de belastingdienst deze overschrijding terug. De maximale eigen bijdrage zou de uitkomst kunnen zijn van parlementaire onderhandelingen. Ik heb geen wetenschappelijke onderbouwing voor het bedrag dat ik voorstel. Ik hoop overigens wel dat de Belastingdienst voldoende capaciteit heeft om deze maatregel uit te voeren. Door de populaire vertrekregeling zijn er immer al vele duizenden werknemers opgestapt.

Zoete lieve Gerritje

De gemeenschappelijk betaalde zorgkosten voor chronisch zieken en gehandicapten stegen de afgelopen jaren ook meer dan gemiddeld. Ik schreef hierover eerder een column in Zorgvisie. De discussie krijgt het karakter van een Zoete-Lieve-Gerritje-vraagstuk. Centraal staat in dit debat: wie zal die hogere kosten betalen: de gehandicapte of de overheid?

Beleid per doelgroep

Buiten beeld blijft de vraag of de totale chronische zorgkosten voor individu en overheid omlaag kunnen. Dan kan bij een beleid, niet per wet maar per brede doelgroep. Doelgroepen kunnen zijn: mensen met een lichamelijke handicap; mensen met een verstandelijke handicap; mensen met dementie en mensen met kanker. Per doelgroep is substitutie van dure naar goedkope zorgvormen te realiseren en zou mantelzorg en zelfmanagement bevordert kunnen worden.

Overhevelen

Een eerste stap voor dergelijk beleid zou kunnen zijn het overhevelen van de WLZ-regelingen en de Zorgverzekeringswet voor mensen met een handicap naar de Wet Maatschappelijke Ondersteuning. Ik denk daarbij aan het uitproberen van deze overheveling in pakweg tien gemeenten. Rotterdam, Leeuwarden en een aantal andere gemeenten zijn volgens mij in staat om een totaalbeleid voor gehandicapten te voeren en daarbij de eigen bijdrage binnen de 2.400 euro te houden.

Wat vind jij: moet de eigen bijdrage in de zorgkosten voor chronisch zieken gemaximeerd worden? Hoe hoog moet dat bedrag zijn? En moet er een doelgroepgericht beleid komen? Graag je reactie hieronder.

Chronisch Zorg Congres

De  zorgkosten voor chronisch zieken komen ook aan bod op het Chronische Zorgcongres op woensdag 14 december in Utrecht. Het congres staat in het teken van actuele ontwikkelingen in de kwaliteit en betaling van chronische zorg in Nederland, België, Duitsland en Engeland. Wil je meer informatie of je inschrijven voor het congres? Bekijk dan de uitgebreide brochure op de informatiepagina van het congres of vul het inschrijfformulier daar in.

Dit bericht is in iets gewijzigde vorm ook verschenen als column in Zorgvisie.

Preventie Conferentie 2016: naar een vitaler Leiden!

Donderdag 17 november 2016 vindt de vijfde Preventie Conferentie plaats in de Stadsgehoorzaal in Leiden. Betrokkenen uit de regio Leiden buigen zich in de Stadsgehoorzaal over een vitalere toekomst van hun wijkbewoners, patiënten, werknemers, studenten en leerlingen. Het programma is gevarieerd en deelname is gratis. Deze vijfde editie is mede mogelijk gemaakt door het Transformatieteam van de gemeente Leiden.

Initiatieven

Naast een overzicht van de huidige staat van de Leidse gezondheid/vitaliteit wordt er een overzicht gegeven van lopende trajecten en initiatieven. Wat gaat er goed? Wat kan er beter? Waar en hoe kunnen de betrokken partijen elkaar vinden om domeinoverschreidend richting te geven aan plannen en nieuwe initiatieven voor een vitalere bevolking?

Doelgroep

Naast wethouders, bestuurders en professionals van zorg- en welzijnsorganisaties, regionale zorgverzekeraars en burgers van de regio Leiden zijn het Leidse bedrijfsleven en het onderwijs vertegenwoordigd. Maar de conferentie is ook interessant voor mensen uit andere regio’s die betrokken zijn bij preventie: Welke lessen trek je uit de Leidse aanpak? Kan je succesvolle initiatieven in jouw regio overnemen? Heb je verbetersuggesties?

