Guus Schrijvers

Welcome to Guus Schrijvers

Out-of-the-boxoplossing moet soms kunnen

Otto Kadoke is een ervaren psychiater bij de crisisdienst van de Amsterdamse geestelijke gezondheidszorg. Hij is de hoofdpersoon in het nieuwe boek ‘Moedervlekken’ van Arnon Grunberg. Tijdens een nachtdienst ontmoet Otto de automutilerende Michette. Als therapie biedt hij haar aan om zijn moeder te verzorgen: dat kan weer zin geven aan haar leven. Een riskant besluit….

Levensgroot dilemma

Michette neemt zijn aanbod aan. Tijdens haar verblijf is Otto benauwd dat hij een tuchtzaak krijgt wegens ongeoorloofd handelen en zijn baan bij de crisisdienst verliest. Is de vrees van Otto terecht? Heeft hij onethisch en niet-professioneel gehandeld? Het dilemma dat Grunberg schetst, is levensgroot voor professionals in de zorg. Vragen zijn bijvoorbeeld: In hoeverre laat je als hulpverlener een patiënt of cliënt toe in je privédomein? Hoe ga je om met afhankelijkheid in de relatie? Hoe voorkom je dat het belang van de patiënt en dat van de hulpverlener door elkaar gaan lopen?

Willie

Ook voor andere professionals is het lastig. Ik weet waarover ik het heb. Mijn eigen vader, hoofdonderwijzer, nam een keer een leerling mee naar huis. Want diens thuis was te onveilig vanwege ruzies tussen de ouders. Willie, zo heette deze leerling, logeerde weken in ons gezin. Mijn vader maakte het voor zichzelf toen – de jaren zestig – wel ingewikkeld. Maar hij vond dat hij wat moest doen vanwege het acute gevaar voor Willies veiligheid en zonder andere beschikbare oplossingen.

Referentiekaders

Er gelden drie ethische referentiekaders om het gedrag van Otto te beoordelen. Het eerste kader vormen de professionele richtlijnen. Daaraan moet Otto zich houden. Maar niet tot in het uiterste. De Befehl-ist-Befehl-ethiek is kort na de Tweede wereldoorlog afgeschaft. De Inspectie voor de Gezondheidszorg hanteert in dit verband het principe comply or explain: volg de richtlijn en als je dat niet doet, leg dan uit waarom niet. Dit referentiekader biedt dus ruimte aan Otto om van de richtlijn af te wijken.

Doelstellingen

Het tweede referentiekader is de doelstellingenethiek. Deze wordt treffend weergegeven door de uitdrukking Het doel heiligt de middelen. Welnu, Michette herstelt dankzij haar hulp aan Otto’s moeder. Het professionele doel van Otto, het bevorderen van gezondheid, wordt bereikt. Dus ook hier gelden geen echte ethisch bezwaren.

Deugden

Het derde referentiekader vormt de deugdenethiek: van een professional wordt integriteit verwacht; geen misbruik van de relatie. Welnu, Otto blijft in het hele boek correct tegen Michette en misbruikt haar op geen enkele manier. Hij betaalt haar ook voor de hulp aan zijn moeder. En zij kan op elk moment vertrekken.

Conclusie

Mijn conclusie is dat Otto riskant, maar ethisch juist heeft gehandeld. Hij heeft vanuit zijn professionaliteit richtlijnen genegeerd en daarna zorgvuldig opgetreden. Een out-ot-the-boxoplossing moet soms kunnen. Of zit ik nu alsnog mijn eigen vader te verdedigen?

Masterclass Geïntegreerd Zorgmanagement

Ethische vraagstukken, zoals het spanningsveld tussen het leveren van zorg op maat versus bestaande richtlijnen, komen ook uitgebreid aan de orde tijdens de Masterclass Geïntegreerd Zorgmanagement. Deze masterclass is bestemd voor leidinggevenden en (aankomend) bestuurders in de zorg en start op 3 november 2016 in Utrecht.

Dit bericht is in iets gewijzigde vorm ook verschenen als column in Zorgvisie.

