Guus Schrijvers

Welcome to Guus Schrijvers

Ambulancezorg draait goed, maar kan nog beter

Uit een landelijke onderzoek onder cliënten aan wie ambulancezorg is verleend, blijkt dat de ervaringen met deze zorg zeer positief zijn. De ambulancezorg wordt gemiddeld met een negen gewaardeerd. Desondanks zijn er toch nog enkele verbeterpunten mogelijk. Deze bevindingen staan te lezen in een verslag dat het NIVEL onlangs uitbracht.

Response

De responspercentages van de steekproef bedroegen 28% voor de planbare ambulancezorg en 36% voor de spoedeisende ambulancezorg. In absolute getallen bedroeg de steekproefomvang voor de eerste zorg 2.214 patiënten en voor de spoedeisende ambulancezorg 4.383. Grote steekproeven dus, met een redelijk response. Cliënten waren afkomstig uit alle 23 Regionale Ambulance Voorzieningen (RAV’s). Er waren geen significante verschillen in waardering tussen deze organisaties.

Verbeterpunten

Uit het onderzoek komen een aantal kleine verbeterpunten naar voren. Zo kunnen cliënten bijvoorbeeld nog beter geïnformeerd worden over een eventuele wachttijd, als er voor hen een ambulance rit is ingepland. Daarnaast kan de afronding van de zorg bij de cliënt thuis wellicht nog beter. Ambulancehulpverleners beslissen in spoedeisende situaties dikwijls zelf naar welk ziekenhuis zij de cliënt brengen. Hierover zouden zij de cliënt beter kunnen informeren en betrekken.

Wachttijd

Meer dan 550 cliënten dragen in een open vraag veranderpunten aan. Het vaakst worden het gebrek aan comfort in de ambulance, de wachttijd, de zorgzaamheid, de vriendelijkheid, de overdracht van ambulance naar zorginstelling, de communicatie en de kosten genoemd. De onderzoekers bevelen aan dat elke ambulancedienst aan de slag gaat met de verbeterpunten die ‘hun’ respondenten noemden in het onderzoek.

Meldkamer

Bij planbare zorg komen in de vragenlijst vier kwaliteitsthema’s aan bod: vervoer, bejegening, handelen en communicatie. Bij het spoedvervoer wordt het thema meldkamer toegevoegd met twee vragen over instructies en uitleg door de centralist. Wat opvalt, is de afwezigheid van het kwaliteitsthema tijdigheid van de ambulancezorg. Die is in te vullen met vragen als: Hoe lang duurde het totdat de politie-centralist van 112 opnam? Ging de doorverbinding naar de meldkamer ambulancezorg snel genoeg? Hoe lang duurde het tot de ambulance arriveerde?

Tijdigheid

Dat deze vragen ontbraken heeft te maken met het feit dat alleen vervoerde patiënten werden geënquêteerd en niet de melders van het medische incident of ongeval. Gelet op het belang van ervaren en werkelijke tijdigheid van ambulancezorg verdient dit (verder uitstekende) onderzoek aanvulling met een studie hierover.

Vragen

Door een aanvullende studie krijgt de samenleving antwoord op boeiende vragen als: verschilt de tijdigheid in dunbevolkte gebieden van die in steden? Is de tijdigheid overdag anders dan ’s avonds en ’s nachts? Verschilt de tijdigheid tussen ambulancemeldkamers die werken met het Nederlandse Triage Systeem en meldkamers die met een Amerikaanse systeem werken? Ik ben benieuwd of de kwaliteit van ambulancezorg op het thema tijdigheid ook overal gelijk en hoog scoort.

Spoedzorgcongres

Op 6 oktober komt de kwaliteit van de ambulancezorg uitgebreid aan de orde. Dat gebeurt op het jaarlijkse congres over recente ontwikkelingen in de spoedzorg. Voor de ambulancezorg betreffen deze ontwikkelingen: de relatie van de meldkamers met personenalarmering, de relatie tussen dienstauto’s van huisartsen en de ambulancewagens, het digitaal (en niet telefonisch) melden van incidenten en ongevallen en de bereikbaarheid van de RAV’s bij calamiteiten zoals de stroomuitval laatst in Amsterdam. Wil je naar dit congres? Klik dan hier. Want ook al geeft Nederland op tal van aspecten een hoog rapportcijfer aan de RAV’s, er blijft genoeg ruimte voor innovaties en ook de aanrijtijd blijft om aandacht vragen.

 

Specialisten worden zakelijker en professioneler

De vorming van Medisch Specialistische Bedrijven (MSB’s) heeft te maken met kwaliteit, macht en geld. Met deze stelling stemde een groot deel van de tachtig congresdeelnemers in op 19 mei te Ede. Dat congres ging over recente ontwikkelingen in de relaties tussen specialisten en ziekenhuisbesturen. De congresgangers waren afkomstig uit tientallen ziekenhuizen. Het gezelschap bestond uit bestuurders, specialisten, leden van Raden van Toezicht en consultants.

Goede voorbeelden

Voor tenminste zes ziekenhuizen vormde de komst van de MSB’s een impuls tot verbetering van de kwaliteit van zorg: Het Diakonessenhuis te Utrecht, Het Medisch Spectrum Twente te Enschede, Het Amphia ziekenhuis te Breda, Het Antonius ziekenhuis te Sneek, het Groene Hart ziekenhuis te Gouda en ziekenhuis Bernhoven te Uden. Deze zes toonden tijdens het congres hun goede voorbeelden.

Verder ontwikkelen

Bij de afsluiting van het congres klonken enthousiaste geluiden om bijeen te blijven komen om de eigen voorbeelden verder te ontwikkelen en van elkaar te leren. In de wandelgangen passeerden ook tal van slechte voorbeelden de revue. Daar leidde de vorming van de MSB’s tot spanningen, gekissebis, geharrewar en soms tot het plotseling vertrek van een Raad van Bestuur, zoals bij grote ziekenhuizen in Ede en Nijmegen.

