Guus Schrijvers

Welcome to Guus Schrijvers

Congres Geestelijke Gezondheid 26 en 27 mei

26 en 27 mei is er in Brussel een congres waarin vooruitgeblikt wordt naar de geestelijke gezondheid: hoe zal de samenleving er in 2026 uitzien? Wat zal er nodig zijn om ons dan psychisch weerbaar te maken? Op het congres met de titel ‘Open Minds’ zullen tal van internationale sprekers hun licht laten schijnen over dit onderwerp. Ondergetekende houdt een verhaal over de financiering van de gezondheidszorg middels het Cappuccinomodel. Hierin geef ik mijn visie hoe de gezondheidszorg eruit zou kunnen zien in een maatschappij met schaarste aan zorg. Een betere gezondheid en een hogere kwaliteit van zorg is mogelijk met hetzelfde geld, als je tegelijk de zorg, de ICT en de bekostiging innoveert.

Psychische kwetsbaarheid

Geestelijke gezondheid is de motor van elk mensenleven. Maar cijfers tonen aan dat die motor steeds vaker hapert, met hoge maatschappelijke kosten en een lagere levenskwaliteit als gevolg. Trendanalyses wijzen uit dat psychische kwetsbaarheid hét gezondheidsthema van de komende decennia wordt. Er is dus werk aan de winkel. Willen we het tij keren, dan is een integrale aanpak cruciaal. De sleutel tot meer geestelijke gezondheid zit immers in elke ministerportefeuille, in elk beleidsdomein, in elk segment van de samenleving: volksgezondheid, welzijn, onderwijs, economie, wonen, werken, cultuur….

Zorginnovatie

Op het congres Open Minds bieden internationale sprekers een referentiekader om de broodnodige paradigmaverschuiving in de geestelijke gezondheidszorg vorm te geven. Hoe kunnen we in de samenleving beter zorg dragen voor ons mentaal welbevinden? Hoe brengen we persoonsgerichte zorginnovatie in praktijk ? Hoe creëren we een positieve dynamiek voor een nieuwe geestelijke gezondheidszorg?
Interesse om het congres bij te wonen? Of wil je meer informatie over ‘Open Minds’? Klik dan hier.

Zorgverzekeraars en gemeenten: hol de FACTteams niet uit!

FACT (Flexible Assertive Community Treatment) is een bewezen effectief model binnen de geestelijke Gezondheidszorg. FACTteams bieden mensen met een ernstige psychiatrische aandoening op meerdere levensgebieden langdurige multidisciplinaire zorg en behandeling thuis. Het FACTteam dient modelgetrouw te zijn. Het kan niet zo zijn dat zorgverzekeraars of gemeenten maar een deel van het FACT-pakket inkopen of zich niet aan de volumennormen houden. Dan gaan zij in tegen de wetenschappelijke bewijsvoering.

Cliëntenonderzoek

Dat is kort samengevat een van de aanbevelingen die cliënten doen in een evaluatie van FACTteams die in december naar buiten kwam op een symposium in Amsterdam. Dat stond onder leiding van ondergetekende. De evaluerende cliënten zijn georganiseerd in Regionale Experts Teams (RET’s) van afgevaardigden van verschillende regionale cliëntenraden, cliënten- en familie/verwantenorganisaties. In 2014 en 2015 hebben zeven RETs bij veertien GGz-instellingen onderzoek gedaan naar ervaringen met de zorg door FACTteams.

Tevredenheid

Het merendeel van de cliënten is heel tevreden over de hulp die zij van het FACTteam krijgen. Sommige cliënten hadden voorheen geen zorg, en zijn blij dat ze nu ondersteuning krijgen. Cliënten die in het verleden een andere vorm van GGz-zorg kregen, zijn over de hulp van het FACTteam meer tevreden. De tevredenheid komt door: de respectvolle bejegening; de ondersteuning op maat; extra aandacht en zorg als het even niet goed gaat en tenslotte door de huisbezoeken. Cliënten voelen zich gesterkt in het herstelproces en vinden het fijn dat de hulpverlening gericht is op structuur, werk, relaties en vriendschappen en de samenhang daartussen.