Volhoudtijd kan overbelasting van mantelzorgers voorspellen

Het concept volhoudtijd biedt in de dagelijkse zorgpraktijk aanknopingspunten voor tijdige signalering van overbelasting van mantelzorgers en van crisissituaties. Dat is de kernboodschap van een artikel in het komende nummer van het tijdschrift Gerontologie en Geriatrie. Dit artikel is gebaseerd op het proefschrift van Henk Kraijo: Perseverance time of informal carers. A new concept in dementia care’.

Herkenbaar

Om meer grip te krijgen op de planning van de mantelzorgperiode ligt het voor de hand om mantelzorgers zelf te vragen hoelang zij de zorg nog denken te kunnen volhouden. Gebleken is dat mantelzorgers het begrip volhoudtijd direct herkennen. Zij voelen zich niet onder druk gezet door die vraag.

Draagkracht versus draaglast

Bij navraag bleek dat mantelzorgers van naasten met dementie dagelijks bezig zijn met de vraag hoelang zij de zorg nog aan kunnen. Het wordt echter zelden aan hen gevraagd. De mantelzorger maakt een inschatting van de balans tussen draagkracht en draaglast en in het bijzonder van het moment waarop de balans zodanig uit evenwicht is dat hij/zij de zorg niet meer kan voorzetten.

Tijdige ondersteuning

Van de groep mantelzorgers met een volhoudtijd van minder dan een jaar werd 80% van hun dementeren naasten binnen dat jaar opgenomen in een verpleeghuis of waren overleden. Crisissituaties deden zich voor bij mantelzorgers die eerder een volhoudtijd opgaven van minder dan een half jaar.

De implicatie van deze resultaten is dat volhoudtijd door zorgprofessionals serieus genomen moet worden en het onderstreept de noodzaak van tijdige ondersteuning van mantelzorgers.

Focusshift

Inmiddels wordt het concept volhoudtijd toegepast in een groot aantal zorgnetwerken. De ervaring van de casemanagers dementie is dat de vraag naar volhoudtijd een focusshift teweeg brengt van ‘het hier en nu’ naar de toekomst. Dit levert vervolgens een open gesprek op over het proactief ondersteunen van de mantelzorgers.

Wil je het hele artikel over volhoudtijd van naasten van mensen met dementie lezen in het tijdschrift Gerontologie en Geriatrie? Klik dan hier.

De patiënt als co-producent

Op dit moment komt er een nieuwe golf van samenwerking op in de zorg: die tussen professionals en patiënten en hun omgeving. Deze samenwerking komt tot uiting in bijvoorbeeld gedeelde besluitvorming over de te kiezen behandelmethode; een persoonsgebonden budget waarmee patiënten hun eigen zorg inkopen; de case manager die samen met patiënt en familie een integraal zorg/leefplan opstelt; stimulering van zelfmanagement of de openstelling van het elektronische dossier voor patiënten.

Olievlek

De eerste samenwerkingsgolf ontstond in de jaren zestig van de vorige eeuw tussen huisartsen, wijkverpleegkundigen en maatschappelijk werkers. De tweede golf van samenwerking kwam op in de jaren tachtig. Die betrof de zorg aan mensen met chronische aandoeningen. De eerste lijn en tweede lijn gingen samenwerken: transmurale zorg werd geboren. Later waaierde deze ketenzorg uit naar de geestelijke gezondheidszorg, de palliatieve zorg, de spoedeisende zorg en de geboortezorg.

Aanvulling

De samenwerking tussen patiënt en professional is een goede aanvulling op de eerste twee vormen. Want een goed functionerend eerstelijnsteam kan heel bedreigend zijn voor een patiënt die net iets anders wil dan de multidisciplinaire richtlijn voorschrijft. En wat is de meerwaarde van een professioneel, of transmuraal team als patiënten zich niet houden aan voorgestelde leefregels, hun medicatie niet trouw innemen en mantelzorgers uitgeput zijn?