DVO

Waaruit blijkt dat de genoemde zes ziekenhuizen een goed voorbeeld zijn? En waardoor loopt het bij hen zo goed? Ik ga nu in op de voorbeelden.

Centraal bij de samenwerking staat de Dienstverleningsovereenkomst (DVO) tussen MSB en ziekenhuis. Bij genoemde ziekenhuizen gaat deze natuurlijk over geld, volumen en verdeling van de inkomsten over de maatschappen die het MSB vormen. Maar dat zijn niet de enige onderwerpen in de DVO. Er staan in de overeenkomst ook afspraken over kwaliteitsborging en cultuur. Zo draagt de Raad van Bestuur eindverantwoordelijkheid voor de geleverde kwaliteit van de medisch specialistische zorg. Dat staat zwart op wit.

‘Mooi weer’-regelingen

Uit een anonieme stemming tijdens het congres bleek dat dit het geval is bij tweederde van de ziekenhuizen. Bij eenderde is dat onduidelijk of omstreden. Daar bestaan ‘mooi weer’-regelingen en is onbekend wie verantwoordelijk is bij slecht weer. Bijvoorbeeld bij een grote besmetting, of een angstcultuur op een bepaalde afdeling.

Professionaliteit

Bij afspraken over de cultuur stemde tal van congresgangers in met de de opvatting van de Engelse spreker Jim Easton, dat professionaliteit zwaarder weegt dan collegialiteit. Bij het eerste begrip staan de eigen professionele normen en kennis centraal. Bij collegialiteit is dat de onderlinge solidariteit (de hand boven het hoofd houden).

Gedragsverandering

Sprekers vanuit genoemde zes ziekenhuizen onderstreepten dat in de dagelijkse praktijk de Dienstverleningsovereenkomst zelden expliciet op de agenda staat. De komst van de MSB’s leidden tot gedragsverandering bij de specialisten: meer gericht op het maken van zakelijke afspraken over onderlinge samenwerking, het starten van kwaliteitsprojecten, onderwijs- en managementtraining en op onderlinge toetsing.

Kwaliteitsafspraken

Wat al bestond, werd zakelijker. Zo bevat de DVO van het Diakonessenhuis te Utrecht de clausule dat een maatschap die zich niet aan de kwaliteitsafspraken houdt uit het ziekenhuis wordt gezet zonder gouden handdruk. Ook staat daarin dat de RvB vijftien procent mag korten op de inkomsten van specialisten als zij zich niet houden aan de gemaakte kwaliteitsafspraak. Bij mij kwam de associatie op van het prestatie-contract dat de Nederlandse Spoorwegen sluit met de overheid. De NS wordt gekort op haar inkomsten als zij onvoldoende op tijd rijdt.

Succesfactoren

Waarom is in de genoemde zes ziekenhuizen sprake van een succesverhaal? Ik kon niet alle workshops bijwonen. Wel heb ik als organisator alle presentaties gezien en voorgesprekken met inleiders gevoerd. Met wat slagen om de arm vermoed ik dat ik de volgende factoren bijdroegen aan de successen:

  1. Gedreven leiderschap bij specialisten om de bevolking te dienen. Het gaat niet alleen om het eigen bedrijf en het eigen ziekenhuis. Het gaat vooral om de meerwaarde van de specialist voor de lokale bevolking.
  2. Een goede verstandhouding tussen de voorzitter van het MSB en de bestuursvoorzitter van het ziekenhuis. De eerstgenoemde neemt in de goede voorbeelden de rol over van de medisch directeur die in het verleden deel uitmaakte van het ziekenhuisbestuur.
  3. De specialisten van het ziekenhuis spreken met één mond. Vaak is een aanzienlijke minderheid van de artsen in loondienst van het ziekenhuis en de rest vrijgevestigd. Die dienstverbanders moeten ook invloed hebben op het kwaliteitsbeleid en wat daarover in de DVO wordt afgesproken. Zo kennen de goede voorbeelden een gremium van beide soorten specialisten (een stafbestuur of een federatiebestuur) dat overlegt met het ziekenhuisbestuur.
  4. Respect bij specialisten voor de positie van de overige medewerkers van het ziekenhuis. Het kan niet zo zijn dat bezuinigingen nauwelijks het MSB raken en vooral bij ziekenhuismedewerkers terecht komen.
  5. Goede inhoudelijke, strategische discussies en reflectie over bijvoorbeeld de portfolio van het ziekenhuis, de digitalisering, subsitutie, spreiding en concentratie, shared decision making en de positie van patiënten. Een of twee keer per jaar een heidag is meer regel dan uitzondering.
Presentaties

Een enthousiaste groep ziekenhuisbestuurders en specialisten sloot het congres af. Dat stond onder leiding van oud-hoofdinspecteur curatieve zorg en arts Wim Schellekens en van ondergetekende. In een ander bericht op deze website vind je alle sprekers met hun PowerPoint-presentaties.

Nieuwe financieringsvorm samenwerking eerste lijn

De vereniging van organisaties in de eerstelijnszorg, Ineen, heeft in overleg met de Landelijke Huisartsen Vereniging (LHV), Zorgverzekeraars Nederland en VWS een nieuwe betaalwijze voor samenwerking in de eerste lijn ontwikkeld. Deze nieuwe betaalwijze (ook wel kwadrantfinanciering genoemd) moet leiden tot versterking van de samenwerking en daardoor tot betere eerstelijnszorg.