Programma

Het gevarieerde dagprogramma kent een keur aan onderwerpen, zoals:

  • Een ’röntgenfoto’ van de regio Leiden: overzicht van demografie, gezondheids- en vitaliteitssituatie van de Leidse regiobevolking.
  • Een overzicht van Internationale en Nederlandse (regionale) best practices op preventiegebied.
  • Hoe zorg je als sociaal domein en medisch domein samen voor vitalere inwoners in Leiden en omstreken?
  • Acht flitspresentaties met initiatieven uit de regio om mensen vitaler te krijgen.
  • Een interactief forum met onder andere Kamerleden, die de ontwikkelingen in Leiden inhoudelijk en nationaal in perspectief plaatsen en aanvullen met andere regio-ervaringen.
Aanmelden

Initiatiefnemers Ferry Koper, Marieke de Wolf en ondergetekende hopen dat dit congres de eerste van een lange reeks van regionale ontmoetingen is om de lokale preventie naar een hoger plan te tillen. Wij nodigen je van harte uit om deel te nemen aan de Preventie Conferentie in Leiden op 17 november a.s. Voor een gedetailleerd overzicht van het programma en (gratis) aanmelden klik hier.

Op weg naar een vitaler Leiden: versnippering opheffen, energie bundelen!

Ambulance, traumacentra en leger kunnen van elkaar leren

De traumazorg in het Amerikaanse leger loopt voor op de reguliere traumazorg. In een artikel in de Journal of the American Medical Association staan zeven aanbevelingen voor de integratie van traumazorg in het leger en de civiele maatschappij.

Minder slachtoffers

23% van de van de Amerikaanse militairen in de Vietnamoorlog overleed aan zijn of haar verwondingen. Dat percentage is in Afghanistan en Irak 9.3%. Deze verlaging komt vooral door verbeteringen in de traumazorg van het Amerikaanse leger. Die verbetering kwam ten eerste tot stand door betere medische hulpmiddelen, zoals tourniquets die doodbloeden voorkomen.

Organisatie

Daarnaast kwam die vermindering van het aantal doden tot stand door een betere organisatie. Een persoonlijk medisch dossier kwam beschikbaar per militair dat overal ter wereld te openen was. E-consults en meekijkconsulten op afstand werden mogelijk. Traumahelikopters en -vliegtuigen werden slimmer ingezet evenals veldziekenhuizen.

Voorloper

Op dit moment loopt de traumazorg in het Amerikaanse leger voor op die in de burgermaatschappij. In de VS overlijden veel meer burgerpersonen aan trauma dan soldaten: In Afghanistan en Irak verloren tot nu toe 6.850 Amerikanen het leven. Ten gevolge van ernstig trauma overlijden in de VS jaarlijks bijna 150.000 personen.

Integratie traumazorg

Dat was voor de Amerikaanse Academie van Wetenschappen, de hoogste wetenschappelijke autoriteit, aanleiding om een rapport uit te brengen over integratie van traumazorg in het leger en in de burgermaatschappij. De aanbevelingen daaruit staan gepubliceerd in een artikel in de Journal of the American Medical Association, dat op 6 september uitkwam. De eerste auteur ervan is de wereldberoemde Obama-adviseur innovatie-expert Don Berwick. Hij en zijn collega’s doen zeven aanbevelingen voor de integratie van traumazorg in het leger en in de civiele maatschappij:

  1. creëren van leiderschap in een lerende organisatie die gebruikt maakt van empirische gegevens. Zij noemen dit gefocust empirisme;
  2. digitaal inventariseren van ervaringen van alle trauma-patiënten waar zij zich ook mogen bevinden;
  3. gecoördineerd ontwikkelen van goede voorbeelden van traumazorg;
  4. snel verspreiden van deze voorbeelden door aanvullende scholing;
  5. transparant maken van kwaliteit en prikkels voor veilige zorg aan traumapatiënten;
  6. holistisch benaderen van de traumazorg: niet alleen verhelpen van letsels, maar ook begeleiden naar zo goed mogelijk herstel;
  7. voldoende opleiden van professionals ten behoeve van de traumazorg.