Knelpunten

Naast al het goede van de FACT teams onderkennen cliënten knelpunten. Het belangrijkste heb ik al genoemd: Zorgverzekeraars en gemeenten houden zich bij het inkopen niet aan het wetenschappelijk bewezen model van het FACTteam. Zij hollen het uit. Andere knelpunten zijn:

  1. Soms ligt de nadruk nog te veel op behandeling en medische zorg en te weinig op herstel en rehabilitatie. Veel cliënten vinden dat op er op die terreinen nog het één en ander te verbeteren valt.
  2. Het opbouwen van een netwerk in de ‘gewone wereld’ verloopt nog niet echt gestructureerd. Er is behoefte aan een meer planmatige aanpak. Cliënten vinden het belangrijk om uit het circuit van mede-cliënten te komen, waarin zij jaren verkeerd hebben.
  3. Een zinvolle dagbesteding of (vrijwilligers)werk helpt bij herstel. Trajectbegeleiding ondersteunt cliënten hierbij. Niet in alle FACTteams is die aanwezig. Het wegvallen van dagbesteding, het ontbreken van dagbestedingsplekken of mogelijkheden tot scholing, vinden cliënten een groot gemis. Dagbesteding valt onder de Wmo. Vaak hebben cliënten al zorg, maar laat het Wmo-arrangement lang op zich wachten.
  4. Ervaringswerkers zetten hun eigen ervaringen in om cliënten te ondersteunen bij herstel. Cliënten die contact hebben met een ervaringswerker zijn daar positief over; het is een ‘maatje’ en een voorbeeld, waaraan zij zich kunnen optrekken. Diverse cliënten weten niet wat een ervaringswerker is of dat die in het FACTteam zit. Er is onduidelijkheid over de positie, taken en financiering van de ervaringswerker.
Aanbevelingen

De RET’s komen onder andere tot de volgende aanbevelingen:

  1. Geef cliënten goede informatie over FACTteams en alle behandelmogelijkheden, zodat zij goed geïnformeerd eigen regie kunnen nemen.
  2. Stem beter af met de sociale wijkteams.
  3. Informeer cliënten goed en volledig over medicatie, bijwerkingen en alternatieven.
  4. Faciliteer lotgenotencontact, huiskamerbijeenkomsten, gespreksgroepen en psycho-educatie.
Extra FACTteams

In de wandelgangen van het genoemde symposium kwam naar voren, dat Nederland behoefte heeft aan 200 extra FACTteams, als de psychiatrische ziekenhuizen inderdaad hun bedden reduceren met 30%. Anders vinden wij ernstige psychiatrische patiënten terug onder bruggen en zwervend op straat.

Meer informatie

Wil je de belangrijkste conclusies een aanbevelingen lezen van het cliëntenonderzoek naar de FACTteams? Klik dan hier. Meer informatie over de RET’s? Vind je hier. Wil je weten hoe de FACTteams in jouw provincie draaien? Vraag dan een deelverslag aan bij een van de volgende RET’s:
info@cmo-flevoland.nl
info@clientenbelangamsterdam.nl
info@zorgbelanggelderland.nl
info@belangenorganisatiesoverijssel.nl
info@zorgbelang-zuidholland.nl

Nederlanders niet heel tevreden over hun laatste artsenbezoek

Bent u tevreden met de behandeling die u ontving bij het laatste bezoek aan een arts? 47% van de Nederlandse respondenten is geheel of zeer tevreden. Daarmee neemt Nederland de 11e plaats in van westerse landen. Zwitserland staat op de eerste plaats met 64%. Denemarken was tweede met 61%. Nederland was slechts elfde, maar scoorde wel beter dan Duitsland (46%) en Frankrijk (38%). Deze gegevens komen naar voren in een artikel van onderzoekers van de Harvard School of Public Health in Boston. De enquêtes werden in 2013 afgenomen. Ik kwam het artikel onlangs tegen bij het voorbereiden van mijn nieuwe boek.

Publieke opinie

Naast de persoonlijke ervaring van patiënten hebben de Harvard onderzoekers ook gekeken welke vertrouwen artsen genieten in de publieke opinie in een land. Het algemeen vertrouwen in artsen in Nederland is (zeer) groot bij 78% van de Nederlanders. Hiermee staat ons land op een derde plaats achter Zwitserland (83%) en Denemarken (79%). Slechter scoren bijvoorbeeld: Engeland (76%), België (74%), Duitsland (66%) en vooral de USA (58%).