Samenwerkingspartner

In de eerste twee samenwerkingsmodellen is de patiënt een consument. In het derde model is hij (of zij) samenwerkingspartner van professionals. Samen produceren zij gezondheid: de patiënt is co-producent. In theorie is de zorg effectiever dan bij alleen samenwerking tussen professionals. Maar er liggen belemmeringen op de loer. De eerste is dat professionals geen tijd hebben om samen te werken met patiënten. De tijd ontbreekt vaak om te luisteren naar specifieke vragen van patiënten en hun familie, hen te informeren en het zelfmanagement te verbeteren. Ten tweede verandert de relatie als de patiënt partner is van de professional. Die relatie wordt gelijkwaardiger. Niet alle professionals zitten daar op te wachten.

Interventies

Er zijn tal van interventies ontwikkeld om samenwerking tussen professionals en patiënten en hun naasten te stimuleren. Ik noem: het begeleid aanpassen aan leefstijlen, het trainen van zelfmanagement, de psycho-educatie in de geestelijke gezondheidszorg, het ondersteunen van mantelzorgers, het gebruik van keuzehulpen alsmede de motiverende gespreksvoering. Deze interventies zijn niet altijd even effectief door het ontbreken van een goede, onderbouwende theorie.

Modellen

Voor de eerste twee vormen van samenwerking (die tussen professionals) bestaan thans wetenschappelijk onderbouwde modellen. Het Nederlands Huisartsen Genootschap heeft die bijvoorbeeld opgesteld voor samenwerking in de eerste lijn. En voor de chronische zorg bestaat er het Chronic Care Model. Voor de samenwerking tussen professionals en patiënten zijn er nog geen algemene, alles omvattende modellen.

IFIC-congres

Deze informatie kwam naar voren op het zestiende congres van de International Foundation of Integrated Care in mei in Barcelona. Twaalfhonderd onderzoekers, projectleiders en beleidsmakers namen eraan deel. Geïntegreerde zorg binnen de eerste lijn en tussen eerste en tweede lijn vormde het hoofdonderwerp van vele boeiende voordrachten. Gelukkig kwam er ook een aantal studies aan de orde over patiënten als partner van professionals en co-producent van gezondheid. Hopelijk leiden die laatste studies op termijn tot algemeen geldende effectieve modellen. Binnenkort kan je de verschillende lezingen op het congres bekijken via de IFIC-website.

Dit bericht is in iets gewijzigde vorm ook verschenen als column in Zorgvisie.

Opgeschaalde zorg en innovaties centraal op Spoedzorgcongres

Het 17Nationale Spoedzorgcongres vond plaats op vrijdag 7 oktober 2016 in Utrecht. Nationale en internationale sprekers, actuele flitspresentaties en een volle zaal zorgden voor een goede sfeer en (zoals uit de eerste evaluaties blijkt) een leerzaam congres.

De volgende vragen stonden centraal:

  • Wat kunnen leidinggevenden en professionals bij acute-zorgaanbieders doen om in te spelen op de grotere vraag naar spoedzorg?
  • Hoe kunnen ze bijdragen aan preventie?
  • Hoe kunnen ze het beste inspelen op een hoog dreigingsniveau?
  • En hoe pak je dit alles aan bij gelijkblijvende budgetten?
spoedzorgcongres-07-10-2016_0050Ochtendprogramma

Tijdens het ochtendprogramma kwamen de volgend sprekers en onderwerpen aan bod:

      • De Britse hoogleraar Jonathan Benger (professor of emergency medicine en National Clinical Director for Urgent Care, NHS England), hield een lezing over de schaarste aan spoedzorg in zijn land en de overbelasting van ziekenhuizen en spoedzorgverleners.
      • Daarna was het woord aan Marcel van der Auwera (Diensthoofd Dringende Hulpverlening van het DG GS Gezondheidszorg te Brussel) die verantwoordelijk was voor de acute zorg na de recente terreuraanslagen aldaar. Hij beantwoordde twee vragen: Wat ging goed en wat kon beter? Zijn presentatie: Terreuraanslagen Brussel: Acute zorg.
      • Paul Giesen (huisarts en projectleider spoedzorgonderzoek RadboudUMC) ging  in op de samenwerking tussen huisartsenposten en de Spoedeisende Hulpafdelingen: Huisartsenpost en ketensamenwerking
      • Birgitte Blatter (Manager Registraties bij VeiligheidNL) schetste nieuwe mogelijkheden voor preventie van letsel en daarmee van acute zorg: Preventie van letsel
      • Michiel van Well (senior adviseur bij Vital Innovators) legde uit hoe je maatschappelijke impact meet in de spoedzorg (sociale return on investment)
Middagprogramma