De auteurs beëindigen hun artikel met de hoop dat de overlevingskans van een trauma niet meer afhangt van de plaats waar iemand zich bevindt: ‘When it comes to traumacare, where people live ought not to determine if they live.’

Nederland

In Nederland is de traumazorg in het leger strikt gescheiden van die in de burgermaatschappij. Het idee van gezamenlijke traumahelikopters voor marine en burgers is niet uit te voeren. In enkele landen zoals Zwitserland bestaat wel integratie, bijvoorbeeld bij het redden van lawine-slachtoffers.

Navolging

Het zou best kunnen dat de Nederlandse militaire traumazorg ook beter is dan die in de burgermaatschappij. Iedere militair heeft een persoonlijk digitaal medisch dossier dat overal ter wereld is te openen. Uit België komt het bericht dat militaire ambulances beter zijn toegerust met hulpmiddelen dan die in de burgermaatschappij. De voorstellen van Berwick en zijn collega’s verdienen daarom navolging. Op het 17Nationale Spoedzorgcongres op 7 oktober in Utrecht, stelt mijn eigen voordracht de genoemde integratie aan de orde. Graag bespreek ik die met de congresdeelnemers. Interesse om ook deel te nemen aan dit congres? Bekijk dan hier het programma en de uitgebreide congresfolder.

Spierziektewereld in ban van veelbelovend geneesmiddel

Op het Spierziektecongres 10 september was veel aandacht voor een veelbelovend nieuw geneesmiddel voor patiënten met Spinale Musculaire Atrofie (SMA). De Amerikaanse en Europese autoriteiten moeten dit dure geneesmiddel nog goedkeuren en toelaten tot de zorgverzekeringen.

SMA

Spinale Musculaire Atrofie is een progressieve spierziekte die motorische zenuwcellen in het ruggenmerg aantast. Atrofie betekent geringe spiermassa en musculair spier. Er is iets mis met een gen in de motorische zenuwcellen in het ruggenmerg ( de spina) die uitlopers hebben naar de spieren. Door dit kapotte gen produceert het lichaam niet het eiwit dat die zenuwcellen aanstuurt.

Reserve-gen

Het menselijk lichaam heeft echter wel een reserve-gen dat erg lijkt op het kapotte gen. Maar dat produceert nauwelijks dat eiwit. Het nieuwe medicijn Nusiners is veilig en blijkt het reserve-gen tot eiwitproductie te stimuleren. De hoop is dat kinderen die vanaf hun geboorte dit medicijn krijgen, zich normaal ontwikkelen. Via de hielprik is dan al vastgesteld dat ze de ziekte SMA hebben. Meer informatie over dit medicijn vind je hier.

Bureaucratie

Nederland heeft om bureaucratische redenen meestal twee jaar langer nodig om geneesmiddelen toe te laten dan de buurlanden België en Duitsland. Het financiële probleem voor de Zorgverzekeringswet is niet zo groot: er zijn maar weinig pasgeborenen met SMA. Spierziekten Nederland en het Prinses Beatrix Spierfonds (de organisatoren van het Spierziektecongres) trachten dit nieuwe geneesmiddel zo snel mogelijk in Nederland verkrijgbaar te maken. Op de website van Spierziekten Nederland vind je veel informatie over SMA en andere spierziekten.

Spierziektecongres

Op het spierziektecongres waren zo’n duizend patiënten en mantelzorgers aanwezig plus ongeveer 300 artsen, fysiotherapeuten, verpleegkundigen en andere professionals. Ondergetekende nam eraan deel als bestuursvoorzitter van Spierziekten Nederland. Het nieuwe SMA-geneesmiddel kwam aan de orde in een lezing van Ludo van der Pol, neuroloog en hoofd Spieren voor Spieren Kindercentrum WKZ en SMA Expertisecentrum UMC Utrecht. Hij presenteerde zijn verhaal in een bomvolle zaal vol volwassenen in geavanceerde rolstoelen en ouders met kinderen met SMA. Er hing een hoopvolle sfeer.

