Guus Schrijvers

Welcome to Guus Schrijvers

Waarom gaan umc’s regionaal?

Eind 2015 nam het UMC Groningen het Ommelander Ziekenhuis in Scheemda over. Een paar weken geleden deed het Erasmus MC iets soortgelijks met het Admiraal De Ruiter Ziekenhuis in Goes. Elders voeren umc’s actief overleg met kleinere ziekenhuizen in hun regio. Dat gaat over herverdeling van acute zorg en oncologische zorg. Waarom richten umc’s hun pijlen op de regio? Wat voor internationale modellen kunnen de umc’s volgen bij hun regionale aanpak? En welke belemmeringen komen zij tegen?

Verklaringen

Vroeger kwam ik weleens een umc-bestuursvoorzitter tegen die zijn eigen instelling een ‘world player’ noemde en de andere ziekenhuizen maar provinciaal vond. Nu gaan de umc’s regionaal. Vanwaar deze nieuwe aanpak? Vier verklaringen:

  1. Zorgverzekeraars kopen minder routinezorg in bij de umc’s en meer complexe zorg. Dat zorgt ervoor dat de umc’s vaker patiënten doorgestuurd krijgen van andere kleinere ziekenhuizen. Dat maakt een overname als dat van het Ommelander Ziekenhuis of ADRZ aantrekkelijk. Die ziekenhuizen gaan dan verwijzen naar het ‘hoofdkwartier’.
  2. De umc’s voelen zich verantwoordelijk voor de beschikbare zorg in dunbevolkte gebieden. Dat is nobel en past in de missie van de umc’s en de andere grote ziekenhuizen. Dat verklaart waarom de umc’s kleinere ziekenhuizen helpen door overname of uitruil van taken.
  3. Umc’s hebben grotere patiëntenseries nodig om internationaal mee te blijven doen in medisch onderzoek. Zonder economische groei moeten ze – cynisch gesproken – dus af van routine-ingrepen in eigen huis. Dan bieden kleine ziekenhuizen uitkomst.
  4. Umc’s hebben veel opleidingstaken. Al die mensen-in-opleiding kunnen zij niet allemaal in eigen huis opleiden. Regionale ziekenhuizen moeten die taken deels overnemen en dan ligt een overname dus voor de hand.
Drie modellen

In de academische wereld bestaan drie modellen voor umc’s die regionaal willen. Het eerste model komt uit Boston waar de Harvard Medical School samenwerkt met vijf grote gerenommeerde ziekenhuizen. Geen van de vijf ziekenhuizen staat hier centraal.

De Cleveland Clinic in de Amerikaanse staat Illinois werkt volgens het tweede model. Het centrale academische ziekenhuis bouwde vanaf 1980 een netwerk van kleine ziekenhuizen om zich heen. Het grootste probleem dat ze hadden was het ontwerp van transmurale zorgpaden tussen de periferie en de main campus ondersteund door een gemeenschappelijk ict-systeem.

Het derde model bestaat in Engeland. Daar verwerft een hele regio het predicaat Universitair Medisch. Want medisch onderzoek is hier ook het werk van huisartsen, ggd’en en de ggz.

Belemmeringen

Er bestaan belemmeringen die het regionaal gaan van umc’s afremmen. Het verdienmodel klopt niet. De dbc/dot’s van de complexe ingrepen zijn veelal te laag en die van de routinezorg te hoog. Als zorgverzekeraars minder routinezorg inkopen bij de umc’s, gaan zij verlies lijden. Ook al zijn de salarissen voor specialisten bij de umc’s lager dan bij perifere ziekenhuizen.

Een andere belemmering is van juridische aard. De umc’s mogen wettelijk niet een te groot marktaandeel krijgen in hun regio’s, ook al leidt dat tot kwaliteitsverhoging en kostenverlaging. De bestuursvoorzitter van het UMC Groningen wees al op dit probleem in Zorgvisie.