Situatie Amerika

De onderzoekers merken op dat het algemene vertrouwen in de USA daalt. Dat bedroeg in 1966 nog 73%, gemeten met een iets anders geformuleerd vraag. In 2012 was het percentage bij dezelfde vraag 34%. De verschillen in percentages zijn, aldus de onderzoekers, niet te verklaren door de wijze waarop artsen betaald worden, bijvoorbeeld uit eigen zak van de burger, via belastinggeld of via sociale verzekeringen. Als artsen een rol willen spelen bij de besluitvorming over belangrijke zorgvraagstukken, is een hoge waardering in de publieke opinie essentieel. Wel neemt het algemene vertrouwen in artsen toe, als zij rechtstreeks invloed hebben op het overheidsbeleid.

Wil je het onderzoek van de Harvard School of Public Health in Boston bekijken? Klik dan hier.

Actuele cijfers informele zorg op Mantelzorgcongres 20 april

20 april 2016 is er in Zeist een congres en beurs over het versterken van mantelzorg. Het congres heeft als titel: ‘mantelzorg is goedkoop, maar niet gratis’ en is bestemd voor zorgprofessionals, zorgverzekeraars, gemeenten, patiëntenorganisaties en dergelijke. Alice de Boer is de belangrijkste spreker. Zij geeft een groot aantal cijfers over mantelzorg, gebaseerd op onderzoek van het Sociaal Cultureel Planbureau. “De diversiteit onder helpers en in zorgsituaties is groot, groter dan wel gedacht wordt,” aldus De Boer.

Informele zorgverleners

Alice de Boer is onlangs benoemd tot bijzonder hoogleraar ‘Sociale ongelijkheid en informele hulp’ aan de Vrije Universiteit Amsterdam (VU). De leerstoel is ingesteld door het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP), waar Alice werkzaam is als senior onderzoeker. Als hoogleraar richt De Boer zich op verschillen tussen diverse groepen ‘informele zorgverleners’ en de effecten daarvan. In een periode waarin burgerparticipatie hoog op de overheidsagenda staat, is onderzoek naar informele hulp van groot belang.

Diversiteit

Op het mantelzorgcongres geeft Alice een groot aantal kwantitatieve gegevens over mantelzorg, gebaseerd op jarenlang uitgevoerde enquêtes van het Sociaal Cultureel Planbureau. Centraal in haar lezing staat het rapport ‘Informele hulp; wie doet er wat?’ (2015), waarvan De Boer co-auteur was. Hieruit blijkt dat veel mensen actief zijn in de onderlinge hulpverlening: vrouwen, maar ook mannen, niet-werkenden en werkenden, jongeren en ouderen, familieleden, vrienden en buren. Al deze mensen helpen niet alleen hulpbehoevende ouderen, maar ook mensen met een verstandelijke beperking of psychisch problemen.

Feiten en cijfers

“Informele hulpverleners leveren veel vrije tijd in en melden zich vaker dan gemiddeld ziek,” vertelt de Boer. “Veel minder bekend is welke effecten het verlenen van informele hulp heeft op de lange termijn, of voor specifieke hulpverleners (werknemers, jongeren, etcetera). Ik bespreek op het Mantelzorgcongres zowel de bekende als niet bekende feiten en cijfers over mantelzorg.”

Beurs en congres

Benieuwd wat Alice de Boer te vertellen heeft over mantelzorg? Kom dan naar het congres en de beurs ‘Mantelzorg is goedkoop maar niet gratis’ op 20 april. Naast het ochtendprogramma, met gerenommeerde sprekers en plenaire sessies, is er een aantrekkelijk middagprogramma. Daar kan je onder andere actuele workshops bezoeken, waarin zo’n 40 zorgaanbieders, cursusdocenten en app ontwikkelaars laten zien wat zij voor mantelzorgers in petto hebben. Heb je interesse om het Mantelzorgcongres op 20 april in Zeist bij te wonen? Klik dan hier voor meer informatie of schrijf je alvast in.