Betere zorg

Binnen de eerste lijn bestaan tegenwoordig tal van instellingen met een eigen bestuur: eerstelijnsdiagnostische centra, gezondheidscentra, stichtingen of verenigingen van diverse gezondheidscentra, huisartsenposten, zorggroepen gericht op mensen met bijvoorbeeld diabetes en regionale ondersteuningsstructuren, bekend onder de naam ROS. Nagenoeg al deze instellingen zijn lid van één koepel: Ineen. Deze werkte nauw samen met de LHV, Zorgverzekeraars Nederland en VWS om te komen tot een nieuwe betaalwijze voor samenwerking in de eerste lijn. Die moet leiden tot versterking van de samenwerking en daardoor tot betere zorg voor bijvoorbeeld mensen met multimorbiditeit of voor mensen met naast gezondheidsproblemen ook sociale problemen.

Overleg

De nieuwe betaalwijze moet ingaan op 1 januari 2018. Op 10 april nam een grote meerderheid van de Ineen-leden het voorstel aan. Gerenommeerd organisatie-adviseur Edwin Velzel bereidde het voor. In de komende maanden vindt verder overleg plaats tussen Ineen, VWS en de NZA. Wat houdt het voorstel in, dat inmiddels in het veld bekend staat onder de term Kwadrantfinanciering?

Vier kwadranten

In de eerste lijn bestaat monodisciplinaire samenwerking tussen vijf tot tien huisartsen binnen een wijk en tussen soms honderd huisartsen op regioniveau, bijvoorbeeld binnen zorggroepen gericht op mensen met chronische aandoeningen. Daarnaast vindt multidisciplinaire samenwerking plaats op wijkniveau, bijvoorbeeld binnen gezondheidscentra tussen huisartsen, fysiotherapeuten en apothekers. Op regionaal niveau krijgt deze meer en meer gestalte in stichtingen die tal van gezondheidscentra beheren, zoals in Almere, Zoetermeer, Amsterdam Zuid-Oosten Venlo. Schematisch voorgesteld: er bestaan thans vier vormen van samenwerking : op wijkniveau + monodisciplinair (kwadrant 1), op wijkniveau + multidisciplinair (kwadrant 2), op regioniveau + monodisciplinair (kwadrant 3) en op regioniveau + multidisciplinair (kwadrant 4).

Kwadrant 4

Voor kwadranten één tot en met drie verandert er weinig. Voor de multidisciplinaire samenwerking op regioniveau (kwadrant 4) komt – zo is het voorstel – populatiegebonden bekostiging per verzekerde. Wat eronder valt kan per regio verschillen. Velzel noemt als voorbeelden: a) ondersteuning ketenzorg en overig kwaliteitsmanagement b) innovatie c) gemandateerde afspraken met andere stakeholders d) geïntegreerd ict-beheer en e) populatiemanagement. De rechtspersoon voor kwadrant 4 kan samenvallen met die van kwadrant 3, waar de huisartsenposten, de eerstelijnsdiagnostische centra en de zorggroepen onder vallen. Maar dat hoeft niet: dat is aan de regio.

Enthousiasme en aarzeling

In april overlegde ondergetekende in drie verschillende regio’s over deze kwadrantfinanciering en de gevolgen ervan. Ik kwam zowel enthousiasme als aarzeling tegen. Het enthousiasme betreft de stimulans die ervan uitgaat voor kwadrant 4 voor verbreding van de ketenzorg en de zorg aan kwetsbare ouderen. Ook wordt gehoopt op nog betere ondersteuning van digitalisering en zorginnovaties. De aarzeling betrof de rol van de wijkverpleegkundige in de eerste lijn: gaan zij werken binnen gezondheidscentra? Verder aarzelden mijn gesprekpartners vanwege het fusie-spook en alle gedoe daaromheen tussen huisartsenposten, zorggroepen en stichtingen die gezondheidscentra runnen. Ik hoop maar dat alle bestuurders (veelal huisartsen) hun patiënten centraal stellen en niet hun eigen positie.

Voldoende aanbod

Ten slotte blijft er bij mij één aarzeling over: zijn er genoeg huisartsen en wijkverpleegkundigen beschikbaar om al die patiënten die langer thuis blijven wonen als gevolg van kwadrant-4-beleid te behandelen en te begeleiden?

De financiering op regioniveau maakt de samenwerking met het sociale domein eenvoudiger. Deze relatie komt uitgebreid aan de orde op het congres over samenwerking eerste lijn en wijk- en jeugdteams op 29 september. Meer informatie hierover? Kik dan hier.

 

‘Ik neem met goed gevoel afscheid van de International Foundation for Integrated Care’

Dinsdag 10 mei 2017 is ondergetekende gestopt als voorzitter van de International Foundation for Integrated Care (IFIC). Mijn opvolger heet Albert Alonso. Hij is arts en directeur zorginnovatie van het Academisch Ziekenhuis van Barcelona. Hij was reeds vice-voorzitter. Mijn opvolger vanuit Nederland is Mirella Minkman. Zij wordt de nieuwe vice-voorzitter. Minkman is directeur Innovatie en onderzoek van Vilans en bijzonder hoogleraar governance van de langdurende integrale zorg.

International Journal integrated Care

Hoe kwam de IFIC tot stand? Van 1987 -1997 nam ik deel aan de Faculteitsraad van de Medische Faculteit Utrecht. In vergaderingen zat ik altijd naast de bibliothecaris van die faculteit. Ik liet haar mijn ongenoegen blijken dat wetenschappelijke tijdschriften zo slecht multidisciplinaire artikelen over ketenzorg accepteerden. De ene keer waren ze niet economische genoeg. De andere redacties vonden ze weer te weinig medisch of sociaalwetenschappelijk van aard. De bibliothecaris vond dat uitgeverijen te langzaam overstapten op elektronische tijdschriften. Wij beiden broedden toen een plan uit om een elektronisch tijdschrift uit te geven. Dat werd in 1999 het nog steeds bestaande tijdschrift International Journal of Integrated Care (IJIC). Ik was tot 2011 de hoofdredacteur. De Utrechtse bibliotheek steunde het tijdschrift tot 2013, toen het financieel sterk genoeg was om op eigen benen te staan. Thans is het tijdschrift het vlaggeschip van IFIC. Het heeft duizenden lezers. Het heeft een hoge wetenschappelijke status ofwel in vakjargon een hoge impactfactor.