Parallelsessies

Het Spierziektecongres is een evenement waar jaarlijks alle kennis en kracht op het gebied van spierziekten bij elkaar komen. Zo waren er per aandoening parallelsessies, waarin onderzoekers en patiëntvertegenwoordigers ervaringen uitwisselden. Voor het eerst was er ook een livestream waarbij patiënten thuis de sprekers konden volgen en vragen konden stellen.

Fair Medicine

Veel aandacht kreeg ook de Rotterdamse Stichting Fair Medicine. Zij kregen onlangs subsidie van het Rijk om goedkopere medicijnen te ontwikkelen voor onder meer mensen met spierziekten. Daarnaast was er geen grote beurs van nieuwe modellen rolstoelen en andere hulpmiddelen waarmee deelnemers graag een proefritje of proefwandeling maakten. En in alle hoekjes van het congrescentrum zag ik patiënten informatie en ervaringen uitwisselen. Op de website van Spierziekten Nederland verschijnt binnenkort een uitgebreid verslag over het congres.

Is e-health te onderzoeken?

E-health is het gebruik van informatie- en communicatietechnologieën (ICT) om gezondheid en gezondheidszorg te ondersteunen of te verbeteren. Nederland loopt wereldwijd voorop als het gaat om e-health en de verwachtingen in ons land zijn hooggespannen. Onderzoek naar e-health toepassingen staat echter nog in de kinderschoenen. Een fasemodel voor onderzoek ontbreekt.

Belang onderzoek

Onderzoek naar e-health is om twee redenen van belang. Ten eerste: bij gunstige resultaten kunnen professionals deze met een gerust hart aanbevelen. Een voorbeeld: een patiënt vraagt aan een fysiotherapeut welke stappenteller het meest geschikt is voor zijn kwaal. De professional kan daar geen uitspraak overdoen. Immers, onderzoek ontbreekt.

Wetgeving

Daarnaast is onderzoek belangrijk voor het opnemen van e-health in de Zorgverzekeringswet, de WMO en de Wet Langdurige Zorg. Voorbeeld: een arme mantelzorger vraagt aan de WMO-keukentafel om een financiële bijdrage voor de aanschaf van een familie-app voor het organiseren van hulp en ondersteuning voor haar demente moeder. De gemeente weigert: er is geen onderzoek gedaan naar deze e-health-toepassing.

Geneesmiddelenonderzoek

Voor het aanbevelen en voorschrijven van geneesmiddelen en het opnemen daarvan in de Zorgverzekeringswet is ook vooraf onderzoek nodig. Voor dat soort onderzoek bestaat uitgebreide regels. Globaal bestaat geneesmiddelenonderzoek uit vier fases (zie afbeelding over onderzoek naar spierziekten). In de eerste fase wordt het op te lossen probleem geanalyseerd en het geneesmiddel ontworpen. Ook vindt onderzoek plaats naar de veiligheid. Fase 2 betreft onderzoek naar de effectiviteit van het middel onder ideale omstandigheden. In fase 3 wordt het middel getest in diverse populaties. Na fase 3 komt het middel op de markt en in het verzekeringspakket. In fase 4 worden studies gedaan naar verbeteringen van het geneesmiddel en eventuele uitbreiding of inperking van het toepassingsgebied.

Nederland loopt voorop als het gaat om e-health. Onderzoek naar e-health staat echter nog in de kinderschoenen. En een fasemodel voor onderzoek ontbreekt.Brainstormen

Is deze indeling in vier fasen ook te gebruiken bij e-health onderzoek? Deze vraag kwam dezer dagen in diverse besprekingen van ondergetekende met onderzoekers aan de orde. Wij kwamen er niet goed uit. Ik doe een beroep op jou, beste lezer, om met ons mee te denken. Ik schets hierna hoe ver we kwamen met het brainstormen:

  • Fase 1 betekent bij e-health-onderzoek het beschrijven van het op te lossen probleem en het ontwerpen van de e-health-applicatie. Duidelijk moet zijn dat het probleem nog niet of niet zo goed wordt opgelost in de bestaande zorg.