De derde belemmering heeft te maken met de cultuur binnen instellingen. In de grote umc’s heerst nogal eens een ambtelijke cultuur die slecht mengt met de gemoedelijke cultuur van kleine ziekenhuizen.

Ondanks deze belemmeringen neemt de belangstelling van umc’s voor de eigen regio toe. Maar het zal nog jaren duren voordat Harvardse of Clevelandse modellen zijn ingevoerd.

Dit bericht is in iets gewijzigde vorm verschenen als opiniestuk in Zorgvisie.

 

.

17e Nationale Spoedzorgcongres zoekt sprekers 7 oktober

Op 7 oktober 2016 organiseert ondergetekende in Utrecht een congres voor zorgprofessionals over acute zorg. Voor dit congres ben ik op zoek naar hulpverleners, app-bouwers, onderzoekers, innovators, verpleegkundigen, zorginkopers of beleidsmedewerkers die een korte presentatie over hun werk willen houden. Centrale vragen hierbij zijn: hoe kunnen we de acute zorg in komende vijf jaar verbeteren zonder extra budget? En wat kunnen we doen aan preventie?

De komende jaren komen er verschillende ontwikkelingen af op de acute zorg in Nederland:

  • Het aantal ouderen met acute hartklachten en met een beroerte neemt in de komende jaren aanzienlijk toe. Bovendien veranderen de mogelijkheden van behandeling. Daar moet de organisatie van acute zorg zich op gaan aanpassen.

  • De toegankelijkheid van spoedzorg staat in steeds meer regio’s onder druk.

  • Er zijn meer mogelijkheden gekomen voor preventie van spoedzorg: betere educatie van burgers, crisisplannen, betere registratie van risico plekken en preventiemiddelen zoals fietshelmen.

  • De kans op een terreuraanslag met vele slachtoffers zoals in Londen, Parijs en Brussel blijft ook in Nederland onverminderd aanwezig.

  • De beschikbare financiële middelen voor acute zorg groeien nauwelijks in de periode 2017 -2022.

Flitspresentaties

Op het Nationale Spoedzorgcongres op 7 oktober worden ’s middags een aantal flitspresentaties gehouden van vijf minuten. Je beantwoordt als spreker twee vragen over je werk, app, onderzoek of project: 1. Wat gaat er goed? 2. Wat kan er beter?  Tijdens de pauze kan je aan een statafel vragen beantwoorden van belangstellenden en informatie uitwisselen. Er zijn maximaal tien presentaties. Wij maken vooraf een selectie van de inzendingen. Diegenen die niet geselecteerd worden, kunnen hun presentatie houden tijdens de pauze vanaf een tafel in de koffieruimte.

Gratis toegang

Als flitspresentator krijgt je gratis toegang tot het hele congres. Eventuele introducés zijn niet gratis. Je ontvangt geen honorarium, maar een symbolisch cadeautje. Als je een stand wilt is dat mogelijk, maar daaraan zijn kosten verbonden.

Aanmelden

Heb je interesse om tijdens het Spoedzorgcongres op 7 oktober een korte presentatie te houden gericht op verbetering van de spoedzorg/preventie? Dan ontvang ik graag voor 31 mei een mail van je met een korte omschrijving/motivatie. Als je nog inhoudelijke vragen hebt, kan je mij ook mailen.

Het programma en de uitgebreide congresfolder kan je hier bekijken. Save the date!

Waarom overlijden Friezen vaker aan een beroerte?

In 2009 – 2012 overleden in Friesland ten minste vijf procent meer mensen aan een beroerte dan gemiddeld in Nederland. Dat is een groot verschil met Groningen waar de sterfte juist lager is. Hoe komt dat? De oorzaak van het verschil in overlijden is niet duidelijk. Die ligt niet aan een andere bevolkingsopbouw in beide provincies. Daarvoor is immers gecorrigeerd bij het berekenen van de percentages.