Congressen

In 1999 kwamen voor het eerst 25 hoogleraren en beleidsmakers bijeen om de integrated care in hun landen te vergelijken. Dat was in Almere met een nog steeds bloeiende en sterke eerste lijn. Het idee kwam op om jaarlijks een congres te organiseren met de lezers van het tijdschrift. Er zou dan een virtual community kunnen ontstaan van pleitbezorgers van ketenzorg. Die konden elkaar dan informeren over de wetenschappelijke vooruitgang daarmee in hun gebied. Vanaf 2000 vonden ieder jaar congressen plaats. De laatste keer was begin mei dit jaar in Dublin. Dat congres trok 1.150 deelnemers, waarvan 400 een lezing gaven. Voor het eerst sinds jaren vindt in 2018 het congres weer plaats in Nederland.

Afscheid

Vanaf 1999 tot en met 2011 droeg het Julius Centrum (via ondergetekende) de financiële en inhoudelijke verantwoordelijkheid voor de congressen. In 2011 stapten mijn opvolger als hoofdredacteur, dr. Nick Goodwin en ik naar een notaris om de stichting International Foundation of Integrated Care op te richten. Nick werd IFIC-directeur en ik voorzitter. De afgelopen jaren hebben we gesleuteld aan de interne governance van de stichting, het tijdschrift, de subsidieverwerving en het onderwijsaanbod. Alle activiteiten floreren. Ik kreeg het gevoel dat ik weg kon. Een uitstekende opvolger, Mirella Minkman, stelde zich beschikbaar. Ondergetekende (67 jaar) hoopt in de komende jaren nog wel een boek te schrijven over de relatie patiëntenparticipatie en geïntegreerde, persoonsgerichte zorg. Mijn afscheid in Dublin was overweldigend: als cadeau ontving ik een leuke cartoon en op het congres merkte ik dat de geïntegreerde zorg bloeit als nooit tevoren.

Incompany trainingen en interne studiedagen

Onderwerpen als Kwaliteit en Financiën, Geïntegreerd Zorgmanagment, Spoedzorg, E-health, en Jeugd en Gezin lenen zich bij uitstek voor een incompany training of studiedag. De afgelopen 15 jaar heb ik vele congressen en masterclasses over deze onderwerpen en andere actuele vraagstukken in de Public Health georganiseerd.

Incompany trainingen

Door een gedegen inventarisatie van de doelen en mogelijke knelpunten, kunnen wij de inhoud van een incompany training optimaal afstemmen op de specifieke wensen van u en uw medewerkers. Dit geeft een maximaal rendement. Daarnaast zorgen we voor een goede borging van de opgedane kennis binnen uw organisatie.
De trainingen worden verzorgd door gerenommeerde sprekers, die hun sporen ruimschoots verdiend hebben in en buiten de zorg. In goed overleg passen we de duur en inzet aan op uw wensen: van één dag tot een intensief, meerdaags traject. Uw voorgangers beoordeelden de trainingen met gemiddeld ruim een acht.

Interne studiedagen

Naast incompany trainingen organiseren wij interne studiedagen voor uw professionals, of brengen hierover een gedegen advies uit. Deze advisering kan onder andere bestaan uit:

  • Het bepalen van het doel de studiedag ende te behandelen onderwerpen
  • De uit te nodigen sprekers
  • De te kiezen werkvormen (workshops of alleen plenair?)
  • De informatiebronnen (wetenschappelijke publicaties? Nota’s van beleidsinstanties? Of vooral eigen ervaringen van de deelnemers?).

De ervaringen met onze interne studiedagen zijn zeer positief. Door goede voorbereiding van twee kanten gaat het onderwijsrendement aanzienlijk omhoog en is er sprake van cocreatie. Wij kunnen de inhoud verzorgen en de organisatie bij u laten, maar ook de gehele uitvoering voor onze rekening nemen.

Onderwerpen

Alle thema’s die als open congressen van de Guus Schrijvers Academie aan bod komen, zijn ook geschikt om als incompany training of als interne studiedag te organiseren. Onderwerpen waar wij het afgelopen jaar of het komend jaar open congressen over organiseren zijn:

  • Chronische Zorg
  • Persoonsgebonden budgetten
  • Samenwerking tussen eerste lijn en wijkteams
  • E-health
  • Mantelzorg
  • Spoedzorg
  • Relatie tussen medisch specialisten en ziekenhuisbestuur
  • Gezondheidsrecht.

Maar er is ook ruime ervaringen in onderwerpen als jeugd en gezin, geboortezorg, gezonde scholen, innovaties, zelfmanagement, e.d. Onze opdrachtgevers zijn gemeenten, zorgverzekeraars, zorgaanbieders, samenwerkingsverbanden, overheidsorganisaties en het bedrijfsleven.

Meer informatie

Wilt u een eigen studiedag of incompany training over een actueel onderwerp in de gezondheidszorg organiseren voor minimaal 12 personen? Dan stellen wij graag samen met u een programma samen, dat geheel afgestemd is op uw wensen en specifieke situatie. Voor meer informatie kunt u contact opnemen met mij: telefoon: 06 -3007 4477 of mail@guusschrijvers.nl.  De reguliere congressen die we organiseren vindt u hier.

Verslag congres Samenwerking MSB en Ziekenhuisbestuur

19 mei 2017 vond in Ede een congres plaats over de relatie tussen medisch specialisten en ziekenhuisbestuurders. (Inter)nationale sprekers, workshops en flitspresentaties met goede voorbeelden en een betrokken zaal zorgden voor een goede sfeer en een inspirerend congres. Twee vragen stonden centraal: hoe kan de onderlinge relatie tussen specialisten en ziekenhuis zodanig worden ingericht dat continue verbetering van de patiëntenzorg erdoor wordt gestimuleerd? En hoe kunnen we zo goed mogelijk tegemoet komen aan de gelegitimeerde belangen van specialist en ziekenhuis? Het congres werd voorbereid door Wim Schellekens en ondergetekende. De organisatie was in handen van de Guus Schrijvers Academie.