 

Meekijkconsult: goed en goedkoop

In een gezondheidscentrum in Beverwijk organiseren huisartsen en kinderartsen uit het Rode Kruis Ziekenhuis een een gezamenlijk spreekuur voor kinderen met (vooral) groeistoornissen. Ouders, kinderen, huisartsen, kinderartsen en verzekeraar zijn enthousiast over deze zogenaamde meekijkconsulten.

Spreekuur

Broekpolder is de naam van een gezamenlijke wijk van de gemeenten Beverwijk en Heemskerk. Huisartsen van het gelijknamige gezondheidscentrum en kinderartsen van het Rode Kruis Ziekenhuis in Beverwijk ontmoeten elkaar eens in de acht weken. Zij ontvangen dan zes patiënten tijdens een gezamenlijk spreekuur van gemiddeld twintig minuten per patiënt. Veelal zijn dat kinderen met groeistoornissen vergezeld van hun ouders; de kinderen zijn te zwaar, te licht of te kort.

Zilveren Kruis, de dominante zorgverzekeraar daar, gaat de huisartsen een vast bedrag per consult overmaken. Daaruit betalen zij: hun eigen tijdsbesteding, de uren van de kinderartsen, de voorbereidingstijd, de rapportagetijd en de organisatie en borging van het meekijkconsult.

Gedragsadviezen en medicatie

De ouders en kinderen die, nabij hun huis en in een vertrouwde omgeving zonder witte jassen, maar liefst twee artsen zien, zijn enthousiast. Zij hebben veel baat bij de gedragsadviezen en medicatie die zij ontvangen, zo vermelden zij in een niet gepubliceerd onderzoek. Bovendien betalen zij geen eigen bijdragen voor dit door huisartsen gedeclareerde consult.

Feedback

De huisartsen zijn enthousiast, omdat zij hun dienstenpakket hiermee uitbreiden. Ook leren zij veel van het gezamenlijke spreekuur. Ook de kinderartsen zij blij. Zij krijgen veel feedback van de huisartsen die die kinderen vaker zien en soms ook informatie inbrengen van jeugdartsen in Broekpolder. De kinderartsen komen graag: even weg uit de hectiek van het ziekenhuis. Ook ervaren zij enige klantenbinding: één op de zes patiënten verwijzen huisartsen alsnog naar de polikliniek van de kinderartsen.

Business case

Ook het Zilveren Kruis is tevreden. Op verzoek van haar stelden huisartsen een business case op. Dit noemden zij een DOT-analyse: Hoeveel ziekenhuis-DOT’s bespaarden zij met dit meekijkconsult? En wegen die besparingen op tegen de extra kosten van het meekijkconsult? Voor de duidelijkheid: een DOT is de nieuwe term voor ziekenhuis-DBC’s. Uit de business case kwam naar voor dat het meekijkconsult 10% bespaart op de kosten.

Goed voorbeeld

Het kostte de huisartsen van Gezondheidscentrum Broekpolder twee jaar om het meekijkconsult te ontwikkelen. Dat deden zij in hun eigen tijd zonder extra subsidie. Ook de enthousiaste kinderartsen deden belangeloos mee. Nu er een tarief bestaat voor meekijkconsulten stromen de verzoeken binnen van andere specialistische maatschappen zoals van gynaecologen, internisten en orthopeden. Zij kunnen nu zelf meekijken tijdens een consult met behoud van inkomen en doen daarnaast nog aan klantenbinding ook . Ziekenhuizen missen bij het meekijkconsult wel inkomsten voor hun infrastructuur.

Minisymposium

Al deze informatie pikte ik op uit een presentatie van Renate Beunder op woensdag 24 februari 2016. Deze huisarts stichtte vijf jaar geleden het gezondheidscentrum Broekpolder. Zij trad op tijdens een minisymposium in het centrum voor circa honderd deelnemers. Ondergetekende opende de bijeenkomst met een gastcollege van 45 minuten over de relatie tussen eerste lijn en het Cappuccinomodel, zoals beschreven in mijn boek Zorginnovatie volgens het Cappuccinomodel. Wil je meer weten over het genoemde gezondheidscentrum? Klik dan hier. Wil je mijn PowerPointpresentatie inzien? Klik dan hier.