Mogelijke verklaringen

Waarom sterven er meer mensen aan een beroerte in Friesland dan in Groningen?Een mogelijke oorzaak kan zijn, dat Friezen later dan Groningers hulp inroepen bij de ambulancedienst. Een andere verklaring kan zijn dat de acute zorg in Friesland langzamer is dan in Groningen. Of wellicht zijn de cijfers over de jaren 2009- 2012 een toevalstreffer en zijn er thans geen verschillen meer. Een vergelijkende case study kan licht werpen op de verschillen tussen Groningen en Friesland. Op het kaartje kan je aflezen hoe andere GGD-regio’s scoren.

Cijfers CVA-zorg

Al deze gegevens besprak VUmc neuroloog Marieke Visser tijdens een conferentie op maandag 25 april te Amsterdam over de CVA-zorg. Die vond plaats ter gelegenheid van het vertrek van oud-hoogleraar neurologie Martien Limburg. Hij vertrok als stuwende kracht van het Kennisnetwerk CVA-zorg dat de conferentie organiseerde. Ondergetekende hield na Marieke Visser een voordracht over de toekomst van het CVA-netwerk.

Visser kwam met meer interessante cijfers over de CVA-zorg. Een opsomming:

  • De sterfte aan beroertes daalt aanzienlijk in Nederland: bij vrouwen van 7.473 in 2002 naar 5.222 in 2012. Bij mannen daalde die in dezelfde tijd van 4.870 naar 3.302. Dit houdt wel in dat het aantal mensen met een doorgemaakte beroerte en met behoefte aan thuiszorg, revalidatie en verpleeghuiszorg aanzienlijk toeneemt.
  • Het percentage trombolyses per 100 patiënten met een herseninfarct stijgt van 9,1% in 2009 naar 18% in 2014. De regionale verschillen in percentages zijn (nog steeds )groot. Dit betekent dat de postcode de sterftekans voor mensen met een herseninfarct bepaalt.
  • De deur-tot-naaldtijd is de periode tussen de aankomst van een patiënt met een herseninfarct in het ziekenhuis en het moment dat een infuusnaald het lichaam ingaat om de trombolyse in gang te zetten. In 2008 werd 50 procent van de patiënten binnen zestig minuten geholpen. In 2014 was dat gedaald naar 28 minuten.
Ontbrekende cijfers

Naast deze indrukwekkende, gunstige getallen kwam Visser ook met slecht nieuws. Hoewel er vele samenwerkingsnetwerken zijn tussen CVA-professionals, lukt het niet om cijfers te verzamelen over bijvoorbeeld de gezondheid, het herstel en de sterfte drie maanden na het optreden van de beroerte.

Heb je een andere verklaring voor de verschillen in sterftecijfers tussen Friesland en Groningen? Laat het dan hieronder weten. De voordracht van Marieke Visser is niet beschikbaar; die van mij kan je hier bekijken.

Gemeenten moeten meer oog hebben voor familiebeleid

Het welzijnsbeleid in Nederland legt de nadruk op buurt-, wijk- en dorpteams bij het aanbieden van informele en professionele jeugdzorg, gehandicaptenzorg en ouderenzorg. Daar is niets mis mee. Maar die oriëntatie is te eenzijdig en richt zich te weinig op het versterken van de familieband. Ik heb vijf beleidssuggesties hiervoor.

It takes a village is een boek van Hillary Clinton dat in 1996 uitkwam. Zij vraagt daarin aandacht voor mensen buiten de familie bij het opvoeden van en zorgen voor kinderen. In 1987 had de toenmalige Engelse premier Margareth Thatcher, een andere oneliner: There is no such thing as society. There are individual men and women, and there are families. Zij legde juist wel de nadruk op zorg door families. Wie had het meest gelijk, Clinton of Thatcher?

Rol familieleden

Ook al omarm ik de ideeën van Clinton, ik moet ik toegeven dat Nederlandse statistieken Thatcher meer gelijk geven. Immers familieleden geven veel meer mantelzorg dan buurt- of dorpsgenoten. Dat geldt helemaal voor persoonlijke zorg zoals hulp bij het aankleden, toiletgang en helpen bij het innemen van voedsel en medicijnen.