Ochtendprogramma

Het congres werd geopend door Wim Schellekens (arts en oud-hoofdinspecteur curatieve zorg van de IGZ) die de relatie tussen ziekenhuisbestuurders en medisch specialisten in historisch perspectief plaatste. Zijn presentatie kun je hier downloaden.

Daarna was het woord aan Jim Easton (National director for Improvement and Efficiency at the Department of Health of the United Kingdom). Tijdens zijn informatieve betoog gaf hij onder andere een een swot-analyse van de relatie tussen medisch specialisten en ziekenhuisbestuurders in Engelse NHS-ziekenhuizen. Zijn presentatie vind je hier.

Het plenaire ochtendgedeelte werd vervolgd door Steven Thijsen (oprichter en voorzitter MSB-Domstad) en John Taks (Voorzitter Raad van Bestuur Diakonessenhuis. Hun presentaties gingen over het tot stand komen van MSB-Domstad, de samenwerking tussen het MSBD en de Raad van Bestuur van het Diakonessenhuis en hun toekomstvisie daarop. De presentatie van Steven Thijsen kan je hier downloaden. Die van John Taks vind je hier.

De ochtend werd afgesloten door Erik Jan Mulder (voorzitter Coöperatie Heelkunde Friesland) over de regionale maatschap aldaar. Bekijk deze presentatie hier.

Middagprogramma

Het middagprogramma bestond uit twee sessies met workshops:

Workshop 1: Esther de Vrij (directeur/bestuurder Zorgbelang Frieslân en voorzitter van Zorgbelang Nederland). Moeten patiëntvertegenwoordigers invloed kunnen krijgen op besluiten van ziekenhuizen en medisch specialistische bedrijven?

Workshop 2: Nico Haenen (medisch Leider RVE Cardiologie van het Bernhoven ziekenhuis) en Derek-ian Blok (manager Medisch Advies Kwaliteit en Innovatie VGZ). Hoe kunnen medisch specialisten in loondienst invloed uitoefenen op beleidszaken?

Workshop 3: Hein Abeln (oud-topman van Twijnstra en Gudde). De coöperaties als aantrekkelijke rechtsvorm voor samenwerking tussen ziekenhuis en specialist.

Workshop 4: Flitspresentaties waarin goede voorbeelden rond de relatie tussen specialist en ziekenhuis aan de orde komen:
Flitspresentatie Bas Rikken (voorzitter Raad van Advies van het MSB te Gouda en Peer Poelmann (voorzitter van het MSB Gouda).
Flitspresentatie Henk Handlogten (organisatiekundige en auteur van het boek Reshape the Cure).
Flitspresentatie Ward Bijlsma (programmamanager Kwaliteit en Klantnavigatie bij Menzis).

Workshop 5: Bas Leerink (bestuursvoorzitter van het Medisch Spectrum Twente) en Ronald Trof (voorzitter van de Medische Staf van het Medisch Spectrum Twente). De wijsheid komt uit het oosten: ervaringen van de msb’s en de raad van bestuur van het Medisch Spectrum Twente.

Workshop 6: Wim Schellekens (oud-hoofdinspecteur curatieve zorg van de IGZ). Wat betekent de nieuwe governancecode voor besturen van medisch specialistische bedrijven en ziekenhuizen?

Workshop 7: Guus Schrijvers (econoom en oud-hoogleraar Public Health bij het Julius Centrum van het UMC Utrecht). Leiding geven aan zorgprofessionals: wat zegt de literatuur hierover?

Workshop 8: Ernst Hoette (vice-voorzitter van raad van bestuur van het Amphia Ziekenhuis) en Remco Djamin (voorzitter msb van het Amphia Ziekenhuis). Het Amphia model: een verregaande vorm van integratie tussen raad van bestuur en msb bestuur.

Het congres werd afgesloten met een discussie onder leiding van ondergetekende en mede-organisator Wim Schellekens. Deelnemers bespraken de vraag wat de belangrijkste leerpunten van het congres waren en hoe ze de nieuw verworven kennis en inzichten denken te gaan toepassen.

Voor dit congres heeft ondergetekende een overzicht gemaakt met artikelen en boeken met goede voorbeelden van leiderschap en verandermanagement. Dit overzicht vind je hier. Het congresonderwerp leent zich ook goed voor een interne studiedag of incompany training. Mocht je daar interesse in hebben, neem dan contact met mij op: telefoon: 06 -3007 4477 of mail@guusschrijvers.nl.

Hieronder een korte foto-impressie van het congres:

 

 

18e Nationale Spoedzorgcongres 6 oktober 2017

Het 18e Nationale Spoedzorgcongres vindt op 6 oktober 2017 plaats in Galgenwaard Utrecht. Een aantal vragen staat centraal: hoe stemmen we de acute zorg beter op elkaar af? Wat doen we aan preventie? Hoe kunnen we het beste inspelen op grote calamiteiten? En wat kunnen we doen aan de stijgende werkdruk?
Het congres bestaat uit korte voordrachten, workshops en flitspresentaties met veel gelegenheid om te participeren en vragen te stellen.