spoedzorgcongres-07-10-2016_0190In de middag vonden twee parallelsessies plaats. De eerste ging over acute zorg bij calamiteiten. Het begon met een debat en de vraag: Is de Nederlandse acute zorg voldoende voorbereid op terreuraanslagen? Deelnemers aan dit debat waren Jonathan Benger Marcel van der Auwera, Leo Geeraedts en Ton van Dijk.

Daarna volgden een aantal flitspresentaties over innovaties, recente onderzoeken, nieuwe software of -apps:

Het Nationale Spoedzorgcongres vond 7 oktober plaats in Utrecht. Een leerzaam, interactief congres met veel (inter)nationale sprekers en flitspresentaties.Op de andere parallelsessie stond de kwaliteit en capaciteit van acute zorg aan specifieke doelgroepen, zoals mensen met een beroerte of met acute hartproblemen centraal.

Het spoedzorgcongres vond 7 oktober plaats in Utrecht. Een leerzaam, interactief congres met veel (inter)nationale sprekers en flitspresentaties.Daarna volgden ook hier een aantal flitspresentaties:

Plenaire slotsessie

Het congres werd afgesloten door dagvoorzitter Guus Schrijvers (gezondheidseconoom en oud hoogleraar Public Health). Hij beantwoorde in zijn lezing de vraag: Welke financiële en niet-financiële prikkels kunnen de kwaliteit en omvang van spoedzorg beïnvloeden?

spoedzorgcongres-07-10-2016_zz0163Wetenschappelijke documenten spoedzorg

In het kader van het 17Nationale Spoedzorgcongres heeft Guus Schrijvers uit zijn verzameling wetenschappelijke artikelen een selectie gemaakt van  ruim 130 documenten die interessant zijn voor professionals, directeuren en beleidsmakers die verantwoordelijk zijn voor spoedzorg. Deze vind je hier.

Gevalideerde huisartsen-app bevordert zelfmanagement

De app ‘Moet ik naar de dokter?’ helpt gebruikers te beoordelen óf en zo ja wanneer de huisarts geraadpleegd moet worden. De app geeft aan wat mensen zelf kunnen doen om hun klachten te verlichten en in welke gevallen ze alsnog beter de huisarts kunnen bellen.

Vragenlijst

De Moet Ik Naar De Dokter app, die ontwikkeld is door huisartsenpost Apeldoorn, ondersteunt de gebruiker met een interactieve vragenlijst. De app bepaalt aan de hand van de antwoorden van de gebruiker de urgentie van de hulpvraag en geeft advies. Er wordt aangegeven of de gebruiker wel of niet contact op moet nemen met de huisarts of huisartsenpost en wanneer: bel direct of maak een afspraak. Bij een advies om direct contact op te nemen, krijgen gebruikers het adres, telefoonnummer en de route naar de dichtstbijzijnde huisarts of huisartsenpost. Door de samenwerking met Thuisarts.nl geeft de app ook advies wat de gebruiker zelf kan doen om de klachten te verlichten.

Zelfzorg

Het idee is dat de gebruiker pas een patiënt wordt op het moment dat de app adviseert om contact op te nemen met de huisarts. Gebruik van de App vermijdt dus onnodig bezoek aan de huisarts en bevordert zelfmanagement van de patiënt. De overheid doet in toenemende mate een beroep op zelfzorg en eigen verantwoordelijkheid, ook omdat de zorgkosten in Nederland al decennia lang fors stijgen.

Validatie-onderzoek

In tegenstelling tot veel andere zogenaamde symptoomcheckers is ‘Moet ik naar de dokter?’ uitgebreid onafhankelijk getoetst en goedgekeurd. In opdracht van het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG) heeft IQ healthcare een validatie-onderzoek gedaan naar de app. Op basis van de adviezen van dit onderzoek is de gehele app gecontroleerd op basis van de huidige NHG-triagewijzer en aangepast.