Beleidsinitiatieven

Mantelzorgers bieden per week gemiddeld vijftien uren hulp aan hun familie, aldus prof. Alice de Boer op het mantelzorgcongres van 20 april. Het versterken van familiebanden mag daarom van mij best een beleidsdoel worden, naast het buurtgerichte werken. Ik denk aan vijf kleine beleidsinitiatieven om mee te beginnen. Hier volgen ze:

  1. De gemiddelde afstand van een mantelzorger naar zijn familielid bedraagt 31 kilometer, aldus onderzoeker prof. Alice de Boer. Gemeenten zouden een reiskostenvergoeding kunnen aanbieden voor mantelzorgers die verder weg wonen dan bijvoorbeeld 10 kilometer.
  2. De helft van de Nederlandse gemeenten nodigt mantelzorgers NIET automatisch uit om deel te nemen aan het keukentafelgesprek van een cliënt. Ze attenderen de cliënt er niet op om hun mantelzorger erbij te vragen. Vele keukentafelgesprekken vinden dan ook plaats zonder mantelzorgers. Dit moet anders.
  3. Vijf op de zes mantelzorgers heeft een baan, zo bleek uit de lezing van Mezzo directeur Liesbeth Hoogendijk op het mantelzorgcongres op 20 april. Gemeenten voeren keukentafelgesprekken meestal tijdens kantooruren op tijdstippen waarop mantelzorgers aan het werk zijn. Opties om zo’n gesprek te voeren aan het begin van de avond of op zaterdagen ontbreken. Welke gemeente gaat deze mogelijkheden als eerste introduceren?
  4. Op Koningsdag, reikten alle burgemeesters koninklijke onderscheidingen uit aan vrijwilligers in hun gemeenten. Mensen krijgen een lintje, als zij tenminste vijftien jaar gedurende tenminste zes tot acht uur per week vrijwilligerswerk hebben gedaan. Meestal waren zij druk op maatschappelijke terreinen zoals sport, cultuur, onderwijs en zorg. Dat is natuurlijk prima. Maar een mantelzorger die in de familie even veel uren maakt als een vrijwilliger in een maatschappelijke sector, komt niet in aanmerking voor een onderscheiding. Het wachten is op een burgemeester die nou ook eens een mantelzorger beloont op koningsdag.
  5. Met kleine beloningen – een onkostenvergoeding, een feestelijke middag- en respijtzorg blijken vele mantelzorgers hun zorg langer vol te houden. In mijn eigen lezing op het mantelzorgcongres ben ik hierop uitgebreid ingegaan. Welke gemeente zet respijtzorg bovenaan de agenda van het welzijnsbeleid?

Het wachten is op gemeenten die een of meer van deze vijf initiatieven oppakken: want mantelzorg is goedkoop, maar niet gratis.

Internationale ketenzorg-organisatie zoekt financieel directeur

De International Foundation of Integrated Care (IFIC) heeft een vacature (50 – 60%) voor de functie van financieel directeur. Je werkt in Nederland vanaf je eigen huis en overlegt af en toe in Engeland. Als je geïnteresseerd bent, kijk dan hier voor meer informatie over de functievereisten en de honorering.

De IFIC heeft vier kernactiviteiten:

  1. Uitgeven van het blad International Journal of Integrated Care. Dit blad heeft duizenden abonnees en een hoge impactfactor.
  2. Jaarlijks organiseert men een internationaal congres over ketenzorg. Dit jaar vindt dat eind mei plaats in Barcelona. Het thema is: A Movement for Change: Enabling People-Centred and Integrated Health and Social Care. Er zijn ruim 500 abstracts binnen gekomen en er hebben zich al 800 deelnemers aangemeld. Meer informatie over dit congres vind je hier.
  3. De IFIC biedt nascholing aan via de Integrated Care Academy. Dit jaar loopt er een drukke summercourse in Oxford.
  4. Samen met andere partijen doet de Foundation internationaal vergelijkend onderzoek naar ketenzorg. Dit wordt veelal betaald door de EU. Meer informatie over de IFIC vind je op hun website.