ICT in zorg verbetert door kleine beloning voor zorgprofessionals

Amerikaanse ziekenhuizen hebben de afgelopen jaren hun ict-systemen aanzienlijk verbeterd. Hun gemiddelde score in het Electronic Medical Record Adoption Model (EMRAM) steeg van 2,8 in 2009 naar 4,4, eind 2015. De enorme verbetering van de Amerikaanse zorg-ict komt door het Meaningfull Use programma van de Amerikaanse regering. Dit vijfjarenprogramma (2011-2016) beloont ziekenhuizen die verder digitaliseren. Ik hoop dat overheid en zorgverzekeraars in Nederland ook zo’n Meaningfull Use programma opstarten. Want kleine financiële prikkels werken, zo leert de gedragseconomie in theorie en de Amerikaanse zorg in de praktijk.

Verbeteringen

De verbetering van de EMRAM-score in Amerika komt doordat ziekenhuizen hun verpleegkundige dossiers hebben gedigitaliseerd en samengevoegd met de medische dossiers. Ook hebben zij veel meer decision support systems ingebouwd in hun IT-systemen. De managementrapportages zijn verbeterd. Patiënten hebben de mogelijkheid gekregen om hun elektronische dossier in te zien en via het internet contact te hebben met artsen en verpleegkundigen. Ook de medicatiebewaking is beter geworden dankzij barcodering en extra checks tussen recepten en afgeleverde medicatie.

Digitalisering

Een EMRAM-score drukt de mate van digitalisering van een ziekenhuis uit. Als een ziekenhuis een nul scoort op deze score, dan worden alle gegevens op papier vastgelegd. Bij een score van zeven, is het ziekenhuis volledig gedigitaliseerd. De spectaculaire stijging van de Amerikaanse EMRAM-score en de link naar het Meaningfull Use programma werd gelegd door John Hoyte. Hij is directeur van Himms, de organisatie die de EMRAM-score van duizenden ziekenhuizen in Amerika, Azië en Europa registreert. Eind januari sprak hij op de Cocir-conferentie in Brussel, die ging over ketenzorg en ict. Hij en ondergetekende gaven daar lezingen over zorg-ict respectievelijk ketenzorg in internationaal perspectief.

Beloning

Amerikaanse ziekenhuizen die meededen aan het Meaningfull Use programma kregen een financiële beloning van 21.250 dollar per specialist in het eerste jaar. Voor de latere jaren ontvingen ze per specialist 8.500 dollar. Dat betekent voor een ziekenhuis met honderd specialisten ruim 2 miljoen dollar aan extra inkomsten voor het eerste jaar en 850.000 dollar voor latere jaren. Alleen ziekenhuizen met een langjarig zorg-ict-plan konden zich aanmelden voor het Meaningfull Use programma.

Gedragseconomie

De bedragen die uitgekeerd worden via het Meaningfull Use programma zijn laag vergeleken met de totale ziekenhuisbegroting van vaak honderden miljoenen dollars. Dat die lage bedragen resulteren in grote, positieve effecten is een bewijs dat gedragseconomie werkt. Dit nieuwe vakgebied gaat onder meer uit van kleine financiële prikkels met een groot psychologisch effect. Het Meaningfull Use programma is een paradepaardje van de regering en genereert veel publiciteit. Ziekenhuisbestuurders konden het daarom niet maken het programma te negeren en hebben dan ook en masse meegedaan.

Nederland

Ook de Nederlandse zorg zou gebaat zijn bij het verbeteren van de ict. Daarom zou ik het toejuichen als overheid en zorgverzekeraars in ons land eveneens zo’n Meaningfull Use programma gaan opstarten, inclusief kleine financiële prikkels. En niet alleen voor ziekenhuizen, maar voor alle zorgaanbieders.

Wat vind jij? Denk je dat zo’n programma ook in Nederland zou werken? Graag hieronder je reactie!

‘Nettie’ presenteert zich op mantelzorgcongres 20 april

Tijdens het mantelzorgcongres op 20 april in Zeist vertellen een aantal zorgaanbieders, cursusaanbieders en app-bouwers iets over hun innovaties. Een van die innovaties is Nettie; een regelapp voor mantelzorgers.