  • Fase 2 van e-health onderzoek betreft een studie naar de effectiviteit onder ideale omstandigheden. Van belang is de aanwezigheid van een controlegroep die de applicatie niet gebruikt. Ook moet er een gevalideerd instrument zijn om effecten te meten. Hier ligt een probleem, omdat dergelijk onderzoek duur is en niet is op te brengen door software bouwers en app ontwikkelaars.

  • Fase 3 betreft studies onder diverse populaties. Probleem hier is dat online ontwikkelingen zo snel gaan, dat wetenschappers deze vaak niet kunnen bijbenen. Het is mij persoonlijk overkomen dat ik telemonitoring evalueerde bij patiënten met COPD. Toen de studie uitkwam, was de betreffende applicatie alweer in een nieuwe versie beschikbaar. Ik kwam dus met mosterd na de maaltijd.

  • Fase 4 bij e-health onderzoek staat in het teken van het verbeteren van de e-health applicatie en de toelating van andere vergelijkbare apps. Hier speelt het vraagstuk dat voor geneesmiddelen wel octrooien aangevraagd kunnen worden, maar voor software applicaties niet echt. Door octrooien heeft de farmaceutische industrie een verdienmodel: zij is gebaat bij nauwkeurig onderzoek dat ten grondslag ligt aan het octrooi.

Suggesties welkom

Er is duidelijk behoefte aan e-health onderzoek. Dan kunnen professionals e-health gemakkelijker en gerichter aanbevelen aan hun patiënten en gaan zij dit zelf ook vaker gebruiken. Daarnaast zou ook het toelaten van e-health tot de Zorgverzekeringswet en de WMO op basis van onderzoek de digitalisering van de zorg bespoedigen. Nogmaals, beste lezer, wil jij de samenleving en mij een plezier doen en een fasemodel ontwerpen voor e-health onderzoek? Stuur mij dan een mail met jouw ontwerp Ik zal daar dan graag aandacht aan besteden op deze website en in mijn tweewekelijkse nieuwsbrief.

Transitie en transformatie centraal op Fries Zorgcongres

Het Fries Zorgcongres van Zorgbelang Fryslan vindt dit jaar plaats op 13 oktober in de Lawei in Drachten. Het congres staat in het teken van transitie en transformatie. Tijdens het congres wordt het manifest ‘Ik word gezonde Fries’ ondertekend door diverse bedrijven en zorgorganisaties en wordt de Zorgbelang Duim 2016 uitgereikt.

Slimmer en efficiënter

Belangrijkste sprekers op het Fries Zorgcongres zijn Anna van Poucke (KPMG Health) en Machteld Huber (arts/onderzoeker en oprichter van het Institute for Positive Health). Machteld Huber werd in 2015 verkozen tot meest invloedrijke vrouw in de zorg. Het congres beoogt beslissers uit de gezondheidszorg, overheid en verzekeraars in contact brengen met vertegenwoordigers van patiënten en cliënten. Met die verschillende groepen wil men het hebben over transitie (het decentraliseren van taken naar lokale overheden) en vooral transformatie (het slimmer en efficiënter uitvoeren van die taken).

Parallelsessies

Naast bovengenoemde sprekers biedt het programma een aantal parallelsessies (workshops) aan. Deze sessies bieden een verdieping op het thema transformatie en vitaliteit en worden veelal vormgegeven door partners in de zogenaamde Vitaliteitsalliantie. In een groot deel van de parallelsessies staan de keukentafelgesprekken centraal.

Zorgbelang 3.0

Samen met Ankie Beenen van Zorgbelang Fryslân verzorgt ondergetekende ook een parallelsessie: Zorgbelang 3.0. Wij willen de volgende vragen beantwoorden: gemeenten transformeren, zorgaanbieders gaan erin mee, maar moeten ook belangenbehartigers niet transformeren? Hoe ziet collectieve belangenbehartiging er anno 2017 uit? En welke rol en taak kan Zorgbelang spelen?

Wil je je (gratis) aanmelden of meer informatie over het Fries Zorgcongres op 13 oktober in Drachten? Klik dan hier.