Ondergetekende is IFIC voorzitter en geeft graag extra informatie over de vacature. Je kan mij een mail sturen of bellen via 06 30074477.

Interessante tools, tips en onderzoeken op mantelzorgcongres

Gisteren (20 april) vond in Zeist het mantelzorgcongres plaats. Het thema was: Mantelzorg is goedkoop, maar niet gratis. De ruim 100 deelnemers werden getrakteerd op een keur aan goede initiatieven, apps en actuele cijfers op het gebied van mantelzorg.

Liesbeth Hoogendijk, directeur van Mezzo vereniging van mantelzorgers, opende het congres. Zij vertelde wat haar organisatie allemaal doet om mantelzorgers te ondersteunen en te versterken. Haar presentatie kan je hier downloaden.

Alice de Boer, senior onderzoeker Zorg, Emancipatie en Tijdsbesteding bij het Sociaal en Cultureel Planbureau te Den Haag was de tweede spreker. Zij kwam met een groot aantal actuele cijfers en wetenswaardigheden over de mantelzorg in Nederland. Haar presentatie vind je hier.

Daarnaast was er een voordracht van Jan Jaap Kolkman, wethouder in Deventer. Hij vertelde wat Deventer doet voor mantelzorgers in het kader van de WMO en tegen welke uitdagingen en dilemma’s de gemeente aanloopt.

Henk Kraijo vertelde aan de hand van eigen wetenschappelijk onderzoek wat de (f)actoren zijn die de volhoudtijd van mantelzorg kunnen verlengen. Zijn PowerPointpresentatie kan je hier bekijken.

Michiel van Well, senoir adviseur bij Vital Innovators hield in de middag een betoog hoe je aan de hand van de social return on investment-methode een maatschappelijke businesscase kan maken. Lees hier zijn verhaal.

Flitspresentaties

20 april vond in Zeist het mantelzorgcongres plaats. Het thema was: Mantelzorg is goedkoop, maar niet gratis. Er waren ruim 100 deelnemers op dit succesvolle congresTijdens het middagdeel waren er achttien onderzoekers, app- en gamebouwers, ervaringsdeskundigen en zorgaanbieders die in een flitspresentatie hun innovatie over het voetlicht brachten. Hun presentaties vind je hieronder:

Titiaan Zwart, Mantelaar (ouderen en medisch student)
Manna Alma, Onderzoeker PratenOverGezondheid, UMCG
Corrie Vroon, Leliezorggroep
Jacob Jongejan, Beleidsmedewerker Mantelzorghotel Leeuwarden
Cecile Scholten, Senior programmamedewerker informele zorg bij Vilans
Danielle Monté, Coördinator project jonge mantelzorgers ‘Maatje voor jou’
Alieske Dam, Promovendus Universiteit Maastricht, online sociale omgeving Inlife
André van de Kasteele, Porductmanager ZorgCloud en mHealth Solutions, KPN
Co Beukema, Mantelzorgmakelaar Amstelland
Roos Scherpenzeel, Coördinator Expertisecentrum mantelzorg Utrecht, Movisie
Michiel Wisman, Directeur Nettie.nu
Yvonne Huveneers, Hoofd Vormgeving en Opleiding Sevagram (Dementiegame)
Lieke Bos, Beleidsmedewerker Steunpunt mantelzorg Zeist
Cora Postema, Mantelzorger en trainer mantelzorger/familie
Jeroen Cornelissen, Interim & Projectmanager Selfcare4me
Anita Schimmel, voorlichting en advies partners, familie en mantelzorgers, King Arthurgroep 

Annette Stekelenburg, sprekende mantelzorger en ervaringsdeskundige en Yvonne de Jong, Toneelspeelster en expert familieparticipatie bij Vilans hadden geen PowerPointpresentatie.