Privé-netwerk

Mensen willen (en moeten) steeds meer zaken rond iemand die hulp of zorg nodig heeft zelf regelen. Hier springt de regelapp Nettie op in. De app verbindt en activeert het privénetwerk van mensen die zorg of hulp nodig hebben. Via Nettie weten mensen elkaar beter te vinden en stemmen zij zaken snel en eenvoudig met elkaar af. Het is een soort uitgebreide groepswhatsapp met agenda- en regelfunctie: Wie brengt Hans naar de tandarts? Wie komt zondag op bezoek? Wie helpt met koken? Wie zorgt voor een nieuwe pyjama? Door te drukken op de knop ‘Regel ik’ wordt een taak aan je gekoppeld en wordt deze informatie gedeeld met de andere groepsleden.

Zorgprofessionals

Daarnaast laat Nettie het netwerk van cliënten beter samenwerken met de zorgprofessional. Via een aantal extra functionaliteiten kunnen zorgorganisaties en gemeenten effectief met het privénetwerk communiceren, informatie uitwisselen en zorgtaken overdragen. Hierdoor kunnen zorgprofessionals doelmatiger ingezet worden en kunnen de zorgkosten omlaag. Verschillende zorgorganisaties zoals Philadelphia Zorg en Zorggroep Charim maken al gebruik van de app. Voor de eindgebruiker is Nettie gratis te downloaden in de App Store en in Google Play. Zorgorganisaties en gemeenten betalen voor het gebruik van de extra functies een jaarlijkse bijdrage.

Mantelzorgcongres

Het congres en de beurs ‘Mantelzorg is goedkoop maar niet gratis’, gaat over het versterken van mantelzorg door middel van begeleiding, cursussen, trainingen, apps, financiële prikkels en gerichte subsidies. Heb je interesse om het Mantelzorgcongres op 20 april in Zeist bij te wonen? Klik dan hier voor meer informatie of schrijf je alvast in.

Wil jij mijn nieuwe boek lezen en beoordelen?

Begin 2017 komt er een nieuw Engelstalig boek van mij uit. De titel is: ‘Integrated Care: better and cheaper’. Het boek is een introductie in de theorie en de praktijk van de geïntegreerde zorg. Het is is bestemd voor zorgprofessionals, managers en beleidsmakers die te maken hebben met multidisciplinaire groepen en ketenzorg. De omvang is zo’n 200 pagina’s.

Nederland voorbeeldland

Twee overwegingen brachten mij ertoe dit boek te schrijven. Ten eerste valt mij op dat vele landen zich bij hun beleidsvorming richten op de Engelse National Health Service of op de Amerikaanse, marktgedreven, gezondheidszorg. Nederland biedt andere landen een derde weg: die tussen staat en markt. Deze weg leidt naar een sterke multidisciplinaire eerste lijn, tal van geprogrammeerde zorgprogramma’s voor mensen met een chronische aandoening, boeiende betaalsystemen zoals het abonnementstarief van huisartsen en de keten –DBC’s en een totaal vernieuwde care sector. Ik hoop dat het boek bijdraagt aan het verspreiden van geleerde lessen uit (goede en slechte) voorbeelden van zorginnovatie in Nederland en andere West-Europese landen.

Cappuccinomodel

De tweede reden om dit boek te schrijven komt voort uit de reacties op mijn meest recente boek Zorginnovatie volgens het Cappuccinomodel. Naar aanleiding van dit boek heb ik een groot aantal (internationale) lezingen gehouden. Keer op keer blijkt er een grote behoefte te bestaan aan verhalen en best practices over de Nederlandse zorg.

Bronnen

Het boek is gebaseerd op drie bronnen van kennis: 1. Recente wetenschappelijke artikelen over geïntegreerde zorg. Wekelijks scan ik vijftien tijdschriften hierop 2. Mijn ervaring als hoofdredacteur van het International Journal of Integrated Care (1999 – 2011) en 3. Mijn eigen onderzoek en innovaties in Nederland.