Kansen en bedreigingen

De spoedzorg in Nederland wordt grotendeels verzorgd door ambulancediensten, huisartsenzorg overdag, huisartsenposten buiten kantooruren, Spoedeisende Hulpafdelingen (SEH’s), crisisdiensten en traumacentra. De komende jaren krijgt de sector te maken met een aantal belangrijke ontwikkelingen:

  • Toename van het aantal kwetsbare ouderen op de SEH;
  • Het nieuwe kwaliteitskader van het Zorginstituut;
  • Minder cliënten voor de crisisdiensten GGz;
  • De toegankelijkheid van SEH’s en HAP’s staat in steeds meer regio’s onder druk en de werkdruk neemt toe;
  • Er komt meer aandacht voor preventie, zoals valpreventie en het tegengaan van alcohol gerelateerde spoedincidenten;
  • De traumazorg in het leger kan als voorbeeld fungeren voor die in de burgermaatschappij.
6 oktober 2017 vindt in Utrecht het 18e nationale Spoedzorgcongres plaats. Op het congres staan een aantal actuele vraagstukken in de acute zorg centraal.Programma

In het ochtendprogramma komen onderwerpen aan bod als de organisatie van spoedzorg bij een epidemie, de traumazorg in het leger, het nieuwe Kwaliteitskader en ontwikkelingen in de acute huisartsenzorg.

In het middagprogramma kunnen deelnemers kiezen uit een groot aantal workshops. De onderwerpen zijn divers: van het integreren van huisarstenposten met SEH’s tot preventie van alcoholmisbruik en het organiseren van de CVA-zorg.

Voor wie?

Het congres is bedoeld voor mensen die zich bezig houden met niet-uitstelbare huisartsenzorg, preventie, EHBO, reanimeren en andere vormen van zelfmanagement, ambulance meldkamers en regionale ambulance voorzieningen, spoedeisende hulpafdelingen, spoed-OK’s en IC-afdelingen van ziekenhuizen; crisisdiensten geestelijke gezondheidszorg, spoedopname-afdelingen van verpleeghuizen en spoedposten als mengvorm van huisartsenposten en SEH’s.

6 oktober 2017 vindt in Utrecht het 18e nationale Spoedzorgcongres plaats. Op het congres staan een aantal actuele vraagstukken in de acute zorg centraal.Flitspresentaties

Er is nog ruimte voor enkele flitspresentatoren die kort en bondig iets vertellen over een zorginnovatie op spoedzorggebied, of over een nieuwe app, nieuwe software, recent onderzoek of cursus voor de acute zorg. Wil jij graag flitspresentator zijn op dit congres? Stuur dan (voor 15 juli) een mail met daarin kort omschreven wat het onderwerp en doel van je presentatie is naar: mail@guusschrijvers.nl.

Informatie en inschrijving

Meer informatie over het congres en het volledige programma vind je hier. De congresfolder kan je hier bekijken. De prijs bedraagt 325 euro (btw-vrij).

Waarom is top ziekenhuis Ede afgetreden?

Op maandag 10 april trad de Raad van Bestuur en een deel van de Raad van Toezicht van het Gelderse Vallei Ziekenhuis te Ede af. Zij deden dat vanwege een conflict met het Medisch Specialistisch Bedrijf van dat ziekenhuis. Dat is een ziekenhuisbrede maatschap van alle 110 vrijgevestigde specialisten. Daarbuiten werken er zo’n vijftig specialisten in loondienst. Ondanks tal van persberichten blijft het gissen waarover het conflict ging. Ik doe ook een poging.

(In)competentie

Een competent duo trad op als RvB. Voorzitter Dik van Starkenburg en bestuurslid Nicolet Zeller hebben een uitstekende staat van dienst binnen en buiten het ziekenhuis. Als er incompetentie in het spel zou zijn, dan was de Raad van Toezicht gewoon aangebleven. Ik acht het evenmin waarschijnlijk dat het duo niet meer mee kon in de bestuurlijke vernieuwing, zoals in persberichten staat vermeld. Beiden zijn meegegroeid met de veranderde verhoudingen tussen ziekenhuis en specialisten. Wat ook vreemd is, is dat het duo met onmiddellijke ingang is gestopt: Wie als RvB bestuurlijke vernieuwing niet wil meemaken, vertrekt geleidelijk: al dan niet met een gouden handdruk.

Kwaliteitsbeleid

Het Gelderse Vallei ziekenhuis scoort best goed op de kwaliteit van zorg ranglijstjes. In 2016 was zij bijvoorbeeld nummer 38 (een middenpositie), in de ranglijst van het Algemeen Dagblad. Er bestaat een uitstekend samenwerkingsverband voor oncologie met het Rijnstate in Arnhem en het Slingeland ziekenhuis te Deventer. De ambitie voor het kwaliteitsbeleid ligt hoog in Ede. Er ging aan het aftreden van de RvB geen ernstig incident vooraf, zoals een verzwegen ziekenhuisepidemie in Rotterdam of een vermijdbaar sterfgeval op de Spoedeisende Hulp in ‘t Gooi.

Verschillende organen

Toch houd ik de optie open dat het conflict ook over kwaliteitsbeleid ging. In vele ziekenhuizen hebben specialisten tegenwoordig drie organen om invloed uit te oefenen op de RvB: Via het MSB bestuur ,via de vereniging of het platform van specialisten-in-dienstverband en via het stafbestuur. Voor een RVB is het lastig manoeuvreren als deze drie organen elkaar tegenspreken. Zij riskeert haar eigen aftreden als zij expliciet kiest voor een van de drie organen.

Eindverantwoordelijkheid

Mijn tweede punt betreft de eindverantwoordelijkheid voor het medische beleid. Stel er treedt zo’n ernstig medisch incident op, zoals hierboven omschreven. Wie komt er dan bij de tuchtrechter en bij de massamedia om verantwoording af te leggen? De RvB? Of het bestuur van het medisch Specialistisch Bedrijf?