Genoten

Ondergetekende sloot het congres af met een lezing over gedragseconomie en mantelzorg. Mijn PowerPointpresentatie vind je hier.
Ik heb genoten van het enthousiasme, de creatieve ideeën en de betrokkenheid van de (pitch)sprekers en de interactie met de deelnemers van het congres. Bedankt voor jullie aanwezigheid!

Overlegstructuren specialisten werken verlammend

In de meeste algemene ziekenhuizen bestaan drie organen die namens specialisten met de Raad van Bestuur (RvB) overleggen: 1. het Medisch Specialistisch Bedrijf (MSB) 2. een vereniging van specialisten in dienstverband en 3. het stafbestuur met contactpersonen vanuit alle vakgroepen. Onduidelijk is in welk orgaan onderwerpen aan bod komen als kwaliteitsbeleid, begrotingen, afstoten van oude- of verwerven van nieuwe aandachtsgebieden en het aannemen van nieuwe specialisten. Onduidelijk is ook met wie de Raad van Bestuur moet onderhandelen om tot eenheid van medisch en financieel beleid te komen.

Duidelijkheid

In enkele ziekenhuizen zoals het OLVG in Amsterdam, Amphia in Breda en Bernhoven in Uden bestaat wel duidelijkheid. In de eerste twee instellingen zijn het Medisch Specialistisch Bedrijf het enige contact voor de RvB. Zij hebben grote invloed op de genoemde beleidsonderwerpen. Zo doet het MSB in het Amphia grotendeels de werving en selectie van nieuwe specialisten. In Bernhoven, waar alle specialisten in dienstverband zijn, functioneert een gezamenlijk directiecomité gevormd uit de vroegere RvB en het stafbestuur.

Eén aanspreekpunt

Onderzoeksbureau TIAS geeft in een recent onderzoek aan dat slechts bij 10% van de ziekenhuizen sprake is van één aanspreekpunt van de medisch specialisten. In de ziekenhuizen met drie vertegenwoordigingen van specialisten (verreweg de meeste dus), wordt te veel en verkeerd overlegd. Zeker als de overlegorganen onderling van mening verschillen. Dan is er sprake van verlamming, want niemand weet wie wie vertegenwoordigt.

Calamiteit

In een recent artikel in het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde geven bestuursvoorzitters Bart van Berden en Hugo Keuzenkamp de MSB’s de schuld van alle beleidsverlamming in ziekenhuizen. Daarmee ben ik het niet eens. Het probleem is dat anno 2016 in de meeste ziekenhuizen specialisten met drie monden spreken. Te verwachten is, dat dit probleem voorlopig blijft bestaan, totdat in één van de verlamde ziekenhuizen een medische of bestuurlijke calamiteit optreedt. Dat kan bijvoorbeeld een conflict zijn tussen specialisten dat wordt uitgevochten over de rug van patiënten. Er ontstaat een bestuurlijke calamiteit, als een stille machtsstrijd tussen de drie gremia en de RvB de vakpers of massamedia bereikt. De beleidstraditie bij overheid en zorgverzekeraars is namelijk dat pas wordt ingegrepen als er maatschappelijke urgentie bestaat. Eerst moet het kalf verdrinken, daarna wordt de put pas gedempt.

Opties

Als er een medische of bestuurlijke calamiteit optreedt -ik verwacht dat dit in 2017 gaat gebeuren- komt eerst de schuldvraag aan de orde. Er rollen dan koppen. Dan komt er regelgeving die eenheid van medisch beleid in ziekenhuizen gaat afdwingen. Zo gaat dat in Nederland. Toch zijn er enkele andere mogelijkheden dan alleen dit kalf-en-putbeleid. Dat zijn:

  1. Zie eenheid van beleid als een kwaliteitsaspect. Ziekenhuizen waar dit niet tot stand komt, zouden onder verscherpt toezicht van de Inspectie voor de Gezondheidszorg moeten worden gesteld. Zorgverzekeraars zouden daarmee geen zaken moeten doen.