Feedback

Van de 21 hoofdstukken zijn er thans dertien gereed. Hieronder vind je de voorlopige titels. Ik vraag jou, beste lezer, om een of meer van de hoofdstukken te lezen. In ruil daarvoor wil ik graag je feedback over: de feiten over Nederland, de leesbaarheid, de compleetheid van de referenties en de redeneertrant. Mijn valkuil is dat ik soms teveel anekdotes verweef in de tekst. Dat is niet wenselijk in een dergelijk boek. Kortom lezer: kill my darlings.

24 november 2016 verschijn het nieuwe boek van gezondheidseconoom Guus Schrijvers. De titel is: Integrated Care: better and cheaperTegenprestatie

Als jij een of meer hoofdstukken wilt lezen, stuur dan een mail waarin je aangeeft welke hoofdstukken je interesse hebben naar mail@guusschrijvers.nl. Als tegenprestatie bied ik aan: 1. Recent verzamelde (inter)nationale kennis over geïntegreerde zorg 2. Eeuwige roem (vermelding in het boek en zo) en 3. Een gratis exemplaar als het boek gepubliceerd is.

Reeds geschreven hoofdstukken:

Chapter 1 The Triple Aim of integrated care

Chapter 2. Horizontal integrated care with an emphasis on primary health care

Chapter 3. Vertical Integrated care for persons with chronic conditions

Chapter 4. Quality of integrated care from a professional perspective

Chapter 5. Quality of integrated care from the perspective of patients

Chapter 6 Integrated care and prevention

Chapter 7. Patient information and understanding as result of integrated care

Chapter 8. Supporting self-management and integrated care

Chapter 9. Integrated care and shared decision making

Chapter 10. Case management and integrated care

Chapter 12. Integration of the medical and social domain

Chapter 13. Personal Budgeting and integrated care

Chapter 14. Behavioural Economics and Integrated Care

Nog te schrijven:

Chapter 11. Integrated pharmaceutical care

Chapter 15. Cappuccino-financing and integrated care

Chapter 16. The role of insurance companies and integrated care

Chapter 17. Information technology and integrated care

Chapter 18. Leadership and integrated care

Chapter 19. Politics and integrated care

Chapter 20. Research methodology and integrate care

Chapter 21. The General Theory of Integrated Care summarized

België haalt Nederland in met zorg rond chronische aandoeningen

Sinds 2011 staat de ontwikkeling van de Nederlandse ketenzorg voor mensen met een chronische aandoening stil. In België niet. Daar roept de overheid eerstelijns organisaties op lokale projecten op te starten om de ketenzorg te verbeteren.

Geen initiatieven

Ik verwachtte de afgelopen jaren dat de bestaande keten-DBC’s voor de zorg aan mensen met diabetes, COPD en verhoogd risico op hart- en vaatziekten uitgebreid zou worden. Bijvoorbeeld met gezondheidseducatie betaald uit zo’n DBC. Of met een korting op de nominale ziektekostenpremie als deze patiënten een cursus volgen. Of met een shared savings aanpak, waarbij besparingen op opnamen en ligdagen in ziekenhuizen voor de helft ten goede komt aan de lokale eerste lijn. Eigenlijk zijn er sinds 2011 geen nieuwe initiatieven uitgerold om de chronische zorg te verbeteren.

Meer keten-DBC’s

Evenmin was er sprake van het uitbreiden van keten-DBC’s naar andere patiëntengroepen. Zo had ik gehoopt op keten-DBC’s voor mensen met hartfalen, depressie, CVA en neurologische aandoeningen zoals MS en Parkinson.

Belgische projecten

Deze gedachten schoten door mijn hoofd bij een oproep van het Belgische Ministerie voor Volksgezondheid die ik vorige week onder ogen kreeg. Zij verzoekt eerstelijns organisaties om projecten in te dienen om ketenzorg te verbeteren. De projecten moeten op lokaal niveau plaatsvinden in gebieden van 100.000 tot 150.000 inwoners. Ze moeten voldoen aan de Triple Aim doelen: verbeteren van de gezondheid, betere kwaliteit van zorg en tenminste gelijkblijvende kosten. De Belgische regering hoopt 20 voorstellen te honoreren. Begin 2017 moeten die van start gaan.

Kwaliteitseisen

Het ministerie verwacht met deze voorbeeldprojecten twintig procent van de Belgische bevolking te bereiken. Kenmerkend is het mobiliseren van alle politieke geledingen: alle Belgische parlementen en regeringen stemden in met het programma. Verder stelt het programma kwaliteitseisen aan de lokale projecten.