Nominatie

De Moet Ik Naar De Dokter app is een voorbeeld van zinnige zorg: betaalbare zorg, die de patiënt centraal zet en verspilling en overdaad vermijdt. Samen met negen andere initiatieven is de pas vernieuwde app daarom genomineerd voor een Zinnige Zorg Award. Een prijs die zorgverzekeraar VGZ toekent aan zorginitiatieven die leiden tot zinnige en betaalbare zorg. De prijsuitreiking is op 7 juni. Al eerder kreeg Moet Ik Naar De Dokter de Health App Award.

 

 

Vlaanderen vernieuwt geestelijke gezondheidszorg

Integratie van de geestelijke gezondheidszorg en de eerste lijn stond hoog op het programma van het congres OpenMinds op 26 en 27 mei in Brussel. Het congres ondersteunt een programma van de Vlaamse overheid om de geestelijke gezondheidszorg ingrijpend te vernieuwen. Want geestelijke gezondheid is de motor van elk mensenleven. Maar cijfers tonen aan dat die motor steeds vaker hapert, met hoge maatschappelijke kosten en een lagere levenskwaliteit als gevolg. Vlaanderen is ervan overtuigd dat een integrale aanpak cruciaal is, als zij het tij willen keren.

Cappuccinomodel

Op het Open Minds congres boden tal van Belgische en internationale sprekers een referentiekader om de geestelijke gezondheidszorg in Vlaanderen te vernieuwen. Ondergetekende gaf een workshop onder de titel ‘Het Cappuccinomodel en de Vlaamse geestelijke gezondheidszorg’. Hierin geef ik mijn visie hoe de gezondheidszorg eruit kan zien in een maatschappij met schaarste aan zorg. Een betere (geestelijke) gezondheid en een hogere kwaliteit van zorg is mogelijk met hetzelfde geld, als je tegelijk de zorg, de ICT en de bekostiging innoveert. Tot mijn aangename verrassing kenden diverse workshopdeelnemers het boek en het model al. Mijn PowerPoint-presentatie kan je hier bekijken.

Speerpunten

Naast integratie van de eerste lijn en de geestelijke gezondheidszorg heeft de Vlaamse overheid overigens nog een aantal andere speerpunten. Dit zijn: preventie & promotie, regionalisatie van de geestelijke gezondheidszorg, kwaliteitsverbetering en de relatie van behandeling en herstel. Sinds de instelling van een aparte Vlaamse overheid, krijgt de Vlaamse gezondheidszorg tal van vernieuwende impulsen. Een jaar geleden werd een vergelijkbaar programma voor de chronische zorg gelanceerd. Boeiend is dat de integrator en stimulator van de zorginnovatie een overheid is.

Online-psychiater: sneller, beter en goedkoper

De stichting Transparant Next biedt huisartsen in Leiden en omgeving online psychiatrische consultatie aan. Vele huisartsen maken daarvan gebruik. De online consultatie vindt snel plaats. Verwijzingen worden vermeden. De stichting is opgericht door Transparant en de regionale geestelijke gezondheidszorg aldaar in samenwerking met de huisartsen. Vital Health Software heeft de software ontworpen. Hieronder volgt een beschrijving van de gang van zaken.

Vragenlijst

Stap 1 is dat een huisarts psychische problemen bij een patiënt vaststelt en niet zeker weet op welk niveau het beste hulp is te verlenen.
In stap 2 verzoekt de huisarts of praktijkondersteuner voor de geestelijke gezondheidszorg (POH GGZ) de patiënt een digitale vragenlijst in te vullen. Deze heet de Screener Transparant Next. De POH GGZ zet de vragenlijst klaar en stuurt de patiënt een link. De praktijkondersteuner krijgt bericht als deze door de patiënt is ingevuld. Desgewenst kan de patiënt de vragenlijst ook samen met de POH GGZ invullen op de huisartsenpraktijk.