  2. Evalueer de drie genoemde goede ziekenhuis-voorbeelden en stimuleer MSB’s en RvB’s om te kiezen voor één van deze modellen.

  3. Verspreid kennis uit het buitenland over de relatie tussen specialisten onderling en de relatie met de directie en neem daarvan het goede over. In Engeland draaien tot volle tevredenheid tandwielcommissies (Cogwheel comittees) als een rader in de beleidsvorming van ziekenhuizen. Bij Kaiser Permanente zijn de ziekenhuizen bij Kaiser ondergebracht en de artsen bij Permanente. Zij werken uitstekend samen in een twee-eenheid. Duitsland kent medische hiërarchisering met Oberartzen. Ook dat werkt prima.

Ik hoop dat eenheid van medisch en financieel beleid zonder conflicten blijft bestaan in ziekenhuizen. Daarvoor zijn verschillende mogelijkheden beschikbaar. Kom op specialisten en bestuursvoorzitters: werk eraan!

Oncologische netwerken komen eraan. Maar hoe?

In de Verenigde Staten en in Engeland bestaan netwerken van artsen en ziekenhuizen die oncologische zorg bieden. Die bevorderen de kwaliteit van zorg en remmen de kostenontwikkeling af. Want voor een kankerpatiënt vinden diagnostiek en behandeling van een kankerpatiënt tegenwoordig zelden bij één arts en in één ziekenhuis plaats. De optimale omvang voor zo’n netwerk is drie miljoen inwoners. Dan kan één netwerk vrijwel alle oncologische zorg bieden. Voor Nederland zijn thans acht netwerken in voorbereiding. Ze heten CCN’s: Comprehensive Cancer Networks. Wetenschappelijk gezien is hun gemiddelde omvang qua inwoners te klein. Die bedraagt slechts 2,1 miljoen inwoners en geen drie miljoen. Maar er speelt nog wat anders.

Optimale omvang

De oncologie onderscheidt 24 tumorsoorten: elk met een eigen prevalentie, zorgpad voor diagnostiek en beslisbomen voor behandeling. Alleen in de eindfase, als er sprake is van gevorderde uitzaaiingen, is er sprake van een common pathway van palliatieve zorg. Omdat prevalenties zo kunnen verschillen, wisselt de optimale omvang van een CCN per tumorsoort. Voor borstkanker, dat vaker voorkomt, is een netwerk per 600.000 inwoners prima te organiseren Maar voor eierstokkanker, dat veel minder vaak voorkomt, zou Nederland moeten volstaan met slechts twee CCN’s van elk 8,5 miljoen inwoners.

CCN per tumorsoort

Als Integraal Kankercentrum Nederland (IKNL) en andere organisaties voor oncologische zorg kiezen voor CCN’s per tumorsoort, wijken ze af van de Amerikaanse en Engelse praktijk. Het is wel een spannende weg die aansluit op de beleving van patiënten en professionals. Hij sluit ook aan op een algemeen uitgangspunt van geïntegreerde zorg: organiseer samenwerking op een zo’n laag mogelijk niveau. Ik wens prof. Peter Huijgen, IKNL-voorzitter en zijn medewerkers veel wijsheid toe bij het kiezen tussen beide opties voor CCN’s. Mijn voorkeur gaat uit naar CCN’s per tumorsoort. Wat vind jij?

Aanleiding voor dit stuk is een inspirerende lezing van Peter Huijgen op een bijeenkomst die ik voorzat. Dat was op 12 april jl. bij Sanofi Genzyme in Naarden met leidinggevenden in de oncologische zorg van tal van grote ziekenhuizen .

Zwijgcontracten in de zorg: wat is er aan de hand?