Tekst en uitleg

Ik vermoed dat deze twee punten meespeelden in het conflict, omdat beide vragen bij vele ziekenhuizen spelen. Ik heb geen inside information uit het ziekenhuis zelf. Het zou de eveneens competente nieuwe interim-bestuurders Wander Blaauw en Arthur van Zanten sieren als zij tekst en uitleg geven over beide punten.

financiële druk

Sinds enkele jaren draaien ziekenhuizen minder verpleegdagen, minder opnamen en minder polikliniek bezoeken. Daardoor staan tal van ziekenhuizen onder financiële druk. Ziekenhuizen en medisch specialistische bedrijven worden uit dezelfde financiële bronnen betaald: via de DOT van de Zorgverzekeringswet. Daardoor ontstaat er risico op concurrentie tussen beide ziekenhuisorganen. In economische termen heet dat het probleem van de afwenteling: bij minder beschikbare middelen probeert het MSB haar probleem af te wentelen op het ziekenhuis. Of het gebeurt andersom.

Langetermijnafspraken

Sommige RvB’s proberen een conflict met de MSB te vermijden, door langetermijnafspraken te maken met zorgverzekeraars. Daarbij levert het ziekenhuis in, maar behouden specialisten hun omzet. Dit zet kwaad bloed in de ziekenhuisorganisatie. Een RvB die solidair is met haar eigen personeel kan dan niet veel anders doen dan aftreden. Of financiële belangen op deze wijze meespeelden in Ede weet ik niet. Als er over enkele maanden een bezuinigingsprogramma wordt afgekondigd waarbij specialisten worden gespaard, dan was dat het geval. De tijd zal het leren.

Congres

Op 19 mei organiseer ik samen met voormalig hoofdinspecteur IGZ Wim Schellekens een congres over de relatie medisch specialistisch bedrijf en ziekenhuisbestuur. Twee vragen staan centraal: hoe kan de onderlinge relatie tussen specialisten en ziekenhuis zodanig worden ingericht dat continue verbetering van de patiëntenzorg erdoor wordt gestimuleerd? En hoe kunnen we zo goed mogelijk tegemoet komen aan de gelegitimeerde belangen van specialist en ziekenhuis? Het congres vindt plaats in Congrescentrum de ReeHorst te Ede. Meer informatie? Bekijk dan de uitgebreide congresbrochure op de informatiepagina.

Dit bericht is in iets gewijzigde vorm ook verschenen als column in Zorgvisie.

Zorgverzekeraar is partner van sociaal domein op drie dossiers

Zorgverzekeraars hebben direct invloed op het functioneren van het sociaal domein via bekostiging van wijkverpleegkundigen, het verblijf in de eerste lijn en via geriatrische revalidatie. Indirect hebben zij invloed als eigenaar van zorgkantoren die de Wet Langdurige Zorg uitvoeren. Hieronder schets ik drie actuele ontwikkelingen waarbij zorgverzekeraars en sociaal domein als partners zouden kunnen gaan samenwerken de komende tijd.

Over deze partnerrol spreekt de voorzitter van Zorgverzekeraars Nederland op 29 september 2017. Hij heet André Rouvoet. In een vorig leven was hij minister voor Jeugd en Gezin namens de ChristenUnie. Hij opent met zijn voordracht het congres Samenwerking wijk- en jeugdteams met eerstelijn. Hieronder volgen enkele feitelijke ontwikkelingen in de drie eerder genoemde dossiers. Ik ben benieuwd hoe Rouvoet en de congresgangers op 29 september hierover denken.

Rol wijkverpleegkundige

De Zorgverzekeringswet betaalt wijkverpleegkundigen. Die zijn bedoeld als verbinding tussen eerste lijn en sociaal team. Het beste is als zij vanuit hetzelfde gebouw werken als de huisartsen en sociaal werkers van het sociale team. Dan zijn de lijnen het kortste. Dan schuift de wijkverpleegkundige gemakkelijke aan bij het huisartsenteam én bij het sociale team.

Andere werkelijkheid

In de praktijk bestaat deze ideale situatie zelden. Veelal hebben huisartsen te maken met tal van verschillende wijkverpleegkundigen, die bij diverse thuiszorgorganisaties werken. Die thuiszorgorganisaties krijgen vaak hun opdrachten rechtstreeks uit ziekenhuizen vanwege post-ontslagzorg. Huisartsen en praktijkondersteuners komen er dan pas later bij. Verder zouden wijkverpleegkundigen taken van huisartsen kunnen overnemen, zoals huisbezoek van mensen met een ernstige chronische aandoening. Ook dat komt nog weinig voor. Wat is het oordeel van sociaal teams, huisartsen en zorgverzekeraars over taken en positie van wijkverpleegkundigen op de lange termijn?

Eerstelijnsverblijf

Het tweede dossier betreft het Eerstelijnsverblijf (ELV), waar mensen tijdelijk kunnen herstellen na een ziekenhuisopname. Dat gaat op kosten van de Zorgverzekeringswet. Er is steeds meer behoefte aan dergelijke opvang. Ook komt het geregeld voor dat het thuis, tijdelijk, niet meer gaat. Van oudsher hebben zorgorganisaties veel ervaring met kortdurende opnames, logeeropnames of spoedopnames. Termen die je in dit kader ook wel tegenkomt zijn: zorghotel, wijkziekenboeg, respijtzorg en mantelzorghotel.

Vangnet

Door tijdelijke ELV-opvang kunnen mensen uiteindelijk langer thuis wonen. Want de zekerheid dat bij plotselinge verergering van de aandoening EWLV als vangnet fungeert, motiveert mantelzorgers om langer te blijven zorgen. De ELV’s voorzien in een grote behoefte. Hun omvang neemt toe. Nu er meer geld is voor langdurige zorg, moet dat dan naar ELV’s en naar wijkverpleegkundigen? Of moeten dat geld naar verpleeghuizen waar nogal eens mensen terecht komen omdat die tijdelijke opvang tekort schiet of omdat er te weinig wijkverpleegkundigen zijn?