Behandeladvies

Op basis van de uitkomsten van de vragenlijsten wordt automatisch een advies gegeven in welk echelon de patiënt het beste behandeld kan worden. Als behandeling het beste kan plaatsvinden door de huisarts en diens POH, dan biedt de website alle kennis en opties van behandeling aan beiden aan. De ingevulde screeningslijst wordt automatisch opgeslagen in het dossier van de huisarts.

Als verwijzing noodzakelijk is naar een psychiater, dan kan de lijst, voorzien van opmerkingen van de huisarts, via veilig internet verstuurd worden naar de gespecialiserde GGz. Inmiddels zijn duizend patiënten gescreend en 500 patiënten gezien voor consultatie, waarvan de helft bij de huisarts kon blijven.

IFIC-congres

Al deze informatie pikte ondergetekende op tijdens een lezing van psychiater Liesbeth van Londen die de trekker is van het programma Transparant Next. Zij hield de lezing op 24 mei in Barcelona, tijdens het zestiende congres van de International Foundation of Integrated Care. Ik ben voorzitter van die stichting. Tot mijn genoegen kwamen in parallelsessies vele goede voorbeelden uit tal van landen aan de orde over geïntegreerde geestelijke gezondheidszorg. De lezingen staan binnenkort op de website van de IFIC. De PowerPoint-presentatie van Liesbeth van Londen vind je hier.

Het ABC van samenwerking tussen eerste lijn en sociaal domein

Gezondheidscentra hebben de samenwerking met lokale gebiedsteams voor de Wmo en de Jeugd- en Participatiewet hoog op de agenda staan. Veelal werken die centra en teams voor hetzelfde geografische gebied. Bewoners van die gebieden hebben vaak zowel medische- als sociale problemen. Een voorbeeld van zo’n patiënt vind je hier. Bij de samenwerking tussen de eerste lijn en het sociaal domein zijn de volgende punten van belang:

  • Het samengaan van een eerstelijnsteam en gebiedsteam leidt nog niet tot integratie.
  • Samenwerking is vooral zinvol bij herstel na een ernstige somatische behandeling (behandeling na een beroerte), een psychiatrische behandeling of bij verslavingsproblematiek. Dan komen problemen aan de orde als: het vinden van de juiste ondersteuning en thuiszorg, een nieuwe baan, het behoud van inkomen en het vinden van een ander huis. Gedurende de herstelfase bestaat er een groot risico van terugval en het optreden van weer andere klachten. Het gebiedsteam kan dat risico verkleinen.
  • Samenwerking ontstaat alleen als er een gevoel van urgentie leeft bij professionals en beleidsmakers.
  • Samenwerking ontstaan alleen als beide teams dezelfde ambitie en prioritering hebben.
  • Integratie binnen het eerstelijnsteam gaat vooraf aan de integratie met het gebiedsteam.
  • Integratie binnen het gebiedsteam gaat vooraf aan de integratie met de eerste lijn.
  • Integratie van de geestelijke gezondheidszorg (goede POH-GGZ, afstemming met basis GGz en Fact-teams) met de eerste lijn gaat vooraf aan de integratie met de gebiedsteams.
  • De beleidsintegratie van eerste lijn en gebiedsteam vindt plaats op wijkniveau (circa 50.000 inwoners) en de uitvoering daarvan op buurtniveau (circa 12.000 inwoners). Bij beleidsintegratie is van belang: het gezamenlijk hanteren van begrippen (van bijvoorbeeld het begrip dementie), beslisbomen (wanneer verwijst wie naar wie?) en het opstellen van standaardverwijsbrieven (bijvoorbeeld: hoe vraagt een sociaal werker van een gebiedsteam medische informatie aan een huisarts?).
  • Cultuurverschillen en gebrek aan vertrouwen zijn de grootste belemmeringen voor samenwerking tussen eerste lijn en gebiedsteams.
  • De eerste lijn werkt liever samen met gebiedsteams naarmate deze onafhankelijker zijn van de gemeenten.
  • Als gebiedsteam en eerste lijn onder één dak werken bevordert dit de integratie.
  • Verwijzing van cliënten gebeurt niet naar een team, maar naar individuele leden van het andere team (dus: een huisarts verwijst niet naar het sociaal team maar naar een individuele contactpersoon van dat team).
  • Professionals in de eerste lijn en het sociale gebiedsteam weten wat iedereen (ook vrijwilligersorganisaties) hebben te bieden aan dienstverlening.
  • Het is nuttig on een cliënt vanuit verschillende paradigma’s te benaderen. Een cliënt is bijvoorbeeld patiënt, werkloze, vluchteling, laag geletterde of pas ontslagen gedetineerde. Geen enkel perspectief mag domineren. Juist vanuit een veelzijdige benadering ontstaat meerwaarde van de samenwerking tussen het medische en sociale domein.
Masterclass Geïntegreerd Zorgmanagement