Afgelopen week riep minister Schippers zwijgers op om zich te melden bij de inspectie gezondheidszorg. Er kwamen tot nu toe 21 meldingen boven tafel. Deze week gaf ik workshops en masterclasses aan diverse groepen medisch specialisten en managers. Zoals altijd waren die voor een deel gebaseerd op mijn boeken ‘Zorginnovatie volgens het Cappuccinomodel’ en ‘Het Zorgpadenboek’. Anderzijds was de actualiteit een bron voor deze bijscholing. Het lukte de bijscholers en ondergetekende niet om die zwijgcontracten goed te duiden: Waarvan zijn die een symptoom?

Kwaliteitsmanagement

Al jaren krijgen leidinggevenden in de zorg nascholing over kwaliteitsmanagement. Een bekende oneliner is: ‘een klacht is een geschenk’. Een algemeen bekend begrip is aanspreekcultuur. Er kunnen zich calamiteiten voordoen, bijvoorbeeld het overlijden van een jonge hockeyer op de Spoedeisende Hulp. Vaak is bij zo’n calamiteit het feit als zodanig niet heel prominent in de publiciteit: dit kan helaas gebeuren; zorg is mensenwerk. ‘To Err is Human’, luidt een bekende Amerikaans rapport over kwaliteitsbeleid.

Ergerlijk

Wat echt ergerlijk is, is dit: Leidinggevenden in de zorg irriteren het grote publiek als zij geen empathie tonen met het slachtoffer, in de verdediging schieten, direct de schuld afwentelen, niet voor de camera willen verschijnen of een zwijgplicht opleggen aan professionals en patiënten.

Onbegrip

Al die kennis en vaardigheden worden al jaren geoefend en onderwezen door vele docenten (waaronder ondergetekende) aan talloze zorgprofessionals. Wat ik deze week niet begreep, wat mijn bijscholers niet begrepen, is hoe het kan dat er zo veel zwijgcontracten in één week boven tafel komen. Wie het wel snapt, mag het aan mij mailen of kan hieronder zijn visie kwijt.

Intussen blijf ik wel vol enthousiasme doorgaan met nascholing; er is nog een lange weg te gaan….

Patiënt dupe van huisartsenactie ‘Het Roer Moet Om’

Huisarts Joyce schrijft incontinentie-materiaal voor aan patiënt Ineke. Zij zet op het recept de letters MN. Die staan voor Medische Noodzaak. Vroeger moest Joyce een vragenlijst invullen om die noodzaak aan te tonen. Bijvoorbeeld over de aard van de klachten en het soort incontinentie. Dankzij de huisartsenactie Het Roer Moet Om hoeft deze bureaucratie niet meer. De letters ‘MN’ volstaan.

Medische noodzaak

So far so good. Ineke gaat met haar recept naar de apotheek en spreekt daar assistente José. Die mag het incontinentiemateriaal alleen afleveren, als medische noodzaak is aangetoond aan de hand van de vragenlijst die de huisarts niet meer hoeft in te vullen. José gaat bellen met huisarts Joyce om te achterhalen wat die MN precies inhoudt. Na lang wachten in de apotheek krijgt patiënt Ineke te horen dat huisarts Joyce niet bereikbaar is. Assistente José verzoekt Ineke om vooralsnog het incontinentie-materiaal zelf te betalen. Als de huisarts de letters MN heeft toegelicht, zal de apotheek haar het geld terugbetalen.

Actie noodzakelijk

Vergelijkbare casussen kwamen breed aan de orde tijdens een overleg van vertegenwoordigers van Fries patiëntenverenigingen en cliëntenraden met inkopers van De Friesland Zorgverzekeraar donderdag 17 maart te Heerenveen. Hierbij gold bovengenoemd gedoe over incontinentiemateriaal als voorbeeld voor alle hulpmiddelen die huisartsen voorschrijven en via apothekers laten leveren. Zorgverzekeraars zelf kunnen weinig doen tegen deze NZA-regelgeving. Dat kunnen wel Zorgverzekeraars Nederland, de Landelijke Huisartsen Vereniging en de Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering van Pharmacie.