Geriatrische revalidatie

Het derde dossier heet deftig: geriatrische revalidatie. Deze wordt betaald uit een van de duurste ziekenhuis-DBC’s: de Zorgverzekeringswet. Veelal gaat het om mensen die zes tot negen maanden revalideren na een beroerte. Van die maanden verblijven zij meestal de eerste dagen in een ziekenhuis, dan enige weken fulltime in een revalidatiecentrum of verpleeghuis. Daarna volgt een langere periode van dagbehandeling en geleidelijke overgang naar eerste lijn en sociaal team.

Continuïteit

Tegenwoordig ligt het accent bij geriatrische revalidatie op zo vroeg mogelijk naar huis. Soms is de overgang rechtstreeks van het ziekenhuis naar eerste lijn en sociaal domein. Sinds jaar en dag neemt de ligduur van CVA-patiënten in revalidatiecentra af. Hulde hiervoor. Maar schiet de continuïteit van zorg dan niet te kort? Bestaat er een overdracht van fysiotherapeuten in het ziekenhuis, naar revalidatiecentrum en eerste lijn? Wat is de toekomst van geriatrische revalidatie volgens zorgverzekeraars, revalidatiecentra, sociaal domein en eerste lijn?

Congres

Op het congres Samenwerking wijk- en jeugdteams met eerstelijn komen deze drie dossiers aan de orde. Rouvoet spreekt erover. In workshops komen goede voorbeelden naar voren van wijkverpleegkundigen in Lelystad, Leeuwarden en Rotterdam. Zij werken tegelijk in de eerste lijn én in het sociale domein. Wil jij kennis hierover opdoen op 29 september? Wil jij je eigen ervaringen inbrengen en je eigen oordelen toetsen aan die van collega’s, sprekers en onderzoekers? Lees dan  hier de congresbrochure en schrijf je in.

Groot aantal Nederlanders wil online afspraak maken met huisarts

Online een afspraak maken met de huisarts kan makkelijk zijn voor patiënten, draagt bij aan een betere toegankelijkheid van de zorg en kan de praktijkassistente ontlasten, omdat er minder telefoontjes zijn. Deze conclusie trekken onderzoekers van het NIVEL en van NIctiz in het blad Huisarts en Wetenschap.

Groeiende behoefte

De mogelijkheid om online een afspraak te maken is in de afgelopen jaren toegenomen. In 2013 kon bij 14% van de huisartsen via internet een afspraak worden gemaakt. Dat was in 2016 37%. In 2016 gaf 6% van de patiënten aan hiervan gebruik te hebben gemaakt, tegenover 2% in 2013. De groep potentiële gebruikers nam in de periode 2013 -2016 ook toe. In 2013 wilde een derde van de Nederlandse patiënten de optie om online een afspraak te maken. In de periode 2016 steeg dit aantal naar bijna de helft (45%) van de bevolking.

Onbekendheid

Patiënten die wel eens een online afspraak hebben gemaakt, vinden dat het tijd bespaart en dat het prettig is, omdat ze kunnen kiezen voor een tijdstip dat hun goed uitkomt. Belangrijke redenen om niet via internet een afspraak te maken zijn dat mensen niet gewend zijn om te bellen, of zich er niet in verdiept hebben en dat ze weinig bij een zorgverlener komen. Ook zegt 92% van de patiënten dat zorgverleners hun nooit hebben gewezen op de mogelijkheid om online een afspraak te maken.

Instroommanagement

Tot zover de genoemde onderzoekers van het Nivel en Nictiz, die hun uitkomsten baseren op de vier e-health monitoren over de jaren 2013 tot en met 2016. Ik voeg als mogelijke verklaring toe voor de geringe bekendheid en het gebruik: de vrees bij huisartsen voor een aanzuigende werking en bijkomende (nog) hogere werkdruk door de betere toegankelijkheid. Zij verliezen dan de regie over het instroommanagement van hun praktijk. De trend is nu juist om strenger aan de telefoon te selecteren wie van de patiënten wel en niet met spoed in het spreekuur terecht kan. Of wie helemaal niet daarvoor in aanmerking komt en kan volstaan met een zelfzorgadvies van de assistente bij huisartsenposten.

Weinig kennis

Verder ontbreekt bij menige huisartsengroep kennis over software-applicaties voor online afspraken. Tenslotte zijn de aanvangsinvesteringen hoog -ik schat zo’n 30 duizend euro- voor de aanschaf van betere hardware, software en bijscholing van huisartsen en assistenten. Wat ik niet uit mijn eigen ervaring kan beoordelen is hoe groot de vrees bij assistenten is dat zij een deel van hun werk verliezen. Deze vrees zou ook de invoering van online afspraken kunnen afremmen. Al met al is er dus nog genoeg werk te verzetten in de gemiddelde huisartsenpraktijk op dit punt.

E-health Congres

Het online afspraken maken met huisartsen is één van de onderwerpen dat aan bod komt op het zevende E-health Congres, dat plaatsvindt op 10 november te Utrecht. Voor dit congres ben ik op zoek naar een spreker uit een huisartsenpraktijk waar online afspraken maken regelmatig voorkomt en goed geïmplementeerd is en waar bekendheid is gegeven aan de beschikbaarheid daarvan. Is dat bij jou het geval? Stuur je mij dan een mail?

Toepassingen

Naast dit onderwerpen passeren vele e-health toepassingen de revue op dit congres. Niet alleen bij huisartsen maar ook in de geestelijke gezondheidszorg, bij medisch specialisten en in de langdurige zorg. De toepassingen die aan bod komen zijn legio: ondersteunende software bij het stellen van een diagnose, het werken met scherm-tot-schermcontacten, het communiceren van professionals via beveiligde WhatsAppjes en vergelijkbare applicaties etc.. Softwarebedrijven die hun e-health applicaties willen toelichten zijn welkom als standhouders op het congres. Voor meer informatie hierover kun je een mail sturen naar: secretariaat@guusschrijvers.nl.