Deze leerpunten haal ik uit vier case studies die verschijnen als hoofdstuk 12 van mijn Engelse boek The ABC of Integrated Care: patient Activation, healthier Behaviour and cost Control. Het boek komt over enige maanden uit. De samenwerking tussen medische en sociale domein vormt ook een van de onderwerpen van de Masterclass Geïntegreerd Zorgmanagement die ik samen met oud-hoofdinspecteur curatieve zorg Wim Schellekens geef.

Ziekenhuis in de fout met Siemens-deal

Het Ommelander Ziekenhuis in Scheemda wil een contract afsluiten van vijftien jaar met Siemens. Dan moet het ziekenhuis bij voorkeur Siemens apparatuur gebruiken. In ruil daarvoor krijgt het een lening tegen zachte voorwaarden van de ‘Siemens Bank’. Het UMC Groningen is eigenaar van dit ziekenhuis. Ondergetekende acht dit contract moreel onjuist. Hieronder vind je mijn argumenten:

  1. Het bestuur van het Ommelander Ziekenhuis is verantwoordelijk voor een zo goed mogelijke specialistische zorg in Oost-Groningen. Dat betekent onder meer het aanschaffen van zo goed mogelijke apparatuur voor diagnostiek, monitoring en behandeling. Financiële prikkels van Siemens mogen dit bestuur niet afleiden van deze kerntaak.
  2. Eigenaar van dit ziekenhuis is het UMC Groningen. Dat schaft ook veel apparatuur aan. Dan is het doelmatig dat het Ommelander Ziekenhuis zich als filiaal aansluit bij het aankoopbeleid van de grote broer. Dat levert kwantumkorting op als men bij Siemens, Philips of een Amerikaans bedrijf apparatuur bestelt. En het opleiden van bedienend personeel van de apparatuur en het onderhoud ervan wordt dan goedkoper voor ‘Scheemda’: men lift mee met het UMC.
  3. Siemens levert ook software voor ziekenhuizen onder de naam Cerner. Die software zit ook in haar hardware. Maar UMC Groningen zit binnenkort op ander software, en wel van het alom bekend bedrijf EPIC. Rationeel gezien ligt het voor de hand dat het Ommelander ziekenhuis ook op EPIC overgaat. Dat is makkelijk als patiënten vanuit Scheemda worden verwezen naar het UMC Groningen.
  4. Er speelt ook een hellend vlak argument. Deze casus mag niet het Nederlandse voorbeeld zijn dat een leverancier grote invloed krijgt op het ziekenhuisbeleid. Nu is dit een apparatuur fabrikant. Wie volgt? Een farmaceutisch bedrijf? Een Bouwbedrijf? Een software leverancier?
  5. Ik vermoed dat het lenen van geld bij Siemens een noodgreep is. Want het Ommelander ziekenhuis moet blijven voortbestaan voor een goed toegankelijke specialistische zorg in Oost-Groningen. Het is tegenwoordig heel moeilijk voor kleine ziekenhuizen om geld te lenen. Het argument voor het ziekenhuisbestuur zou thans kunnen zijn: nood breekt wet. Maar waarom springen het UMC Groningen of Menzis dan niet bij?
  6. Er zijn twee arme krimpgebieden die met succes aan crowdfunding hebben gedaan. De ene is Oost Friesland, voor de aanschaf van apparatuur in de Sionsberg te Dokkum. Dit speelde enkele jaren geleden. Ook een geldinzameling in Zeeland voor een polikliniek in Vlissingen was succesvol. Waarom doet het Ommelander ziekenhuis niet aan crowdfunding?
  7. Het ziekenhuisbestuur zou kunnen zeggen: Het sluiten van het contract met Siemens is wettelijk toegestaan. Dat klopt. Maar dat is voor mijn oordeel niet aan de orde. Mijn punt is dat dit contract niet bijdraagt aan de volksgezondheid in Oost-Groningen.
  8. Het zou kunnen dat het UMC Groningen niet mag interveniëren in Oost-Groningen. Want volgens de Wet Marktwerking Gezondheidszorg verwerft het dan teveel marktmacht in Oost-Groningen. Aan de andere kant ligt de zorg in krimpgebieden als Oost-Groningen, Oost Friesland en Zeeland gevoelig in het parlement en bij minister Schippers. Men is in Den Haag bereid uitzonderingen te maken als concurrentievermindering leidt tot meer doelmatigheid en betere toegang tot de zorg. Dat is hier het geval.
  9. Tenslotte dit. Ik ben voorstander van uitdunning van regelgeving in de zorg. Dat vereist wel een goed ontwikkeld moreel kompas van de leiding van zorgaanbieders. Ik mis dat in deze casus.