Hulp IFIC

De International Foundation of Integrated Care (IFIC) heeft het ministerie geholpen bij de voorbereiding van het programma. Zo organiseerde het IFIC een internationale visitatie van het chronisch ziekenbeleid tot 2014 in België. Wil je het Engelse IFIC-advies lezen? Klik dan hier. Een toelichting in het Nederlands op het programma van eisen waaraan de Belgische projecten moeten voldoen vind je hier. Op het IFIC-congres op 23, 24 en 25 mei in Barcelona, presenteren de Belgen onder meer hun beleid. Meer informatie over het IFIC-congres vind je hier.

Zorgverlener mag geen mentor zijn van PGB-houder

Onlangs bezocht ik een scholingsavond van vijftien gemeenteraadsleden van een Friese gemeente over het persoonsgebonden budget. Zij hadden drie experts uitgenodigd om te spreken over de vraag: Hoe verder met het PGB? Namens Zorgbelang Fryslân ging ik in op het cliëntenperspectief. De sfeer op de avond was serieus, maar gelukkig was er ook af en toe ruimte voor een lach.

Cijfers

In Friesland ontvangt 5% van de bevolking langdurig zorg, als dat Nederlandse percentage ook voor deze provincie geldt. Van die circa 30.000 Friezen (5% van 600.000 inwoners) krijgt zo’n 15% een Persoons Gebonden Budget (PGB). Dat komt neer op 4.500 PGB-houders. Vier van de vijf van hen zijn jonger dan 65 jaar. Een derde van de PGB-houders heeft een psychiatrische aandoening, iets minder een somatische beperking en ook iets minder een verstandelijke beperking. Kwetsbare ouderen vormen met 5% de kleinste groep. Gemiddeld bedraagt het PGB-budget zo’n 20.000 euro. PGB’s bestaan er binnen de WMO, de Zorgverzekeringswet en de Wet Langdurige Zorg.

Vaardigheden

Ik introduceerde drie vaardigheden waarover PGB-houders moeten beschikken. Zij moeten 1. hun zorgbehoeften kenbaar kunnen maken. 2. Zorgverleners kunnen aansturen en 3. Licht administratief werk kunnen doen, zoals het aftekenen van werkbriefjes van zorgverleners waarop staat hoeveel uren zij hebben gewerkt.

Belangenverstrengeling

Vele PGB-houders kunnen niet zelf hun administratie doen, vanwege hun psychiatrische of verstandelijke beperking of omdat ze niet genoeg energie hebben. In die situatie moet een mentor optreden namens de cliënt. Vele ouders van kinderen met een verstandelijke beperking zijn daartoe bijvoorbeeld goed in staat. Het komt echter ook nog weleens voor dat een zorgverlener als mentor optreedt. Dat wijs ik af. Want die zorgverlener wordt uit het PGB betaald. Er is dan sprake van belangenverstrengeling. Dit soort zorgverleners zou moeten wegblijven van de keukentafelgesprekken. De gemeenteraadsleden gingen hierop uitgebreid in zonder hierover een standpunt in te nemen.

Tarieven

Behalve de PGB-vaardigheden bracht ik naar voren, dat de PGB-tarieven 50% zouden moeten bedragen van de tarieven van zorg in natura. Dat is nu 80%. Want bij zorg in natura wordt ook betaald voor overheadkosten. Een voorbeeld ter toelichting. Een kleindochter helpt vijf avonden per week haar oma naar bed. Vanwege reuma kan zij dit niet meer alleen. Bij Zorg in natura kost een uur hulp 22 euro. De oma ontvangt nu 80% van 22 euro = 17.60 euro voor een uur hulp. In mijn voorstel ontvangt de oma 11 euro, die zij vervolgens doorgeeft aan haar kleindochter. Dat is een redelijk tarief voor dit werk. De kleindochter is ingeschreven als ZZP’er en ontvangt haar geld van de Sociale Verzekeringsbank. Via dit zogeheten Duitse model worden tal van mantelzorgers gemobiliseerd. Ook over dit punt discussieerden de gemeenteraadsleden.