Deze negen punten schrijf ik op naar aanleiding van een interview met mij in op 18 mei in het televisieprogramma EenVandaag op NPO 1. De redactie stuurde mij ter voorbereiding diverse beleidsstukken op. Je kan de uitzending hier bekijken.

Ik ben benieuwd wat jij vindt van de lening van Siemens aan het Ommelander Ziekenhuis. Graag hieronder jouw reactie.

Workshop Meten van kwaliteit vanuit cliëntperspectief

Zorgbelang Fryslân organiseert een eendaagse workshop over het meten van kwaliteit vanuit cliëntperspectief. De workshop vindt plaats op dinsdag 26 juli en 23 augustus in Heerenveen. Centraal staat het meten van kwaliteit van keukentafelgesprekken, van dienstverlening door gebiedsteams en van eerstelijnszorg en zorg van medisch specialisten. De workshop is bestemd voor professionals en leden van Wmo- en cliëntenraden alsmede van patiënten- en cliëntenorganisaties.

Waarom deze workshop?

Vele patiëntvertegenwoordigers in cliëntenraden en in patiëntenorganisaties zitten met hun handen in het haar. Want ze willen kwaliteit van zorg bevorderen. Maar hoe meet je die eigenlijk? Waar heb je het dan over? Hoe weet je nou of de kwaliteit in een jaar is verslechterd of verbeterd. Ook professionals zitten met dat probleem. Welke methode van kwaliteit meten is nou de beste? Het houden van een enquête, via Zorgkaartnederland.nl, diepte-interviews, of spiegelgesprekken? Of kijk je alleen naar het aantal ingediende klachten?

Meetmethoden

Preciezer gezegd is het probleem: welke (kwalitatieve en kwantitatieve) meetmethode van kwaliteit van zorg kunnen patiëntvertegenwoordigers en professionals het beste kiezen gelet op omstandigheden als: 1. Het probleem van het meten van kwaliteit in de zorg. 2. Het beschikbare budget.3. De gewenste oplevertijd van de meting.

Kosten

Om deze vraag te beantwoorden organiseert Zorgbelang Fryslân deze eendaagse workshop in Heerenveen. Ondergetekende is workshopleider en docent. Zorgprofessionals betalen 80 euro; leden van patiënten- en cliëntenorganisaties betalen 12 euro (bijdrage catering).

Informatie en inschrijven

Wil je meer informatie over deze workshop? Klik dan hier.
Je kan je inschrijven door een mail te sturen naar: secretariaat@zorgbelang-fryslan.nl. Graag aangeven welke patiëntenvereniging, Wmo- of cliëntenraad je vertegenwoordigt, of waar je werkt. Ook graag de gewenste datum vermelden: dinsdag 26 juli of dinsdag 23 augustus.